De Landbouw-erlsisregelingen organisaties toevertrouwd De kwestie-Deterding worden aan de DINSDAG 5 JULI 1938 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 Verbetering in prijzen zet niet door Verschillende hellingen zullen op. nieuw verhoogd worden Komt voortbestaan der organisaties in gevaar In een dezer dagen gehouden confe rentie van het college van regeerings- commissarissen met de vertegenwoor digers van de pers is het gevoerde landbouwcrisisbeelid een onderwerp van ampele bespreking geweest. Iii deze uiterst moeilijke en zeer uit gebreide materie hebben de regeerings- commissarissen zooveel als in vermogen lag, licht doen schijnen, en, waar zulks noodig en mogelijk was, ontstane mis verstanden opgehelderd. En voor wie gedacht had, dat we nu toch eindelijk spoedig van de onder scheidene crisismaatregelen zouden worden verost, heeft deze bijeenkomst wel bewezen, dat we in dit opzicht vooralsnog geen verwachtingen mogen koesteren. Integendeel, want uit het inleidend woord van den voorzitter van het col lege, mr. dr. A. A. van Rhijn, is wel overduidelijk naar voren getreden, dat het optimisme, waartoe de periode 1936/37 aanleiding mocht geven, thans helaas weer heeft moeten plaats ma ken voor een, zij het nog eenigszins gematigd, pessimisme. In de eerste plaats vroeg spr. aandacht voor de periode 1936/37, die zich ken merkte door een betere conjunctuur in den landbouw. En, waar de richtprijzen be staan uit twee factoren, wereldprijs en toeslag, konden, toen de wereldprijzen ste gen, allerlei steunmaatregelen ingekrom pen of zelfs afgeschaft. Vooruitzichten waren beter. In den akkerbouw vervielen de steun maatregelen voor schokkererwten, bruine boonen en vlas. De denaturatietoeslag resp. dorschtoeslag ad 3.50 op rogge en gerst kon eveneens worden opgeheven. De mo nopolieheffing op granen werd van 2 op 1 teruggebracht, de VITA-prijs der tar we werd verlaagd van 15.70 tot 14.70. In de veehouderij konden de teeltbeper kingen worden verruimd, die van de kal veren met 7 pet., die van de biggen met 6,5 pet. en die van de, kippen met 10 pet. De verbeterde clearingpositie met Duitsch- land wekte de verwachting, dat de steun aan den tuinbouw met 2 millioen zou kunnen worden verminderd. Daar de uit gaven van het Landbouw-crisisfonds in krompen, konden tal van heffingen wor den afgeschaft of verlaagd. Het gezamenlijk bedrag der afge schafte heffingen bedroeg in 1936/37 bijna 50 millioen op een totaal van 150 a 200 millioen, een zeer belangrijke ver mindering derhalve. Ook het aantal crisisambtenaren verminderde in den loop der jaren geleidelijk, en van een maximum van ongeveer 6500 personen liep dit getal terug tot ongeveer 3700 personen. Het scheen alsof de liquidatie der crisis maatregelen krachtig zou kunnen wor den voortgezet. Doch nieuwe prijsdalingen volgden. Die hoop van 1936/37 is helaas echter niet in vervulling gegaan, want het jaar 1937/38 heeft een belangrijke keer ge bracht. De opgaande lijn maakte plaats voor een dalende lijn, en het bleek spoe dig noodzakelijk terug te komen op inge voerde verminderingen en zelfs over te gaan tot enkele nieuwe maatregelen. De prijsstijgingen werden aanzienlijke prijs dalingen en deze prijsinzinking droeg een zeer ernstig karakter. Zij haalde een streep door het streven der regeering tot liquida tie van zooveel mogelijk maatregelen. De wereldprijs van tarwe daalde van 10.32 tot 6.97, die van rogge van 9.65 tot 5.60, die van suiker van 6.50 tot 4.75 en die van vlas van 77 tot 61 cent. Ook in de prijzen van de producten der veehouderij was een wijziging ten ongun ste waar te nemen. De boterprijs daalde van 1.13 op ongeveer 80 cent, de prijs der vette varkens van 64 tot 49 cent. En nog steeds is er geen verbetering te zien. Alleen de prijzen van eieren en rundvee hielden zich redelijk goed. Behalve voor akkerbouw en veehouderij hebben de verslechteringen zich helaas ook uitgestrekt tot den tuinbouw, mede door de verslechterde clearingpositie met Duitschland. Kwartaal na kwartaal bleek hier een korting noodig te zijn, doch spr. hoopte, dat we thans de laatste hebben ge had. De gevolgen van de geconstateerde prijsdalingen zijn dan ook niet uitgeble ven. De monopolieheffing op granen werd van 1 op 1.50 gebracht, evenwel zonder dat de roggeprijs er voldoende door werd gesteund. De zetmeel-heffing werd met 1 verhoogd, terwijl voorts als voorzorgs maatregel weder tot inventarisatie van het verlies van het vlas v-erd overgegaan. Nieuwe offers zullen noodig blijken. De conclusie uit het voorgaande is dat de vooruitzichten voor den landbouw niet rooskleurig zijn. Uiteraard zal de regeering den landbouw niet in den steek laten. Doch ons volk, aldus mr. van Rhijn, heeft er zich rekenschap van te geven, dat in de naaste toekomst wellicht op nieuw offers voor de insandhouding van het Nederlandsche Landbouwbedrijf zullen moeten worden gebracht. Het is noodzakelijk thans dit pessi mistische geluid te doen hooren, waar aan spr. wenschte toe te voegen, dat de regeering deze minder gunstige wij ziging van den toestand niet in de hand heeft, aangezien deze geheel afhangt van onze intèrnationale positie. Zoo staat de regeering dan voor het feit, dat in de eerstkomende tijden niet aan inperking van genomen crisismaatregelen zal kunnen worden gedacht, en dit feit heet bij haar het denkbeeld doen rijzen, of niet de organisatie voor wijziging vatbaar zou zijn. Algemeen werd destijds gedacht, ver volgde mr. van Rhijn, dat de landbouw crisismaatregelen slechts korten tijd zouden gelden. Nu echter die periode veel lan ger duurt, en we ons vertrouwd moeten maken met de gedachte, dat we zelfs over een aantal jaren nog niet weder op het oude peil. kunnen terugkeeren, heeft de regeering gemeend, dat deze maat regelen beter door den land bouw zelf ter hand kunnen wor den genomen. Drie bezwaren tegen bestaande crisisregeling De ervaring heeft geleerd, dat er tegen de bestaande regeling drie bezwaren zijn aan te voeren en wel, dat zij is le. te amb telijk, 2o. te centralistisch en 3o. te verstar rend. Het overnemen der landbouwcrisis maatregelen door de belanghebbend enakn hierin verbetering brengen. Uitdrukkelijk voegde mr. van Rhijn hieraan toe, dat er geen sprake van is, dat de regeering de verantwoordelijkheid voor de huidige regeling ontvlucht, doch dat de eenige drijfveer hierbij is, dat de over name wordt geacht te zijn in het waarach tig belang van de toekomst van het ge- heele Nederlandsche landbouwbedrijf. Spr. wees er in dit verband op, dat er voor de consumptiemelk door de produ centen en de handelaren reeds een zooda nige regeling is getroffen, waaraan welis waar nog eenige bezwaren verbonden zijn, maar welke toch aantoont, dat een bevre digende regeling mogelijk is. Mr. van Rhijn erkende, dat een moeilij ke en lange v/eg zal moeten worden afge legd, voordat de overname zal kunnen ge schieden, omdat het noodzakelijk is, dat regeering en belanghebbenden het hierbij volkomen eens zijn. Het aantal problemen, dat moet worden opgelost, is zeer groot. Spr. noemde de vraag, of de landbouw op bepaalde richtprijzen moet kunnen blij ven rekenen en zoo ja, hoe hoog deze moe ten zijn, terwijl tevens met de belangen van de consumenten rekening moet wor den gehouden. Voorts zal er op moeten worden gelet, dat de belangen van handel en industrie voldoende tot hun recht ko men. Hier moet zich een proces van geleide lijkheid voltrekken, waarbij punt voor punt aandachtige overweging verdient, en waarbij men zich vooral moet wachten voor overhaasting. Reeds thans worden tusschen de regee- ringscommissarissen en de landbouworga nisaties periodieke besprekingen over deze zaak gehouden, en hoewel mr. van Rhijn, vooral met het oog op het groot aantal nog te overwinnen moeilijkheden ter zake nog niets kon voorspellen, zeide hij toch goede hoop te hebben te zullen slagen. De belangen der consumenten Naar aanleiding van het door mr. van Rhijn medegedeelde in zake het streven om de landbouwcrisismaatregelen in han den der belanghebbenden te leggen, werd het consumentenbelang ter sprake ge bracht en werd opgemerkt, dat, wanneer de uitvoering der maatregelen aan het be drijfsleven wordt overgedragen, toch noo dig zal blijven een permanente overheids controle in het belang der consumenten, welke controle niet gecentraliseerd be hoeft te zijn, doch ook gedecentraliseerd kan worden uitgeoefend. Mr. van Rhijn deelde mede, dat er reeds aan is gedacht, dat de noodzakelijkheid zal bestaan om aan de overheid een vetorecht te geven. Natuurlijk zal de overheid moeten blij ven beschikken over een ambtelijk appa raat b.v. door middel van vertrouwensman nen, die op de hoogte blijven van hetgeen er gebeurt, zoodat, wanneer er iets niet mocht gaan, de regeering onmiddellijk kan ingrijpen. Wanneer de regeering over een zeker vetorecht en de controle blijft be schikken, omdat zij tenslotte toch de ver antwoordelijkheid blijft behouden, gelooft spr. dat het bedrijfsleven bij het nemen van maatregelen wel van te voren zal ver gewissen van het standpunt terzake van de regeering, in stede van het risico van een veto te loopen. Een gevaar voor de organisaties Trouwens in dit opzicht heeft de erva ring reeds geleerd, dat een voortdurend contact door de belanghebbenden op prijs wordt gesteld. Vervolgens werd er op gewezen, dat er een groeiende ontstemming tegen het landbouwcrisisapparaat valt te consta- teeren, in verband waarmede de vraag werd gesteld, of de boeren, wanneer de bevoegdheden aan de landbouworgani saties overgaan, hun critiek dan niet op deze organisaties zullen oefenen, waar door het voortbestaan daarvan in ge vaar zou kunnnen worden gebracht. Mr. van Rhijn noemde dit een van de moeilijkheden voor den overgang, en het ligt zeer zeker op den weg der regeering om dien overgang zoodanig te doen zijn, dat er geen gevaar ont staat voor de organisaties, hetgeen spr. zeer zou betreuren. Aan deze kwestie wordt dan ook alle aandacht gewijd. De varkensprijzen Naar aanleiding van een opmerking ten aanzien van het bestaande over-aanbod Dr. Deterding heeft een groot bedrag be schikbaar gesteld om verschillende land bouwproducten, waarvan in Nederland een surplus was, op te koopen, zulks zoowel om de belangen van den Nederlandschen land bouw als die van Duitschland te dienen, ter aanmoediging van het ruilverkeer. Bij de eerste besprekingen, die terzake door den heer Deterding zelve met de Neder landsche autoriteiten zijn gevoerd, is toen tertijd niet duidelijk komen vast te staan, of de heer Deterding altijd en voor ieder artikel slechts de terzelfder tijd door Ne derland bij export bedongen, laagste prij zen zou betalen, dan wel een prijs, die door de uitvoerende instanties van beide partijen zondei deze overweging als rede lijk werd beschouwd. In de besprekingen tusschen de uitvoe rende instanties die voor wat de artikelen varkens, aardappelmeel en zuivelproducten betreft, van regeeringszijde zijn gevoerd door den regeeringscommissaris voor den akkerbouw en de veehouderij, bijgestaan door de crisLcentrales, is men niet uitge gaan van een dergelijke baisse- of meest- begunstigingsclausule. Bij deze besprekin gen is over prijs e.d. volledige overeen stemming verkregen. Toen later bleek, dat er verschil van meening bestond omtrent het al dan niet van toepassing zijn eener baisse-clausule heeft de regeering gemeend, in het alge meen de uitlegging in den door den heer Deterding gewenschten zin te moeten goed keuren, gezien het doel der transactie en de door den Nederlandschen landbouw daaruit gekregen voordeelen en mede op grond van het feit, dat het tegenoverge stelde in ieder geval evenmin vaststond. Het gevolg daarvan is geweest, dat een overeenkomst tusschen dr. Deterding en de regeering by monde van den regeerings commissaris voor den akkerbouw en de vee houderij is getroffen omtrent de teruggave van een bepaald bedrag voor de gekochte varkens, terwijl later nog een dergelijke teruggave heeft plaats gehad voor kaas, de eerste van ongeveer 112.000.en de tweede van 20 000. Na deze overeenkomst terzake van de varkens bleek nog eenig verschil van mee ning te bestaan omtrent de vraag, of de heer Deterding ingevolge deze door de re geering aangenomen houding nog rechten zou kunnen doen gelden op eenige verdere teruggave. Hieromtrent zullen nog bespre kingen plaats hebben. Het is te verwachten, dat deze bespreking in September zal kun nen plaatsvinden. Onder deze omstandig heden is het moeilijk omtrent het geschil punt nadere mededeeling te doen. E r i s evenwel geen sprake van, dat aan dr. Deterding opzettelijk mededeeling en zijn onthouden. Betreurd moet worden, dat deze aangelegenheid aldus verloopen is. Er is evenwel van iets anders sprake dan van een misverstand, daar omtrent den overeengekomen prijs de meest vol ledige overeenstemming bestond en deze op zichzelf ook volkomen juist en gerechtvaardigd mocht worden ge acht. Indien inderdaad zou hebben vast gestaan, dat betreffende den prijs een bindende afspraak was gemaakt in den van varkens en de inzinking der prijzen, deelde regeeringscommissaris Louwes me de, dat het voornemen bestaat tusschen Augustus en October voor regularisatie een aantal zware varkens uit de markt te nemen. Daarin moet echter niet een bewijs worden gezien, dat de teeltbeperking geen resultaat zou hebben gehad, want bij een zoo groot aantal var kens is het niet mogelijk de teeltbeperking precies uit te mikken tot de juiste hoogte, terwijl bovendien hier nog zooveel andere factoren in het spel zijn, als export, koop kracht, enz. De vaste lasten Wat de vaste lasten in den tuinbouw betreft, deelde regeeringscommissaris Val- star mede, dat van radicale afschaffing nog geen sprake is. Intusschen is een andere weg gekozen en wel die van de vaste lasten-commissies, waartoe de bezwaarden zich kunnen wen den. Spreker's aanvankelijke indruk is, dat er reeds verbetering valt te constatee- ren en dat een belangrijke schrede is ge zet op den weg tot aanpassing aan den wer- kelijken toestand. Thans kan echter nog niet worden be paald, of nog een andere richting moet worden ingeslagen. De tuinbouwproducten voor Duitschland Gewezen werd op den inkoop van tuin bouwproducten door Duitschland, dat de zen inkoop meer en meer centraliseert en van de kleine naar de groote importeurs overbrengt, hetgeen tot prijsdrukking leidt. De heer Valstar erkende, dat het Duit- sche systeem steeds meer het karakter krijgt van centralisatie. Het college houdt zich voortdurend met dit ernstige vraag stuk bezig. Geen verdere devaluatie te verwachten Op een vraag, of de indruk juist is, dat, ofschoon onze landbouw zoo zeer afhanke lijk is van de wereldmarkt, de leiding van de landbouwcrisis-politiek geen heil ver wacht van een verdere aanpassing der zin als door dr. Deterding wordt ge steld en de uitvoerende instanties daar van van den aanvang af op de hoogte waren geweest, dan zou uiteraard deze afspraak zijn nagekomen. Wel gingen de uitvoerende instan ties er van uit, dat een redelijke prijs moest worden bedongen en dat de speciale heffingen voor Duitschland niet zouden worden betaald. Daarvan zijn deze overeenkomsten uitgegaan. Zoo kon de Nederlandsche Veehouderij centrale, zonder dat zij meende de af spraak met dr. Deterding te overtreden, goedkooper varkens voor andere be stemming verkoopen en kon ook de Nederlandsche Zuivelcentrale vol komen terecht meenen een toeslag, die toentertijd voor enkele buitenland- sche markten op kaas werd gegeven, niet voor deze transactie beschikbaar te moeten stellen. Ten tijde van het tot standkomen van de transactie met dr. Deterding bestond er geen enkele aanwijzing, dat het betalings contingent voor spek in 1937 niet op de ge bruikelijke wijze volledig zou kunnen wor den benut. Op 1 Januari 1937 bedroeg de voorraad voor export bestemd spek 3.776.486 K.G. Hiervan werd normaal uit gevoerd in het eerste kwartaal 1937: 1.451.177 K.G. In dezelfde periode werd in geleverd 1.269.594 K.G. zoodat zonder den uitvoer ingevolge de transactie Deterding de voorraad spek op 1 April 1937 zou heb ben bedragen 3.594.903 K.G. In het tweede kwartaal van 1937 werd 1.043.142 K.G. spek bij de Nederlandsche Veehouderijcentrale ingeleverd. Het was niet gewenscht zulk een grooten voorraad aan te houden, te meer niet waar een gedeelte van den voor raad reeds oud was en bij langer aanhou den een ernstige waardevermindering ten gevolge van den achteruitgang der kwali teit gevreesd moest worden. Ook wanneer het mogelijk was geweest te voorzien, dat in het najaar een tekort aan spek voor uit voer zou ontstaan, dan nog zou het be zwaarlijk geweest zijn den voorraad tot zoolang aan te houden. Toen zich dus voor dr. Deterding in het begin van 1937 de gelegenheid voordeed om buiten de clearing om een gedeelte van deze voorraad af te zetten, werd daarvan dankbaar gebruik gemaakt. Het mede door de transactie Deterding op de clearing vrij gekomen bedrag is ten goede gekomen aan den uitvoer van andere Nederlandsche landbouwproducten. Hoewel er steeds naar gestreefd wordt de exporteurs zooveel mogelijk in te schakelen, had het in dit geval, waar het spek voor één kooper in Duitschland bestemd was, geen zin om de leverantie in een aantal kleine partijen overeenstemmend met het aantal exporteurs te splitsen. Bovendien werd het spek door den vertegenwoordiger van dr. Deterding in Nederland betaald, zoodat er noch betalingsrisico noch valuta risico aanwezig was Onder deze omstan digheden zou er in geen geval aanleiding geweest zijn om aan de exporteurs hun nor male commissie te vergoeden, ook niet wan neer de export over hen was geloopen. muntpolitiek, antwoordde mr. van Rhijn, niet te kunnen inzien, vooral met het oog op de situatie, waarin wij thans verkee- ren, dat het op dit oogenblik voor de Ne derlandsche regeering raadzaam zou zijn stappen in die richting te doen. Integen deel, want spreker's overtuiging is: nu zeer zeker niet. Iets anders zou het zyn, wan neer andere landen tot verdere devalua tie zouden besluiten, en dan zou het wel licht voor ons zaak zijn, niet achter te blijven, doch Nederland neme hier geen initiatief. De invoer van vleesch uit Duitschland Aan de schriftelijke voorbereiding van de dezer dagen met het college van regeeringscommissarissen gehouden pers conferentie worden nog de volgende mede- deelingen ontleend. De invoer van vreemd vleesch, zooals zulks onlangs uit Duitschland ten behoeve van het aan werkloozen te distribueeren blikvleesch heeft plaats gehad is zeer wel te verdedigen door te wijzen op den zoo veel lageren prijs. De toelating van invoer van goedkoope producten zou in het alge meen niet te verdedigen zijn, doch er kun nen zich gevallen voordoen, waar dit wel mogelijk is, zooals b.v. onlangs de invoer van het Argentijnsch vleesch uit Duitsch land. Het pryspeil van onze vleeschproduc- tie is n.l. zoodanig, dat invoer van een ge ringe hoeveelheid goedkoop vleesch, welke bovendien buiten de normale consumptie blijft en bestemd is voor een bevolkings groep, met zeer geringe koopkracht (werk loozen), de positie daarvan niet kan scha den. Daar voorts daartegenover land bouwproducten konden worden geëxporteerd, is deze invoer ten aan- zien van den landbouw zeker economisch verantwoord geweest. De financieele positie van het Landbouw-crisirfonds. De financieele positie van het Landbouw crisisfonds is niet ongunstig. Inderdaad zijn thans in het landbouw-crisisfonds niet on belangrijke reserven aanwezig. Gezien ech ter de zeer onzekere economische vooruit zichten en de dalende tendenz van de prij zen, welke het vormen van een reserve alleszins noodzakelijk maken, kan voorloo- pig tot het verlagen van heffingen niet worden overgegaan. De kalverteeltregeling. Wat de resultaten van de kalverteelt regeling betreft kan het volgende worden medegedeeld. Na invoering vein de teeltregeling is in derdaad een toeneming van het aantal melk- en kalfkoeien te constateeren. De toeneming is voornamelijk het ge volg van de aanwezigheid van het groote aantal stuks jongvee in de jaren voor de inwerkingstreding van de teeltregeling. Terwijl het normale aantal vaarskalveren voor de crisis op 350.000 stuks gesteld kan worden, bedroeg dit in 1933 niet minder dan 516.000 stuks. Ook het aantal stuks jong vee boven 1 jaar was aanzienlijk grooter, namelijk 612.000 stuks tegen 419.000 in 1930. Deze hooge aantallen bleven nog jarenlang hun invloed op den melkveesta pel uitoefenen. De toeneming is mede het gevolg van het in meerdere mate en het langer aan houden van melkkoeien. Waren de oudere dieren niet langer aan gehouden, dan zou het aantal melk- en kalfkoeien in 1937 omstreeks 37.000 stuks lager zijn geweest. Zonder teeltregeling zou moeten worden aangenomen, dat in 1937 omstreeks 87.000 melk- en kalfkoeien meer geweest zouden zijn dan thans geteld werden. Bij het doorwerken van de teelt regeling zal de stijging van het aantal melk- en kalfkoeien ophouden. Van den aanvang der teeltregeling af is er op gerekend, dat deze omstreeks 1939 of 1940 invloed op de melkproductie zou gaan uitoefenen, aangezien de teeltregeling in die jaren ook op de oudere rubrieken van den melkvee stapel invloed begint uit te oefenen. Uit het bovenstaande volgt, dat zon der teeltbeperking een nog veel groo- tere melkproductie zou hebben plaats gevonden dan thans. Bovendien volgt, dat de doorwerking der teeltregeling steeds verderen voortgang maakt. Voor opheffing der regeling is derhalve geen aanleiding. De export van boter naar Engeland. Daar de vraag of de export van boter r.aar Engeland economisch verantwoord is, in het algemeen de belangstelling wekt, moge hieronder een uiteenzetting van de verschillende aspecten van deze aangele genheid volgen: Om de beteeken is van dezen uitvoer te zien moet men ook hier beginnen zich voor oogen te stellen, dat het uitgangspunt van de maatregelen is de instandhouding van de Nederlandsche veehouderij. Om dit te bereiken dient de veehouder tenminste een vergoeding van de productiekosten van de door hem geproduceerde melk te ontvangen. De instandhouding van den export is hier bij nu in verschillende opzichten van groote beteeken is. 1. De kostprijs van iedere liter melk kan men niet gelijkstellen. Een groot ge deelte der kosten is n.l. vrij con stant, zoodat bij een grootere productie de kostprijs van een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 20