GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 10 MEI 1938 DE LEIDSCHE COURANT 0ERDE BLAD - PAG. 9 VERORDENINGEN INZAKE POLITIE EN BRANDWEER. ZAL OP 31 AUGUSTUS DE STADSGEHOORZAAL NIET BE SCHIKBAAR ZIJN VOOR HET TRADITIONEELE KINDER FEEST? (Vervolg). Bij art. 0 van de verordening bespreekt de heer Tobé (R.K.) de wenschelijkheld van het hebben van een diploma. Spr. vraagt den voorz. dat deze zijn best zal doen om er naar te streven dat alle agen ten een politie-diploma bezitten. De voorz.: Daar wordt steeds naar ge streefd, doch het behoeft niet als eisch in de verordening gesteld te worden. Bij hetzelfde artikel verdedigt de heer Schüller (S.D.A.P,) een amendement om het salaris van een agent 2e klas met een proeftijd vast te stellen op 27.per week. (B. en W. stellen 26.voor). Elders wordt ook 27.betaald. (Een gelijklui dend amendement was ingediend door de heeren Eikerbout en Wilmer). De heer Eikerbout (A.R.) sluit zich bij dit betoog aan. Wil men behoorlijk per soneel hebben, dan moet men ze betalen naar dezelfde maatstaf als in andere ge meenten. De heer Wilbrink (C.H.) is niet over tuigd door de vorige sprekers. Wie als po- litie-man in dienst treedt is nog bijna vol komen ongeschoold. Hij mag nog niet eens alleen de straat op in de eerste weken. Voor dergelijke ongeschoolde krachten acht spr. een salaris van 25.voldoende. De heer G o s 1 i n g a (A.R.) sluit zich bij den heer Wilbrink aan. Het verhoogen van dit minimum van 26 tot 27 heeft auto matisch tot gevolg, dat straks gevraagd wordt, dat de andere minima ook verhoogd zullen worden. De heer v. d. Laan (Lib.) is evenmin overtuigd van de noodzakelijkheid om het loon van 26 op 27 te brengen. Het gaat niet om die eene gulden, doch een loon van 26 is z.i. meer dan voldoende. De heer Wilmer (R.K.) geeft toe, dat het moeilijk is aan te toonen, dat f 26 on voldoende is, doch 27 voldoende. Toch acht spr. 27 wenschelijk, omdat het salaris van een agent 2e klas zonder proeftijd 28 is. Een verschil van één gulden acht spr. voldoende om aan te duiden dat de een op proeftijd is en de ander vast is aangesteld. Elders betaalt men ook 27 en dat kan aan leiding zijn, dat de beste krachten niet naar Leiden komen, hetgeen jammer zou zijn, omdat hij een goed politiecorps een groot belang acht. Spr. stelt aan de politie eischen van tact en beschaving. Zij moeten niet zijn jagers op proces-verbalen, zooals spr. b.v. enkele uren geleden op de Apothekersdijk van een politieagent constateerde. De v o o r z. is het met den heer Wilbrink geheel eens. In de eerste jaren heeft men nog niet veel aan een politie-agent. De jon gelui zijn nog allerminst op een leeftijd, welke een salaris van 27 wenschelijk maakt. Met ƒ26 zijn hun verdiensten ruim gesalarieerd. De heer Wilmer is van de onjuiste ge dachte uitgegaan, dat bij andere ambtena ren tijdelijke krachten niet lager gesala rieerd zouden zijn. Voor concurrentie van andere gemeenten is spr. niet bang. Den candidaten wordt in elk geval het uitzicht geopend op een wedde van 42.50 per week (als hoofdagent). De heer v. W e 1 z en (Comm.) verdedigt een salaris van 27. De heer Schüller (S.D.A.P.) meent, dat het politiecorps naar beneden gehaald wordt, door het voor te stellen alsof het uit ongeschoolde krachten bestaat. (Stem men van protest en ontkenningen). Dat de pas aangestelde krachten niet alleen de straat op gaan, vindt zijn oorzaak in het feit, dat deze menschen de stad nog niet kennen. Maar als ze alleen kunnen gaan, worden dan „ongeschoolde krachten" op het Leidsche publiek los gelaten? De heer v. d. Laan is natuurlijk voor loonsverlaging, dat is volgens zijn liberale princiepen. De verbinding van de"politie met de brandweer maakt het beroep, ook van dezen jongen politie-man, gevaarlijker, en dat is een re den te meer om het loon op f 27 te brengen. De voorz. dringt op de uiterste be knoptheid aan. Over deze kwestie kan men wel uren door blijven debatteeren. Nadat nog de heeren Eikerbout en Wilbrink het woord gevoerd hadden, wordt het voorstel Schüller (v. d. Voort) aangenomen met 16 tegen 15 stem men. Tegen: de heeren Würtz, Tobé, Wil brink, v. d. Kwaak, v. Rosmalen, Bergers, v. d. Laan, Beekenkamp, Lombert, v. d. Tas, de Reede, Key, Goslinga en Splinter. (De heer Manders, de heer v. d. Reyden en twee leden der S.D.A.P, zijn niet aanwezig). Bij art. 9 licht de heer Schüller (S.D. A.P.) een voorstel toe van den heer v. d. Voort, dat evenwel op een onjuiste inlich ting berust en wordt ingetrokken. Bij art. 22 verdedigt de heer Schüller (S.D.A.P.) het volgende amendement: lo. het eerste en tweede lid van art. 22 van het ontwerp Ambtenarenreglement Po litie I te vervangen door het volgende: De ambtenaren op weekloon ontvangen voor het krachtens opdracht van of namens den Commissaris van Politie verrichten van dienst buiten den voor hen bij dienstrooster vastgestelden diensttijd, buitengewone dienst als disciplinaire straf daaronder niet begrepen, bij wijze van tijdelijke toelage een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt: a. voor de eerste 2 uren, aansluitende aan den gewonen diensttijd, voor elk uur het uurloon; b. voor uren, niet aansluitende aan den gewonen diensttijd en niet vallende onder c, voor elk uur het uurloon, verhoogd met 25 ten honderd; c. voor uren gedurende den nacht, voor elk uur het uurloon verhoogd met 50 ten honderd; a. voor uren op een naar het dienstroos ter voor den Ambtenaar vrijen dag, voor elk uur het uurloon, verhoogd met 100 ten honderd. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder. a. „uurloon" het 1/51 gedeelte van de wedde per week; b. „nacht" de tijd tusschen 23 uur en 7 uur. 3. Indien de vereffening van het aantal uren, waarin buiten den bij dienstrooster vastgestelden diensttijd, dienst is gedaan, aan den Ambtenaar een gelijk aantal uren extra vrij wordt gegeven bedraagt de ver goeding naar de in het eerste lid gemaakte onderscheiding voor elk uur, dat extra dienst is verricht, resp. 25, 50 of 100 ten honderd van het uurloon. De voorz. constateert, dat de heer Schüller zich gebaseerd heeft op onjuiste gegevens, hem verstrekt door de politie bonden. Spr. ontraadt het amendement. Het amendement-S c h 11 e r wordt verworpen met 17 tegen 14 stemmen. Voor: de S.D.A.P. en de heer v. Weizen. Bij art. 42 dienen de heeren Eiker bout en Wilmer een amendement in, waarbij de uitkeeringSbepalingen bij over lijden gelijkluidend worden gemaakt aan die van het Ambtenaren-reglement. Dit amendement wordt na een korte be strijding door den voorz. door de voor stellers ingetrokken. Bij art. 45 dient de heer Schüller (S. D.A.P.) nu mede namens de heeren Eiker bout (A.R.) en Wilmer (R.K.) een amendement in, neerkomende op een be stendiging van den bestaanden toestand in zake het toekennen van gratificaties. De voorz. laat de aanvaarding van dit amendement aan den raad over. De heer Eiker bout (A.R.) zegt, dat de sop de kool niet waard is. Het gaat om een bedrag van ongeveer 100.per jaar. De heer Goslinga (A.R.) verklaart zich om bezuinigingsredenen ertegen, ter wijl de heer Wilbrink (C.H.) zich er voor verklaart. Het amendement wordt aangenomen met op één na algemeene stemmen (die van den heer Goslinga). De voorgestelde wachtgeldverordening wordt z. h. st. goedgekeurd. TOEKENNING VAN PREMIES BIJ BRAND. 15o. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de toekenning van premies aan ambtenaren van politie voor het blusschen van brand. De heer Goslinga (A.R.) dient bij art. 1 een amendement in, strekkende om de genen uit te zonderen, die tot de vaste kern van de brandweer behooren. Het blus schen van brand behoort tot hun geregeld werk, waarvoor zij gesalarieerd worden. De heer Eiker bout (A.R.) vindt deze uitzondering onbillijk. Deze menschen zijn feitelijk in hun inkomen achteruit gegaan met de samenvoeging van politie en brand weer. De heer Wilbrink (C.H.) is het met den heer Goslinga eens. Voor een extra ver goeding is voor de vaste kern geen enkele reden. Bovendien is het gevaar niet denk beeldig, dat zij te spoedig zullen overgaan tot het uitleggen van waterstralen, daar zij daarbij voordeel hebben. De heer Schüller (S.D.A.P.) wijst er op, dat daartoe slechts de commandant het bevel kan geven. De voorz. begrijpt het, dat men aan de noodzakelijkheid van een premie voor de vaste kern twijfelt. Toch acht spr. het ge- wenscht, dat ook deze menschen niet wor den uitgesloten. Het spijt spr., dat de heer Wübrink gesproken heeft over de verlei ding om te spoedig en te veel water te ge ven. Dat geeft blijk van weinig vertrouwen in de leiding. In ieder geval is bij een brand de uiterste spoed noodzakelijk. De brand weerman moet direct zijn uiterste ijver in zetten en dat kan gestimuleerd worden door eht premiestelsel. Bovendien kan ook een. argument ontleend worden aan de in deeling van de diensturen. De bezuiniging bij afschaffing is zeer gering, n.l. circa 200.—. De heer Goslinga (A.R.) zegt, dat men juist bij de Vrijw. Brandweer de groot ste ellende heeft beleefd met de premies. Bij de samenvoeging van de brandweer met de politie is het de bedoeling geweest om van dat premie-stelsel af te komen. Wij moeten dat nu weer niet binnensmokkelen. Het is toch te gek, dat men iemand extra moet beloonen als hij gaat doen. waartoe hij is aangesteld. Men legt een blaam op de brandweer, als zij er financieel belang bij heeft als er een brand uitbreekt. Deheer Wilbrink (C.H.) verduide lijkt zijn gezegde. Het publiek zal zeggen: ze hebben maar water gegeven, omdat zy er premie voor krijgen, maar noodig was het niet. Daaraan moeten wij geen voet ge ven. Het amendement-G oslinga wordt verworpen met 17 tegen 13 stemmen. Bij art. 2 verdedigt de heer Eiker bout (A.R.) het volgende amendement: lo. het eerste lid te lezen als volgt: „1q. Aan de ambtenaren van politie, die a. deel uitmaken van de bezetting van het brandbluschmaterieel; b. op het terrein van den brand op last van of namens den Commissaris van Politie aan de blussching deelnemen, worden, bij wijze van tijdelijke toelage, premies toegekend". (In het voorstel van B. en W. wordt slechts de „mogelijkheid" geopend). 2. in het tweede lid „sub b. inplaats van ƒ1.50 resp. ƒ2.te lezen „ƒ3.en in plaats van „één straal, resp. van meer stra len" te lezen: „één straal of meer stra len". (B. en W. stellen voor: ƒ1.50 voor één straal en ƒ2 voor meer stralen). De heer Schüller (S.D.A.P.) verde digt een amendement-v. d. Voort om van de bovengenoemde 2.bij meer stralen ƒ3.te maken. De heer Goslinga (A.R.) keert zich tegen het voorstel-Elkerbout juist omdat daardoor in ieder geval een premie moet worden uitgekeerd. De voorz. bestrijdt eveneens de beide amendementen. Het betoog van den heer Eikerbout noemt spr. onjuist, het berustte op onjuiste inlichtingen. Het eerste deel van het amendement-El- kerbout wordt verworpen met op één na algemeene stemmen (die van den voor steller). Het tweede deel wordt eveneens met de zelfde stemverhouding verworpen. Het voorstel-v. d. Voort wordt verwor pen met 16 tegen 14 stemmen. Voor de S. D.A.P. en de heeren Wilmer, Eikerbout, eft v. Weizen. (Er zijn enkele leden der S.D.A. P. afwezig). De verordening wordt vervolgens z. h. st. aanvaard. Interpellatie Beekenkamp inzake verhuring Stadsgehoorzaal op op 31 Aug. De heer Beekenkamp (A.R.) stelt thans B. en W. de volgende vragen: 1. Is het juist, dat het voornemen bestaat om de Stadsgehoorzaal tijdens de herden king van het 40-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin beschikbaar te stel len voor een tentoonstelling? 2. Indien het antwoord op de sub 1 ge stelde vraag bevestigend luidt, volgt dan daaruit, dat de Stadsgehoorzaal op 31 Augustus niet beschikbaar zal zijn voor de traditioneele viering van den Koninginne dag met de kinderen uit de hoogste klassen van alle lagere scholen? 3. Zoo ja, welke motieven hebben B. en W. ertoe geleid om juist in 1938 inbreuk te maken op de gelukkige gewoonte de Leid sche jeugd op den 31st en Augustus bijeen te brengen ter versteviging van de natio nale gevoelens? 4. Zijn B. en W. indien het ontwooi-d op de sub 2 gestelde vraag bevestigend luidt bereid, alsnog te bevorderen, dat de vie ring van het Koninginnefeest met de schooljeugd dit jaar op 31 Augustus in de Stadsgehoorzaal zal kunnen plaats vin den? De voorz. antwoordt namens het col lege, dat inderdaad gesproken wordt over het houden van een tentoonstelling, welke een beeld zal geven van hetgeen Leiden doet voor de industrie. Een beslissing is evenwel nog niet genomen. Er wordt veel prijs gesteld op het hou den van deze tentoonstelling. Om tegemoet te komen aan het traditioneele kinderfeest, is reeds overleg gepleegd om Koninginne dag elders te vieren. Deze viering zit toch niet onverbrekelijk vast aan de Gehoor zaal. De Raad krijgt hierover echter nog te beslissen. De heer Beekenkamp (A.R.) dringt er nog eens op aan, dat in geen geval het kinderfeest zal worden uitgesteld tot een lateren datum. WETHOUDER v. STRALEN TEGEN OPEN-BRIEFSCHRIJVERS. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) krijgt thans het woord voor het afleggen van de volgenden verklaringen: De door de vier Leidsche vereenigingen van groentehandelaren tot de verdedigers van den middenstand in den Leidschen Raad gerichte open brief naar aanleiding van het door mij gesprokene in de raads vergadering van 17 Februari j.l., in zake den loop van zaken met de distributie van versche groente, bevat zulk een onjuiste voorstelling van zaken en is ten aanzien van mij zóó denigreerend, dat naar mijn meening in openbare raadsvergadering een rechtzetting daarvan noodzakelijk is. Ik breng de feiten nog even in herinne ring. Overeenkomstig het voorstel van B. en W., vervat in Ingekomen Stuk No. 13 van 1936, besloot de Gemeenteraad om een be drag van 500.beschikbaar te stellen ten einde Burgemeester en Wethouders in staat te stellen gedurende drie maanden een proef te nemen met de distributie van goed- koope groente aan ondersteunde werkloo- zen en aan armlastigen. Tijdens de behandeling werd een voorstel van de heeren Beekenkamp, Wilbrink en Wilmer ingediend, beoogende de inschake ling van de groentehandelaren in de distri butie. Dit voorstel werd, na de toezegging van B. en W., dat nagegaan zou worden in hoeverre die inschakeling' mogelijk was, ingetrokken. Het was my toen reeds uit mededeelin- gen van de groentecentrale bekend, dat inschakeling van de groentehandelaren, i n dier voege, dat de distributie door hande laren in hun winkels zou plaats hebben niet de goedkeuring van de groentecentrale kon verwerven. Wel kon de Groenecentrale zich er mede vereenigen, dat de-distribu tie zou plaats hebben door groentehande laren, daartoe bij toerbeurt aangewezen, in gemeentelijke lokalen en onder controle van gemeenteambtenaren. Dit nu wenschte echter de groentehandel niet. Het fcvas juist de eerstgenoemde wijze van inschakeling, dus die, welke de groente- 'centrale onder geen beding wilde toestaan en ik voeg er aan toe om praktische re denen ook niet toe kon staan welke de kleinhandel verlangde. Deze inschakeling vond en vindt ook thans in geen enkele an dere gemeente waar groente van de Groen tecentrale wordt gedistribueerd, plaats. Ook op het onderhoud van B. en W. met vertegenwoordigers van de groentehande laren naar aanleiding van de toezegging bij de behandeling van vorenbedoeld voorstel gedaan, hielden die vertegenwoordigers halsstarrig aan het verlangen vast, dat de groentehandel zelf in zijn winkels de dis tributie zou ter hand nemen. Door B. en W. werd in dezelfde vergade ring, waarin dat onderhoud plaats had, be sloten in verband met het gevorderde sei zoen, de distributie uit te stellen. Van dit besluit werd den Raad mededeeling ge daan. Om de in de raadsvergadering van 17 Fe bruari j.l. medegedeelde redenen is de zaak niet meer door mij ter hand genomen. Tot zoover de feiten. Bedoelde mededeeling heeft de vereeni gingen aanleiding gegeven om genoemden open brief tot leden van den Raad te rich ten, in welken brief mijn persoon op een manier die de perken van het fatsoen verre te buiten gaat, in het geding wordt ge bracht. Op de conferentie met B. en W. zou door de vertegenwoordigers, aan de hand van de rekening van de gemeentelijke distri butie te Dordt, aangevoerd zijn, dat de door mij aan den Raad overgelegde cijfers ten aanzien van de kosten der distributie on juist en veel te laag waren. Niets minder wordt geinsinueerd dan dat ik den Raad en het College van B. en W. zou hebben misleid, omdat de cijfers, waarover de ver tegenwoordigers beschikten ook my be kend waren. Aangetoond zou voorts zijn, dat in som mige perioden groente tegen lageren prijs in den handel zou zijn te verkrijgen, dan irt de distributie en aangetoond zou even eens zijn, dat, indien de distributie opgang zou maken, een aantal winkeliers het zelf standig bestaan onmogelijk zou worden ge maakt. Door een en ander zou ik zeer in het nauw zijn gedreven, en ik zou tegen een en ander niets hebben weten in te brengen. Met groote verbazing en met niet min der verontwaardiging heb ik van dezen open brief, die meer ingegeven schijnt door de zucht om den Wethouder van Sociale Zaken een hak te zetten, dan om een zaak van algemeen belang te dienen, kennis ge nomen. Aanvankelijk was ik niet van plan op deze m.i. afkeurenswaardige actie te rea- geeren. Aangezien daardoor allicht een verkeerde meening in en buiten den Raad zou kunnen postvatten, ben ik bij nader inzien van oordeel, dat de inhoud van den open brief in een openbare Raadsvergade ring in het juiste licht moet worden gesteld. In de eerste plaats dan het overleggen van onjuiste gegevens aan den Raad. Aan den Raad zijn in het geheel geen cijfers, laqt staan onjuiste cijfers, overge legd betreffende de distributie in Dordt. Het aan den Raad aangevraagde crediet ad ƒ500.was volkomen juist berekend aan de hand van de cijfers van Dordt. Wel werd dit bedrag door de vertegenwoordigers van de groentehandelaren veel te laag geacht, doch de meening van die vertegenwoordi gers deed niets ter zake. De verantwoorde lijkheid er voor te zorgen, dat het crediet niet zou worden overschreden rustte in het bijzonder op mij en die verantwoordelijk heid durfde ik vrijmoedig op mij te nemen. Ik noem dit bedrag ook thans nog voldoen de voor een proef van drie maanden, nu de cijfers van Dordt over 1937 bekend zijn. In de tweede plaats is van het aantoo- nen van lagere prijzen in den handel slechts in zooverre sprake geweest, dat het wel eens voorkwam, dat een enkele maal tegen lageren prijs werd verkocht. Die ge vallen deden zich echter maar sporadisch voor en konden zeer zeker ten tyde, dat de distributie hier ter hand zou worden geno men, geen aanleiding zyn, daartoe niet over te gaan. In de derde plaats is wel beweerd, doch volstrekt niet aangetoond, dat de distribu tie het zelfstandig bestaan van eenige groentehandelaren zou onmogelijk maken, hetgeen ook bezwaarlijk zou gaan. De er varing met de distributie in alle andere ge meenten waar gedistribueerd wordt, heeft geleerd, dat in dit opzicht een schromelijk overdreven voorstelling van zaken is ge geven. Voor zoover ik zulks noodig achtte heb ik het vorenstaande op de conferentie van Burgemeester en Wethouders met de verte genwoordigers in het midden gebracht. Ik wil echter wel toegeven, dat de houding van de vertegenwoordigers, die hadden la ten blijken de voorkeur te geven aan een bespreking met Burgemeester en Wethou ders in plaats van met den Wethouder, er mij van weerhouden heeft uitvoerig op hun argumenten in te gaan. Indien de vertegenwoordigers daardoor in de meening zijn gaan verkeer en, dat zij mij in het nauw hebben gebracht, lijden zij in niet geringe mate aan zelfoverschat ting en indien de vertegenwoordigers mee- nen, dat hun beweringen op het onderhoud met Burgemeester en Wethouders tot re sultaat hebben gehad, dat de distributie niet is doorgegaan, dan vergissen zij zich wel heel sterk. Alleen en uitsluitend de houding van de vereenigingen van groentehandelaren en de weerklank, welke die houding vond bij een gedeelte van den Gemeenteraad, heb ben tot gevolg gehad, dat de proef niet is doorgegaan. In verband met de bewering in den open brief, dat de groentehandel in Leiden niet meer vroeg dan in tal van andere plaatsen was verkregen, kan ik mededeelen, dat ik mij er opnieuw van overtuigd heb, of in schakeling van den groentehandel, op de wijze zooals de groentehandelaren dit wil len, uitgesloten is en wederom is mij door den leider van de groentecentrale medege deeld, dat dit het geval is en tevens, dat een dergelijke inschakeling van den handel in geen enkele gemeente plaats heeft. Ook deze bewering raakt derhalve kant noch wal. Hiermede meen ik te kunnen volstaan, DE ANTI-KATHOLIEKE HETZE. Schrijven van Utrechtsche R.-K. Werk- liedenvereen. aan den Deken van Oss. Het bestuur van de R.K. Werkliedenver- eeniging „St. Joseph" te Utrecht heeft na mens den bestuursraad het navolgende schrijven gericht tot den Hoogeerw. De ken van Oss. „Hoogeerwaarde Heer, In onze bestuursvergadering, dezeT da gen gehouden werd aanleiding gevonden uitvoerig te bespreken de minderwaardige gedragingen van de z.g. neutrale en link- sche grootpers in verband met de Ossche gebeurtenissen, die duidelijk een anti-Ka tholieke houding kenmerken. De aandacht werd er op gevestigd, dat deze anti-Katholieke houding zich aansluit aan het anti-Katholieke gestook, zooals dit in den laatsten tijd naar voren komt, dit zooveel feller, nu er namen van geestelij ken worden genoemd. Is het helaas waar, dat in zoo'n situatie de gemoederen worden aangejaagd, de on der ons optredende reactie heaft altijd het heilzame gevolg, dat wij ons dichter scha ren om deze geestelijke leiders, bekend of niet. Voor ons is het voldoende, dat zij ge roepen zyn, te werken voor een heilige zaak. Het is daarom, dat onze bestuursraad en leden behoefte hebben langs dezen weg U te doen blijken van hun medeleven met Kerk en geestelijkheid, die men in de Os sche zaak wil treffen". de qualificatie van den open brief gevoege lijk aan uwe vergadering overlatende. Uitdrukkelijk verklaar ik nog, dat myn bezwaar tegen het verlangen om de distri butie der versche groente in de winkels van den groentehandel te doen plaats heb ben, uitsluitend bestond in de practische onuitvoerbaarheid van dit verlangen van den groentehandel, met als gevolg misluk king van den maatregel. Geenszins beteekent dit, dat ik den mid denstand bij de uitvoering der distributie- maatregelen zou willen uitschakelen, al wor den daarbij ook wel minder aangename er varingen opgedaan. Bij de distributie van margarine, vet, vleesch, groente in blik, brandstoffen enz. is de handel volledig ingeschakeld. Zelfs zijn door men meer winkeliers in de dis tributie betrokken dan vroeger ooit het ge val was. Ten slotte kan ik den Raad mededeelen, dat ik deze verklaring aan Burgemeester en Wethouders heb overlegd en dat Burge meester en Wethouders zich met den zake- lijken inhoud van deze verklaring kunnen vereenigen. RONDVRAAG. Optocht op Zondagavond. De heer Beekenkamp (A.R.) protes teert tegen het verleenen van toestemming door B. en W. voor den 1-Mei-optocht op Zondagavond, terwijl nog niet alle gods dienstoefeningen geëindigd waren. Spr heeft althans vernomen, dat in een katho lieke kerk stoornis van deze optocht is on dervonden. Trouwens, al was er geen hin der ondervonden, dan is zulk een optocht nog niet in overeenstemming met de op vatting, welke de meerderheid in den raad heeft van de Zondagsrust. Namens deze meerderheid spreekt spr. zijn teleurstelling en protest uit tegen de houding van het col lege. De heer Hessin g (S.D.A.P.) wijst er op, dat de omgeving van de v. d. Waals straat nog niet bestraat is, waardoor veel hinder wordt ondervonden. De heer Groeneveld (S.D.A.P.) ves tigt de aandacht op de zandverstuivingen op het bouwterrein aan de Marnixstraat, waarbij de heer Lombert (R.K.) zich aansluit, die er nog aan toevoegt, dat de jeugd dit terrein als voetbalveld gebruikt tot groote schade van de ruiten in de na bijgelegen huizen. Daarna sluiting. OMGEVING OEGSTGEEST Luchtbescherming. Gisteravond werd een luchtbeschermings-verduisteringsoefe ning gehouden, waarbij verduisterd werd het deel der gemeente gevormd door de Waldeck Pyhmontlaan, de Louise de Co- lignylaan, de Charlotte de Bourbonlaan en de Anna v. Burenlaan, Oranjelaan, en Bur gemeester van Griethuizenplein. In dit gedeelte werd daartoe tusschen 9 en 10 uur. de geheele straatverlichting op enkele afgeschermde richtlampen na gedoofd. De bewoners moesten zorgen, dat geen licht uit hunne huizen straalde, terwijl verdere maatregelen voor het verkeer wa ren getroffen. Ook de hardsteenen trottoirbanden wa ren voor de veiligheid wit gekalkt. Tot het slagen dezer oefening, die onder leiding stond van het hoofd van den lucht beschermingsdienst, vice-admiraal Goos- zen werkten mede de leden der Burger wachten. De oefening is naar wij vernamen uitstekend geslaagd. Ieder huis werd gecon troleerd, of mogelijk nog licht zichtbaar was. Begrijpelijkerwijze bracht deze proef neming veel publiek op de been doch de po litie zorgde dat de oefening ongehinderd kon geschieden. Burgemeester van Gerre- vink was eveneens tegenwoordig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9