JUBILEUMWEDSTRIJDEN WEGEN DER GERECHTIGHEID 3)e Êeicbdve(2ou4omt Helen Jacobs in actie tijdens den eindstrijd in het dames enkelspel der Wimbledon-kampioenschappen tegen Helen Wills Z. K. H. Prins Bernhard bij aankomst op kasteel Doorwerth, waar Z. K. H. Zaterdag in de Johannitterzaal de bijeenkomst van de Johannitter-ridders bijwoonde De nieuwe commandant der brigade Grenadiers en Jagers te Den Haag, luit kol. W. F. K. Bischoff van Heemskerck, heeft Zaterdag op het Malieveld zijn troepen geïnspecteerd De .oude acht" van Nereus (voor) werd winnaar tijdens de jubileum-wed strijden van de K.A.R. Z.V. .De Hoop", welke Zondag op de Amster- damsche Boschbaan zijn gehouden Een fraai overzicht tijdens de exhibitlon- partij tusschen den bekenden Ameri- kaanschen tennisspeler Budge (voor) en Menzel, tijdens de Zondag te Noord- wijk gehouden internationale wedstrijden Dr. T. P. Sevensma, laatstelijk biblio thecaris van de Volkenbondsboekerij te Genève, is benoemd tot bibliothecaris aan de Rijksuniversiteit te Leiden Mej. B. Homoet uit Leiden bij het nemen van een hindernis tijdens het con cours hippique, dat ter gelegenheid van de lustrumfeesten der Delftsche stu denten, is gehouden FEUILLETON Naar het Engelsch van SYDNEY HAMMOND (Nadruk verboden). Spannende Episoden uit de practijk van Mr. Alfred Mulligan, den beroemden strafpleiter, speurder en raadsman in mys terieuze aangelegenheden; naverteld door zijn toenmaligen jongeren medewerker, Mr. Hugh Steward. 17) „Ruik je het, Hugh?" fluisterde hij. „Het is petroleum! Ik klim naar binnen." Een scherp gekraak verried, dat hij, met volkomen miskenning van de rechtsorde, waarvan hij geacht werd een steunpilaar te zijn, de sluiting van een der keukenramen geforceerd had. Daarop schoof hij het voor zichtig omhoog en het volgende oogenblik deinsden we beiden terug; de atmosfeer in het vertrek was letterlijk doortrokken van petroleum. „Er is hier iets niet in den haak", mom pelde hij en knipte zijn electrische lantaarn aan. „Mijn hemel, Hugh", hijgde hij opeens, „kijk daar eens!" „Ik kon mijn oogen haast niet gelooven. Op een stoel uitgestrekt, mond en kin met bloed bedekt, lag Leslie Grenville. Een berg snippers, spaanders en papier lag om hem heen gestapeld een omvergegooi- - de lamp bevond zich bij zijn voeten. En de vloer drééf van petroleum. „Wat een beest", grauwde Mulligan. „Wat een laaghartige schurk! Kom Hugh, maar ik ben bang, dat we te laat zijn." En toen ontsnapte hem een verheugende kreet, terwijl hij zich over den jongen boog. „Niet dood, Hugh! Alleen bewusteloos!" Terwijl we Leslie Grenville naar het ven ster brachten, viel iets met een tinkelend geluid op den grond. Ik raapte het op; het was een plaat met zes valsche tanden. We legden Leslie op het gras neer en lie ten het licht van de zaklantaarn op hem vallen. Hij ademde diep en regelmatig, maar zijn mond bood een vreeselijken aan blik. Mulligan onderzocht hem nauwkeuriger. „Wat is er met hem gebeurd?" vroeg ik. „Zes tanden heeft dat onmensch hem uitgetrokken", antwoordde Mulligan vol af schuw. „De hemel mag meneer Rupert Fielding genadig zijn, als ik hem in mijn knuisten krijg. Laten we den jongen naar den auto brengen, Hugh, dan kunnen we teruggaan en dat mooie heerschap op wachten." Maar het gebeurde anders. We hadden Leslie nauwelijks in de auto, toen een plot selinge, felle gloed door de boomen ach ter ons lichtte. We konden het geloei der vlammen hooren en zagen dikke rookwol ken uit het huis opstijgen. „Net op tijd, Hugh!" constateerde mijn chef. „Mr. Rupert Fielding zal vanavond niet terugkomen. Ik had niet gedacht, dat hij zoo'n grootmeester was op het gebied van wetenschappelijke brandstichting. Mis schien dienden daar de laboratoriumproe ven voor", voegde hij er met een grimmi- migen lach bij. Daarop, na een pauze: „We gaan nu naar het politiebureau en zullen hem ongetwijfeld op het geschikte oogen blik zijn valsche tanden kunnen terugge ven." „Aan Rupert Fielding", merkte ik op. Mulligan's antwoord liet aan raadselach tigheid niets te wenschen over. „De liefelijke bloem zal een anderen naam dragen", was alles wat hij zei. V. De opwindende gebeurtenissen hadden mij zeker 'n beetje verdoofd, want de waarheid drong op dat oogenblik nog niet tot mij door. Dat Mr. Rupert Fielding Ford- hem House opzettelijk in brand had gesto ken met behulp van een of ander uur werk, was zonneklaar. Eveneens was het duidelijk, dat Grenville's verkoolde lichaam voor het zijne moest doorgaan. Hij had geen halve maatregelen genomen. Aangezien hij zelf valsche tanden had, was het on mogelijk deze mystificatie uit te voeren met een lijk, dat die niet had; daarom had hij den jongen zes voortanden uitgetrok ken en een plaat met zes valsche tanden bij hem neergelegd, waarvan in elk geval de resten wel zouden worden gevonden. Dat die tanden niet pasten, zou na den brand natuurlijk niet meer gemerkt worden. Hij had het verhaal van den diefstal verzon nen, om Leslie Grenville's verdwijning aan nemelijk te laten klinken; de schande van geld gestolen te hebben, zou den jongen begrijpelijkerwijze weerhouden, om naar zijn weldoener terug te keer en. Daarom had Fielding ook zoo graag willen weten of zijn secretaris familieleden had, die lastige inlichtingen zouden kunnen inwin nen, alle détails waren zoo helder als glas, behalvehet voornaamste. Wat was zijn motief? Waarom moest de wereld denken, dat Rupert Fielding bij het afbranden van zijn huis was omgekomen? Het kon niet om de brand- of levensver zekering begonnen zijn. Als hij veronder steld werd dood te zijn, kon hij op het geld moeilijk meer aanspraak maken. En toen doemde de gestalte van mr. John Metcalfe in mijn geest op. Als eenige bloedverwant zou hij de eenige erfgenaam van zijn neef zijn en rechten kunnen laten gelden op de verzekeringspenningen. Dan zou hij zich na verloop van tijd bij Fiel ding, die natuurlijk een goed heenkomen naar het buitenland had gezocht, voegen en de duiten met hem deelen. Ongetwij feld gevaarlijk voor Fielding, want hij was geheel aan de genade van Metcalfe overgeleverd. En aangezien er, zooals uit de mededeelingen van Grenville was ge bleken, wrijving tusschen de twee man nen bestond, was het risico niet gering. Het leek echter de eenige oplossing en ik ont vouwde mijn theorie voor Mulligan. De baas glimlachte. „Fielding zal zich een poosje koest hou den", betoogde ik, „en dan uit het land verwijnen". „Dacht je Hugh?" klonk het luchtig. „Nu we zullen zien. In ieder geval heb ik den inspecteur aan zijn verstand gebracht, dat we hem moeten geruststellen. Dat is 'n on feilbare methode om zoo'n sujet er in te la ten vliegen". Hij wierp me een blaadje papier toe en ik las wat er op stond. „Fordhem House, bij Woking, de vil la van Mr. Rupert Fielding, is heden in de vroege uren van den ochtend totaal uitgebrand. Gevreesd wordt, dat de on gelukkige eigenaar in de vlammen is omgekomen". „Dat komt in de bladen", merkte hij op, „en zal ons van dienst zijn. En nu brengen we Grenville zoo gauw mogelijk naar Do rian Curtiss' VI. Den volgenden dag kreeg de jongen het bewustzijn terug en eenigen tijd scheen hij, hetgeen niet te verwonderen was, volko men versuft. Zijn mond deed hem ver schrikkelijk pijn en toen hij iets onsamen hangends zegen kon, was het eenige wat we uit hem konden krijgen dat hij zich na de lunch zoo vreemd gevoeld had en zich daarna niets meer kon herinneren. „Fielding heeft hem natuurlijk iets inge geven", concludeerde Mulligan. „Hij was in het huis, toen Mr. Steward en ik aan belden en Fielding was er waarschijnlijk ook". „Ik zou vriend Fielding graag nog eens willen ontmoeten", merkte Curtiss met on heilspellende kalmte op. „En dat zal gebeuren", beloofde mijn chef. „Heel spoedig al". „Maar verdraaid", kwam ik tusschenbei- de, „de vent is zoogenaamd dood Hij zal zich heusch niet vertoonen". „Wedden om vijf pond, Hugh", grijnsde de baas, „dat we met de hulp van mr. John Metcalfe binnen een paar dagen de hand op hem leggen?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12