WEGEN OER GERECHTIGHEID EEN DEFILE DER PADVINDERS. FEUILLETON Naar bet Engelsch van SYDNEY HAMMOND (Nadruk verboden). Spannende Episoden uit de practyk van Mr. Alfred Mulligan, den beroemden strafpleiter, speurder en raadsman in mys terieuze aangelegenheden; naverteld door zijn toenmaligen jongeren medewerker, Mr. Hugh Steward. 14) Zonder iets te zeggen, las Mulligan de advertentie, gaf hem door aan mij en wachtte tot Grenville zou voortgaan. „Zooals u zich kunt voorstellen, had ik binnen tien minuten mijn antwoord op de bus en twee dagen later kreeg ik het ver zoek om naar Fordham House, bij Woking te komen, om een onderhoud te hebben met een zekeren Mr. Rupert Fielding. Ik ging er onmiddellijk heen en vond het huis heel gemakkelijk. En voor ik tijd had om te bellen, werd de deur geopend en een jongeman van mijn leeftijd werd door een oudere vrouw uitgelaten. Hij zag er een beetje triest uit, dus ik concludeerde, dat hij een afgewezen mededinger was. „Dezen kant", mompelde de oude juf frouw. „Hoe is uw naam?" Ik gaf mijn naam op en ze diende mij Op het haardkleed stond een man van omstreeks vijftig jaar. Aan zijn hand bun gelde een lorgnet; toen ik binnenkwam, zette hij die op en keek mij onderzoekend aan. Ik nam hem ook goed op. Hij had ongeveer mijn lengte, was gladgeschoren en niet onknap. „Zoo, Mr. Grenville", begon hij. „U bent de dertiende sollicitant, dien ik te woord sta. Het is ongelooflijk, hoe slecht sommi ge menschen een advertentie lezen of hoe ze er maar op goed geluk op afgaan. Niet minder dan tien waren getrouwd, terwijl drie er van de 1.70 meter nog niet haal den. U bent zeker niet getrouwd?" „Neen", verzekerde ik hem. „En uw lengte is goed. Dus zullen we verdere punten bespreken. Woont u bij uw vader?" „Mijn vader is overleden", lichtte ik hem in. „Mijn moeder ook". „Zoo, zoo", zei hij. „Dat is droevig voor u.... op uw jaren". Er klonk sympathie in zijn stem. „Een oom misschien?" „Zijn nieuwsgierigheid irriteerde mij 'n beetje, maar ik vertelde hem heel beleefd, dat mijn naaste bloedverwant een achter neef was, dien ik nooit had gezien en dat de man, die mij gastvrijheid verleende, hee- lemaal geen familie van me was". „Prachtig", riep hij, zijn handen wrij vend, „ik zelf sta ook vrijwel alleen in de wereld en mijn eenige bloedverwant is een neef. Ik heb het gevoel, dat we het goed zullen kunnen vinden, mr. Grenville". Ik staarde hem aan. „Bedoelt u, dat ik aangeonmen ben?" „Ik geloof wel, dat ik zeggen mag, dat u mij aanstaat", was het bescheid. „Ten minste als u op een kleine voorwaarde in gaat. Er kan zich wel eens een gelegenheid voordoen Grenville ik zeg niet, dat het zeker is, maar het zou kunnen zijn, dat ik het huis verlaten moet en tegelijker tijd toch den indruk moet wekken, dat ik wel thuis ben. Er steeks niets misdadigs achter hoor", voegde hij er met een lachje aan toe, toen hij zag dat ik hem scherp aankeek. „Het staat alleen in verband met een familie-aangelegenheid, waaroven: ik mij niet nader kan uitlaten. Wat ik even stipuleeren wil, is dit: Mocht de bedoelde omstandigheid zich voordoen, dan zou ik kunnen verlangen, dat u een pak van mij aantrekt en u een paar maal aan het raam van een van de voorkamers vertoont, zóó, dat alleen uw rug zichtbaar is". „Nu, ik moet zeggen Mr. Mulligan, dat ik de conditie heel eigenaardig vond, maar ik bedacht, hoe prettig het zou zijn in mijn eigen onderhoud te kunnen voorzien en ik ging er mee accoord". „Prachtig", verklaarde hij. „Nu de kwes tie van uw salaris. Wat zoudt u zeggen van vijf pond per week?" „Uitstekend", stemde ik onmiddellijk toe. Het overtrof mijn stoutste verwach tingen. „En waaruit zullen mijn Werk zaamheden bestaan?" „Om te beginnen moet mijn bibliotheek gecatalogiseerd worden", deelde hij mede. „En da nis er nog de correspondentie en... enfin, zoo de voorkomende bezigheden". We spraken af, dat ik mijn betrekking den volgenden dag zou aanvaarden. „Een oogenblik, Grenville", vroeg mijn baas. „Wat is er voor personeel?" „Alleen de oude vrouw, die U dien eersten keer binnenliet. Ze gaat iederen avond naar huis". „Dus jij en Mr. Fielding slapen daar al leen. Ga door." „Zooals ik zei, ik begon den volgenden dag en maakte een aanvang met mijn werk in de bibliotheek. Na tien minuten was ik al tot de slotsom gekomen, dat het gewoon bespottelijk was. Ik laat me er niet op voor staan veel van boeken af te weten, maar ik kan toch wel dadelijk zien, of ik met rommel te doen heb of niet. Er waren sta pels boeken over den vloer verspreid, maar u hebt nog nooit zoo'n collectie bij elkaar gezien! Ik zag bij het eerste, voorloopige onderzoek niet één werk van een schrijver van beteekenisgoedkoope romans, soms vier exemplaren van hetzelfde boek, gezangboeken, kookboeken uit het jaar nul, logarithmentafels, verouderde wer ken over natuur- en scheikunde, het zon derlingste en minderwaardigste allegaar tje, dat je je denken kimt. En dat moest ik ordenen en catalogiseeren! Dus informeerde ik bij Mr. Fielding, wat ik er mee moest uitvoeren. En toen ver telde hij me, hoe hij aan die boeken geko men was. Het scheen een hobby van hem te zijn den voorraad van tweedehands boek winkels op te koopen in de hoop iets echt bijzonders te vinden. En wat hij nu van mij wenschte was de boeken stuk voor stuk na te gaan, een lijst maken van wat de moeite waard was en de rest weg te doen. Daarmee begon ik en ik ben er nog steeds mee bezig vrijwel zonder succes! Dat is dat. Nu wat anders. Toen ik vier dagen in het huis was geweest, zat ik op een avond na het eten in de rookkamer een sigaar te rooken. Mr. Fielding was naar z|jn „laboratorium" gegaan, zooals hij het noemde, een vertrek, dat door een met groen laken bekleede deur van de rest van het huis gescheiden was. Hij vertelde, dat hij proeven nam op scheikundig ge bied, die nog niet in een stadium waren, om openbaar gemaakt te worden. Ik was alleen en onverwacht trad een vreemdsoortig heerschap binnen. Hij had zijn hoed nog op en een oogenblik stond hij met de han den in zijn zakken naar mij te kijken. H|j droeg een donkeren bril en had een bor stelige, slordige, zwarte snor. „Is Rupert in het laboratorium?" vroeg h|j met een eigenaardige, sissende stem. „Ja", antwoordde ik, „mag ik vragen wie u bent?" „Zijn neef. U bent vermoedelijk zijn se cretaris?" Toen ontdekte ik de oorzaak van zijn sissend spreken; z|jn twee middelste voor tanden mankeerden. „Wat 'n malligheid", gromde de neef, „Waarvoor heeft hij een secretaris noo- dig?" En op hetzelfde oogenblik keerde hij zich om en ging.de kamer uit. Ik hoorde de bekleedde deur opengaan en nam met 'n ge voel van opluchting mijn boek weer ter hand. Mr. Fielding's neef was niet bepaald aangenaam gezelschap. Na een poosje schoot het mij te binnen dat ze misschien iets zouden willen drinken, dus liep ik de gang door en klopte aan de deur van het laboratorium. Ze waren aan het praten, maar toen ik den knop wilde omdraaien, merkte ik, dat de deur gesloten was. „Wat is er?" klonk de stem van Mr. Fiel ding. „Ik kwam vragen, of u misschien iets wilt drinken." „Neen, neen", klonk het prikkelbaar. „Ga heen, Grenville". „Ik vond zijn toon nogal onbeschoft. Maar om hem recht te doen wedervaren hij bood m|j later zijn verontschuldiging aan. (Wordt vervolgd). Waterstaat, mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren, bracht Woens dag een bezoek aan het Staats- visscherhaven- bedrijf te IJmui- Op het bordes van paleis Soestdijk Prins Bernhard het défilé gade, dat Koninklijk commissaris hielden ter slaan H. M. de Koningin en Z. K. H. de padvinders Woensdag voor hun gelegenheid van diens verjaardag Op den Dam te Amsterdam concerteerde Woensdag het hoofdstedelijk politiemuziekkorps ter gelegenheid van den verjaardag van Z. K. H. Prins Bernhard Het Ëngelsche wapen als reusachtige decoratie bij den ingang der Tuilerieën te Parijs ter eere van het aanstaand Engelsch koninklijk bezoek aan de Fransche hoofdstad De Nationale Landdag van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm is Woens dag te Roermond onder groote belangstelling gehouden. Tijdens het défilé voor de autoriteiten De padvinders hebben Woensdag voor Z. K. H. Prins Bern hard te Soestdijk gedefileerd ter gelegenheid van ziin ver jaardag, welk défilé ook door H. M. de Koningin werd gade geslagen. De padvinders trekken voorbij de vorstelijke personen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12