HET AFDAMMEN VAN DEN VREEMDELINGENSTROOM VRIJDAG 10 JUNI 1938 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 Tweede Kamer Vreemdelingen brachten geen werkverruiming doch werkverschutving Menschelijkheid voor vluchtelingen Vergadering van gisteren. Aan de orde is de interpellatie-De Vis ser over de behandeling van vreemdelin gen. De heer "DE VISSER (Comm.) zegt, dat het asylrecht, in omstandigheden een le vensrecht, hier te lande op verschrikkelij ke wijze wordt veronachtzaamd. Spreker heeft een lijst van 31 gevallen, waarin vreemdelingen zijn gearresteerd en opgesloten. Nameloos leed wordt door deze menschen geleden. De anti-fascistische vluchteling is in ons land volstrekt rechte loos en aan de ergste willekeur overgele verd. Communistische vragenlijst. De interpellant vat zijn betoog samen in de volgende vragen: 1. Heeft de regeering kennis genomen van de wijd verbreide onrust, die in alle lagen der bevolking is ontstaan, tengevolge van de gevolgde gedragslijn die toepassing vindt bij het toelaten, uitwijzen en de be handeling van vreemdelingen in ons land? 2. Is de regeering er zich van bewust, dat de thans geldende regel voor uitwijzin gen veelal gelijk staat met uitlevering van politieke vluchtelingen, terwijl die vluch telingen naar de hier geldende staatkun dige, zedelijke en godsdienstige opvattin gen geheel onschuldig zyn, terwijl zij in het land van herkomst met zware straffen, ja zelfs met den dood worden bedreigd? 3. Heeft de regeering niet met ontzet ting kennis genomen van de pogingen tot zelfmoord en lichamelijke verminkingen uit angst bedreven door vreemdelingen, die met uitwijzing worden bedreigd? v 4. Acht de regeering de uitwijzingen, die in feite met uitlevering gelijk staan, niet in strijd met de kostbare Nederlandsche traditiën van menschelijkheid en rechtsze kerheid, met het ruimschoots verleenen van asyl waarop ons land in de historie trotsch kan zijn? 5. Wat heeft de regeering er toe geleid om met terzij destelling van de Wet van 1849 en met het in artikel 4 van de Grond wet bepaalde, per circulaire maatregelen tot niet toelating en uitwijzing van vreem delingen met terugwerkende kracht nog wel voor te schrijven, die tegen letter en geest van de wet en de Grondwet ingaan? 6. Is het der regeering bekend, dat vele staatslieden, rechtsgeleerden, historici en andere dragers van wetenschap, cultuur en kunst, behoorende tot onderscheiden rich tingen en velen met groote bekendheid, ernstige bedenkingen hebben tegen de wij ze, waarop ten aanzien van vreemdelin gen thans wordt gehandeld en is de regee ring bereid daarin ten spoedigste veran dering te brengen door het traditioneel ruim verleende asyl te herstellen? 7. Is de regeering ook bereid met be kwamen spoed maatregelen te treffen om het verschil in behandeling van reactio naire, fascistische en andere vreemdelin gen, die hier vertoeven, jpp te heffen en te bevorderen, dat anti-fascistische vluchte lingen, die zich aan geen strafrechtelijke feiten in Nederland hebben schuldig ge maakt en toch zijn opgesloten, worden vrij gelaten. 8. Kan de regeering precieze opgaven verstrekken van het hier te lande vertoe vende aantal vTeemde vluchtelingen, an dere hier geruimen tijd verblijvende vreem delingen en het aantal Nederlanders in an dere landen geruimen tijd vertoevende of werkzaam zijnde en is ze bereid deze aan de Kamer over te leggen? En het antwoord van Minister Goseling: De MINISTER VAN JUSTIE, de heer GOSELING, zegt, dat hij bij deze gelegen heid liever in de Kamer zou willen zitten. Hij zou dan kunnen spreken zonder de kennis van zaken, maar ook zonder de ver antwoordelijkheid, die hij thans heeft en zonder de terughouding, welke hij zich nu moet opleggen. Thans zal hy den nadruk moeten leggen op het nationaal belang en op den desolaten toestand in de wereld. Spr. hoopt de Kamer te kunnen overtui gen, dat de regeering de ethische normen niet heeft verwaarloosd. De zinsnede in de circuaire van 7 Mei, dat „de politieke vluchtelingen als onge- wenschte vreemdelingen zijn te beschou wen" heeft en spr. begrijpt dit by na dere overweging aanstoot gegeven. Men moet den zin technisch-administratief uit leggen. De bedoeling is niet de vluchtelin gen in hun persoon of gedrag te disquali- ficeeren. Men kan ook het bezoek van vrienden ongelegen noemen al zijn lang niet alle vluchtelingen vrienden. Spr. bespreekt de door den interpellant genoemde gevallen. Het getal 31 ingeslote- nen, blijkbaar passanten, kan men niet groot noemen. De minister beantwoordt vervolgens de vragen van den interpellant -als volgt: 1. Dat de gedragslijn, die toepassing vindt bij het toelaten, uitwijzen en de be handeling van vreemdelingen in ons land, in alle lagen der bevolking wijd verbreide onrust heeft gewekt, is de regeering niet gebleken en kan ook geenszins als juist worden erkend. 2. Wanneer redelijke zekerheid bestaat, dat een vreemdeling als poli tiek vluchteling bij terugzending naar zijn land van herkomst ernstig gevaar dreigt voor lijf of leven, blijft uitwij zing achterwege. Het vaststellen van de juiste verhoudingen kan somtijds moeilijkheden opleveren, die niet zel den door gebrek aan medewerking van de bierbedoelde vreemdelingen wor den verzwaard. 3. Uiteraard wekken pogingen tot zelf moord of zelfverminking, met het oog op een voorgenomen uitwijzing, om meer dan één reden bij de regeering diepe deernis. Met het oog op de mogelijkheid van der gelijke pogingen, en zeker wanneer het voornemen van te voren zou worden aan gekondigd, kunnen echter op zichzelf ge rechtvaardigde maatregelen niet achter wege worden gelaten. Wel kunnen derge lijke voorvallen een prikkel zyn om de nauwgezetheid van het onderzoek, dat tot uitwijzing zou kunnen leiden, zoo moge lijk nog te verhoogen en de beslissing rij pelijk te overwegen. 4. Deze vraag heeft, wat haar zakelijke strekking betreft, beantwoording gevonden in het antwoord op de tweede vraag. 5. Naar de meening der regeering ver zetten grondwet en wet zich niet tegen een regeling, als neergelegd in de circulaire van 7 Mei 1938. De grond voor bovenbedoelde maatrege len is in het algemeen aangeduid in ge noemde circulaire. Zoo ergens, dan was hier preventief optreden geboden. De na het uitvaardigen van de circulaire ingeko men en nog steeds inkomende verzoeken bevestigen de juistheid van het inzicht der regeering ten deze. 6. Deze vraag heeft haar beantwoor ding gevonden in den tweeden zin van het antwoord op de eerste vraag. 7. Verschil in behandeling naar staat kundige ideologiën in het algemeen wordt niet gemaakt. Maatstaf voor interneering is slechts: gevaar voor de openbare orde, vei ligheid, gezondheid en zedelijkheid. Uiter aard wordt dit gevaar vastgesteld op grond van gedragingen hier te lande of elders. Sedert 1937 is interneering ook mogelijk krachtens de wet van 8 April 1937, s. 120, die den grondslag vormt voor maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Span je in verband met de non-interventie. Het zal duidelijk zijn, dat interneering op dezen grond in aanleiding en strek king een ander karakter draagt dan de eerstbedoelde. 8. De in deze vraag bedoelde precieze opgave kan de regeering niet verstrekken. Het ontbreken van nauwkeurige gegevens ten deze is mede een gevolg van het in het algemeen tegemoetkomende standpunt met betrekking tot de toelating en het ver blijf van vremdelingen hier te lande. De in de circulaire van 7 Mei 1938 aangekondig de en ter uitvoering verder te treffen maat regelen zullen mede worden dienstbaar ge maakt om in deze leemte te voorzien. Dat preventief optreden geboden is, is reeds in het antwoord op de vyfde vraag mede gedeeld. De regeering is bereid het resultaat der verdere uitvoeringsmaatregelen op het stuk van de registratie van vreemdelingen aan de Kamer mede te deelen, zoodra zij over voldoende gegevens beschikt. Toelating van Oostenrijkers stopgezet. Men zegt nu, dat de circulaire van Maart de toelating van Oostenrijkers practisch stop zette. Maar aangezien het eischen van visum vergeleken met de nu getroffen maatregel het meerdere was, was de regee ring tot het mindere bevoegd. Zou toela ting, gevolgd door uitwijzing, niet onein dig veel harder zijn? Wat het asylrecht betreft, dit geldt aller eerst voor de vluchtelingen uit aangren zende landen. Oostenrijk is niet aangrenzend. Desal niettemin wil de minister verklaren, dat de zinsnede der circulaire „tenzij het Neder- landsch belang een ander beslissing eischt" ook zal worden uitgelegd in verband met den ideëelen factor, welke gelegen is in de Nederlandsche tradities van gastvrijheid. De kwestie der vreemdelingen is er een die slechts internationaal kan worden op gelost en Nederland neemt dan ook aan de desbetreffende conferentie deel. Cijfers. Daarbij ziet de regeering zich geplaatst tegenover het gedrag van andere mogend heden jegens haar onderdanen. Mag zij de gevolgen dezer maatregelen zonder meer verdragen? Of heeft zij den plicht den stroom, door het gedrag dier mogendheden veroorzaakt, te stuiten? In „De Nederlan der" zijn getallen genoemd: tusschen 1933 en 1938 5000 Duitschers, die zijn binnen gekomen. Het Comité voor bijzondere Jood- sche belangen noemde 12.000 Joden. Langs de grensstations Zevenaar en Oldenzaal zijn van 1933 tot 1938 16.000 Joden uit Duitsch- land binnengekomen, daarbij moeten ge teld worden 2000 vooruitgevluchte en 4000, die via de andere stations en 3000, die met andere vervoermiddelen binnenkwamen. Tezamen 25.000. Daarbij 7000 niet-Joden, en daarvan 8000 vertrokkenen af. Total dus 24.000. Men moet toch in het oog houden, wat andere landen hebben gedaan en hoe daar op is gereageerd. Zwitserland, Frankrijk en Engeland hebben hun grenzen gesloten. Terecht zou men de regeering verwijten hebben gedaan, als zij niet had gehandeld. Trouwens in het binnenland waren er èij- fers, die op overstrooming van vluchtelin gen wezen. De cijfers van de overschotten (meer binnengekomen dan uitgegaan) van Joodsche vluchtelingen bedroegen in Sept. 1937 104, in Jan.—Febr. 1938 155 in Maart April 1938 427. Men ziet 't resultaat der buitenlandsche gebeurtenissen. Bovendien waren er berichten dat groote hoeveelhe den vluchtelingen uit België en Duitsch- land op komst waren. De maatregelen heb ben preventief gewerkt. Over de practijk der uitvoering spreken de, zegt spr. dat een algemeene aanmel dingsplicht voor vreemdelingen in voorbe reiding is. Bovendien zullen degenen, die vreemdelingen nachtverblijf verschaffen, den plicht krijgen hiervan kennis te geven. Bovendien zullen vreemdelingen slechts door bepaalde doorlaatposten in ons land mogen komen. In veel gevallen is consideratie betracht, b.v. ten aanzien van bejaarde ouders, die door hier te lande wonende niet-Neder- landsche kinderen worden onderhouden, juist bij gebreidelde toelating kan derge lijke consideratie het meest worden toege past. Er is ook schadelijke liefdadigheid. Er is ook schadelijke liefdadigheid. Spr. zou willen, dat het weer zou kun nen zijn, als toen wij Hongaarsche kin deren opnamen. Maar het belang van het eigen volk moet vooropstaan voor de regeering. Het internationale hulp betoon behoort te worden voortgezet, maar tevens geordend. Spr. hoopt, dat de Kamer de regeering hierin zal vol gen. REPLIEK. De heer DE VISSER (Comm.) repliceert. Hij is niet bevredigd. Mevrouw BAKKERNORT (V. D.) zegt, dat de circulaires van den minister ont stemming en verontwaardiging hebben ge wekt. Spr. blijft haar bezwaren van juridischen ethischen en oeconomischen aard handha ven en vraagt den minister zijn standpunt te herzien. De heer ALBARDA (S. D.) erkent, dat de toevloed van vreemdelingen aanleiding be hoort te zijn tot beperking. Dit rechtma- tigt niet, dat voor het systeem der wet thans het stelsel van willekeur is geko men. De circulaires zijn in strijd met de wet en vooral met de Grondwet, die de toe lating en uitzetting van vreemdelingen aan de regeering ontrekt. De heer DE MARCANT ET D'AANSEM- BOURG (N. S.) zegt, dat de heer de Visser geen slechter oogenblik voor zijn interpel latie had kunnen kiezen. Door den aanslag op den Coolsingel heeft het communisme weer eens zijn ware gedaante getoond. De heer De Visser noemt de vluchtelingen an ti-fascistisch. Het zijn bolsjewisten of hun vrienden. De regeering heeft te laat inge grepen. De maatregelen van minister Go seling zijn een aanklacht etgen het beleid van vroegere ministers. Volgens het Hbld. is hier sinds 1923 een depot van de Gepeoe gevestigd. Te laat onderneemt de regee ring een bescheiden poging om het kwaad te beperken. Een te bescheiden poging. De controle op het toeristenverkeer is zeer onvoldoende. Tegenover de circulaires staat spr. met wantrouwen. Ten eerste voelt de regeering zich met de bolsjewisten te veel innerlijk gebonden en ten tweede beschouwt zij- hen te veel als gelijkwaardigen met anderen. De politieke vluchtelingen, tot wie ook de heer De Visser spoedig zal behooren, behooren in Rusland thuis. Als spr. het communisme een uitbroedsel van Satan noemt, roept de VOORZITTER hem tot de orde. De heer DE MARCHANT ET d'ANSEM- BOURG: ik had dit voorzien. De VOORZITTER: Dan had u het ach terwege moeten laten. De heer DE MARCHANT ET d'ANSEM- BOURG zegt, dat de term aan de Encycliek van den Paus tegen het communisme is ontleend De heer WIJNKOOP: spreekt u over de interpellatie? De heer DE MARCHANT ET d'ANSEM- BOURG zegt, dat het samenvallen van de ze interpellatie met den moord op den Coolsingel het volk de oogen zal openen. De heer WENDELAAR (Lib.) acht de cijfers, die de minister heeft genoemd, niet onrustbarend. De cijfers waren twijfel achtig. Het is onmenscheljjk alle vluchtelingen als ongewenschte vreemdelingen te be schouwen. En wat geschiedt, met de vreem delingen, die hier al zijn? Onder de geval len van uitleiding zullen er vele zijn, waar in de uitgewezenen in levensgevaar ko men. Het voorbehoud van den minister ten deze is te eng geformuleerd. Weet de minister, hoe de politie dit voorbehoud uit voert? De bevoegdheden der politie ge ven tot allerlei willkeur aanleiding. Om te bepalen of men te doen heeft met doorreizenden of met immigranten, zou 't practisch zijn, b.v. met het comité voor Joodsche vluchtelingen af te spreken, dat er b.v. 5000 van die doorreizenden en niet meer in Nederland mogen zijn. Spr. herinnert aan de uitingen van ont stemming in pers en organisatie. Spr. is het daarmee eens. Het gaat niet alleen om Joden, straks ook om katholie ken en protestanten. Het spijt spr., dat prof. Freud zich hier niet heeft gevestigd. De heer ALGERA (A.-R) bespreekt de verhouding van de wet en de circulaire. Spr. gevoelt voor de opvatting van den mi nister; daarbij blijkt echter hoe noodig een regeling bij de wet is. De heer DONKER (S. D.) vraagt, of het niet noodig is, een nieuwe wettelijke rege ling te maken? Het gaat hier om leven en levenslot van menschen. Er moet een re geling komen overeenkomstig den rechts staat. Slotwoord van den Minister. De MINISTER antwoordt den sprekers. Hij zou, als hij kiezen moest, meer voe len tot de stelling, dat de regeling slecht en de uitvoering goed is, dan voor het om gekeerde. Er zal toch steeds uitvoering door lagere politiebeambten moeten zijn. Wat het verwijt, dat spr. voor fascisti- schen aandrang is geweken, betreft, zegt spr., dat de maatregelen juist genomen zijn ter afweer van de gevolgen van door fascistische landen getroffen maatregelen. Bij de toelating op grond van familie banden moeten deze tot den eersten graad van verwantschap worden beperkt. De heer Wendelaar is door de cijfers niet verontrust ten lid der regeering is echter vermoedelijk eerder vèrontrust. Het zwaar tepunt lag bij de preventieve werking. De regeering beschikte over inlichtingen, die een grooten toevloed aannemelijk maakten. Het «economische gezichtspunt is door het departement van Oeconomi- sche Zaken mede bekeken. De hier te lande door vreemdelingen gevestigde bedrijven hebben meestal geen verrui ming, maar verschuiving van werkgele genheid te weeg gebracht. Voor verdere toelating van vreemdelingen is volgens den minister van Oeconomische Zaken noch in industrie, noch in den handel plaats. Indien spr. gaat denken over een nieu we wettelijke regeling, dan gaat dit niet gepaard met de erkenning, dat wat thans gebeurt, in strijd is met de wet. Wel er kent hij dat de wet van 1849 geen rekening houdt met eenige bijzondere toestanden. De mogelijkheid eener nieuwe wettelijke regeling wil spr. ampel overwegen. Die wettelijke regeling zou echter uitermate soepel moeten zijn. De interpellatie wordt gesloten. De vergadering wordt om half zes ver daagd tot Vrijdag 1 uur. BINNENLAND DEFILE VOOR HET PRINSELIJK GEZIN. Gistermiddag hebben oudjes van dagen uit Hilversum, die in 50 auto's en 7 auto bussen naar Soestdijk waren gekomen, voor Prinses Juliana en Prins Bernhard ge defileerd. De lange stoet van auto's reed langs het bordes, waar het Prinselijk Paar zich bevond, de Prinses met Prinses Bea trix op den arm. Twee oudjes uit de eerste auto, mej. Bra- kele en de heer Norbergen resp. 80 en 81 jaar oud, werden door den burgemeester van Hilversum, den heer Lambooy, en me vrouw H. de Stoppelaar geb. Visser, pre sidente van de Hilversumsche huis vrou wenvereniging, die dezen tocht had geor ganiseerd, bij het Prinselijk Paar op het bordes gebracht, waar zij bloemen aanbo den. De Prinses onderhield zich eenige oogen- blikken met hen. HET NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS. H.K.H. Prinses Juliana aanwezig op de jaarvergadering te Bergen op Zoom. In de sociëteit „Thalia" te Bergen op Zoom heeft het Nederlandsche Roode Kruis heden zijn jaarlijksche algemeene vergadering gehouden, onder voorzitter schap van H.K.H. Prinses Juliana. De Prinses opende de vergadering met de volgende woorden: Dames en heeren, Namens het hoofdbestuur heet ik U allen hartelijk welkom, gij die uit alle streken van ons vaderland hierheen zijt gekomen om deel te nemen aan de 70ste algemeene jaarvergadering van het Nederlandsche Roode Kruis. In het bijzonder heet ik hier welkom de vertegenwoordigers van Ned.-Indië en Curagao. De arbeid van beide overzeesche afdeelingen breidt zich gestadig uit, vooral van de eerstgenoemde, en het stemt tot groote voldoening, dat de vereeniging in Ned.-Indië, blijkens het uitvoerig verslag van mr, J. G. A. ten Sietthoff, die helaas als secretaris is afgetreden, 33 onderaf- deelingen en 14 correspondentschappen be zit, terwijl op velerlei gebied de Roode Kruis gedachten in daden worden omge zet. Hartelijk welkom heet ik den vertegen woordiger van den koninklijken Nationa- lenbond „Het Oranje Kruis", welke orga nisatie in het afgeloopen jaar met onze vereeniging vriendschappelijk bleef samen werken. Het verheugt ons zeer heden gasten te zijn in Bergen op Zoom, op een tijdstip dat deze stad haar roemrijk verleden her denkt, en in het bijzonder om bij onze gast vrouw, deze volijverige af deeling, te ver- keeren. Ik heb gezegd en verzoek den eerste- ondervoorzitter de leiding dezer vergade ring te willen overnemen. De eerste ondervoorzitter mr. W. J. Baron van Lynden, stelde daarop voor een telegram van hulde en verknochtheid te richten aan H.M. de Koningin (applaus). Alvorens de punten in behandeling te brengen welke de agenda vermeldt, wenschte spr. nog een enkel woord te zeg gen over Bergen op Zoom en haar ge schiedenis. Aan het daarna uitgebrachte jaarverslag ontleenen wij het volgende: Het aantal transportcolonnes beweegt zich nog steeds in de stijgende lijn. Ook gedurende het verslagjaar werd we derom op de aangenaamste wijze samenge werkt met het bestuur van den Kon. Na- tionalen Bond „Het Oranje Kruis". Die sa menwerking lag hoofdzakelijk op het ter rein van het eenheidsdiploma Eerste Hulp By Ongelukken, dat met ingang van 1 Ja nuari 1938 zou worden ingevoerd. Door het houden van lezingen, het be leggen van groote vergaderingen en het voeren van besprekingen is krachtige pro paganda gevoerd tot uitbreiding van het aantal roode kruis bloedtransfusiediensten. Na de verdere behandeling der agenda punten werden de deelnemers door het ge meentebestuur van Bergen op Zoom op het stadhuis ontvangen, waar zij werden toege sproken door den burgemeester, mr. drs. P. A. F. Blom. Op deze toespraak heeft H. K. H. Prinses Juliana geantwoord. BOTERHEFFING. Het bedrag, bedoeld in artikel 2 van de crisis-zuivelbeschikking 1935, dat is het be drag van de heffing en de steunuitkeering op boter, is behoudens tusschentijdsche wy- ziging, voor de week van 9 Juni tot 16 Juni vastgesteld op 50 cent per K.G. BOTERNOTEERING. De commissienoteering voor Nederland sche boter is vastgesteld op 80 cent per K.G. NIJVERHEIDSONDERWIJS. Bij beschikking van den minister van on derwijs, kunsten en wetenschappen is be paald, dat de commisie, in 1938 belast met het afnemen van de examens ter verkrij ging van de akten van bekwaamheid tot het geven van nijverheidsonderwijs, N VII, N Vin en N XXX, zitting zal houden te 's-Gravenhage, en zijn benoemd in deze commissie: tot lid en voorzitster: mejuffrouw M. M. A. Michels, 's-Gravenhage; tot lid en vice-voorzitster: mejuffrouw E. Mesdag, 's-Gravenhage; tot lid en secretaresse: mejuffrouw G. A. van Sonsbeek, Amsterdam. tot leden, de dames: M. Aalders, Amster dam; F. E. Alkemade, 's-Hertogenbosch; C. M. Arkenbout SchokkerVoormolen en M. A. Bilgen, 's-Gravenhage; C. Boele van Hensbroek, Amersfoort; J. Boer, Assen; C. J. Bonema, Groningen; A. Broertjes, Maars- sen; W. L. P. Burger, Amsterdam; C. Cas- tendij, 's-Gravenhage; J. J. M. Feldbrugge, 's-Hertogenbosch; M. H. C. Francken, Amersfoort; M. C. P. Goemans, Roermond; A. W. Gretuw, Amersfoort; G. Hagenbeek, Haarlem; J. C. Heidenreich, Wassenaar; H. H. F. Henderson, Rotterdam; C. J. Hey- broekd'Ancona, Amsterdam; C. G. Hoff- Vermeer, Haarlem; M. A. Kampf, Amster dam; E. Klevisch, Roermond; A. S. Krui- zinga, Amersfoort; E. M. M. Lommen, Roer mond; M. A. Lutz, Oegstgeest; H. Piebenga Amsterdam; mr. C. A. Prins en J. E. Re- deke, Rotterdam; M. E. P. Ruyzenaars, 's-Hertogenbosch; C. ïl. A. ScholteHoek, 's-Gravenhage; M. A. A. H. Schreurs Roer mond; J. SimonsOppenheimer, Rotter dam; W. H. C. Smit, Amersfoort; F. M. Stoll en J. Wagenaar, 's-Gravenhage en E. M. van der Zee, Amersfoort; en de heeren: dr. A. K. W. Arntzenius, 's-Gravenhage; dr. J. J. van Eek, Leiden; ir. A. van Gogh, Voorburg; Chr. de Graaf, Schiedam; dr. J. Groen, A. H. de Groot en prof. dr. B. C. P. Jansen, Amsterdam; dr. J. D. Jansen, Rot terdam; D. Q. R. Mulock Houwer, Amers foort; W. J. C. van Paassen; J. A. Putto en J. H. Ruygrok te 's-Gravenhage; J. W. Schmitz eh dr. J. H. Tuntler, Amsterdam; dr. L. A. Veeger, Nijmegen; dr. J. A. Voü- te, mr. B. M. van de Werk en is. C. J. H. M. van Zee, 's-Gravenhage. ALGEMEENE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR PLAATSELIJK SLAGERS-VAKONDERWUS. Bij koninklijk besluit d.d. 14 April 1938 no. 47 is koninklijk goedgekeurd de Al gemeene Nederlandsche Vereeniging voor Plaatselijk Slagersvakonderwijs, (A. N. V. P. S.) gevestigd te Nijmegen. De vereeniging stelt zich ten doel het doen geven van vakonderwijs in den ruim- sten zin des woords, aan slagers, zoowel patroons als patroons en gezellen, en aan hen, die zich voor het slagersvak willen bekwamen of hun vakbekwaamheid en vakkennis willen uitbreiden of vermeer deren. Dit zal geschieden krachtens de Nijverheids Onderwijswet en de Vesti gingswet-kleinbedrijf. Het grondbeginsel waarvan daarbij wordt uitgegaan is, dat dit onderwijs plaatselijk of streeksgewijze moet worden gegeven, en niet centraal. Het bestuur is samengesteld als volgt: H. J. Damen, Amsterdam, voorzitter, A. Swaan, 's-Gravenhage, secretaris, C. van Ginkel, Zeist, vice-voorzitter, J. C. v. d. Put te Nijmegen, penningmeester-2e se cretaris, G. in 't Veld, Utrecht, A. Veenen- daal, Amersfoort, W. van Wijk te Baarn en J. Niekerk te 's-Gravenhage. Het secre tariaat is gevestigd Hertstraat 71 Nijme gen. Reeds eenige jaren hield de vereeniging zich met het organiseeren van slagersvak cursussen bezig, doch thans zal men zich instellen op de opleiding voor de vakbe kwaamheden, vereischt krachtens het ves- tigingsbesluit-slagersbedrijven 1938. Aan den Minister van Economische Za ken is verzocht, het diploma der vereeni ging aan té wijzen als bewijs, dat aan den Vestigingseisch voor vakbekwaamheid is voldaan en een gecommitteerde bij de examens aan te wijzen. Het wordt n.l. als een onjuistheid gevoeld, dat de leerlin gen van de cursussen der vereeniging zullen worden geëxamineerd door de Cen- tale Slagersvakschool te Utrecht, welke daardoor in een monopolie-positie zou ko men te verkeeren, hetgeen zeer onge- wenscht wordt geacht. Dit is den Minister uitvoerig uiteengezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 6