Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Rinus Groenewegen Leiden.
Je schrijft: het is lang geleden dat u iets
van mij gehoord hebt", ik zou kunnen zeg
gen: wat is mijn antwoord lang uitgeble
ven, hé? Ja Rinus ik vond jouw brief en
nog eenige nu pas En daarom zoo laat.
Doch beter laat dan nooit. De gebeurtenis
in Jerol heb je goed verteld. Gelukkig
dat de klokken precies begonnen te luiden,
toen hij den moed bijna opgaf. Wat zal de
moeder blij geweest zijn! Dag Rinus! Veel
groeten thuis aan de heele familie
Doornroosje Leiden. Zoo
Nichtje, heb jij ook eens geprobeerd om
zusjes lof te bezingen. Ik geloof heusch, dat
zoo'n zusje de lieveling van moe is en het
schat je van pa en voor de heele huishou
ding haar niet zouden willen missen voor
nog geen duizend gulden. Dag Doornroosje!
Ik heb niets tegen een sohuilnaam als de
andere naam erbij gegeven wordt. Groeten
aan alle huisgenooten.
Annie v. d. Geest. Leiderdorp.
Wat 'n leuke gescheidenis was dat! Wie
is volmaakt zou ik willen vragen. Dat Mi-
net van de gelegenheid gebruik maakte,
en de biefstuk boven de melk verkoos,
laat zich begrijpen en dat die Mina zoo in
de war kon zijn, dat ze de poes voor een
bedelaar aanzag, is toch wel wat erg in de
war, vind je ook niet Enfin, hoe het ook
zij; je hebt die geschiedenis heel goed ver
teld. Groet je ouders van me en ontvang
jij de vijf. Hoor ik nog eens wat?
Bep Kortmann, Alphen. An
nie van de Geest beschrijft ons een dienst
bode, die danig in de war was en daar
komt Bep aanzetten, met de geschiedenis
van een heer die op het perron staat en
nergens zijn kaartje kan vinden. De chef
heeft echter direct gezien, dat het zat ach
ter het lint van zijn hoed, waar hij het ge
stopt had, om het gauw bij de hand te heb
ben. V/at zal de chef gelachen hebben!
Goed verteld Bep! Schrijf nog eens! Groet
alle huisgenooten van me! Voor jou de
hand!
Gonny Leiden. Hoe gaat het
Gonny? Ben je nog niet' heelemaal her
steld! Hoop maar op het goeie weer. Dat
za je wel opknappen. Heb je „Onder Ons"
gezien? En nu vind ik nog van je „Jantjes
Verjaardag" en omdat ik weet. dat ik
een plezier doe met het stukje te plaatsen,
laat ik het als slot van deze corresponden
tie volgen. En nu verwacht ik een langen
brief van jou. Hier is Gonny en heeft een
rijmpje op Jantjes verjaardag gemaakt.
JANTJES VERJAARDAG,
door Gonnie.
Klein Jantje was Zondag jarig
Hij had 'n reuze pret,
Want Moe had voor hij wakker werd,
Wat bloemen neergezet!
Een boeketje rose rozen.
En teddybeer er bij!
Toen riep zijn Moe hem wakker
Oh, wat was hij blij!
Van mij kreeg hij 'n doosje
Gevuld met allerhand
En van zijn broertje Dikkie
Een gummie olifant!
En dan van Oome Daantje
Een lei met griffeldoos!
Keur potlooden prenteboek
Van lieve tante Toos!
Klein Jantje was Zondag jarig
Hij werd al zeven jaar.
't Was 'n echt leuk dagje
Zoo saampjes bij elkaar.
U vraagt?
1. Wat is de zinnebeeldige voorstelling
van het kaarslicht in de Kerk?
2. Welk dier zou wel het stevigst op z'n
pooten staan?
3. Legt een slang eieren?
4. Vieren de Japanners ook den Zon
dag?
5. Welke prinses heeft ook weer een
kloosterorde gesticht?
6. Schrijven de Japanners ook links?
Wij antwoorden
1. De zuivere bijenwas is het zinnebeeld
van het zuivere Lichaam van Christus. De
pit verzinnebeeldt Zijn ziel en de vlam
herinnert aan Zijn Godheid.
2. Dit zal wel een olifant zijn. Gezien het
feit, dat een olifant, door 20 kogels ge
troffen, nog een kwartier na zijn dood
rechtop stond.
3. Ja, niet veeL Een reuzenslang b.v. legt
in 30 dagen ongeveer 20 eieren.
4. Neen! Zij kennen den Zondag als
rust- en biddag niet. Japan heeft geen be
paalden feestdag per week; wel zijn de
zaken meestal op den lsten en 15en der
maand gesloten.
5. De H. Brigitta. Dit is de stichteres ge
weest van de Brigittenorde. Zij was een
prinses van Zweden.
6. Dat is mogelijk. Ze staan bekend, dat
ze hun linkerhand net zoo goed kunnen
gebruiken als hun rechter. Daar is wat
voor te zeggen, om in de jeugd rechts en
links te leeren schrijven.
Wie zijn jarig?
Van 1 Juli tot en met 6 Juli.
Op 1 Juli:
Joke Bonnet, Jan van Houtkade 7a.
Bennie Hosman, Breestraat 111.
Tiny Menken, H.Woude, Gem.weg 11.
Tiny v. d. Geer, Lammeschansweg 74.
Jan van Buël, Hugo de Vriesstraat 1.
Piet Bakker, Levendaal 151.
Bobbie van Schaik, Meloenstraat 1,
Op 2 Juli:
Hans Rippe, Breestraat 106.
Harrie van Niekerk, H.Woude. Rijndijk 120.
Corrie v. Winsen. Dorpsstr. B 143. Warmond
Anny v. d. Hulst, H. Morschweg 153.
Johanna Elderhorst. Dorpsstr. D50, Z.Woude
Jootje Uljée, Oud-Ade.
Op 4 Juli:
Dora van Slingerlaan. Trompstr. 18.
Litta Goddijn, Haarlemmerstr. 105a.
Jan v. d. Ploeg. Rijneg.str. Z'Woude.
Simon van Dijk, St. Jorissteeg 10.
Op 5 Juli:
Annie van Es, Clarasteeg 20a.
Annie de Jong, Reeuwijk, Kerkpl. D 5.
Freek Herreur, Willemsstr. 32.
Theo Vlootman, Lindestr. 4.
Herman v. Velzen, Geverstr. 12. Oegstgeest.
Piet v. d. Drift, Schenkelweg C 76a.
Henni Rozen, Hoofdstr. 267, Alphen.
Gerard v. d. Top, Heerensti. 20a.
Aad Berg, Dorpstr. 65, H.Woude.
Willy de Boer, Lindestr. 40.
Cootje Voordouw, H. Rijndijk F 117 Zoe-
terwoude.
Op 6 Juli:
Geertruida van Eijk, Roggebr. hof 3.
Betsie Zwetsloot. Dorpsstr. Zegwaart.
Albert v. d. Horst, Lage Rijndijk 19.
Rietje Zwetsloot, Haarl.weg 4.
Sjaan v. d. Voorn, Hoogmade (Kooipolder).
Nellie van Zwieten, A 214 Langeraar.
Op 7 Juli:
Gretha v. d. Ploeg, B 315, Hoogmade.
Dominic us de Roo, Schoolstr. 6.
Marietje v. d. Veer, Atjehstraai 5a.
Bouw v. d. Meer, R'veen B 96.
Corrie v. Velzen, Weip. 6, Z'woude.
Wim v. d. Berg, St. Jacobsgr. 2.
Betsy v. d. Ploeg, Rijnegommestr., Z'woude
Ik feliciteer de jarigen.
Wie van de schoolgaande kinderen in
deze lijst wil opgenomen worden, of bij het
verlaten der week wenscht afgevoerd te
worden, schrijve me minstens 14 dagen
vóór den verjaardag. Ook verwacht ik een
schrijven, bij verandering van woonplaats,
straat of huisnummer.
Oom Wim.
(Voor de kleinen).
Mop en de mnis
door Tante Marie.
„Ziezoo, dat was 'n heerlijk maal,
Tc At meer dan mijn genoegen,
Eén lekker kluifje bleef gespaard.
Dat zal mij morgen voegen.
,,'k Doe nu een dutje, dat is goed",
Zegt Mop, „voor 't spijsverteren,
Maar kijk eens, die brutale muis,
Zeg, wil jij eens opmarcheeren!"
Het muisje neemt verschrikt de vlucht,
En kruipt weer in haar gaatje.
Mop sluit kwansuis de oogen toe.
Maar bromt: „ik ken je, maatje!"
„jy denkt te smullen van mijn been,
Dat zal ik jou beletten,
't Kost je de kraag, als jij 't waagt
Een voet hier weer te zetten".
„De boeman slaapt, mijn kans is schoon,
Denkt 't muisje, nu zal 'k wagen
Om van 't heerlijk, vette been
Een stukje af te knagen".
Och arme! het bekwam haar slecht,
Nauw is ze weer gekomen
Of Mop schiet woedend op haar toe
En heeft haar beetgenomen.
Vergeefs geworsteld en gesmeekt,
Mop let niet op haar kermen.
„Bestelen wou je mij! Voor zoo'n dief
Ken ik nu geen ontfermen".
„Neen, drieste roover, met den dood
Zul jij je daad bekoopen".
Hij merkte in zijn woede niet,
Dat poes komt aangeslopen.
En poesje heeft met éénen blik
't Tooneeltje overkeken.
„Wacht, zegt ze, ik heb in dit geval,
Een woordje mee te spreken".
Het been ziet er verleidelijk uit,
Dat \,ïl 'k eerst annexeeren,
De geschiedenis van een
schilderij
Anton Poels.
Dus werd er een plaatsje gezocht voor
het schilderij in een der vele vertrekken
van het gebouw. Eindelijk had men dit
gevonden. Het was wel geen rijk-aange
kleed kamertje, maar dat vond niemand
noodig. Voor het „kunstwerk" was het
tenminste mooi genoeg.
Tegen den achterwand waar het dag
licht slechts zelden doordrong, zag men
al in gedachten de kleurige groep
Maar het noodlot wilde anders: het schil
derij was te groot.
Daar stonden de heeren Regenten! te
schudden eens nadenkend het hoofd en
vroegen zich af, waarom ze voor „zoo'n
onooglijk ding" nog zooveel tijd over had
den.
„Ik heb een idee"' begon triomfantelijk
meneer Barendse, „ik sta er wel het aller-
slechts op uitgebeeld van ons allen. Daar
om stel ik voor, dat aan de zijde, waar
mijn persoontje zich bevindt, een stuk van
het doek wordt afgesneden!"
Dat hadden de heeren niet verwacht, ze
staarden den spreker eenige oogenblikken
verbaasd aan, maar toen haastte meneer
van Dijk zich om te zeggen:
„Daar kan niets van komen! Jij hoort
er net zoo goed bij als wij!"
De anderen waren het hier allen mee
eens, doch meneer Barendse hield vol,
dat het hem een genoegen zou doen, als
zijn voorstel werd aangenomen.
„Jullie hangt het stuk, waar ik opsta,
dan maar in de Regentenkamer", lachte
hij, "ik heb dan zelfs nog een streepje
voor en het nageslacht zal denken dat ik
de eenige ben geweest, die zich in deze
jaren voor het weeshuis verdienstelijk
heeft gemaakt!"
Er ontstond een langdurige gedachten-
wisseling, maar meneer Barendse vond
zijn idee zóó prachtig, dat hij het niet
meer wilde prijsgeven.
Het schilderij werd dus uit de lijst ge
nomen en de vlijmscherpe kleermakers-
schaar had er dra een reep van wel vier
decimeter breedte afgesneden. De heeren
moesten nu toch even lachen. Het staat
zoo kwaad nog niet, nu Barendse er afge
haald is!" plaagde er een. „Neen, ik vind
dat het schilderij er werkelijk op vooruit
is gegaan. Ik begin het nu pas mooi te
vinden!" lachte een ander.
Verloren en vergeten hing nu het Re
gentenstuk in het schemerig spreekka
mertje. Er was niemand, die er naar om
keek.
Het hing er tientallen jaren en de Re
genten die er op afgebeeld stonden waren
reeds lang gestorven.
Eens, toen het nieuwe bestuur een ge-
zamelijken rondgang maakta door het ge
bouw zag men het bestofte stuk.
„Dat lijkt me niet veel moois, daar!"
zei de voorzitter. „We moeten dat maar
laten weg halen en op zolder bergen!"
En den volgenden dag kwamen twee
timmerlieden, die het groote schilderij
wegnamen en het rustig opborgen op zol
der.
En weergingen er jaren voorbij. Dik
onder het stof stond op zolder het Regen
tenstuk, dat eens een armen schilder van
den dood had gered.
Het weeshuis kon moeilijk meer bestaan
steeds minder werden de giften en de uit
gaven stegen ieder jaar.
Ten einde raad werd besloten, dat de
instelling moest opgeheven worden. Voor
de weezen werd een goed tehuis gezocht
de inboedel kwam op een veiling „onder
den kamer".
Tusschen rijke meubelen en tallooze
snuisterijen stond nietig het bestofte,
"blind" geworden schilderij het de Regen
ten van het voormalige weeshuis. Het
stond in den veilingscatalogus onder het
zelfde nummer vermeld als een serie
waardelooze prullen, die tezamen hoog
stens een paar gulden opbrengen zouden.
(Wordt vervolgd).
En daarna met het muisjelief
Mij haastig retireeren".
Gezegd, gedaan! Zij grijpt de kluif:
„Nu is mijn tijd gekomen".
En met één sprong heeft zij de muis
Den dikken Mop ontnomen.
Ontsteld ziet Mop haar achterna
En bromt boos voor zich henen:
„Jij valsche kat! nu is met de muis
Ook nog mijn kluif verdwenen".
NAAR BUITEN
door Cor v. Diest.
WELKOM IN AKKERMAN'S WELVAREN
De groote koffers waren al vooruitgezon
den; slechts het allernoodigste zou moeder
in een handkoffertje meenemen voor Lliy.
De jongens mochten mee naar den trein;
Moeder en Tante Constance brachten het
meisje naar haar toekomstig verblijf.
O, wat vonden de jongens het naar toen
ze 's morgens ontwaakten en er zich van
bewust waren dat vandaag zus zou ver
trekken. Slechts het feit dat ze met de
auto mee mochten naar het Staatsspoor
station en dat de chauffeur hun beiden
naar huis terug zou brengen in de auto,
kon hun wat verzetten, 't Zou ook zoo stil
en saai zijn als Lily weg was. 't Was al zoo
saai geweest toen Lily boven ziek lag! Nu
ja, tóen kwam moeder ook bijna niet be
neden en nu zou moeder geregeld bij hun
zijn. Maar toch. 't was vervelend.
En Lily zelf? Ja, ze vond het ook lang
niet prettig om een paar maanden van moe
der en de broertjes weg te gaan; maar.
ze wou zich in ieder geval goed houden.
Moeder mocht het niet weten dat ze het
naar vond; moeder zou er anders maar ver
driet van hebben! En dat wilde ze volstrekt
niet! Ach kom, 't was toch de wereld niet
uit en moeder zou haar toch komen opzoe
ken!
Bij het station moesten de jongens af
scheid nemen.
„Dag Lily, stuur je mooie ansichten: dan
schrijf ik jou ook gauw weer", zei Frits.
Lily omhelsde haar broer en beloofde het.
„Hier" deed Coen zenuwachtig en stopte
Lily een stuk chocolade in de hand, waar
hij zelf al een hap van genomen had. „Moet
;e in den trein maar opeten" voegde hij er
aan toe.
„Dank je wel, hoor lieve jongen", zei Lily
hartelijk. „Jij krijgt de mooiste kaart van
me, hoor! Dag!
De jongens stapten vlug weer in de auto,
wuifden nog eens en snel reed de auto weer
terug.
Tante nam de kaartjes en na even wach
ten reed de trein voor. Even een roeze
moezige drukte, signaal werd gegeven en
de trein kwam in beweging en reed het
station uit.
Het was een stralende lentemorgen; de
zon scheen in al haar schoonheid over vel
den en landouwen, die ze voorbij snelden.
Bij het station te Woerden stond boer
Dreef zijn gasten met de tilbury op te
wachten. Hij liep op de dames toe en ver
welkomde haar hartelijk.
- „En is dat nou onze jongejuffer?" vroeg
hij, terwijl hij Lily begroette. „Wel, wel,
wat een bleeke wangen! Maar dat zal hier
gauw genoeg anders worden, hoor! En nou
naar moeder de vrouw; die zal de koffie
wel klaar hebben!"
Vlug was het gezelschap ingestapt en ging
het naar de hoeve. Vrouw Dreef stond met
haar kroost hur bij den ingang op te wach
ten. Ook zij begroette de dames en Lily
hartelijk en stelde de kinderen aan haar
„Zoo", sprak de goede vrouw, „zeg jul
lie maar eens gauw gedag. Maar toen
siond het heelé stelletje zoo vreemd te
kijken, dat Lily in een lach schoot. Meteen
was nu het ijs gebroken.
„Dag", zei Eefje, nadat ze Lily goed be
keken had. Ze vond haar een aardig meisje
en was toen niets verlegen meer. Ze vatte
Lily bij den hand en vroeg: „Ga je met
Eefje mee?"
Vreemd; vanmorgen nog had Lily er zoo
tegenop gezien om met die wildvreemde
kinderen in aanraking te komen; en nu was
bet zoo heel gewoon. Wat een schat van
een kind, die kleine kleuter!
„Hebben juliie ook koeien en kippen en
konijnen?" vroeg Eefje.
„Nee, die hebben wij niet", vertelde Lily.
„Wij hebben wel een tuin, maar daar staan
bloemen in".
„O." Eefje vond dat eigenlijk wel een
beetje raar!
Nadat in de gezellige woonkeuken koffie
gedronken was en een beetje gerust was
van de reis, werd eerst de geheele boerderij
bekeken. Jlet zag er alles keurig onderhou
den uit.
(Wordt vervolgd).
Willem Teil
door Anton Roels.
Zullen we ooit wel weten,
Of jij ééns hebt bestaan?
Ik neem het niet meer aan:
De mensch heeft het vergeten.
Tóch heb je groote mannen
Tot kunst geïnspireerd,
Men heeft gecomponeerd
En smeedde grootsche plannen.
Daarom ben jij een vriend,
Die leeft voor alle volken,
Gelijk het spel der wolken,
Die vriendschap heeft verdiend.
Al heb je nooit bestaan,
Je zal voor altijd leven.
Door 't voorbeeld, ons gegeven,
Jij was een held.... een kraan!!
tot
XVII
Het stomme dier was, oh zoo gauw met
veranderde omstandigheden verzoend-
Jan studeert! Hij verstaat dien zin van
het gelezene wel, maar toch is het hier en
daar noodig hetzelfde eenige malen te lezen,
eer het in het geheugen vastgelegd is.
Zoo ging het weleer in school ook. Hij
leerde niet bijster vlug van buiten, maar
had ie het geleerde eenmaal begrepen of
gesnapt, zooals hij zei, dan was het zijn
geestelijk eigendom niet voor een paar
dagen, maar dan was het vastgeankerd in
zijn geheugen en kende hij het geleerde.
Hoe verder hij las; hoe meer hij leerde en
hoe fijner hij het vond. Maar niet aldus in
het Fransche boekje. Daar bleef ie af. Wel
had ie gekeken en gekeken tot de laatste
tladzijde toe en hier en daar de Holland-
sche tekst van buiten geleerd, maar aan
de Fransche woorden, die hem zoo vreemd
aandeden, neen! daar volgde hij trouw
s meesters wenk en liet de woorden staan
voor wat ze waren en sloeg dit boekje
dicht, zonder er ook maar één blik meer in
te werpen.
En zoo ging het voortaan iederen dag.
De dagen vlogen nu voorbij!
Van verveling was nu geen sprake meer.
En met ongeduld wachtte hij den Zaterdag
avond af, als het eerste lesje in 's meesters
woning zal worden gegeven.
Ziezoo Jan, nu zullen we eens kijken,
wat we leeren moeten. Het boekje in „boek
houden" heb je al vast eens ingekeken en
wellicht hier en daar een zinnetje gesnapt.
Laat eens kijken! Wat een verrassing te
hooren, dat hij het eerste boekje al zoowat
onder de knie had, wat betrof het verklaren
van technische termen en uitdrukkingen
en verklaringen van vormen en tabellen.
Nou maar Jan, mij dunkt, je hebt er
spoed achter gezet en meer in het veld ge
daan dan vliegen vangen Jongen nog toe,
als het zoo doorgaat, krijg ik een leerling
"an de bovenste plank en kan ik later
trotsch zijn op mijn „pupil", om dit nu eens
retjes te zeggen.
Maar nu het boekje voor Fransch op
tafel !Daar heb je zeker niets van ver
staan?
Neen meester, ik heb uw raad opge
volgd en me niet aan de uitspraak ge
waagd. Het is moeilijker een fout te her
stellen, dan te maken.
Goed geantwoord, mijn vriend! Goed
geantwoord.
En nu zullen we beginnen. We beginnen
met de uitspraak en heb je die goed onder
de knie, dan leer je de woorden van tien
lessen van buiten, eer je de volgende week
Zaterdag weer hier komt.
En nu begon de les.
Jan was oor, geheel oor.
Hij luisterde scherp toe en als hjj her
haalde, dat heel schrep en geaccentueerd
werd voorgezegd, dan wist hij altijd den
juisten toon te vinden en precies na te
zeggen, wat. zijn meester hem voorzei.
En toen hij dien avond wegging, na zijn
eerste les gehad te hebben, was hij meer
o an tevreden, niet over zich zelf, maar over
het Fransch, dat hem nu niet meer zoo
moeilijk scheen als een week geleden; hij
kende nu reeds de uitspraak van eenige
woorden en zou nu een tiental lessen lee
ren, waarboven een aantal woorden in de
vreemde taal te leeren waren.
Dat hij dadelijk moeder verslag uitbracht
van het onderhoud en de eerste les door
meester, spreekt van zelf, en dat hij zijn
moeder eenige woorden liet nazeggen in
het Fransch, die nu en dan tot groot ver
maak van Jan juist niet klonken als het
voorgedaan werd, dat spreekt ook van zelf.
Maar hoe het zij: moeder is tevreden over
den gang van zaken; meester is tevreden
over Jans inzicht en aanleg en Jan is mis
schien nog het meeste tevreden, want ten
slotte zal alles draaien om hem en hem al
leen.
Langzamerhand beginnen de bladeren
van boomen en struiken te vallen of de
hersttinten tooien de bosschen met zeld
zame pracht. De kleine spinnen weven
over de klavervelden een net van micros
copische fijne draden, die in de stralen der
najaarszon schitteren in wonderbare
schoonheid. De dagen worden al korter en
de jonge herder gaat al later het veld in
en komt al vroeger thuis, om zijn schaap
jes „te kooi" te brengen.
Dan wacht hem ander werk voor htf
zich huiswaarts spoedt. Dan is het een
boodschapje voor de bazin hier; dan is het
een karweitje daar; dan wachten hem de
messen, die een flinke beurt moeten heb
ben. Soms moeten houtjes gekapt worden
voor het haardvuur of voor het aanleggen
van het open vuur in de bijkeuken, waar
men de stookplaats vindt voor het vee;
dan is het weer het kloppen van kolen;
het splijten van turf en nog zooveel meer
andere kleine werkjes die voor de vrouw
des huizes heel veel beteekenen en voor
onzen flinken Jan een handomdraaien niet
waard zijn.
(Wordt vervolgd).