NIEUWS Een kwart eeuw Leidsche Armenraad Wilt U iets weten? STADS Mr. P. A. van Toorenburg over de ontwikkeling van het Armwezen in de Sleutelstad AGENDA Foto en Kino Oeijtenbeek DONDERDAG 2 JUNI 1938 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. I Abonnementsprijs: voor Leiden 19 cent per week; 2.5Ü per kwartaal. By onze agenten 20 cent per week; 2.60 per kwartaal. Franco per post 2.95 per kwartaal. Geïllustreerd Zondagsblad 0.50 per kwartaal. Losse nummers 5 cent, met geïlL Zondagsblad 9 cent. Advertentiën: 30 cent per regel. Ingezonden mededeelingen dubbel tarief. Telefoontjes hoogstens 30 woorden, 50 cent per plaatsing, al léén Woensdag en Zaterdag. HOE WORDT HET WEER? ZACHTER. De Bilt seint: Verwachting: In den nacht snel afne mende en krimpende wind, opklarend, wei nig of geen regen, koud. Overdag matige, tegen den avond wellicht weer krachtige Zuid-Westelijke tot Zuidelijke wind, ge leidelijk weer toenemende bewolking met tegen den avond kans op regen, zachter. Hoogste barometerst.: 767.7 te Toulouse. Laagste barometerst.: 744.6 te Shields De depressie, welke gisteren over de Golf van Biscaye lag, is naar Midden-En- geland getrokken, daarbij toenemende in diepte. Over de Zuidelijke Noordzee en het Kanaal waait een krachtige storm, ter wijl over de Iersche Zee en Wales een Noord-Westerstorm waait. Over Frankrijk, ons land, België en West-Duitschland wor den koude polaire luchtmassa's aangevoerd. Over Midden- en Oost-Duitschland blijft de temperatuur nog hoog. Op de scheiding van koude en warme lucht, welke van Hamburg over Frankrijk naar Zwitserland loopt, is het regenachtig en zal het van daag wellicht tot onweer komen. Het pas- seeren van deze scheiding van koude en warme lucht heeft o.a. te Hamburg 60 en te Groningen 23 m.m. neerslag gegeven. Over de Golf van Biscaye heeft zich een hoogedrukgebied ontwikkeld, dat aan zijn Westzijde reeds weer door een zeer diepe Oceaan-depressie wordt aangetast. Aanvankelijk zal het weer ten onzent onder invloed van de pas sage van een rug van hooge druk king opklaren, met afnemenden wind. Onder invloed van de Oceaan depressie is morgen in den loop %van den dag weer toenemende be wolking te wachten, met in den namiddag kans op regen. LUCHTTEIMPERATUUR. 14 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.: Van Donderdagnamiddag 9.42 uur tot Vrijdagmorgen 4.13 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Vrijdag 3 Juni voorm. 7 en nam. 7.24 uur. WATERTEMPERATUUR. Zweminrichting „De Zijl" 16 gr. C. Maan op 10.41 u ur Vrijdagochtend. Maan onder 0.41 uur Zaterdagnacht. Vraag: Zijn er in Leiden R.K. tennis- of tafeltennisvereenigingen of clubs? Wel ke zijn deze en tot wie moet ik me wenden om inlichtingen te verkrijgen? Antwoord: Wend u tot „de Graal", Hooigracht. Vraag: Welke is de kortste en mooiste V/eg per fiets van Voorhout naar Heythui- zen? Hoeveel K.M.? En terug via Nijmegen, Arnhem, Utrecht? Antwoord: Voorhout, Leiden, Alphen. Woerden, Utrecht, Zalt Bommel, Den Bosch, Veghel, Erp. Gemert, Bakel, Deur- ne, Heythuizen. Afstand 163 K.M. Terug: Deurne, Oploo, St. Antois, Boxmeer, Oef feit, Cuyk, Mook, Nijmegen, Eist, Arnhem, Ede, Renswoude, Zeist, Utrecht, Woerden, Leiden, Voorhout. Afstand 180 K.M. Vraag: Welke is de kortste weg per auto van Warmond naar Bremershaven (Duitschland)? Antwoord: Warmond, Leiden, Alphen, Woerden, Utrecht, Amersfoort, Harderwijk, Zwolle, Meppel. Assen, Rolde, Gieten, Win schoten, Nieuweschans, Leer, Oldenburg, Brake, Nordenham, Geestemünde, Bremers haven. Afstand pl.m. 400 K.M. Herdenking In den foyer der Stadsgehoorzaal Ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan van den Leidschen Armen raad werd hedenmiddag in den foyer dei- Stadsgehoorzaal een herdenkingsbijeen komst gehouden, waarin de secretaris van den Armenraad, mr. P. A. van Toorenburg, een inleiding hield over: „De ontwikkeling van het Armwezen te Leiden in de afge- loopen vijf en twintig jaar". Aan deze rede ontleenen we het vol gende: Vijf en twintig jaar geleden beleefde Ne derland een periode van welvaart en over het algemeen was de werkloosheid gering. De gemeente Leiden vormde in dit opzicht geen uitzondering. Doch indien men daaruit de conclusie zou willen trekken, dat er wei nig armoede werd geleden, dan zou dat niet juist zijn. Ook naar de opvattingen van dien tijd werd er armoede geleden door een grQot deel van Leidens inwoners. De loonen van de fabrieksarbeiders waren laag, zoo laag, dat het volstrekt geen uit zondering was als een huisvader te weinig verdiende voor het onderhoud van zijn ge- ~n en de diaconie daarom bijsteunde. De huizen waarin deze menschen moes in wonen waren treurig: ongeveer de helft van de inwoners woonde in huizen van een, twee of drie vertrekken. Vele daarvan waren gelegen in sloppen, waar daglicht en frissche lucht nauwelijks te krijgen waren. Vele huizen waren zoo ver waarloosd, dat ze krotten moesten heeten. Dikwijls woonden de grootste gezinnen in de kleinste en slechtste huizen, men had geen keus; er was woningnood in de lage huren. De Leidsche fabrieksbevolking leef de, zeide men, van aardappels, jenever en pruimtabak. Ik zou u nog kunnen spreken van den woeker en van de drank, waaron der een groot deel van deze rnenschen zuchtten, van hun prille jeugd tot hun ouderdom. Maar dit is genoeg om ons iets te doen verstaan van den poel van armoe de waaruit zij, die er in verkeerden, uit eigen kracht zich niet konden losmaken. Veel ten goede veranderd. In deze vijf en twintig jaar, die wij trachten te overzien, is ontzaggelijk veel ten goede veranderd. De sociale wetgeving gaf den arbeider in allerlei omstandigheden rechten. De onge vallenwet van 1901 had een begin gemaakt. In 1913 traden in werking de artikelen 369 en 370 van de Invaliditeitswet, waardoor vele 70-jarigen en ouderen een ouderdoms rente van 2.per week ontvingen. Wat dit voor het armwezen beteekende blijkt hieruit, dat de Leidsche Maatschappij v. Weldadigheid van de 133 oude lieden die zij steunde, 106 kon afvoeren. In 1919 krijgen we Invaliditeitswet en de wet op de vrijwillige ouderdomsverzekering, in 1922 wordt de ongevallenverzekering uitgebreid, in 1929 volgt de ziektewet. Wie weet dat er thans te Leiden meer dan 4600 personen z\jn, die krachtens een der genoemde wetten een rente van tijde- lijken of blij venden aard genieten, begrijpt, dat de bestaanszekerheid van de arbeiders bevolking is verstrekt en dat tevens de or- Wat er ter verbetering van de woning toestanden in deze 25 jaar is geschied, is zeldzaam, zoo niet eenig in de geschiedenis der menschheid. In Leiden werden onge veer 500 krotwoningen onbewoonbaar ver klaard en ontruimd, en 3600 arbeiderswo lk noem verder de werkloosheidsverze kering, de. pandhuis wet, de geldschieters- wet en zoo zou er nog wel meer te noemen zijn, wat er toe heeft bijgedragen de eco nomische zwakken te beschermen en in betere conditie te brengen. Aan den eenen kant dus groote vooruit gang, maar daar staat tegenover ook groo te achteruitgang. De oorlog bracht voort de nieuwe ar men: bedrijven gingen te niet, Russische papieren gaven geen rente meer, enkele le vensverzekeringmaatschappijen konden haar verplichtingen niet meer nakomen. Hoeveel nieuwe armen zijn daarop niet ge volgd; wij kennen allen de groote fabrie ken, die werden opgeheven en wier perso neel zonder empiooy geraakte; hun be kwaamheid, hun werkkracht zijn niets waard op een overvoerde arbeidsmarkt. Wij weten, dat het buitenland zijn grenzen sloot voor Hollandsche producten en hoe dat armoede bij boeren en tuinders met zich bracht. Talrijke middenstanders werden door het gebrek van hun cliëntèle meege sleept. En misschien benauwt ons het meest, dat wij geen einde meer zien aan de crisis, dat de steeds voortschrijdende mechanisa tie steeds meerderen voor het arbeidspro ces overbodig schijnt te maken en tot werkloosheid veroordeelt. De maatschappij is in deze 25 jaar op forsche wijze door elkaar geschud, het ar beidsterrein van de organen van armen zorg onderging groote veranderingen. Hoe hebben zij zich daaronder gehouden? Wij beginnen met ons voor oogen te stel len hoe het 25 jaar geleden gesteld was. Het gemeenteverslag van 1913 bevat-de volgende tirade: „In overeenstemming met het beginsel „der Armenwet blijft de Armenzorg over gelaten aan de kerkelijke en bijzondere „liefdadigheid. Alleen in bijzondere geval len, wanneer b.v. door ziekte of afwe zigheid van het hoofd het gezin tijdelijk „in hulpbehoevenden staat verkeert, wordt „van gemeentewege eenige geldelijke on dersteuning verleend. Overigens wordt „door de gemeente voorzien in de genees kundige hulp, waarmede jaarlijks een niet „onbelangrijke uitgave gepaard gaat"! Verder blijkt, dat de gemeente aan be deeling nog geen 9000 uitgaf. De belangrijkste ondersteunende instel ling was de Ned. Herv. Diaconie, hetgeen b.v. hierin tot uiting komt, dat zij in den eersten Armenraad met drie afgevaardig den vertegenwoordigd was. Haar bedeeling bestond uit geld en brood en 's winters kwam daar soep, turf of steenkolen en stroo bij. Zij ondersteunde meer dan 800 gezin nen en de bedeeling was maar laag. De andere kerkelijke instellingen steun den eveneens voornamelijk in natura. De St. Vincentiusvereeniging had een soepko kerij. De Geref. Diaconie steunde reeds toen geheel in geld. Onder de bijzondere instellingen nam de Leidsche Mij. v. Weldadigheid de eerste plaats in, al hield zij zelf zich min of meer afzijdig en verklaarde zij niet leniging van armoéde maar voorkomen daarvan ten doel te hebben. Haar werkwijze destijds verschilt in wezen niet van die, welke zij ook thans nog volgt. Wil men de ontwikkeling van de organen van armenzorg verstaan, dan dient men te weten, dat er in het. begin van deze eeuw een groeiend besef van onbevredigdheid met den staat van het armwezen was. De herziening van de Armenwet is daarvan een teeken. Die onbevredigdheid heeft twee reeksen van gevolgen gehad: de eer ste reeks is: bezinning, reorganisatie, in grijpende verbetering, waartoe de nieuwe Armenraad mede een krachtigen stoot heeft gegeven. De andere reeks van gevolgen is: het streven om groepen van noodlijdenden te helpen buiten de organen van armenzorg om. Deze hulp wil zich geen armenzorg noemen ook al is zij in wezen niet anders. Dit streven openbaart zich dadelijk met het uitbreken van den oorlog in de stich ting van het Koninklijk Nationaal Steun comité 1914, dat op groote schaal den nood van hen, die door den oorlog in gebrek kwamen gelenigd heeft. In 1919 wordt het geliquideerd en de regeering treft maat regelen om de valide arbeiders, die door het comité gesteund werden, nu te helpen met de werkloosheidsverzekering. Een groote uitbreiding van het aantal verzekerden wordt min of meer geforceerd. Het loopt uit op de steunverleening d.w.z. steun voor rekening van Rijk en Gemeente voot dé verzekerde arbeiders, als hun rechten uit de verzekering zijn uitgeput. Deze bemoeie nis voert te Leiden in 1924 tot het instellen van den Gem. Dienst voor Sociale Zaken, belast met de controle op de werkloos heidsverzekering, met de arbeidsbemidde ling, met den steun aan de valide geor ganiseerde werkloozen, en met de werk verschaffing, later ook met den steun aan de valide ongeorganiseerde werkloozen. Hoe belangrijk dit is geworden blijkt hieruit, dat in 1936 aan steun anderhalf maal zooveel werd uitgekeerd als de to tale onderstand van de armenzorg orga nen. In de jaren 1932 tot en met 1936 ver leende het Crisis Comité allerlei hulp aan crisisslachtoffers. Wij komen nu tot de ontwikkeling der eigenlijke armenzorg-organen. In de eerste plaats treft de geweldige groei van de over- heidsarmenzorg. Het aantal ondersteunden van Burge meester en Wethouders, in 1913 nog geen 200, steeg gestadig. Bij de samenstelling van den Armenraad in zijn tweede periode is het bedrag, dat het gemeentebestuur be steedt, reeds uitgekomen boven dat van de Ned. Herv. Diaconie. In het voorjaar van 1918 wordt het B. en W. te machtig al dezen onderstand zelf te behandelen en stellen zij een Commis sie voor Burgerlijke Armenzorg in, welke twee jaar later plaats maakt voor het Bur gerlijk Armbestuur. In 1930 wordt de naam veranderd in Maatschappelijk Hulpbetoon. De omvang van het werk blijkt hieruit, dat M. H. in 1936 ongeveer 6 maal zooveel uitgaf als alle kerkelijke en particuliere instellingen met elkaar. In ons heele land valt eenzelfde verschijnsel waar te ne men. Tot de burgerlijke armenzorg behoort de zgn. geneeskundige armenzorg. Deze wordt in Leiden sedert 1921 behartigd door den Gem. Geneeskundigen Gezondheids dienst. Zooals in de meeste plaatsen van ons land heeft ook hier deze tak van ar beid zich ontwikkeld tot een zaak van volkshygiëne. Hoeveel er in deze 25 jaar is veranderd als gevolg van de betere hygiënische zorg, in combinatie met al de sociale maatrege len, wordt treffend geïllustreerd door de cijfers der zuigelingensterfte. In 1913 stier ven te Leiden van de 1000 zuigelingen be neden het jaar 75, in 1936 was dat terugge- loopen tot 15 per 1000. Het is een cijfer, dat de bevolking als geheel betreft, maar het is duidelijk, dat het nooit zoo zou zijn gedaald zonder een enorme verbetering in de omstandigheden van hen, die onder de ongunstigste voorwaarden leven. De kerkelijke armenzorg vertoonde in 1913 en volgende jaren duidelijk de bezin ning en reorganisatie waarvan ik zoo straks sprak. De Ned. Herv. Diaconie schafte de stroo- bedeeling af, ze hief haar bakkerij op, brood- en soepdeeling werden vervangen door steun in geld. De methoden van ver gaderen en van uitdeeling der gaven wer den radicaal veranderd om een einde te maken aan het wachten in lange rijen, dat aan de hulp der diaconie dat massale en neerdrukkende karakter had gegeven. Het aantal ondersteunden werd duchtig inge krompen, waarbij de steun aan de overblij- venden werd verhoogd. Vijf en twintig jaar geleden gaven de kerkelijke instellingen te zamen f 76.000 aan ondersteuning uit, thans ƒ95.000, dat is een vermeerdering van 25 pet. Neemt men in aanmerking, dat de be volking van Leiden ongeveer met hetzelfde percentage is gestegen dan blijkt, dat deze instellingen zich op hetzelfde peil hebben gehandhaafd. Het ontstaan van den van den Armenvaad. Het instituut Armenraad is een schep ping van den wetgever van 1912. Hij nam het niet over uit het buitenland. Het was iets speciaal Nederlandsch. In eenige groo te en middelgroote steden van ons land waren uit den drang der practijk commis sies tot stand gekomen, om de samenwer king op het terrein van de armenzorg te bevorderen. Hieraan verleende de wetge ver een officieel cachet en hij gaf aan die nieuwe offic'ieele lichamen een'?e bevoegd heden. Die bevoegdheden lieten de zelfstandig heid der instellingen van weldadigheid on gerept. Dit was hét groote punt, waar de strijd in de jaren van voorbereiding om was gegaan. Men beschouwde in het begin dezer eeuw het gemis aan samenwerking op het gebied van de armenzorg als een van de grootste euvelen. Twee dingen wist men zeker: er werd veel armoede geleden en er werd veel ge geven en geholpen. Maar verder tastte men in het duister. Men had geen overzicht, noch van den omvang der armoede, noch van den omvang der hulp. Hoe zou men orde scheppen in dezen chaos? Voor de hand lag deze oplossing: dat de instellin gen van weldadigheid verplicht werden tot het geven van opening van zaken aan de overheid. Daartegen rees evenwel zooveel bezwaar, dat dit plan geen kans op suc ces had. Toen heeft de wetgever het be proefd met het scheppen van organen van samenwerking, waarbij alle kerkelijke en bijzondere lichamen volkoiqen vrij werden gelaten om al dan niet mee te doen. Waar de gezindheid tot samenwerking bestond, zouden deze organen worden ingesteld en hun taak zou het dan zijn de samenwerking tot een feit te maken. Leiden behoorde niet tot de steden,, waar al vóór 1912 een soort officieuze armenraad door particulier initiatief was tot stand gekomen. Ook ging hier niet van de instel lingen een aandrang op de overheid uit: geef ons een Armenraad. Dat er toch een is gekomen danken wij aan het initiatief van het gemeentebestuur. Uit de installatierede waarmede burge meester de Gijselaar op 4 Juni 1913 den eersten Armenraad toesprak zijn in het bijzonder merkwaardig twee dingen: le. Hij constateerde, dat de instellingen dikwijls los naast elkaar stonden. Zij werk ten in dezelfde richting en kenden elkoar niet; 2e. Hij sprak de vrees uit, dat personen werden vergeten, die dienden te worden geholpen. Tweemalen is er ernstig sprake geweest van opheffing van den Armenraad, in 1937 en in 193536. In 1927 was het vooral aan den voorzit ter Pastoor Smit en aan den toenmaligen voorzitter van de Algemeene Armencom- missie, den heer J. R. Snoeck Henkemans te danken, dat de Armenraad behouden bleci. De heer Snoeck Henkemans gaf voor den Armenraad een overtuigende uiteenzet ting van het nut van het instituut en de Regeering werkte mee, door het secreta riaat tot een volledige betrekking met dien overeenkomstig salaris te maken. In 193536 scheen het alsof de regeering opheffing van alle armenraden overwoog. Het stemt tot voldoening dat zoowel het gemeentebestuur als de Armenraadsverga- aering de regeering hebben geadviseerd het instituut voor Leiden te behouden en dat de regeering dit advies heeft opgevolgd. Wel ging een vergaande reorganisatie van het bureau hiermede gepaard, en het over dragen van een groot stuk van ht werk aan den Gem. Dienst voor Maatsch. Hulp betoon. De taak van den Armenraad in de wet geeft een opsomming onder zeven punten, maar beschouwt men deze goed dan ziet men. dat deze opdracht is samen te vatten onder vier hoofden: namelijk: LEIDEN. Donderdag, R. K. Reclasseeringsvereeni- ging, afd. Leiden, zitting gebouw St. Vinc.-Ver., Hoogl. Kerkgracht 32, 8—9 uur. Woensdag. „Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging", Den Burcht 8 uur. De avond-, nacht- en Zondagdienst der apotheken wordt van Zaterdag 28 Mei tot en met Vrijdag 3 Juni a.s. waarge nomen door de apotheken P. du Croix, Ra penburg 9, tel. 807 en J. Doedens, Wilhel- minapark 8, Oagstgeest tel. 274. maar eerst een Foto-toestel koopen bij GEIJTENBEEK. Daar vindt U de grootste keuze tegen de laagBte prijzen, o.a. De Nieuwe Agfa-Box f 3.— Breestraat 79, Tel. 1851 j 1. samenwerking der instellingen; 2. goed onderzoek; 3. samenwerking van gegevens, zoodat men kan komen tot kennis van het arm wezen op zijn gebied; 4. advies aan autoriteiten en instellingen en aan armen. Over ieder van deze vier zaken weidt spr. dan nader uit en vervolgt dan: Samenwerking met de vakcentrales In 1929 volgde Leiden het voorbeeld van Arnhem en stelde een commissie voor den onderhoudsplicht in. De Leidsche commis sie onderscheidt zich van de door andere Armenraden ingestelde commissies in dit opzicht, dat alleen hier aan de samenstel ling wordt meegewerkt door de drie groote vakcentrales, die ieder een lid voor de commissie voordragen. Hierdoor is bereikt, dat de commissie nauw voeling houdt met de opvattingen, die leven in de kringen, waartoe de meeste onderhoudsbehoeftigen en onderhoudsplichtigen behooren. Verder dragen de vier grootste algemeene instel lingen van weldadigheid elk een lid voor de commissie voor. De commissie heeft in de 9 jaren van haar bestaan 680 gevallen behandeld, haar arbeid heeft een belang rijke financieele, maar ook een zedelijke beteekenis. Toen drie jaren geleden eens werd nagegaan, hoeveel in totaal onder in vloed der commissie door onderhoudsplich tigen werd opgebracht, bleek dit 23000 per jaar te zijn. In 1937 werd bij de reorganisatie van het bureau van den Armenraad de behande ling van een vrij groote categorie van ge vallen door den Dienst voor Maatschappe lijk Hulpbetoon overgenomen. De Armenraad adviseert het publiek en hier mag melding gemaakt worden van de zeer gewaardeerde medewerking, die de plaatselijke pers pleegt te verleenen. Het betreft hier vcoral de bestrijding van mis- bruk en bedrog. Ook de goede samenwer king met de politie zij hier met erkente lijkheid genoemd. Spr behandelt tenslotte de vraag: zijn wij vooruitgegaan? Ontegenzeggelijk in vele opzichten wel. Maar wij zijn in andere opzichten achter uitgegaan. Ondanks de betere hygiënische zorg, ondanks de betere woningen, de be tere regeling van ondersteuning, ziet het leven er thans voor duizenden minstens even troosteloos uit, als voor 25 jaar. Van een massale armoede zijn wij langs onge dachte wegen gekomen tot een massale werkloosheid, die voor tienduizenden het leven evenzeer of nog erger van zin en glans berooft, als de armoede, de lange arbeidstijd, de afhankelijkheid, die in 1913 het leven van de groote massa der fabrieks arbeiders kenmerkten. En wat de methode van ondersteuning betreft, ook in dat opzicht heeft de weg ge leid van het massale tot het massale. De gesteunde wordt een nummer in een lange rij, als mensch gaat hij onder. Wij worden door machten voortgescho- ven, die ons te sterk zijn, en onder dat „wij" vat ik samen zoowel de gesteunden als hen, die steunen en die bij den gang van zaken geen vrede hebben. Dit zij ons evenwel geen reden om fata listisch de handen in den schoot te leggen. Het is onze roeping het kwaad te onder kennen en het te bestrijden, ook al zien wij niet, dat wij het binnenkort overwinnen zullen. Samenwerking is het eerste doel van den Armenraad. Samenwerking ja, maar waartoe? Tot een goede zorg voor onze be hoeftige medemenschen. In den storm van onzen tijd, waarin de zcig voor de behoeftige leden der maat schappij tot de grootste problemen blijft behooren, blijft het de roeping van de Ar menraden naar vermogen mee te werken aan deze hooge taak, een taak, waarbij het in laatste instantie niet gaat om organisa tie, maai om eerbied voor den medemensch, jm de ware gezindheid tot helpen, om lief de tot den >1?""'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 2