NIEUWS
Een kwart eeuw Leidsche
Armenraad
Wilt U iets weten?
STADS
Mr. P. A. van Toorenburg over de
ontwikkeling van het Armwezen
in de Sleutelstad
AGENDA
Foto en Kino Oeijtenbeek
DONDERDAG 2 JUNI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD - PAG. I
Abonnementsprijs: voor Leiden 19
cent per week; 2.5Ü per kwartaal.
By onze agenten 20 cent per week;
2.60 per kwartaal. Franco per post
2.95 per kwartaal. Geïllustreerd
Zondagsblad 0.50 per kwartaal.
Losse nummers 5 cent, met geïlL
Zondagsblad 9 cent.
Advertentiën: 30 cent per regel.
Ingezonden mededeelingen dubbel
tarief. Telefoontjes hoogstens 30
woorden, 50 cent per plaatsing, al
léén Woensdag en Zaterdag.
HOE WORDT HET WEER?
ZACHTER.
De Bilt seint:
Verwachting: In den nacht snel afne
mende en krimpende wind, opklarend, wei
nig of geen regen, koud. Overdag matige,
tegen den avond wellicht weer krachtige
Zuid-Westelijke tot Zuidelijke wind, ge
leidelijk weer toenemende bewolking met
tegen den avond kans op regen, zachter.
Hoogste barometerst.: 767.7 te Toulouse.
Laagste barometerst.: 744.6 te Shields
De depressie, welke gisteren over de
Golf van Biscaye lag, is naar Midden-En-
geland getrokken, daarbij toenemende in
diepte. Over de Zuidelijke Noordzee en
het Kanaal waait een krachtige storm, ter
wijl over de Iersche Zee en Wales een
Noord-Westerstorm waait. Over Frankrijk,
ons land, België en West-Duitschland wor
den koude polaire luchtmassa's aangevoerd.
Over Midden- en Oost-Duitschland blijft
de temperatuur nog hoog. Op de scheiding
van koude en warme lucht, welke van
Hamburg over Frankrijk naar Zwitserland
loopt, is het regenachtig en zal het van
daag wellicht tot onweer komen. Het pas-
seeren van deze scheiding van koude en
warme lucht heeft o.a. te Hamburg 60 en
te Groningen 23 m.m. neerslag gegeven.
Over de Golf van Biscaye heeft zich een
hoogedrukgebied ontwikkeld, dat aan zijn
Westzijde reeds weer door een zeer diepe
Oceaan-depressie wordt aangetast.
Aanvankelijk zal het weer ten
onzent onder invloed van de pas
sage van een rug van hooge druk
king opklaren, met afnemenden
wind.
Onder invloed van de Oceaan
depressie is morgen in den loop
%van den dag weer toenemende be
wolking te wachten, met in den
namiddag kans op regen.
LUCHTTEIMPERATUUR.
14 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.:
Van Donderdagnamiddag 9.42 uur tot
Vrijdagmorgen 4.13 uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk aan Zee op Vrijdag 3 Juni
voorm. 7 en nam. 7.24 uur.
WATERTEMPERATUUR.
Zweminrichting „De Zijl" 16 gr. C.
Maan op 10.41 u ur Vrijdagochtend.
Maan onder 0.41 uur Zaterdagnacht.
Vraag: Zijn er in Leiden R.K. tennis-
of tafeltennisvereenigingen of clubs? Wel
ke zijn deze en tot wie moet ik me wenden
om inlichtingen te verkrijgen?
Antwoord: Wend u tot „de Graal",
Hooigracht.
Vraag: Welke is de kortste en mooiste
V/eg per fiets van Voorhout naar Heythui-
zen? Hoeveel K.M.? En terug via Nijmegen,
Arnhem, Utrecht?
Antwoord: Voorhout, Leiden, Alphen.
Woerden, Utrecht, Zalt Bommel, Den
Bosch, Veghel, Erp. Gemert, Bakel, Deur-
ne, Heythuizen. Afstand 163 K.M. Terug:
Deurne, Oploo, St. Antois, Boxmeer, Oef
feit, Cuyk, Mook, Nijmegen, Eist, Arnhem,
Ede, Renswoude, Zeist, Utrecht, Woerden,
Leiden, Voorhout. Afstand 180 K.M.
Vraag: Welke is de kortste weg per
auto van Warmond naar Bremershaven
(Duitschland)?
Antwoord: Warmond, Leiden, Alphen,
Woerden, Utrecht, Amersfoort, Harderwijk,
Zwolle, Meppel. Assen, Rolde, Gieten, Win
schoten, Nieuweschans, Leer, Oldenburg,
Brake, Nordenham, Geestemünde, Bremers
haven. Afstand pl.m. 400 K.M.
Herdenking In den foyer der
Stadsgehoorzaal
Ter gelegenheid van het vijf en twintig
jarig bestaan van den Leidschen Armen
raad werd hedenmiddag in den foyer dei-
Stadsgehoorzaal een herdenkingsbijeen
komst gehouden, waarin de secretaris van
den Armenraad, mr. P. A. van Toorenburg,
een inleiding hield over: „De ontwikkeling
van het Armwezen te Leiden in de afge-
loopen vijf en twintig jaar".
Aan deze rede ontleenen we het vol
gende:
Vijf en twintig jaar geleden beleefde Ne
derland een periode van welvaart en over
het algemeen was de werkloosheid gering.
De gemeente Leiden vormde in dit opzicht
geen uitzondering. Doch indien men daaruit
de conclusie zou willen trekken, dat er wei
nig armoede werd geleden, dan zou dat
niet juist zijn. Ook naar de opvattingen van
dien tijd werd er armoede geleden door
een grQot deel van Leidens inwoners. De
loonen van de fabrieksarbeiders waren
laag, zoo laag, dat het volstrekt geen uit
zondering was als een huisvader te weinig
verdiende voor het onderhoud van zijn ge-
~n en de diaconie daarom bijsteunde.
De huizen waarin deze menschen moes
in wonen waren treurig: ongeveer de
helft van de inwoners woonde in huizen
van een, twee of drie vertrekken. Vele
daarvan waren gelegen in sloppen, waar
daglicht en frissche lucht nauwelijks te
krijgen waren. Vele huizen waren zoo ver
waarloosd, dat ze krotten moesten heeten.
Dikwijls woonden de grootste gezinnen in
de kleinste en slechtste huizen, men had
geen keus; er was woningnood in de lage
huren. De Leidsche fabrieksbevolking leef
de, zeide men, van aardappels, jenever en
pruimtabak. Ik zou u nog kunnen spreken
van den woeker en van de drank, waaron
der een groot deel van deze rnenschen
zuchtten, van hun prille jeugd tot hun
ouderdom. Maar dit is genoeg om ons iets
te doen verstaan van den poel van armoe
de waaruit zij, die er in verkeerden, uit
eigen kracht zich niet konden losmaken.
Veel ten goede veranderd.
In deze vijf en twintig jaar, die wij
trachten te overzien, is ontzaggelijk veel
ten goede veranderd.
De sociale wetgeving gaf den arbeider in
allerlei omstandigheden rechten. De onge
vallenwet van 1901 had een begin gemaakt.
In 1913 traden in werking de artikelen 369
en 370 van de Invaliditeitswet, waardoor
vele 70-jarigen en ouderen een ouderdoms
rente van 2.per week ontvingen. Wat
dit voor het armwezen beteekende blijkt
hieruit, dat de Leidsche Maatschappij v.
Weldadigheid van de 133 oude lieden die zij
steunde, 106 kon afvoeren. In 1919 krijgen
we Invaliditeitswet en de wet op de
vrijwillige ouderdomsverzekering, in 1922
wordt de ongevallenverzekering uitgebreid,
in 1929 volgt de ziektewet.
Wie weet dat er thans te Leiden meer
dan 4600 personen z\jn, die krachtens een
der genoemde wetten een rente van tijde-
lijken of blij venden aard genieten, begrijpt,
dat de bestaanszekerheid van de arbeiders
bevolking is verstrekt en dat tevens de or-
Wat er ter verbetering van de woning
toestanden in deze 25 jaar is geschied, is
zeldzaam, zoo niet eenig in de geschiedenis
der menschheid. In Leiden werden onge
veer 500 krotwoningen onbewoonbaar ver
klaard en ontruimd, en 3600 arbeiderswo
lk noem verder de werkloosheidsverze
kering, de. pandhuis wet, de geldschieters-
wet en zoo zou er nog wel meer te noemen
zijn, wat er toe heeft bijgedragen de eco
nomische zwakken te beschermen en in
betere conditie te brengen.
Aan den eenen kant dus groote vooruit
gang, maar daar staat tegenover ook groo
te achteruitgang.
De oorlog bracht voort de nieuwe ar
men: bedrijven gingen te niet, Russische
papieren gaven geen rente meer, enkele le
vensverzekeringmaatschappijen konden
haar verplichtingen niet meer nakomen.
Hoeveel nieuwe armen zijn daarop niet ge
volgd; wij kennen allen de groote fabrie
ken, die werden opgeheven en wier perso
neel zonder empiooy geraakte; hun be
kwaamheid, hun werkkracht zijn niets
waard op een overvoerde arbeidsmarkt. Wij
weten, dat het buitenland zijn grenzen sloot
voor Hollandsche producten en hoe dat
armoede bij boeren en tuinders met zich
bracht. Talrijke middenstanders werden
door het gebrek van hun cliëntèle meege
sleept. En misschien benauwt ons het meest,
dat wij geen einde meer zien aan de crisis,
dat de steeds voortschrijdende mechanisa
tie steeds meerderen voor het arbeidspro
ces overbodig schijnt te maken en tot
werkloosheid veroordeelt.
De maatschappij is in deze 25 jaar op
forsche wijze door elkaar geschud, het ar
beidsterrein van de organen van armen
zorg onderging groote veranderingen. Hoe
hebben zij zich daaronder gehouden?
Wij beginnen met ons voor oogen te stel
len hoe het 25 jaar geleden gesteld was.
Het gemeenteverslag van 1913 bevat-de
volgende tirade:
„In overeenstemming met het beginsel
„der Armenwet blijft de Armenzorg over
gelaten aan de kerkelijke en bijzondere
„liefdadigheid. Alleen in bijzondere geval
len, wanneer b.v. door ziekte of afwe
zigheid van het hoofd het gezin tijdelijk
„in hulpbehoevenden staat verkeert, wordt
„van gemeentewege eenige geldelijke on
dersteuning verleend. Overigens wordt
„door de gemeente voorzien in de genees
kundige hulp, waarmede jaarlijks een niet
„onbelangrijke uitgave gepaard gaat"!
Verder blijkt, dat de gemeente aan be
deeling nog geen 9000 uitgaf.
De belangrijkste ondersteunende instel
ling was de Ned. Herv. Diaconie, hetgeen
b.v. hierin tot uiting komt, dat zij in den
eersten Armenraad met drie afgevaardig
den vertegenwoordigd was. Haar bedeeling
bestond uit geld en brood en 's winters
kwam daar soep, turf of steenkolen en stroo
bij. Zij ondersteunde meer dan 800 gezin
nen en de bedeeling was maar laag.
De andere kerkelijke instellingen steun
den eveneens voornamelijk in natura. De
St. Vincentiusvereeniging had een soepko
kerij. De Geref. Diaconie steunde reeds toen
geheel in geld.
Onder de bijzondere instellingen nam de
Leidsche Mij. v. Weldadigheid de eerste
plaats in, al hield zij zelf zich min of meer
afzijdig en verklaarde zij niet leniging van
armoéde maar voorkomen daarvan ten
doel te hebben. Haar werkwijze destijds
verschilt in wezen niet van die, welke zij
ook thans nog volgt.
Wil men de ontwikkeling van de organen
van armenzorg verstaan, dan dient men te
weten, dat er in het. begin van deze eeuw
een groeiend besef van onbevredigdheid
met den staat van het armwezen was. De
herziening van de Armenwet is daarvan
een teeken. Die onbevredigdheid heeft
twee reeksen van gevolgen gehad: de eer
ste reeks is: bezinning, reorganisatie, in
grijpende verbetering, waartoe de nieuwe
Armenraad mede een krachtigen stoot
heeft gegeven.
De andere reeks van gevolgen is: het
streven om groepen van noodlijdenden te
helpen buiten de organen van armenzorg
om. Deze hulp wil zich geen armenzorg
noemen ook al is zij in wezen niet anders.
Dit streven openbaart zich dadelijk met
het uitbreken van den oorlog in de stich
ting van het Koninklijk Nationaal Steun
comité 1914, dat op groote schaal den nood
van hen, die door den oorlog in gebrek
kwamen gelenigd heeft. In 1919 wordt het
geliquideerd en de regeering treft maat
regelen om de valide arbeiders, die door het
comité gesteund werden, nu te helpen met
de werkloosheidsverzekering. Een groote
uitbreiding van het aantal verzekerden
wordt min of meer geforceerd. Het loopt
uit op de steunverleening d.w.z. steun voor
rekening van Rijk en Gemeente voot dé
verzekerde arbeiders, als hun rechten uit
de verzekering zijn uitgeput. Deze bemoeie
nis voert te Leiden in 1924 tot het instellen
van den Gem. Dienst voor Sociale Zaken,
belast met de controle op de werkloos
heidsverzekering, met de arbeidsbemidde
ling, met den steun aan de valide geor
ganiseerde werkloozen, en met de werk
verschaffing, later ook met den steun aan
de valide ongeorganiseerde werkloozen.
Hoe belangrijk dit is geworden blijkt
hieruit, dat in 1936 aan steun anderhalf
maal zooveel werd uitgekeerd als de to
tale onderstand van de armenzorg orga
nen.
In de jaren 1932 tot en met 1936 ver
leende het Crisis Comité allerlei hulp aan
crisisslachtoffers.
Wij komen nu tot de ontwikkeling der
eigenlijke armenzorg-organen. In de eerste
plaats treft de geweldige groei van de over-
heidsarmenzorg.
Het aantal ondersteunden van Burge
meester en Wethouders, in 1913 nog geen
200, steeg gestadig. Bij de samenstelling
van den Armenraad in zijn tweede periode
is het bedrag, dat het gemeentebestuur be
steedt, reeds uitgekomen boven dat van
de Ned. Herv. Diaconie.
In het voorjaar van 1918 wordt het B.
en W. te machtig al dezen onderstand zelf
te behandelen en stellen zij een Commis
sie voor Burgerlijke Armenzorg in, welke
twee jaar later plaats maakt voor het Bur
gerlijk Armbestuur. In 1930 wordt de naam
veranderd in Maatschappelijk Hulpbetoon.
De omvang van het werk blijkt hieruit,
dat M. H. in 1936 ongeveer 6 maal zooveel
uitgaf als alle kerkelijke en particuliere
instellingen met elkaar. In ons heele land
valt eenzelfde verschijnsel waar te ne
men.
Tot de burgerlijke armenzorg behoort
de zgn. geneeskundige armenzorg. Deze
wordt in Leiden sedert 1921 behartigd door
den Gem. Geneeskundigen Gezondheids
dienst. Zooals in de meeste plaatsen van
ons land heeft ook hier deze tak van ar
beid zich ontwikkeld tot een zaak van
volkshygiëne.
Hoeveel er in deze 25 jaar is veranderd
als gevolg van de betere hygiënische zorg,
in combinatie met al de sociale maatrege
len, wordt treffend geïllustreerd door de
cijfers der zuigelingensterfte. In 1913 stier
ven te Leiden van de 1000 zuigelingen be
neden het jaar 75, in 1936 was dat terugge-
loopen tot 15 per 1000. Het is een cijfer,
dat de bevolking als geheel betreft, maar
het is duidelijk, dat het nooit zoo zou zijn
gedaald zonder een enorme verbetering in
de omstandigheden van hen, die onder de
ongunstigste voorwaarden leven.
De kerkelijke armenzorg vertoonde in
1913 en volgende jaren duidelijk de bezin
ning en reorganisatie waarvan ik zoo straks
sprak.
De Ned. Herv. Diaconie schafte de stroo-
bedeeling af, ze hief haar bakkerij op,
brood- en soepdeeling werden vervangen
door steun in geld. De methoden van ver
gaderen en van uitdeeling der gaven wer
den radicaal veranderd om een einde te
maken aan het wachten in lange rijen, dat
aan de hulp der diaconie dat massale en
neerdrukkende karakter had gegeven. Het
aantal ondersteunden werd duchtig inge
krompen, waarbij de steun aan de overblij-
venden werd verhoogd.
Vijf en twintig jaar geleden gaven de
kerkelijke instellingen te zamen f 76.000
aan ondersteuning uit, thans ƒ95.000, dat
is een vermeerdering van 25 pet.
Neemt men in aanmerking, dat de be
volking van Leiden ongeveer met hetzelfde
percentage is gestegen dan blijkt, dat deze
instellingen zich op hetzelfde peil hebben
gehandhaafd.
Het ontstaan van den
van den Armenvaad.
Het instituut Armenraad is een schep
ping van den wetgever van 1912. Hij nam
het niet over uit het buitenland. Het was
iets speciaal Nederlandsch. In eenige groo
te en middelgroote steden van ons land
waren uit den drang der practijk commis
sies tot stand gekomen, om de samenwer
king op het terrein van de armenzorg te
bevorderen. Hieraan verleende de wetge
ver een officieel cachet en hij gaf aan die
nieuwe offic'ieele lichamen een'?e bevoegd
heden.
Die bevoegdheden lieten de zelfstandig
heid der instellingen van weldadigheid on
gerept. Dit was hét groote punt, waar de
strijd in de jaren van voorbereiding om
was gegaan. Men beschouwde in het begin
dezer eeuw het gemis aan samenwerking
op het gebied van de armenzorg als een
van de grootste euvelen.
Twee dingen wist men zeker: er werd
veel armoede geleden en er werd veel ge
geven en geholpen. Maar verder tastte men
in het duister. Men had geen overzicht,
noch van den omvang der armoede, noch
van den omvang der hulp. Hoe zou men
orde scheppen in dezen chaos? Voor de
hand lag deze oplossing: dat de instellin
gen van weldadigheid verplicht werden tot
het geven van opening van zaken aan de
overheid. Daartegen rees evenwel zooveel
bezwaar, dat dit plan geen kans op suc
ces had. Toen heeft de wetgever het be
proefd met het scheppen van organen van
samenwerking, waarbij alle kerkelijke en
bijzondere lichamen volkoiqen vrij werden
gelaten om al dan niet mee te doen. Waar
de gezindheid tot samenwerking bestond,
zouden deze organen worden ingesteld en
hun taak zou het dan zijn de samenwerking
tot een feit te maken.
Leiden behoorde niet tot de steden,, waar
al vóór 1912 een soort officieuze armenraad
door particulier initiatief was tot stand
gekomen. Ook ging hier niet van de instel
lingen een aandrang op de overheid uit:
geef ons een Armenraad. Dat er toch een
is gekomen danken wij aan het initiatief
van het gemeentebestuur.
Uit de installatierede waarmede burge
meester de Gijselaar op 4 Juni 1913 den
eersten Armenraad toesprak zijn in het
bijzonder merkwaardig twee dingen:
le. Hij constateerde, dat de instellingen
dikwijls los naast elkaar stonden. Zij werk
ten in dezelfde richting en kenden elkoar
niet;
2e. Hij sprak de vrees uit, dat personen
werden vergeten, die dienden te worden
geholpen.
Tweemalen is er ernstig sprake geweest
van opheffing van den Armenraad, in 1937
en in 193536.
In 1927 was het vooral aan den voorzit
ter Pastoor Smit en aan den toenmaligen
voorzitter van de Algemeene Armencom-
missie, den heer J. R. Snoeck Henkemans
te danken, dat de Armenraad behouden
bleci. De heer Snoeck Henkemans gaf voor
den Armenraad een overtuigende uiteenzet
ting van het nut van het instituut en de
Regeering werkte mee, door het secreta
riaat tot een volledige betrekking met dien
overeenkomstig salaris te maken.
In 193536 scheen het alsof de regeering
opheffing van alle armenraden overwoog.
Het stemt tot voldoening dat zoowel het
gemeentebestuur als de Armenraadsverga-
aering de regeering hebben geadviseerd
het instituut voor Leiden te behouden en dat
de regeering dit advies heeft opgevolgd.
Wel ging een vergaande reorganisatie van
het bureau hiermede gepaard, en het over
dragen van een groot stuk van ht werk
aan den Gem. Dienst voor Maatsch. Hulp
betoon.
De taak van den Armenraad in de wet
geeft een opsomming onder zeven punten,
maar beschouwt men deze goed dan ziet
men. dat deze opdracht is samen te vatten
onder vier hoofden: namelijk:
LEIDEN.
Donderdag, R. K. Reclasseeringsvereeni-
ging, afd. Leiden, zitting gebouw
St. Vinc.-Ver., Hoogl. Kerkgracht
32, 8—9 uur.
Woensdag. „Onderlinge Vereeniging voor
Ziekenhuisverpleging", Den Burcht
8 uur.
De avond-, nacht- en Zondagdienst der
apotheken wordt van Zaterdag 28 Mei
tot en met Vrijdag 3 Juni a.s. waarge
nomen door de apotheken P. du Croix, Ra
penburg 9, tel. 807 en J. Doedens, Wilhel-
minapark 8, Oagstgeest tel. 274.
maar eerst een Foto-toestel koopen
bij GEIJTENBEEK.
Daar vindt U de grootste keuze
tegen de laagBte prijzen, o.a.
De Nieuwe Agfa-Box f 3.—
Breestraat 79, Tel. 1851 j
1. samenwerking der instellingen;
2. goed onderzoek;
3. samenwerking van gegevens, zoodat
men kan komen tot kennis van het arm
wezen op zijn gebied;
4. advies aan autoriteiten en instellingen
en aan armen.
Over ieder van deze vier zaken weidt
spr. dan nader uit en vervolgt dan:
Samenwerking met de
vakcentrales
In 1929 volgde Leiden het voorbeeld van
Arnhem en stelde een commissie voor den
onderhoudsplicht in. De Leidsche commis
sie onderscheidt zich van de door andere
Armenraden ingestelde commissies in dit
opzicht, dat alleen hier aan de samenstel
ling wordt meegewerkt door de drie groote
vakcentrales, die ieder een lid voor de
commissie voordragen. Hierdoor is bereikt,
dat de commissie nauw voeling houdt met
de opvattingen, die leven in de kringen,
waartoe de meeste onderhoudsbehoeftigen
en onderhoudsplichtigen behooren. Verder
dragen de vier grootste algemeene instel
lingen van weldadigheid elk een lid voor
de commissie voor. De commissie heeft in
de 9 jaren van haar bestaan 680 gevallen
behandeld, haar arbeid heeft een belang
rijke financieele, maar ook een zedelijke
beteekenis. Toen drie jaren geleden eens
werd nagegaan, hoeveel in totaal onder in
vloed der commissie door onderhoudsplich
tigen werd opgebracht, bleek dit 23000
per jaar te zijn.
In 1937 werd bij de reorganisatie van het
bureau van den Armenraad de behande
ling van een vrij groote categorie van ge
vallen door den Dienst voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon overgenomen.
De Armenraad adviseert het publiek en
hier mag melding gemaakt worden van de
zeer gewaardeerde medewerking, die de
plaatselijke pers pleegt te verleenen. Het
betreft hier vcoral de bestrijding van mis-
bruk en bedrog. Ook de goede samenwer
king met de politie zij hier met erkente
lijkheid genoemd.
Spr behandelt tenslotte de vraag: zijn
wij vooruitgegaan?
Ontegenzeggelijk in vele opzichten wel.
Maar wij zijn in andere opzichten achter
uitgegaan. Ondanks de betere hygiënische
zorg, ondanks de betere woningen, de be
tere regeling van ondersteuning, ziet het
leven er thans voor duizenden minstens
even troosteloos uit, als voor 25 jaar. Van
een massale armoede zijn wij langs onge
dachte wegen gekomen tot een massale
werkloosheid, die voor tienduizenden het
leven evenzeer of nog erger van zin en
glans berooft, als de armoede, de lange
arbeidstijd, de afhankelijkheid, die in 1913
het leven van de groote massa der fabrieks
arbeiders kenmerkten.
En wat de methode van ondersteuning
betreft, ook in dat opzicht heeft de weg ge
leid van het massale tot het massale. De
gesteunde wordt een nummer in een lange
rij, als mensch gaat hij onder.
Wij worden door machten voortgescho-
ven, die ons te sterk zijn, en onder dat
„wij" vat ik samen zoowel de gesteunden
als hen, die steunen en die bij den gang
van zaken geen vrede hebben.
Dit zij ons evenwel geen reden om fata
listisch de handen in den schoot te leggen.
Het is onze roeping het kwaad te onder
kennen en het te bestrijden, ook al zien wij
niet, dat wij het binnenkort overwinnen
zullen.
Samenwerking is het eerste doel van den
Armenraad. Samenwerking ja, maar
waartoe? Tot een goede zorg voor onze be
hoeftige medemenschen.
In den storm van onzen tijd, waarin de
zcig voor de behoeftige leden der maat
schappij tot de grootste problemen blijft
behooren, blijft het de roeping van de Ar
menraden naar vermogen mee te werken
aan deze hooge taak, een taak, waarbij het
in laatste instantie niet gaat om organisa
tie, maai om eerbied voor den medemensch,
jm de ware gezindheid tot helpen, om lief
de tot den >1?""'