GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 10 MEI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
0ERDE BLAD - PAG. 9
VERORDENINGEN INZAKE POLITIE EN BRANDWEER.
ZAL OP 31 AUGUSTUS DE STADSGEHOORZAAL NIET BE
SCHIKBAAR ZIJN VOOR HET TRADITIONEELE KINDER
FEEST?
(Vervolg).
Bij art. 0 van de verordening bespreekt
de heer Tobé (R.K.) de wenschelijkheld
van het hebben van een diploma. Spr.
vraagt den voorz. dat deze zijn best zal
doen om er naar te streven dat alle agen
ten een politie-diploma bezitten.
De voorz.: Daar wordt steeds naar ge
streefd, doch het behoeft niet als eisch in
de verordening gesteld te worden.
Bij hetzelfde artikel verdedigt de heer
Schüller (S.D.A.P,) een amendement
om het salaris van een agent 2e klas met
een proeftijd vast te stellen op 27.per
week. (B. en W. stellen 26.voor). Elders
wordt ook 27.betaald. (Een gelijklui
dend amendement was ingediend door de
heeren Eikerbout en Wilmer).
De heer Eikerbout (A.R.) sluit zich
bij dit betoog aan. Wil men behoorlijk per
soneel hebben, dan moet men ze betalen
naar dezelfde maatstaf als in andere ge
meenten.
De heer Wilbrink (C.H.) is niet over
tuigd door de vorige sprekers. Wie als po-
litie-man in dienst treedt is nog bijna vol
komen ongeschoold. Hij mag nog niet eens
alleen de straat op in de eerste weken. Voor
dergelijke ongeschoolde krachten acht spr.
een salaris van 25.voldoende.
De heer G o s 1 i n g a (A.R.) sluit zich bij
den heer Wilbrink aan. Het verhoogen van
dit minimum van 26 tot 27 heeft auto
matisch tot gevolg, dat straks gevraagd
wordt, dat de andere minima ook verhoogd
zullen worden.
De heer v. d. Laan (Lib.) is evenmin
overtuigd van de noodzakelijkheid om het
loon van 26 op 27 te brengen. Het gaat
niet om die eene gulden, doch een loon van
26 is z.i. meer dan voldoende.
De heer Wilmer (R.K.) geeft toe, dat
het moeilijk is aan te toonen, dat f 26 on
voldoende is, doch 27 voldoende. Toch
acht spr. 27 wenschelijk, omdat het salaris
van een agent 2e klas zonder proeftijd 28
is. Een verschil van één gulden acht spr.
voldoende om aan te duiden dat de een op
proeftijd is en de ander vast is aangesteld.
Elders betaalt men ook 27 en dat kan aan
leiding zijn, dat de beste krachten niet naar
Leiden komen, hetgeen jammer zou zijn,
omdat hij een goed politiecorps een groot
belang acht. Spr. stelt aan de politie eischen
van tact en beschaving. Zij moeten niet zijn
jagers op proces-verbalen, zooals spr. b.v.
enkele uren geleden op de Apothekersdijk
van een politieagent constateerde.
De v o o r z. is het met den heer Wilbrink
geheel eens. In de eerste jaren heeft men
nog niet veel aan een politie-agent. De jon
gelui zijn nog allerminst op een leeftijd,
welke een salaris van 27 wenschelijk
maakt. Met ƒ26 zijn hun verdiensten ruim
gesalarieerd.
De heer Wilmer is van de onjuiste ge
dachte uitgegaan, dat bij andere ambtena
ren tijdelijke krachten niet lager gesala
rieerd zouden zijn. Voor concurrentie van
andere gemeenten is spr. niet bang. Den
candidaten wordt in elk geval het uitzicht
geopend op een wedde van 42.50 per
week (als hoofdagent).
De heer v. W e 1 z en (Comm.) verdedigt
een salaris van 27.
De heer Schüller (S.D.A.P.) meent,
dat het politiecorps naar beneden gehaald
wordt, door het voor te stellen alsof het
uit ongeschoolde krachten bestaat. (Stem
men van protest en ontkenningen). Dat de
pas aangestelde krachten niet alleen de
straat op gaan, vindt zijn oorzaak in het
feit, dat deze menschen de stad nog niet
kennen. Maar als ze alleen kunnen gaan,
worden dan „ongeschoolde krachten" op
het Leidsche publiek los gelaten? De heer
v. d. Laan is natuurlijk voor loonsverlaging,
dat is volgens zijn liberale princiepen. De
verbinding van de"politie met de brandweer
maakt het beroep, ook van dezen jongen
politie-man, gevaarlijker, en dat is een re
den te meer om het loon op f 27 te brengen.
De voorz. dringt op de uiterste be
knoptheid aan. Over deze kwestie kan men
wel uren door blijven debatteeren.
Nadat nog de heeren Eikerbout en
Wilbrink het woord gevoerd hadden,
wordt het voorstel Schüller (v. d.
Voort) aangenomen met 16 tegen 15 stem
men. Tegen: de heeren Würtz, Tobé, Wil
brink, v. d. Kwaak, v. Rosmalen, Bergers,
v. d. Laan, Beekenkamp, Lombert, v. d.
Tas, de Reede, Key, Goslinga en Splinter.
(De heer Manders, de heer v. d. Reyden en
twee leden der S.D.A.P, zijn niet aanwezig).
Bij art. 9 licht de heer Schüller (S.D.
A.P.) een voorstel toe van den heer v. d.
Voort, dat evenwel op een onjuiste inlich
ting berust en wordt ingetrokken.
Bij art. 22 verdedigt de heer Schüller
(S.D.A.P.) het volgende amendement:
lo. het eerste en tweede lid van art. 22
van het ontwerp Ambtenarenreglement Po
litie I te vervangen door het volgende:
De ambtenaren op weekloon ontvangen
voor het krachtens opdracht van of namens
den Commissaris van Politie verrichten van
dienst buiten den voor hen bij dienstrooster
vastgestelden diensttijd, buitengewone
dienst als disciplinaire straf daaronder niet
begrepen, bij wijze van tijdelijke toelage
een vergoeding.
Deze vergoeding bedraagt:
a. voor de eerste 2 uren, aansluitende aan
den gewonen diensttijd, voor elk uur het
uurloon;
b. voor uren, niet aansluitende aan den
gewonen diensttijd en niet vallende onder
c, voor elk uur het uurloon, verhoogd met
25 ten honderd;
c. voor uren gedurende den nacht, voor
elk uur het uurloon verhoogd met 50 ten
honderd;
a. voor uren op een naar het dienstroos
ter voor den Ambtenaar vrijen dag, voor
elk uur het uurloon, verhoogd met 100 ten
honderd.
2. Voor de toepassing van dit artikel
wordt verstaan onder.
a. „uurloon" het 1/51 gedeelte van de
wedde per week;
b. „nacht" de tijd tusschen 23 uur en 7
uur.
3. Indien de vereffening van het aantal
uren, waarin buiten den bij dienstrooster
vastgestelden diensttijd, dienst is gedaan,
aan den Ambtenaar een gelijk aantal uren
extra vrij wordt gegeven bedraagt de ver
goeding naar de in het eerste lid gemaakte
onderscheiding voor elk uur, dat extra
dienst is verricht, resp. 25, 50 of 100 ten
honderd van het uurloon.
De voorz. constateert, dat de heer
Schüller zich gebaseerd heeft op onjuiste
gegevens, hem verstrekt door de politie
bonden. Spr. ontraadt het amendement.
Het amendement-S c h 11 e r wordt
verworpen met 17 tegen 14 stemmen.
Voor: de S.D.A.P. en de heer v. Weizen.
Bij art. 42 dienen de heeren Eiker
bout en Wilmer een amendement in,
waarbij de uitkeeringSbepalingen bij over
lijden gelijkluidend worden gemaakt aan
die van het Ambtenaren-reglement.
Dit amendement wordt na een korte be
strijding door den voorz. door de voor
stellers ingetrokken.
Bij art. 45 dient de heer Schüller (S.
D.A.P.) nu mede namens de heeren Eiker
bout (A.R.) en Wilmer (R.K.) een
amendement in, neerkomende op een be
stendiging van den bestaanden toestand in
zake het toekennen van gratificaties.
De voorz. laat de aanvaarding van dit
amendement aan den raad over.
De heer Eiker bout (A.R.) zegt, dat
de sop de kool niet waard is. Het gaat om
een bedrag van ongeveer 100.per jaar.
De heer Goslinga (A.R.) verklaart
zich om bezuinigingsredenen ertegen, ter
wijl de heer Wilbrink (C.H.) zich er
voor verklaart.
Het amendement wordt aangenomen met
op één na algemeene stemmen (die van den
heer Goslinga).
De voorgestelde wachtgeldverordening
wordt z. h. st. goedgekeurd.
TOEKENNING VAN PREMIES
BIJ BRAND.
15o. Voorstel tot het vaststellen van een
verordening, regelende de toekenning van
premies aan ambtenaren van politie voor
het blusschen van brand.
De heer Goslinga (A.R.) dient bij art.
1 een amendement in, strekkende om de
genen uit te zonderen, die tot de vaste
kern van de brandweer behooren. Het blus
schen van brand behoort tot hun geregeld
werk, waarvoor zij gesalarieerd worden.
De heer Eiker bout (A.R.) vindt deze
uitzondering onbillijk. Deze menschen zijn
feitelijk in hun inkomen achteruit gegaan
met de samenvoeging van politie en brand
weer.
De heer Wilbrink (C.H.) is het met
den heer Goslinga eens. Voor een extra ver
goeding is voor de vaste kern geen enkele
reden. Bovendien is het gevaar niet denk
beeldig, dat zij te spoedig zullen overgaan
tot het uitleggen van waterstralen, daar zij
daarbij voordeel hebben.
De heer Schüller (S.D.A.P.) wijst er
op, dat daartoe slechts de commandant het
bevel kan geven.
De voorz. begrijpt het, dat men aan de
noodzakelijkheid van een premie voor de
vaste kern twijfelt. Toch acht spr. het ge-
wenscht, dat ook deze menschen niet wor
den uitgesloten. Het spijt spr., dat de heer
Wübrink gesproken heeft over de verlei
ding om te spoedig en te veel water te ge
ven. Dat geeft blijk van weinig vertrouwen
in de leiding. In ieder geval is bij een brand
de uiterste spoed noodzakelijk. De brand
weerman moet direct zijn uiterste ijver in
zetten en dat kan gestimuleerd worden
door eht premiestelsel. Bovendien kan ook
een. argument ontleend worden aan de in
deeling van de diensturen. De bezuiniging
bij afschaffing is zeer gering, n.l. circa
200.—.
De heer Goslinga (A.R.) zegt, dat
men juist bij de Vrijw. Brandweer de groot
ste ellende heeft beleefd met de premies.
Bij de samenvoeging van de brandweer met
de politie is het de bedoeling geweest om
van dat premie-stelsel af te komen. Wij
moeten dat nu weer niet binnensmokkelen.
Het is toch te gek, dat men iemand extra
moet beloonen als hij gaat doen. waartoe
hij is aangesteld. Men legt een blaam op
de brandweer, als zij er financieel belang
bij heeft als er een brand uitbreekt.
Deheer Wilbrink (C.H.) verduide
lijkt zijn gezegde. Het publiek zal zeggen:
ze hebben maar water gegeven, omdat zy
er premie voor krijgen, maar noodig was
het niet. Daaraan moeten wij geen voet ge
ven.
Het amendement-G oslinga wordt
verworpen met 17 tegen 13 stemmen.
Bij art. 2 verdedigt de heer Eiker
bout (A.R.) het volgende amendement:
lo. het eerste lid te lezen als volgt:
„1q. Aan de ambtenaren van politie, die
a. deel uitmaken van de bezetting van
het brandbluschmaterieel;
b. op het terrein van den brand op last
van of namens den Commissaris van Politie
aan de blussching deelnemen,
worden, bij wijze van tijdelijke toelage,
premies toegekend".
(In het voorstel van B. en W. wordt
slechts de „mogelijkheid" geopend).
2. in het tweede lid „sub b. inplaats van
ƒ1.50 resp. ƒ2.te lezen „ƒ3.en in
plaats van „één straal, resp. van meer stra
len" te lezen: „één straal of meer stra
len".
(B. en W. stellen voor: ƒ1.50 voor één
straal en ƒ2 voor meer stralen).
De heer Schüller (S.D.A.P.) verde
digt een amendement-v. d. Voort om van
de bovengenoemde 2.bij meer stralen
ƒ3.te maken.
De heer Goslinga (A.R.) keert zich
tegen het voorstel-Elkerbout juist omdat
daardoor in ieder geval een premie moet
worden uitgekeerd.
De voorz. bestrijdt eveneens de beide
amendementen. Het betoog van den heer
Eikerbout noemt spr. onjuist, het berustte
op onjuiste inlichtingen.
Het eerste deel van het amendement-El-
kerbout wordt verworpen met op één na
algemeene stemmen (die van den voor
steller).
Het tweede deel wordt eveneens met de
zelfde stemverhouding verworpen.
Het voorstel-v. d. Voort wordt verwor
pen met 16 tegen 14 stemmen. Voor de S.
D.A.P. en de heeren Wilmer, Eikerbout, eft
v. Weizen. (Er zijn enkele leden der S.D.A.
P. afwezig).
De verordening wordt vervolgens z. h.
st. aanvaard.
Interpellatie Beekenkamp inzake
verhuring Stadsgehoorzaal op
op 31 Aug.
De heer Beekenkamp (A.R.) stelt
thans B. en W. de volgende vragen:
1. Is het juist, dat het voornemen bestaat
om de Stadsgehoorzaal tijdens de herden
king van het 40-jarig regeeringsjubileum
van H. M. de Koningin beschikbaar te stel
len voor een tentoonstelling?
2. Indien het antwoord op de sub 1 ge
stelde vraag bevestigend luidt, volgt dan
daaruit, dat de Stadsgehoorzaal op 31
Augustus niet beschikbaar zal zijn voor de
traditioneele viering van den Koninginne
dag met de kinderen uit de hoogste klassen
van alle lagere scholen?
3. Zoo ja, welke motieven hebben B. en
W. ertoe geleid om juist in 1938 inbreuk te
maken op de gelukkige gewoonte de Leid
sche jeugd op den 31st en Augustus bijeen
te brengen ter versteviging van de natio
nale gevoelens?
4. Zijn B. en W. indien het ontwooi-d
op de sub 2 gestelde vraag bevestigend luidt
bereid, alsnog te bevorderen, dat de vie
ring van het Koninginnefeest met de
schooljeugd dit jaar op 31 Augustus in de
Stadsgehoorzaal zal kunnen plaats vin
den?
De voorz. antwoordt namens het col
lege, dat inderdaad gesproken wordt over
het houden van een tentoonstelling, welke
een beeld zal geven van hetgeen Leiden doet
voor de industrie. Een beslissing is evenwel
nog niet genomen.
Er wordt veel prijs gesteld op het hou
den van deze tentoonstelling. Om tegemoet
te komen aan het traditioneele kinderfeest,
is reeds overleg gepleegd om Koninginne
dag elders te vieren. Deze viering zit toch
niet onverbrekelijk vast aan de Gehoor
zaal. De Raad krijgt hierover echter nog te
beslissen.
De heer Beekenkamp (A.R.) dringt
er nog eens op aan, dat in geen geval het
kinderfeest zal worden uitgesteld tot een
lateren datum.
WETHOUDER v. STRALEN TEGEN
OPEN-BRIEFSCHRIJVERS.
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) krijgt
thans het woord voor het afleggen van de
volgenden verklaringen:
De door de vier Leidsche vereenigingen
van groentehandelaren tot de verdedigers
van den middenstand in den Leidschen
Raad gerichte open brief naar aanleiding
van het door mij gesprokene in de raads
vergadering van 17 Februari j.l., in zake
den loop van zaken met de distributie van
versche groente, bevat zulk een onjuiste
voorstelling van zaken en is ten aanzien
van mij zóó denigreerend, dat naar mijn
meening in openbare raadsvergadering een
rechtzetting daarvan noodzakelijk is.
Ik breng de feiten nog even in herinne
ring.
Overeenkomstig het voorstel van B. en
W., vervat in Ingekomen Stuk No. 13 van
1936, besloot de Gemeenteraad om een be
drag van 500.beschikbaar te stellen ten
einde Burgemeester en Wethouders in staat
te stellen gedurende drie maanden een
proef te nemen met de distributie van goed-
koope groente aan ondersteunde werkloo-
zen en aan armlastigen.
Tijdens de behandeling werd een voorstel
van de heeren Beekenkamp, Wilbrink en
Wilmer ingediend, beoogende de inschake
ling van de groentehandelaren in de distri
butie. Dit voorstel werd, na de toezegging
van B. en W., dat nagegaan zou worden
in hoeverre die inschakeling' mogelijk was,
ingetrokken.
Het was my toen reeds uit mededeelin-
gen van de groentecentrale bekend, dat
inschakeling van de groentehandelaren, i n
dier voege, dat de distributie door hande
laren in hun winkels zou plaats hebben
niet de goedkeuring van de groentecentrale
kon verwerven. Wel kon de Groenecentrale
zich er mede vereenigen, dat de-distribu
tie zou plaats hebben door groentehande
laren, daartoe bij toerbeurt aangewezen, in
gemeentelijke lokalen en onder controle
van gemeenteambtenaren. Dit nu wenschte
echter de groentehandel niet.
Het fcvas juist de eerstgenoemde wijze
van inschakeling, dus die, welke de groente-
'centrale onder geen beding wilde toestaan
en ik voeg er aan toe om praktische re
denen ook niet toe kon staan welke de
kleinhandel verlangde. Deze inschakeling
vond en vindt ook thans in geen enkele an
dere gemeente waar groente van de Groen
tecentrale wordt gedistribueerd, plaats.
Ook op het onderhoud van B. en W. met
vertegenwoordigers van de groentehande
laren naar aanleiding van de toezegging bij
de behandeling van vorenbedoeld voorstel
gedaan, hielden die vertegenwoordigers
halsstarrig aan het verlangen vast, dat de
groentehandel zelf in zijn winkels de dis
tributie zou ter hand nemen.
Door B. en W. werd in dezelfde vergade
ring, waarin dat onderhoud plaats had, be
sloten in verband met het gevorderde sei
zoen, de distributie uit te stellen. Van dit
besluit werd den Raad mededeeling ge
daan.
Om de in de raadsvergadering van 17 Fe
bruari j.l. medegedeelde redenen is de zaak
niet meer door mij ter hand genomen.
Tot zoover de feiten.
Bedoelde mededeeling heeft de vereeni
gingen aanleiding gegeven om genoemden
open brief tot leden van den Raad te rich
ten, in welken brief mijn persoon op een
manier die de perken van het fatsoen verre
te buiten gaat, in het geding wordt ge
bracht.
Op de conferentie met B. en W. zou door
de vertegenwoordigers, aan de hand van
de rekening van de gemeentelijke distri
butie te Dordt, aangevoerd zijn, dat de door
mij aan den Raad overgelegde cijfers ten
aanzien van de kosten der distributie on
juist en veel te laag waren. Niets minder
wordt geinsinueerd dan dat ik den Raad
en het College van B. en W. zou hebben
misleid, omdat de cijfers, waarover de ver
tegenwoordigers beschikten ook my be
kend waren.
Aangetoond zou voorts zijn, dat in som
mige perioden groente tegen lageren prijs
in den handel zou zijn te verkrijgen, dan
irt de distributie en aangetoond zou even
eens zijn, dat, indien de distributie opgang
zou maken, een aantal winkeliers het zelf
standig bestaan onmogelijk zou worden ge
maakt.
Door een en ander zou ik zeer in het
nauw zijn gedreven, en ik zou tegen een
en ander niets hebben weten in te brengen.
Met groote verbazing en met niet min
der verontwaardiging heb ik van dezen
open brief, die meer ingegeven schijnt door
de zucht om den Wethouder van Sociale
Zaken een hak te zetten, dan om een zaak
van algemeen belang te dienen, kennis ge
nomen.
Aanvankelijk was ik niet van plan op
deze m.i. afkeurenswaardige actie te rea-
geeren. Aangezien daardoor allicht een
verkeerde meening in en buiten den Raad
zou kunnen postvatten, ben ik bij nader
inzien van oordeel, dat de inhoud van den
open brief in een openbare Raadsvergade
ring in het juiste licht moet worden gesteld.
In de eerste plaats dan het overleggen
van onjuiste gegevens aan den Raad.
Aan den Raad zijn in het geheel geen
cijfers, laqt staan onjuiste cijfers, overge
legd betreffende de distributie in Dordt.
Het aan den Raad aangevraagde crediet ad
ƒ500.was volkomen juist berekend aan
de hand van de cijfers van Dordt. Wel werd
dit bedrag door de vertegenwoordigers van
de groentehandelaren veel te laag geacht,
doch de meening van die vertegenwoordi
gers deed niets ter zake. De verantwoorde
lijkheid er voor te zorgen, dat het crediet
niet zou worden overschreden rustte in het
bijzonder op mij en die verantwoordelijk
heid durfde ik vrijmoedig op mij te nemen.
Ik noem dit bedrag ook thans nog voldoen
de voor een proef van drie maanden, nu de
cijfers van Dordt over 1937 bekend zijn.
In de tweede plaats is van het aantoo-
nen van lagere prijzen in den handel
slechts in zooverre sprake geweest, dat het
wel eens voorkwam, dat een enkele maal
tegen lageren prijs werd verkocht. Die ge
vallen deden zich echter maar sporadisch
voor en konden zeer zeker ten tyde, dat de
distributie hier ter hand zou worden geno
men, geen aanleiding zyn, daartoe niet
over te gaan.
In de derde plaats is wel beweerd, doch
volstrekt niet aangetoond, dat de distribu
tie het zelfstandig bestaan van eenige
groentehandelaren zou onmogelijk maken,
hetgeen ook bezwaarlijk zou gaan. De er
varing met de distributie in alle andere ge
meenten waar gedistribueerd wordt, heeft
geleerd, dat in dit opzicht een schromelijk
overdreven voorstelling van zaken is ge
geven.
Voor zoover ik zulks noodig achtte heb
ik het vorenstaande op de conferentie van
Burgemeester en Wethouders met de verte
genwoordigers in het midden gebracht. Ik
wil echter wel toegeven, dat de houding
van de vertegenwoordigers, die hadden la
ten blijken de voorkeur te geven aan een
bespreking met Burgemeester en Wethou
ders in plaats van met den Wethouder, er
mij van weerhouden heeft uitvoerig op hun
argumenten in te gaan.
Indien de vertegenwoordigers daardoor
in de meening zijn gaan verkeer en, dat zij
mij in het nauw hebben gebracht, lijden
zij in niet geringe mate aan zelfoverschat
ting en indien de vertegenwoordigers mee-
nen, dat hun beweringen op het onderhoud
met Burgemeester en Wethouders tot re
sultaat hebben gehad, dat de distributie
niet is doorgegaan, dan vergissen zij zich
wel heel sterk.
Alleen en uitsluitend de houding van de
vereenigingen van groentehandelaren en
de weerklank, welke die houding vond bij
een gedeelte van den Gemeenteraad, heb
ben tot gevolg gehad, dat de proef niet is
doorgegaan.
In verband met de bewering in den open
brief, dat de groentehandel in Leiden niet
meer vroeg dan in tal van andere plaatsen
was verkregen, kan ik mededeelen, dat ik
mij er opnieuw van overtuigd heb, of in
schakeling van den groentehandel, op de
wijze zooals de groentehandelaren dit wil
len, uitgesloten is en wederom is mij door
den leider van de groentecentrale medege
deeld, dat dit het geval is en tevens, dat
een dergelijke inschakeling van den handel
in geen enkele gemeente plaats heeft. Ook
deze bewering raakt derhalve kant noch
wal. Hiermede meen ik te kunnen volstaan,
DE ANTI-KATHOLIEKE HETZE.
Schrijven van Utrechtsche R.-K. Werk-
liedenvereen. aan den Deken
van Oss.
Het bestuur van de R.K. Werkliedenver-
eeniging „St. Joseph" te Utrecht heeft na
mens den bestuursraad het navolgende
schrijven gericht tot den Hoogeerw. De
ken van Oss.
„Hoogeerwaarde Heer,
In onze bestuursvergadering, dezeT da
gen gehouden werd aanleiding gevonden
uitvoerig te bespreken de minderwaardige
gedragingen van de z.g. neutrale en link-
sche grootpers in verband met de Ossche
gebeurtenissen, die duidelijk een anti-Ka
tholieke houding kenmerken.
De aandacht werd er op gevestigd, dat
deze anti-Katholieke houding zich aansluit
aan het anti-Katholieke gestook, zooals dit
in den laatsten tijd naar voren komt, dit
zooveel feller, nu er namen van geestelij
ken worden genoemd.
Is het helaas waar, dat in zoo'n situatie
de gemoederen worden aangejaagd, de on
der ons optredende reactie heaft altijd het
heilzame gevolg, dat wij ons dichter scha
ren om deze geestelijke leiders, bekend of
niet. Voor ons is het voldoende, dat zij ge
roepen zyn, te werken voor een heilige
zaak.
Het is daarom, dat onze bestuursraad en
leden behoefte hebben langs dezen weg U
te doen blijken van hun medeleven met
Kerk en geestelijkheid, die men in de Os
sche zaak wil treffen".
de qualificatie van den open brief gevoege
lijk aan uwe vergadering overlatende.
Uitdrukkelijk verklaar ik nog, dat myn
bezwaar tegen het verlangen om de distri
butie der versche groente in de winkels
van den groentehandel te doen plaats heb
ben, uitsluitend bestond in de practische
onuitvoerbaarheid van dit verlangen van
den groentehandel, met als gevolg misluk
king van den maatregel.
Geenszins beteekent dit, dat ik den mid
denstand bij de uitvoering der distributie-
maatregelen zou willen uitschakelen, al wor
den daarbij ook wel minder aangename er
varingen opgedaan.
Bij de distributie van margarine, vet,
vleesch, groente in blik, brandstoffen enz.
is de handel volledig ingeschakeld. Zelfs
zijn door men meer winkeliers in de dis
tributie betrokken dan vroeger ooit het ge
val was.
Ten slotte kan ik den Raad mededeelen,
dat ik deze verklaring aan Burgemeester
en Wethouders heb overlegd en dat Burge
meester en Wethouders zich met den zake-
lijken inhoud van deze verklaring kunnen
vereenigen.
RONDVRAAG.
Optocht op Zondagavond.
De heer Beekenkamp (A.R.) protes
teert tegen het verleenen van toestemming
door B. en W. voor den 1-Mei-optocht op
Zondagavond, terwijl nog niet alle gods
dienstoefeningen geëindigd waren. Spr
heeft althans vernomen, dat in een katho
lieke kerk stoornis van deze optocht is on
dervonden. Trouwens, al was er geen hin
der ondervonden, dan is zulk een optocht
nog niet in overeenstemming met de op
vatting, welke de meerderheid in den raad
heeft van de Zondagsrust. Namens deze
meerderheid spreekt spr. zijn teleurstelling
en protest uit tegen de houding van het col
lege.
De heer Hessin g (S.D.A.P.) wijst er
op, dat de omgeving van de v. d. Waals
straat nog niet bestraat is, waardoor veel
hinder wordt ondervonden.
De heer Groeneveld (S.D.A.P.) ves
tigt de aandacht op de zandverstuivingen
op het bouwterrein aan de Marnixstraat,
waarbij de heer Lombert (R.K.) zich
aansluit, die er nog aan toevoegt, dat de
jeugd dit terrein als voetbalveld gebruikt
tot groote schade van de ruiten in de na
bijgelegen huizen.
Daarna sluiting.
OMGEVING
OEGSTGEEST
Luchtbescherming. Gisteravond werd
een luchtbeschermings-verduisteringsoefe
ning gehouden, waarbij verduisterd werd
het deel der gemeente gevormd door de
Waldeck Pyhmontlaan, de Louise de Co-
lignylaan, de Charlotte de Bourbonlaan en
de Anna v. Burenlaan, Oranjelaan, en Bur
gemeester van Griethuizenplein.
In dit gedeelte werd daartoe tusschen 9
en 10 uur. de geheele straatverlichting
op enkele afgeschermde richtlampen na
gedoofd.
De bewoners moesten zorgen, dat geen
licht uit hunne huizen straalde, terwijl
verdere maatregelen voor het verkeer wa
ren getroffen.
Ook de hardsteenen trottoirbanden wa
ren voor de veiligheid wit gekalkt.
Tot het slagen dezer oefening, die onder
leiding stond van het hoofd van den lucht
beschermingsdienst, vice-admiraal Goos-
zen werkten mede de leden der Burger
wachten. De oefening is naar wij vernamen
uitstekend geslaagd. Ieder huis werd gecon
troleerd, of mogelijk nog licht zichtbaar
was. Begrijpelijkerwijze bracht deze proef
neming veel publiek op de been doch de po
litie zorgde dat de oefening ongehinderd
kon geschieden. Burgemeester van Gerre-
vink was eveneens tegenwoordig.