De Landbouw-erlsisregelingen
organisaties toevertrouwd
De kwestie-Deterding
worden aan de
DINSDAG 5 JULI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
Verbetering in prijzen zet niet door Verschillende hellingen zullen op.
nieuw verhoogd worden Komt voortbestaan der organisaties in gevaar
In een dezer dagen gehouden confe
rentie van het college van regeerings-
commissarissen met de vertegenwoor
digers van de pers is het gevoerde
landbouwcrisisbeelid een onderwerp
van ampele bespreking geweest.
Iii deze uiterst moeilijke en zeer uit
gebreide materie hebben de regeerings-
commissarissen zooveel als in vermogen
lag, licht doen schijnen, en, waar zulks
noodig en mogelijk was, ontstane mis
verstanden opgehelderd.
En voor wie gedacht had, dat we nu
toch eindelijk spoedig van de onder
scheidene crisismaatregelen zouden
worden verost, heeft deze bijeenkomst
wel bewezen, dat we in dit opzicht
vooralsnog geen verwachtingen mogen
koesteren.
Integendeel, want uit het inleidend
woord van den voorzitter van het col
lege, mr. dr. A. A. van Rhijn, is wel
overduidelijk naar voren getreden, dat
het optimisme, waartoe de periode
1936/37 aanleiding mocht geven, thans
helaas weer heeft moeten plaats ma
ken voor een, zij het nog eenigszins
gematigd, pessimisme.
In de eerste plaats vroeg spr. aandacht
voor de periode 1936/37, die zich ken
merkte door een betere conjunctuur in
den landbouw. En, waar de richtprijzen be
staan uit twee factoren, wereldprijs en
toeslag, konden, toen de wereldprijzen ste
gen, allerlei steunmaatregelen ingekrom
pen of zelfs afgeschaft.
Vooruitzichten waren beter.
In den akkerbouw vervielen de steun
maatregelen voor schokkererwten, bruine
boonen en vlas. De denaturatietoeslag resp.
dorschtoeslag ad 3.50 op rogge en gerst
kon eveneens worden opgeheven. De mo
nopolieheffing op granen werd van 2 op
1 teruggebracht, de VITA-prijs der tar
we werd verlaagd van 15.70 tot 14.70.
In de veehouderij konden de teeltbeper
kingen worden verruimd, die van de kal
veren met 7 pet., die van de biggen met
6,5 pet. en die van de, kippen met 10 pet.
De verbeterde clearingpositie met Duitsch-
land wekte de verwachting, dat de steun
aan den tuinbouw met 2 millioen zou
kunnen worden verminderd. Daar de uit
gaven van het Landbouw-crisisfonds in
krompen, konden tal van heffingen wor
den afgeschaft of verlaagd.
Het gezamenlijk bedrag der afge
schafte heffingen bedroeg in 1936/37
bijna 50 millioen op een totaal van 150
a 200 millioen, een zeer belangrijke ver
mindering derhalve. Ook het aantal
crisisambtenaren verminderde in den
loop der jaren geleidelijk, en van een
maximum van ongeveer 6500 personen
liep dit getal terug tot ongeveer 3700
personen.
Het scheen alsof de liquidatie der crisis
maatregelen krachtig zou kunnen wor
den voortgezet.
Doch nieuwe prijsdalingen
volgden.
Die hoop van 1936/37 is helaas echter
niet in vervulling gegaan, want het jaar
1937/38 heeft een belangrijke keer ge
bracht. De opgaande lijn maakte plaats
voor een dalende lijn, en het bleek spoe
dig noodzakelijk terug te komen op inge
voerde verminderingen en zelfs over te
gaan tot enkele nieuwe maatregelen. De
prijsstijgingen werden aanzienlijke prijs
dalingen en deze prijsinzinking droeg een
zeer ernstig karakter. Zij haalde een streep
door het streven der regeering tot liquida
tie van zooveel mogelijk maatregelen.
De wereldprijs van tarwe daalde van
10.32 tot 6.97, die van rogge van 9.65
tot 5.60, die van suiker van 6.50 tot
4.75 en die van vlas van 77 tot 61 cent.
Ook in de prijzen van de producten der
veehouderij was een wijziging ten ongun
ste waar te nemen. De boterprijs daalde
van 1.13 op ongeveer 80 cent, de prijs der
vette varkens van 64 tot 49 cent. En nog
steeds is er geen verbetering te zien.
Alleen de prijzen van eieren en rundvee
hielden zich redelijk goed.
Behalve voor akkerbouw en veehouderij
hebben de verslechteringen zich helaas
ook uitgestrekt tot den tuinbouw, mede
door de verslechterde clearingpositie met
Duitschland. Kwartaal na kwartaal bleek
hier een korting noodig te zijn, doch spr.
hoopte, dat we thans de laatste hebben ge
had. De gevolgen van de geconstateerde
prijsdalingen zijn dan ook niet uitgeble
ven.
De monopolieheffing op granen werd
van 1 op 1.50 gebracht, evenwel zonder
dat de roggeprijs er voldoende door werd
gesteund. De zetmeel-heffing werd met 1
verhoogd, terwijl voorts als voorzorgs
maatregel weder tot inventarisatie van het
verlies van het vlas v-erd overgegaan.
Nieuwe offers zullen noodig
blijken.
De conclusie uit het voorgaande is dat de
vooruitzichten voor den landbouw niet
rooskleurig zijn. Uiteraard zal de regeering
den landbouw niet in den steek laten.
Doch ons volk, aldus mr. van Rhijn,
heeft er zich rekenschap van te geven,
dat in de naaste toekomst wellicht op
nieuw offers voor de insandhouding van
het Nederlandsche Landbouwbedrijf
zullen moeten worden gebracht.
Het is noodzakelijk thans dit pessi
mistische geluid te doen hooren, waar
aan spr. wenschte toe te voegen, dat
de regeering deze minder gunstige wij
ziging van den toestand niet in de hand
heeft, aangezien deze geheel afhangt
van onze intèrnationale positie.
Zoo staat de regeering dan voor het
feit, dat in de eerstkomende tijden niet aan
inperking van genomen crisismaatregelen
zal kunnen worden gedacht, en dit feit
heet bij haar het denkbeeld doen rijzen, of
niet de organisatie voor wijziging vatbaar
zou zijn.
Algemeen werd destijds gedacht, ver
volgde mr. van Rhijn, dat de landbouw
crisismaatregelen slechts korten tijd zouden
gelden. Nu echter die periode veel lan
ger duurt, en we ons vertrouwd moeten
maken met de gedachte, dat we zelfs over
een aantal jaren nog niet weder op het
oude peil. kunnen terugkeeren, heeft de
regeering gemeend, dat deze maat
regelen beter door den land
bouw zelf ter hand kunnen wor
den genomen.
Drie bezwaren tegen
bestaande crisisregeling
De ervaring heeft geleerd, dat er tegen
de bestaande regeling drie bezwaren zijn
aan te voeren en wel, dat zij is le. te amb
telijk, 2o. te centralistisch en 3o. te verstar
rend. Het overnemen der landbouwcrisis
maatregelen door de belanghebbend enakn
hierin verbetering brengen.
Uitdrukkelijk voegde mr. van Rhijn
hieraan toe, dat er geen sprake van is, dat
de regeering de verantwoordelijkheid voor
de huidige regeling ontvlucht, doch dat de
eenige drijfveer hierbij is, dat de over
name wordt geacht te zijn in het waarach
tig belang van de toekomst van het ge-
heele Nederlandsche landbouwbedrijf.
Spr. wees er in dit verband op, dat er
voor de consumptiemelk door de produ
centen en de handelaren reeds een zooda
nige regeling is getroffen, waaraan welis
waar nog eenige bezwaren verbonden zijn,
maar welke toch aantoont, dat een bevre
digende regeling mogelijk is.
Mr. van Rhijn erkende, dat een moeilij
ke en lange v/eg zal moeten worden afge
legd, voordat de overname zal kunnen ge
schieden, omdat het noodzakelijk is, dat
regeering en belanghebbenden het hierbij
volkomen eens zijn.
Het aantal problemen, dat moet worden
opgelost, is zeer groot.
Spr. noemde de vraag, of de landbouw
op bepaalde richtprijzen moet kunnen blij
ven rekenen en zoo ja, hoe hoog deze moe
ten zijn, terwijl tevens met de belangen
van de consumenten rekening moet wor
den gehouden. Voorts zal er op moeten
worden gelet, dat de belangen van handel
en industrie voldoende tot hun recht ko
men.
Hier moet zich een proces van geleide
lijkheid voltrekken, waarbij punt voor
punt aandachtige overweging verdient, en
waarbij men zich vooral moet wachten
voor overhaasting.
Reeds thans worden tusschen de regee-
ringscommissarissen en de landbouworga
nisaties periodieke besprekingen over deze
zaak gehouden, en hoewel mr. van Rhijn,
vooral met het oog op het groot aantal nog
te overwinnen moeilijkheden ter zake nog
niets kon voorspellen, zeide hij toch goede
hoop te hebben te zullen slagen.
De belangen der consumenten
Naar aanleiding van het door mr. van
Rhijn medegedeelde in zake het streven
om de landbouwcrisismaatregelen in han
den der belanghebbenden te leggen, werd
het consumentenbelang ter sprake ge
bracht en werd opgemerkt, dat, wanneer
de uitvoering der maatregelen aan het be
drijfsleven wordt overgedragen, toch noo
dig zal blijven een permanente overheids
controle in het belang der consumenten,
welke controle niet gecentraliseerd be
hoeft te zijn, doch ook gedecentraliseerd
kan worden uitgeoefend.
Mr. van Rhijn deelde mede, dat er reeds
aan is gedacht, dat de noodzakelijkheid zal
bestaan om aan de overheid een vetorecht
te geven.
Natuurlijk zal de overheid moeten blij
ven beschikken over een ambtelijk appa
raat b.v. door middel van vertrouwensman
nen, die op de hoogte blijven van hetgeen
er gebeurt, zoodat, wanneer er iets niet
mocht gaan, de regeering onmiddellijk kan
ingrijpen. Wanneer de regeering over een
zeker vetorecht en de controle blijft be
schikken, omdat zij tenslotte toch de ver
antwoordelijkheid blijft behouden, gelooft
spr. dat het bedrijfsleven bij het nemen
van maatregelen wel van te voren zal ver
gewissen van het standpunt terzake van
de regeering, in stede van het risico van
een veto te loopen.
Een gevaar voor de organisaties
Trouwens in dit opzicht heeft de erva
ring reeds geleerd, dat een voortdurend
contact door de belanghebbenden op prijs
wordt gesteld.
Vervolgens werd er op gewezen, dat
er een groeiende ontstemming tegen het
landbouwcrisisapparaat valt te consta-
teeren, in verband waarmede de vraag
werd gesteld, of de boeren, wanneer de
bevoegdheden aan de landbouworgani
saties overgaan, hun critiek dan niet op
deze organisaties zullen oefenen, waar
door het voortbestaan daarvan in ge
vaar zou kunnnen worden gebracht.
Mr. van Rhijn noemde dit een van
de moeilijkheden voor den overgang,
en het ligt zeer zeker op den weg der
regeering om dien overgang zoodanig
te doen zijn, dat er geen gevaar ont
staat voor de organisaties, hetgeen spr.
zeer zou betreuren.
Aan deze kwestie wordt dan ook alle
aandacht gewijd.
De varkensprijzen
Naar aanleiding van een opmerking
ten aanzien van het bestaande over-aanbod
Dr. Deterding heeft een groot bedrag be
schikbaar gesteld om verschillende land
bouwproducten, waarvan in Nederland een
surplus was, op te koopen, zulks zoowel om
de belangen van den Nederlandschen land
bouw als die van Duitschland te dienen,
ter aanmoediging van het ruilverkeer. Bij
de eerste besprekingen, die terzake door
den heer Deterding zelve met de Neder
landsche autoriteiten zijn gevoerd, is toen
tertijd niet duidelijk komen vast te staan,
of de heer Deterding altijd en voor ieder
artikel slechts de terzelfder tijd door Ne
derland bij export bedongen, laagste prij
zen zou betalen, dan wel een prijs, die
door de uitvoerende instanties van beide
partijen zondei deze overweging als rede
lijk werd beschouwd.
In de besprekingen tusschen de uitvoe
rende instanties die voor wat de artikelen
varkens, aardappelmeel en zuivelproducten
betreft, van regeeringszijde zijn gevoerd
door den regeeringscommissaris voor den
akkerbouw en de veehouderij, bijgestaan
door de crisLcentrales, is men niet uitge
gaan van een dergelijke baisse- of meest-
begunstigingsclausule. Bij deze besprekin
gen is over prijs e.d. volledige overeen
stemming verkregen.
Toen later bleek, dat er verschil van
meening bestond omtrent het al dan niet
van toepassing zijn eener baisse-clausule
heeft de regeering gemeend, in het alge
meen de uitlegging in den door den heer
Deterding gewenschten zin te moeten goed
keuren, gezien het doel der transactie en
de door den Nederlandschen landbouw
daaruit gekregen voordeelen en mede op
grond van het feit, dat het tegenoverge
stelde in ieder geval evenmin vaststond.
Het gevolg daarvan is geweest, dat een
overeenkomst tusschen dr. Deterding en
de regeering by monde van den regeerings
commissaris voor den akkerbouw en de vee
houderij is getroffen omtrent de teruggave
van een bepaald bedrag voor de gekochte
varkens, terwijl later nog een dergelijke
teruggave heeft plaats gehad voor kaas,
de eerste van ongeveer 112.000.en de
tweede van 20 000.
Na deze overeenkomst terzake van de
varkens bleek nog eenig verschil van mee
ning te bestaan omtrent de vraag, of de
heer Deterding ingevolge deze door de re
geering aangenomen houding nog rechten
zou kunnen doen gelden op eenige verdere
teruggave. Hieromtrent zullen nog bespre
kingen plaats hebben. Het is te verwachten,
dat deze bespreking in September zal kun
nen plaatsvinden. Onder deze omstandig
heden is het moeilijk omtrent het geschil
punt nadere mededeeling te doen. E r i s
evenwel geen sprake van, dat
aan dr. Deterding opzettelijk
mededeeling en zijn onthouden.
Betreurd moet worden, dat deze
aangelegenheid aldus verloopen is. Er
is evenwel van iets anders sprake dan
van een misverstand, daar omtrent den
overeengekomen prijs de meest vol
ledige overeenstemming bestond en
deze op zichzelf ook volkomen juist en
gerechtvaardigd mocht worden ge
acht.
Indien inderdaad zou hebben vast
gestaan, dat betreffende den prijs een
bindende afspraak was gemaakt in den
van varkens en de inzinking der prijzen,
deelde regeeringscommissaris Louwes me
de, dat het voornemen bestaat tusschen
Augustus en October voor regularisatie
een aantal zware varkens uit de
markt te nemen. Daarin moet echter
niet een bewijs worden gezien, dat de
teeltbeperking geen resultaat zou hebben
gehad, want bij een zoo groot aantal var
kens is het niet mogelijk de teeltbeperking
precies uit te mikken tot de juiste hoogte,
terwijl bovendien hier nog zooveel andere
factoren in het spel zijn, als export, koop
kracht, enz.
De vaste lasten
Wat de vaste lasten in den tuinbouw
betreft, deelde regeeringscommissaris Val-
star mede, dat van radicale afschaffing nog
geen sprake is.
Intusschen is een andere weg gekozen en
wel die van de vaste lasten-commissies,
waartoe de bezwaarden zich kunnen wen
den. Spreker's aanvankelijke indruk is,
dat er reeds verbetering valt te constatee-
ren en dat een belangrijke schrede is ge
zet op den weg tot aanpassing aan den wer-
kelijken toestand.
Thans kan echter nog niet worden be
paald, of nog een andere richting moet
worden ingeslagen.
De tuinbouwproducten
voor Duitschland
Gewezen werd op den inkoop van tuin
bouwproducten door Duitschland, dat de
zen inkoop meer en meer centraliseert en
van de kleine naar de groote importeurs
overbrengt, hetgeen tot prijsdrukking
leidt.
De heer Valstar erkende, dat het Duit-
sche systeem steeds meer het karakter
krijgt van centralisatie. Het college houdt
zich voortdurend met dit ernstige vraag
stuk bezig.
Geen verdere devaluatie
te verwachten
Op een vraag, of de indruk juist is, dat,
ofschoon onze landbouw zoo zeer afhanke
lijk is van de wereldmarkt, de leiding van
de landbouwcrisis-politiek geen heil ver
wacht van een verdere aanpassing der
zin als door dr. Deterding wordt ge
steld en de uitvoerende instanties daar
van van den aanvang af op de hoogte
waren geweest, dan zou uiteraard deze
afspraak zijn nagekomen.
Wel gingen de uitvoerende instan
ties er van uit, dat een redelijke prijs
moest worden bedongen en dat de
speciale heffingen voor Duitschland
niet zouden worden betaald. Daarvan
zijn deze overeenkomsten uitgegaan.
Zoo kon de Nederlandsche Veehouderij
centrale, zonder dat zij meende de af
spraak met dr. Deterding te overtreden,
goedkooper varkens voor andere be
stemming verkoopen en kon ook de
Nederlandsche Zuivelcentrale vol
komen terecht meenen een toeslag, die
toentertijd voor enkele buitenland-
sche markten op kaas werd gegeven,
niet voor deze transactie beschikbaar
te moeten stellen.
Ten tijde van het tot standkomen van de
transactie met dr. Deterding bestond er
geen enkele aanwijzing, dat het betalings
contingent voor spek in 1937 niet op de ge
bruikelijke wijze volledig zou kunnen wor
den benut. Op 1 Januari 1937 bedroeg de
voorraad voor export bestemd spek
3.776.486 K.G. Hiervan werd normaal uit
gevoerd in het eerste kwartaal 1937:
1.451.177 K.G. In dezelfde periode werd in
geleverd 1.269.594 K.G. zoodat zonder den
uitvoer ingevolge de transactie Deterding
de voorraad spek op 1 April 1937 zou heb
ben bedragen 3.594.903 K.G. In het tweede
kwartaal van 1937 werd 1.043.142 K.G. spek
bij de Nederlandsche Veehouderijcentrale
ingeleverd. Het was niet gewenscht zulk
een grooten voorraad aan te houden, te
meer niet waar een gedeelte van den voor
raad reeds oud was en bij langer aanhou
den een ernstige waardevermindering ten
gevolge van den achteruitgang der kwali
teit gevreesd moest worden. Ook wanneer
het mogelijk was geweest te voorzien, dat
in het najaar een tekort aan spek voor uit
voer zou ontstaan, dan nog zou het be
zwaarlijk geweest zijn den voorraad tot
zoolang aan te houden.
Toen zich dus voor dr. Deterding in het
begin van 1937 de gelegenheid voordeed
om buiten de clearing om een gedeelte van
deze voorraad af te zetten, werd daarvan
dankbaar gebruik gemaakt. Het mede door
de transactie Deterding op de clearing vrij
gekomen bedrag is ten goede gekomen aan
den uitvoer van andere Nederlandsche
landbouwproducten.
Hoewel er steeds naar gestreefd wordt de
exporteurs zooveel mogelijk in te schakelen,
had het in dit geval, waar het spek voor
één kooper in Duitschland bestemd was,
geen zin om de leverantie in een aantal
kleine partijen overeenstemmend met het
aantal exporteurs te splitsen. Bovendien
werd het spek door den vertegenwoordiger
van dr. Deterding in Nederland betaald,
zoodat er noch betalingsrisico noch valuta
risico aanwezig was Onder deze omstan
digheden zou er in geen geval aanleiding
geweest zijn om aan de exporteurs hun nor
male commissie te vergoeden, ook niet wan
neer de export over hen was geloopen.
muntpolitiek, antwoordde mr. van Rhijn,
niet te kunnen inzien, vooral met het oog
op de situatie, waarin wij thans verkee-
ren, dat het op dit oogenblik voor de Ne
derlandsche regeering raadzaam zou zijn
stappen in die richting te doen. Integen
deel, want spreker's overtuiging is: nu zeer
zeker niet. Iets anders zou het zyn, wan
neer andere landen tot verdere devalua
tie zouden besluiten, en dan zou het wel
licht voor ons zaak zijn, niet achter te
blijven, doch Nederland neme hier geen
initiatief.
De invoer van vleesch
uit
Duitschland
Aan de schriftelijke voorbereiding
van de dezer dagen met het college van
regeeringscommissarissen gehouden pers
conferentie worden nog de volgende mede-
deelingen ontleend.
De invoer van vreemd vleesch, zooals
zulks onlangs uit Duitschland ten behoeve
van het aan werkloozen te distribueeren
blikvleesch heeft plaats gehad is zeer wel
te verdedigen door te wijzen op den zoo
veel lageren prijs. De toelating van invoer
van goedkoope producten zou in het alge
meen niet te verdedigen zijn, doch er kun
nen zich gevallen voordoen, waar dit wel
mogelijk is, zooals b.v. onlangs de invoer
van het Argentijnsch vleesch uit Duitsch
land. Het pryspeil van onze vleeschproduc-
tie is n.l. zoodanig, dat invoer van een ge
ringe hoeveelheid goedkoop vleesch, welke
bovendien buiten de normale consumptie
blijft en bestemd is voor een bevolkings
groep, met zeer geringe koopkracht (werk
loozen), de positie daarvan niet kan scha
den. Daar voorts daartegenover land
bouwproducten konden worden
geëxporteerd, is deze invoer ten aan-
zien van den landbouw zeker economisch
verantwoord geweest.
De financieele positie van het
Landbouw-crisirfonds.
De financieele positie van het Landbouw
crisisfonds is niet ongunstig. Inderdaad zijn
thans in het landbouw-crisisfonds niet on
belangrijke reserven aanwezig. Gezien ech
ter de zeer onzekere economische vooruit
zichten en de dalende tendenz van de prij
zen, welke het vormen van een reserve
alleszins noodzakelijk maken, kan voorloo-
pig tot het verlagen van heffingen niet
worden overgegaan.
De kalverteeltregeling.
Wat de resultaten van de kalverteelt
regeling betreft kan het volgende worden
medegedeeld.
Na invoering vein de teeltregeling is in
derdaad een toeneming van het aantal
melk- en kalfkoeien te constateeren.
De toeneming is voornamelijk het ge
volg van de aanwezigheid van het groote
aantal stuks jongvee in de jaren voor de
inwerkingstreding van de teeltregeling.
Terwijl het normale aantal vaarskalveren
voor de crisis op 350.000 stuks gesteld kan
worden, bedroeg dit in 1933 niet minder dan
516.000 stuks. Ook het aantal stuks jong
vee boven 1 jaar was aanzienlijk grooter,
namelijk 612.000 stuks tegen 419.000 in
1930. Deze hooge aantallen bleven nog
jarenlang hun invloed op den melkveesta
pel uitoefenen.
De toeneming is mede het gevolg van
het in meerdere mate en het langer aan
houden van melkkoeien.
Waren de oudere dieren niet langer aan
gehouden, dan zou het aantal melk- en
kalfkoeien in 1937 omstreeks 37.000 stuks
lager zijn geweest.
Zonder teeltregeling zou moeten worden
aangenomen, dat in 1937 omstreeks 87.000
melk- en kalfkoeien meer geweest zouden
zijn dan thans geteld werden.
Bij het doorwerken van de teelt
regeling zal de stijging van het aantal
melk- en kalfkoeien ophouden. Van
den aanvang der teeltregeling af is er
op gerekend, dat deze omstreeks 1939
of 1940 invloed op de melkproductie
zou gaan uitoefenen, aangezien de
teeltregeling in die jaren ook op de
oudere rubrieken van den melkvee
stapel invloed begint uit te oefenen.
Uit het bovenstaande volgt, dat zon
der teeltbeperking een nog veel groo-
tere melkproductie zou hebben plaats
gevonden dan thans. Bovendien volgt,
dat de doorwerking der teeltregeling
steeds verderen voortgang maakt. Voor
opheffing der regeling is derhalve geen
aanleiding.
De export van boter naar
Engeland.
Daar de vraag of de export van boter
r.aar Engeland economisch verantwoord is,
in het algemeen de belangstelling wekt,
moge hieronder een uiteenzetting van de
verschillende aspecten van deze aangele
genheid volgen:
Om de beteeken is van dezen uitvoer te
zien moet men ook hier beginnen zich voor
oogen te stellen, dat het uitgangspunt van
de maatregelen is de instandhouding van
de Nederlandsche veehouderij. Om dit te
bereiken dient de veehouder tenminste een
vergoeding van de productiekosten van de
door hem geproduceerde melk te ontvangen.
De instandhouding van den export is hier
bij nu in verschillende opzichten van groote
beteeken is.
1. De kostprijs van iedere liter melk kan
men niet gelijkstellen. Een groot ge
deelte der kosten is n.l. vrij con
stant, zoodat bij een grootere
productie de kostprijs van een