WEGEN DER GERECHTIGHEID 3)e ÊciddcJi&öou/fccmt De .Kieler Woche" vollen gang. Een snapshot tijdens een der eerste wedstrijden De ruim 450 manschappen van het 2de regiment luchtdoelartillerie, dat thans tijdelijk in de Oranje Nassaukazerne te Amsterdam in garnizoen ligt, zijn Dinsdagmiddag .opgekomen" 800 Hagenaartjes hebben een bezoek gebracht aan Maastricht en Valken burg. Tijdens de bezichtiging van het fort .St. Pieter" FEUILLETON Naar he* SYDNEY HASOKXTD (Nadruk verboden). Spannende Episoden uit de p?actijk van Mr. Alfred Mulligan, den beroemden strafpleiter, speurder en raadsman in mys terieuze aangelegenheden; naverteld door zijn toenmaligen jongeren medewerker, Mr. Hugh Steward. Wij ijsbeerden het onoverdekte perron Dp en neer en zagen een trein uit de rich ting van de hoofdstad zich uit het mono tone groen der vlakke landen losmaken. „Wel verdraaid", hoorden we den sta tionschef, die toevallig, achter ons liep, even feter opmerken, „de express stopt, of- tchoon hij al te laat is. Wat zou er aan de ïand zijn?" Met half-lichtgeknepen oogen tuurde hij aaar den "naderenden express-trein, die rlug zijn vaart verminderde. „Moet hij dan niet stoppen?" informeer- Ie Mr. Mulligan. „Neen meneer. Het achterste rijtuig wordt hier onder het voorbijrijden afge haakt, maar de rest van den trein gaat ioor". Reeksen hoofden werden door de ramen aaar buiten gestoken, toen de trein stil stond en een hoofdconducteur uitstapte. „Wat is er voor bijzonders, Joe?" vroeg de stationschef. „Een passagier vermoord", was het on verwachte, bruuske antwoord. Met opgetrokken wenkbrauwen keerde Mr.Mulligan zich naar het derde lid van ons kleine gezelschap. „Werk voor u aan den winkel, inspec teur", zei hij, en met een opgeluchte uit drukking op hun gezicht draaide de twee spoorwegbeambten zich om. „Bent u van de politie, meneer?" riep de conducteur. „Ik ben inspecteur Grantham van Scot land Yard", stelde de ander zich voor, „Wat vertelde je? Iemand vermoord? „Ja, meneer. En u zoudt me een groot pleizier doen, als u mee wilde gaan, want we zijn al een stuk over tijd. Het is in den achtersten wagen". Zonder aandacht te schenken aan de op gewonden uitroepen der passagiers, waar van verscheidenen op het perron waren gestapt, volgden we den man naar den aan- geduiden wagen. Toen wij het rijtuig be reikten, kwamen een boos uitziende, oudere heer, die den indruk maakte van een ge- pensionneerd hoofdofficier, een bejaard koopvaardijkapitein en zyn vrouw, en een jongeman van achter in de twintig, op wiens gelaat een bezorgde uitdrukking lag, juist er uit. De inspecteur bleef een oogenblik staan. „Deze wagon is zeker van de rest van den trein gescheiden?" wilde hij weten. „De harmonica's waren opgeklapt?" „Zoo is het"", was het antwoord. „Nie mand kon binnendoor in of uit het door gaande deel van den trein komen". „Haak dezen wagon af. Alle pasagiers, die er in gezeten hebben, moetan hier blij ven". Inspecteur Grantham stapte in en wij volgden hem door den corridor van den wagen. De stationschef was weggegaan om de noodige instructies te geven; de con ducteur begeleidde ons. „Alles is, zooals het gevonden werd, me neer", lichtte hij in. „Nadat de trein mid den in de weilanden stopte, ben ik zelf ver der in dezen wagon meegereisd." „Hoe kwam het. dat de trein stopte?" „Er werd aan de noodrem getrokken, meneer; door den zeekapitein". De inspecteur knikte. „Dat zullen we later onderzoeken", sprak hij. „Waar is de vermoorde?" De conducteur opende de deur van het middelste compartiment. Op de bank bij 't venster zagen we het lichaam van een man. Een hand hing slap omlaag en op de kussens en den vloer lag een onheilspellen de, roode plas. Eén bilk was voldoende om te zien, dat het slachtoffer den geest had gegeven en dat de dood veroorzaakt was door een wond aan het hoofd. Het raam was gesloten, de suit-case van den doode bevond zich in het net en in den hoek, aan den kant tegenover dien waar het lichaam ineengezakt zat, lagen een paar waschlee- ren handschoenen op de bank. Plotseling floot de baas. „Deksels!" riep hij, „het is Denis Briggs, de bookmaker". „Kent u hem?" vroeg de inspecteur. „Ik heb zoo nu en dan bij hem gewed", was Mr. Mulligan's bescheid. „Maar daar zullen we bet zoo aanstonds over hebben, want u zult iets met dezen trein moeten doen, Mr. Grantham. Waarom laat u hem niet doorgaan met een plaatsvervangenden hoofdconducteur; dan kan deze wagon op een zijspoor gereden worden". Grantham knikte en enkele oogenblik- ken later zette de express zijn reis voort, terwijl het achterste rijtuig, dat toch in Marley had moeten blijven, van de hoofd lijn gerangeerd werd met ons er in. „Ja, ik kende hem. Mr. Grantham", her nam de baas. „Hij was bookmaker en ver strekte ook geldleeningen. Hij had een heel behoorlijken naam. Drommel, wat. is dat?" Mr. Mulligan keek vol aandacht naar het houtwerk van het portier. „Dat zijn de overblijfselen van een rauw ei! Hier liggen stukjes van de schaal op de vloermat. En daar is de plek, waar het tegen de deur is aangekomen. Eigenaardig, om zooiets in een treincompartiment te vindenHeb je het opgemerkt, conduc teur, toen je binnenkwam?" „Dat zou ik niet durven zeggen, meneer. Ik ben zóó geschrokken, dat ik geen oog voor dergelijke bijzonderheden had. Toen ik zag, dat er niét meer voor dien armen drommel gedaan kon worden, deek ik de deur weer dicht en gaf het vertreksein, nadat ik den machinist gezegd had den trein hier te laten stoppen". „En je hebt het portierraampje geslo ten?" „Neen, meneer, het was al dicht, dat weet ik positief. Het raam en de deur wa ren beiden dicht, toen ik de coupé binnen kwam". „Ik geloof dat we beter doen eerst de andere passagiers te ondervragen, meneer Mulligan", mengde de inspecteur zich in het gesprek. „Wij kunnen hier later weer terugkomen. Laat de gordijntjes zakken", hij wendde zich tot den stationschef, die zich weer bij ons had gevoegd „en sluit den wagon af. Niemand mag er in". We vonden de andere reizigers uit den achtersten wagon op het perron. De jonge man stond bij den kapitein en zijn vrouw; de booze heer met het militaire uiterlijk trappelde van ongeduld. „Ik hoop, dat u een beetje voort wilt ma ken", riep hij geprikkeld. „Ik heb vanmid dag een afspraak om jachthonden te keu ren en kom anders te laat. Ik kan u wel verzekeren, dat ik van niets afwist, tot de trein stopte". „Dat wil ik graag aannemen, meneer", verklaarde de inspecteur op kalmeerenden toon. „Maar gezien het feit, dat in den wagon, waarin u reisde, een man dood is gevonden en een natuurlijken dood uitge sloten schijnt, zult u begrijpen, dat ik ver plicht ben een onderzoek in te stellen." Hij wendde zich tot den koopvaardijka pitein. „Als ik me niet vergis, meneer, was u het, die aan de noodrem getrokken hebt. Waarschijnlijk bent u düs degene geweest, die het lichaam het eerst hebt gevonden. Wilt u mij alstublieft alles vertellen wat u weet? Eerst graag uw naam?" „John Stocker, kapitein ter koopvaardij- vaart", deelde de oude heer mee. „Ik vrees dat ik u niet veel van deze tragedie kan vertellen. Ik zat te lezen in mijn coupé...." „In welken coupé reisde u, meener Stoc ker?" „Laat eens zien welke was het ook weer?" richtte de kapitein zich tot zijn vrouw. „De derdeklas coupé twee cpmparti- menten er vandaan", kwam het prompt. „Gaat u voort", verzocht de inspecteur, nadat hij een notitie gemaakt had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5