RECHTZAKEN DINSDAG 31 MEI 1938 DE LEIDSCHE COURANT OERDE BLAD - PAG. II KANTONGERECHT TE LEIDEN. Het onderhouden der Pothuis- brug te Leiderdorp. Volgens den burgemeester van Leider- d o rp, den heer K. Brug, is de veehouder D. W. daar ter plaatse de eigenaar van de Pothuisbrug en dus verplicht deze brug te onderhouden. D. had dat niet gedaan vol gens de dagvaarding, dus was er proces verbaal oved opgemaakt. Gisteren diende de behandeling van deze zaak voor den Leidschen kantonrechter. De burgemeester van Leiderdorp verklaarde dat D. voor het onderhoud moet zorgen. Trots verschillen de waarschuwingen was er nooits iets aan de brug gerepareerd, zoodat eindelijk deze zaak voor den rechter was gebracht. Mr. Sprey als verdediger optredende meende, dat verdachte niet de eigenaar van de brug was. In een legger van 1874 staat verdach te niet als eigenaar vermeld. Om dat te bewijzen had pleiter een getuigen a déchar ge meegebracht die kon verklaren, dat hij destijds de helft van de reparatiekosten had betaald, zoodat verdachte dus niet alleen eigenaar kon zijn en dus ook niet als eige naar aansprakelijk kon worden gesteld. De ambtenaar achtte evenwel verdachte eige naar en dus aansprakelijk. Spr. eischte een boete van 6 subs. 3 dagen hechtenis. Uitspraak over 14 dagen. Geteeld zonder vergunning. Mej. C. B. K. uit R ij n s b u r g had zon der vergunning der Nederlandsche Sier teelt Centrale 5 Are en 17 c.A. late tulpen geteeld. De ambtenaar eischte een boete van 50 subs. 50 dagen. De kantonrechter wilde voor dit maal nog volstaan met een geldboete van 30 subs. 10 dagen. Melk verkocht zonder vergunning. H. G. handelaar in zuivelproducten te Sassenheim moest verschijnen omdat hij zonder de vereischte vergunning en dus zonder aangesloten te zijn bij de Melk- centrale melk had verkocht in zijn winkel. Verdachte voerde aan dat hij vroeger in Voorhout had gewoond alwaar hij wel een vergunning had. Hij had gedacht dat hij dus ook wel te Sassenheif melk mocht ver- koopen. Daar stond evenwel weer tegenover, dat verdachte te Sassenheim meermalen ge waarschuwd was maar dat hij er geen ge volg aan had gegeven. De ambtenaar eischte dan ook een geld boete van 50 subs. 25 dagen. Verdachte schrok danig van dezen eisch en riep de uiterste clementie van den kan tonrechter in. Deze wilde wel rekening houden met een en ander en veroordeelde verdachte tot een geldboete van 10 subs. 5 dagen. D. K., veehouder te R ij n s b u r g had te Oegstgeest consumptiemelk verkocht of la ten verkoopen zonder de vereischte ver gunning. De zaak werd voor nader onderzoek aan gehouden. Evenzoo de zaak tegen A. v. d. M. uit R ij n s b u r g, die voor een soortgelijke overtreding moest terecht staan. Hij bofte niet. G. A. L. te Leiden had op den Hooge Rijndijk te Leiden nabij de Wilhelmina- brug als bestuurder van een auto den weg afgesneden voor een wielrijder. Het was letterlijk en figuurlijk een strop voor verdachte, dat deze wielrijder was veldwachter de Vet uit Zoeterwoude, zoo dat, er dadelijk een bonnetje uitgereikt kon worden. De eisch werd 15 subs. 5 dagen. Uit spraak conform. Niet geschikt voor veilig verkeer. A. K. C. v. d. H. uit L e i d e r d o r p had zekeren van E. een carrier met hulpmotor verhuurd, terwijl hij wist, dat de remmen niet goed werkten. Eisch en uitspraak 15 subs. 15 dagen. Auto contra tram-trein. H. S. uit Rotterdam was op 5 April de Geverstraat te Oegstgeest uit komen rijden zonder behoorlijk uit te kijken of kenbaar te maken, dat hij aan kwam. Rus tig doorrijdend was hij de tramrails over gestoken alwaar juist een tram-trein der N. Z H. T. M. aan kwam. De gevolgen laten zich raden. De tram had de auto een „duwtje" gegeven en wel zoodanig, dat de geraakte auto tegen een geparkeerde dito werd geplakt. Nog meerdere brokken dus. Eisch en uitspraak 20 subs. 10 dagen. Dronken of niet dronken. J. R. los-arbeider te Noord wijker- h o u t zou te veel aan Bachus geofferd heb ben. Verdachte was daar niets over te spre ken en had een getuige meegebracht, die verklaarde, dat verdachte maar drie bier tjes geconsumeerd had en dat de veld wachter een' ieder, die maar eenigszins scheef liep, voor dronken verklaarde. De zaak werd aangehouden om den veldwach ter te hooren. Overtreding arbeidswet. N. H. T., bakker te K a t w ij k a. Zee, had voor de tweede maal de arbeidswet ten overtreden. Eisch 7.50 subs. 3 dagen. Uitspraak 5 subs. 2 dagen. H. van D. bakker te Voorhout had een zelfde feit gepleegd. Hier betrof het twee knechten, zoodat het vonnis werd tweemaal 5, subs, tweemaal twee dagen. HOOGE RAAD. DE ARBEIDSKWESTIE BIJ DE KALK ZANDSTEENFABRIEK „ARNOUD". De Hooge Raad heeft heden in cassatie behandeld de bekende arbeidskwestie bij de Kalkzandsteenfabriek „Arnoud", wel ker directeur A. H. baron van Harden- broek van Ammerstol voor het kantonge recht te Haarlem, was veroordeeld tot 3 geldboeten van 6.wegens overtreding van de Arbeidswet, aangezien hy arbeiders arbeid heeft laten verrichten tusschen 6 uur des namiddags en 7 uur des voormid dags, zulks in strijd met art. 24 lid 2 der Arbeidswet, welk artikel dergelijke arbeid in fabrieken en werkplaatsen niet toe laat, tenzij bijzondere omstandigheden aan wezig zijn. Een bijzondere omstandigheid heeft de kantonrechter niet aanwezig ge acht, doch in hooger beroep heeft de recht bank het verweer van den directeur ge grond verklaard, overwegend dat hier van toepassing is de uitzonderingsbepaling van art. 83 lid 6 der Arbeidswet, volgens wel ke een handeling niet strafbaar is, indien die handeling onder de gegeven omstan digheden als gerechtvaardigd is te be schouwen. Op grond hiervan heeft de recht bank den directeur ontslagen van rechts vervolging, tegen welke beslissing de offi cier van justitie cassatieberoep instelde. Heden werd dit cassatieberoep voor den Hoogen Raad bestreden door mr. S. van Oven uit Den Haag en mr. de Groot uit Haarlem. mr. van Oven merkte op, dat deze zaak voor de „Arnaud" van het allergrootste belang is. De vraag is of de houding van den di recteur gerechtvaardigd is. Nu strekken de bepalingen van de Arbeidswet tot be scherming van de belangen der arbeiders, en pleiter wenschte op den voorgrond te stellen, dat bij de „Arnoud" deze belan gen zeer goed zijn beschermd, en dat het stelsel, waarom het hier eigenlijk gaat, het twee ploegenstelsel, is ingevoerd met me dewerking van en zelfs op aandringen van den Minister. Na de invoering van de Arbeidswet heeft de „Arnoud" steeds mogen werken in af wijking van het bepaalde in artikel 24, en toen in den loop der jaren de directeur een tweeploegenstelsel uitvond, dat uitstekend werkte en dat ook de belangen der arbei ders zeer goed beschermde, heeft de mi nister in November 1929 daaraan zijn goed keuring gehecht en in het betreffende schrijven zelfs aangedrongen op een spoe dige invoering van dat tweeploegenstelsel. Wat het eerste punt betreft, constateer de mr. van Oven, dat het hier betreft een beschouwing van den feitelijken rechter, welke beschouwing in cassatie niet kan worden getoetst. Wel is zulks het geval het het tweede punt, doch hierover is in het cassatiemid del niets te vinden. De groote vraag is thans, of de „Ar naud" op den ouden voet kan blijven wer ken en ten aanzien hiervan stelt de direc teur zich op het standpunt, dat hij op grond van de geheele voorgeschiedenis als nog recht blijft houden op een vergunning. Wat de cassatie ten slotte betreft, zeide mr. van Oven, dat de Hooge Raad niet ten principale recht zal kunnen doen, wan neer hij ambtshalve tot cassatie zou beslui ten. Immers voor de rechtbank zijn twee verweren gevoerd, waarvan na gegrondbe- vinding van het eerste de rechtbank het tweede niet verder heeft onderzocht. Bij eventueele cassatie zou de zaak der halve voor het onderzoek van het tweede verweer naar de rechtbank moeten wor den teruggev/ezen. Daarna pleitte mr. O. van der Goot. die allereerts uitvoerig de geschiedenis na ging van de totstandkoming van art. 83 li;' 6 der Arbeidswet, en daarbij het oordeel weergaf van den heer Zaalberg als auteur van deze wetsbepaling. De heer Zaalberg verklaarde voor de rechtbank, ten aan zien van de in het artikel genoemde „ge geven omstandigheden", dat het artikel indertijd zoo ruim mogelijk is gesteld, om dat het onmogelijk was, alle omstandig heden, die zich zouden kunnen voordoen te voorzien. Wat onder die „gegeven om standigheden" valt, is aan den rechter ter beslissing overgelaten. Uitvoerig betoogde pleiter vervolgens, dat voor de „rechtvaardiging onder de ge geven omstandigheden" voor de toepasse lijkheid van art. 83 lid 6 niet a fortiori als eisch kan worden gesteld, dat „onmiddel lijk moet worden gehandeld" in dien zin, dat de omstandigheedn, die tot de onwet tige handeling noopten, eerst zijn geboren vlak voor het oogenblik, waarop die han deling moest geschieden. Natuurlijk zal, wanneer de omstandig heden veel eerder reeds aanwezig waren, in vele gevallen door den rechter het be roep op art. 83 kunnen worden afgewezen, omdat aanpassing aan die omstandigheden clan ten tijde van de overtreding zal zijn verwacht of verlangd, doch in beginsel mag niet reeds zonder meer een beroep op niet onmiddellijk tevoren opgetreden om standigheden, die tot de overtreding zou den hebben gedrongen, worden verworpen. Geval voor geval moet worden onderzocht. Het beroep op vroegere gebeurtenissen, is in de onderhavige zaak gedaan, omdat daardoor thans een toestand is ontstaan, die dwingt en dringt om te werken op een wijze, die afwijkt van art. 24 der Arbeids wet. De Arnoud kan thans niet meer terug, uit den toestand, welke met medewerking der regeering ten koste van buitensporige offers is geschapen. De fabriek zou anders niet loonend meer kunnen werken en te grond gaan. Een verzet daartegen is vol gens pleiter dan ook zeer zeker volkomen gerechtvaardigd. Pleiter is'derhalve van oordeel, dat met vrucht ten deze een beroep op art. 83 kan worden' gedaan en dat de rechter deze be paling met juistheid heeft toegepast. In den breede zette mr. van der Goot ten slotte nog uiteen, dat de directeur van de Arnoud mede vrijuit gaat, omdat hij heeft gehandeld ter uitvoering van een HAAGSCHE POLITIERECHTER. Vrijgesproken. Voortgezet werd de zaak tegen A. de V. uit A1 p h e n a. d. R ij n, die terecht had moeten staan wegens het foutief opgeven van de gezins-inkomsten aan de steunver lening te Alphen a. d. Rijn. Verdachte had toen gezegd, dat hij niet wist, dat zijn dochter werkte, zoodat hij ook niet had kunnen opgeven, dat zij iets verdiende. De zaak was toen aangehouden om de dochter als getuige te hooren. Deze ver telde nu, dat haar vader niet had geweten, dat zijn andere dochter, dus haar zuster, werkte op een wasscherij. Er werd hem verteld, dat, als zij de deur uitging, zij een zieke vrouw ging helpen. De vader was er pertinent op tegen, dat zijn dochter op een wasscherij werkte en daarom werd den vader maar iets voorgelogen, hetgeen de politierechter deed opmerken, dat zulks zeer onbehoorlijk was, want door deze leu gen moest de vader nu in het verdachten bankje staan. De Officier nam aan, dat de vader het niet had kunnen weten, omdat zyn doch ter het hem verzwegen had en eischte dan ook vrijspraak. De uitspraak werd conform. Gas. F. W. v. d. H., handelaar in siervoorwer pen te Noordwijk was gedagvaard we gens diefstal van gas, meermalen gepleegd Verdachte gooide in de muntgasmeter metalen plaatjes, die dezelfde functie moesten uitoefenen van de dubbeltjes, die er anders in gegooid worden. Verdachte was gewaarschuwd, dat het spaak zou loo- pen als hij zoo door zou gaan. Vast kwam te staan, dat verdachte had gedacht geen strafbare handeilng te plegen, omdat hij, als de muntmeter gelicht werd, de plaatjes, die er in waren, vergoedde voor dubbeltjes. Nadat de controleur A. van Oosten als getuige was gehoord, eischte de Officier een geldboete van 25 subs. 25 dagen. De politierechter nam de verschillende verzachtende omstandigheden in aanmer king en veroordeelde verdachte tot *en geldboete van 5 subs. 10 dagen. De leeren jas. Er is te Zevenhoven veel narigheid geweest over een leeren jas, die zekere D. K. uit Amsterdam zich toegeëigend zou hebben ten nadeele van G. J. v. d. Steeg, uit Zevenhoven. Er was eerst ter zitting narigheid over de kleur van de jas, want de verdachte zei, dat de jas bruin was, maar de getuige zei, dat het ding zwart was. Uitgemaakt werd, dat de jas veel in een kast hing en dat verdachte toestemming had gekregen om af en toe de jas te dra gen. Op zeker moment was er onmin ont staan tusschen verdachte en man en vrouw v. d. Steeg. Er was toe gezegd, dat D. K. zich de jas had toegeëigend en daarvan was anoniem mededeeling gedaan aan de politie. Het werd erg verward hoe of het r.u eigenlijk zat met de jas. Maar het werd nog erger, want er kwam nog meer narig heid en wel over een geit, een waschma- ehine en eenige konijnen. Deze rare com binatie werd weer een puzzle op zich zelf en telkens als men dacht, dat men er uit was, daagde er weer een nieuwe hinder nis op, want op zeker moment kreeg men te hooren, dat de helft van de bedoelde geit aan een ander toebehoorde, Op het laatst werd het zulk een hopeloo- ze boel, dat het begon te duizelen, zoodat ae Officeir, om uit deze wir-war van bruine of zwarte jas, waschmachine, twee halve geitjes en eenige konijnen te ko men, de zaak aanhield om alsnog eenige getuigen te hooren. Aldus werd besloten. Rijwieldiefstal. G. W. K. te Zutphen had te Sassen heim een rijwiel gestolen, toebehoorende aan zekeren v. d. Sluis. Verdachte had geen reisgeld meer en had toen de fiets maar meegenomen om er meer naar Am sterdam te gaan om hem daar dan ergens achter te laten. Hij was echter niet ver gekomen, want de veldwcahters hadden hem reeds dadelijk aangehouden en gear resteerd. Verdachte was niet in preventieve hech tenis gezet om verschillende redenen. Het reolasseeringsrapport uit Zutphen wilde het nog wel eens probeeren en vroeg een voorwaardelijke veroordeeling. De of ficier voelde daar niet veel voor, want verdachte staat bekend als een slappeling, die op veel te grooten voet heeft geelefd. Ten deele is zijn opvoeding daar oorzaak van. Spr. wil verdachte geen geheel voor waardelijke straf geven maar een gecom bineerde. De eisch werd een gevangenis straf voor den tijd van zes maanden, waar van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De politierehcter wilde verdachte nog een kans geven en veroordeelde hem tot een geldboete van 40 subs. 40 dagen en bovendien een voorwaardelijke gevange nisstraf voor den tijd van vier maanden. Oplichting. H. M. Z., koopman te Den Haag, was op zekeren dag bij den garagehouder P. J. v. d M. te Boskoop gekomen, met wien hij reeds lang in zakenrelatie stond, dat hij een groot werk in zicht had, maar dat hij, om dat werk te krijgen, eerst 'n aantal accu's voor detaximeter-centrale, zou moeten verkoopen. Deze accu's zouden moeten kosten 4 per stuk, wat een koop je genoemd mocht worden. En of v. d. M. wettelijk voorschrift van art. 28 lid 5, het geen het tweede voor de rechtbank ge voerde verweer betreft. De procureur-generaal zal op 7 Juni con clusie nemen. nu niet alvast maar 25 kon voorschieten. Deze had dit gedaan, terwijl een poosje la ter nogmaals 10 voorschot was gegeven, zoodat het totaal bedrag 35 werd. Maar toen kwam het moment, dat de accu's ge leverd moesten worden en het bleek, dat verdachte niet over de accu's kon beschik ken, omdat hij niet in dienst was van de taximeter-centrale. Er was toen aangifte gedaan van oplichting en zoo moest ver dachte terecht staan. De zaak leverde geen moeilijkheden op, want verdachte bekende. De Officier vond het feit nogal ernstig om iemand met wien men al jaren zaken doet zoo op te lichten en eischte twee maanden gevangenisstraf. Verdachte riep de clementie van den politierechter in, omdat hij nog nooit ver oordeeld is geworden en omdat hij het geld aan den benadeelde heeft terugbetaald. De politierechter wilde daar wel rekening mee houden en veroordeelde hem tot een geldboete van 40 subs. 40 dagen, maar wilde toch tevens een soort zwaard van Damocles boven het hoofd van verdachte laten hangen voor het geval hij in de toe komst weer zulke neigingen zou krijgen en veroordeelde hem bovendien tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor den tijd van vier maanden met een proeftijd van drie jaar. De verdwenen accu. J. J. Vink, scheepsbouwer te A1 p h e n a.d. R ij n, had aan den monteur J. G. van E. te Alphen een accu gegeven om te laden. Na langen tijd, het was inmiddels een jaar geleden, had Vink aan van E. gevraagd of hij de accu weer kon krijgen, want hij had hem noodig voor zijn schip, maar de accu was niet teruggekomen. Verdachte vertelde daarentegen, dat de accu reeds gebracht was in 1935. In 1937 zou Vink tegen verdachte gezegd hebben: „Jo, jij hebt nog steeds een acci? van mij." Verdachte had toen volgens het zeggen van Vink gezegd, „dat kan wel, ik zal wel eens kijken". Verdachte zelf vertelde verder, dat ver moedelijk zyn knechts de accu toen had den aangenomen. Vast kwam te staan, op verdere onder vraging van den politierechter, dat ver dachte de accu in een auto had geplaatst, omdat een bootaccu steeds bijgeladen moet worden. Verdachte wist op zeker moment niet meer in welke auto de accu geplaatst was. Getuige Vink moest toegeven, dat hij toestemming had gegeven om de accu maar in een auto te plaatsen. Verder had verdachte aan Vink aange boden om een andere accu te geven, maar deze laatste vond, dat de accu wel wat te oud was, zoodat het geval niet doorgegaan v/as. Niettemin wil verdachte nog steeds de accu teruggeven. P. J. Kaptein, als tweede getuige ge hoord, verklaarde, dat hij in dienst was geweest bij verdachte en wist, dat er ja ren terug een accu gebracht was, toebehoo- rend aan Vink. Waar de accu gebleven was kon hij niet zeggen. De Officier zeide, niet te kunnen slagen in het leveren van het bewijs en eoschte vrijspraak. De politierechter meende, dat verdachte voortaan voorzichtiger moet zijn met zijn accu-bedrijf en dat hij Vink wel schade loos mag stellen, om ten slotte verdachte vrij te spreken. Verduistering in dienst betrekking. A. D. K., reiziger te Alkemade had zich ruim 100 toegeëigend, die hij had ontvangen voor de firma, die hij vertegen woordigde, zijnde een koffiebranderij te 's Hertogenbosch. De Officier nam dat feit echter niet zoo licht op en eischte tv/ee maanden gevan genisstraf. Nadat verdachte clementie had gevraagd, aanvoerende, dat hij thans werk had en bang was dit bij een veroordeeling weer te verliezen, veroordeelde de poiltienechter hem tot een voorwaardelijke gevangenis straf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar en bovendien een geldboete van 25 subs. 25 dagen. Diefstal van een dynamo. H. A. S., boomkweekersknecht te Bos koop, had daar ter plaatse een dynamo weggenomen, toebehoorende aan zekeren Hooftman. Het rapport was tamelijk gunstig, reden voor den Officier om een voorwaardelij ke gevangenisstraf te eischen van twee maanden met een proeftijd van drie jaar. Nadat verdachte nog een brief van zijn patroon had vertoond, die ook verklaarde, dat verdachte overigens eerlijk is, veroor deelde de politierechter hem conform den eisch. GERECHTSHOF 'S GRAVENHAGE. NEDERLANDSCHE BELEGGINGS UNIE BLEEK EEN SLECHTE BELEGGING. Twee inwoners van Bodegraven slachtoffer van sluw Hilversumsch koopman. Van het feit, dat twee inwoners van B o- degraven van de aandeelen in de „Ne derlandsche Beleggings Unie" niets dan narigheid hebben gehad, heeft een slim Hilversumsch koopman gebruik gemaakt om onnoozele lieden op afbetaling er nog eenige Belgische premieloten tegen veel te hoogen prijs en op zeer onvoordeelige voorwaarden bij te laten koopen. De beide slachtoffers, die de aandeelen in de N. B. U. hadden gekocht, moesten daar steeds meer geld op bijbetalen, totdat dit hen verveelde en zij zeiden: „geen woord erover en geen cent er meer voor". waarmee zij alle vertegenwoordigers van de N. B. U. afpoeierden. Op een dag evenwel kwam de Hilver- sumsche koopman, die een ander geluid deed hooren. Hij zeide namens den Staat der Nederlanden te komen, want de Staat DE BEKENDE GOUDDIEFSTAL TE UTRECHT. Uitspraken van de Utrechtsche Rechtbank. Vanochtend heeft de Rechbank te Utrecht uitspraak gedaan in de zaak van den be kenden gouddiefstal aan het tandheelkun dig instituut te Utrecht. De 27-jarige Amsterdamsche schoenma ker C. V. werd veroordeeld tot drie gevangenisstraf, met aftrek van den tijd, in preventive hechtenis doorgebracht (eisch vier jaar); de 25-jarige chauffeur D. J. van der S., tot drie jaar gevangenisstraf, eveneens met aftrek (eisch vier jaar), de 33-jarige typograaf L. de G. werd con form den eisch tot vier jaar gevangenis straf veroordeeld, met aftrek van voorar rest. De Rechtbank veroordeelde verder den 38-jarigen Utrechtenaar J. M., kostbaas van den student, tot drie jaar gevange nisstraf (eisch drie jaar), de preventieve hechtenis werd eveneens in mindering ge bracht. De student B. N. werd veroordeeld tot één jaar voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van drie jaar. De Rechtbank achtte zich niet bevoegd, kennis te nemen van de tenlastelegging van de verdachten: den 48-jarigen metaal- draaier M. G., bekend uit de Neyenrode- zaak, den 54-jarigen koopman I. Z. en den 41-jarigen koopman W. H. L., allen Am sterdammers en helers van het gestolen goud, tegen wien de Officier van Justitie resp. twee-en-een-half, twee en twee-en- een-half jaar gevangenisstraf had ge- eischt. Deze zaak werd daarom verwezen naar de Amsterdamsche arrondissements rechtbank te verdere behandeling. had zich het lot van de gedupeerden der N. B. U. aangetrokken en wilde hen scha deloosstellen. De koopman toonde groote papieren met de kop „Hollandsche Com missie-bank voor Staatsaandeelen." Dat wekte vertrouwen en de eenvoudige Bode gravers gingen op de transactie met den slimmen koopman in. Zij betaalden 50 en teekenden een stuk, waarop zij zich verplichtten elke drie maanden nog 10 te storten, totdat er in totaal 300.was betaald. Voor die 300.kregen ze Bel gische premieloten ter waarde vanpl.m. 217.—. Bovendien ontvingen ze, voordat de 300 geheel betaald was, geen rente en hadden slechts een beperkte trekkingskans. Het is duidelijk, dat de tv/ee Bodegraafsche ingezetenen, die al zooveel schade door de N. B. U. hadden ondervonden, alleen door allerlei voorwendsels tot de nieuwe trans actie waren bewogen. Voorwendsels, welke de koopman voor de rechtbank brachten, welk college hem wegens oplichting tot één jaar gevangenisstraf veroordeelde. Van dit vonnis is hij in hooger beroep ge komen en heden stond hij voor het Haag- sche Gerechtshof terecht. De beide gedupeerden, als getuigen ge hoord, verklaarden, dat verdachten het voorgesteld had, alsof ze jaarlijks 12. rente zouden ontvangen en dat ze op den duur hun 300.welke zij bij de beleg- gings-unie hadden verloren, zouden terug krijgen. Als waarborg kregen ze dan zoo lang de Belgische premieloten. Het wekte wel eenige bevreemding, dat het Belgische en geen Nederlandsche premieloten waren, doch verdachte had gezegd, dat er veel andeelhouders van de N. B. U. in België woonden. Verdachte ontkende een groot deel van het relaas der getuigen. Hij had nooit gezegd als vertegenwoordiger van den staat of van het Nederlandsche Rijk te komen. In ieder geval bleek, dat de beide gedu peerden zich allerminst rekening gegeven hebben, welke transactie zij afsloten en dat verdachte wel op zeer sluwe wijze is te werk gegaan bij de onnoozele bevolking. De procureur-generaal, mr. L. B. J. Ver meulen achtte dan ook de oplichting be wezen. Het is weer het oude liedje, slimme colporteurs komen bij eenvoudige, lieden met zeer ingewikkelde verhalen. Het staat volgens spr. vast, dat verdach te zich voor heeft gedaan als vertegen woordiger van den Staat en dat hij voor gewend heeft „staatsaandeelen" te leve ren. Het feit is zeer ernstig. In verband hiermede memoreerde spr. de strafzaak, onlangs voor het Haagsche Hof behandeld, tegen twee colporteurs, die in Zeeuwsch Vlaanderen op haast dezelfde wijze van de. arme bevolking duizenden guldens hebben losgekregen. Ook daar werd met den „staat" geschermd. Spr. vorderde bevestiging van het von nis van de rechtbank, (één jaar gevange- nistraf). De verdediger, mr. J. M. Hoofien te Amsterdam, achtte de oplichting niet be wezen en concludeerde tot vrijspraak. Uitspraak 13 Juni. KANTONGERECHT TE ALPHEN AAN DEN RIJN. A. P. V. van Alphen: B. W. V. dom. te 's-Gravenhage 2 of 1 wk. t. s. M. en R - Regl.: R. K. 1.50 of 1 wk. t. s. H. v. d. K. te Delfzijl 15 of 10 dg. W. J. te Bode graven 3.50 of 3 d. H. v. d. B. te West- zaan 3.50 of 4 d. J. C. v. W. te Papekop ƒ3 of 3 d. J. C. D. te Haren ƒ2 of 3 d. L. M. de B. te Zoeterwoude 1.50 o f2 d. P. C. 1.50 of 2 d. N. v. B. te Leiderdorp 2 of 2 d. Ch. de G. 2 of 2 d. D. G. v. d. H te Hazerswoude 2 of 2 d. J. C. B. 1.50 of 1 d. Arbeidswet: C. M. H. 2 maal 3 of 3 d. Visscherywet: J. J. R. te Poeldijk ƒ3 of 3 d. m. verb, verkl. Leerplicht: P. K. te Nieuwkoop 4 of 4 d. H. P. te Nieuw koop 4 of 4 d. C. N. R. te Nieukoop 4 of 4 d.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11