Luisterrijke herdenking gouden
priesterfeest pastoor
Ign, Smeets O.F.M.
MAANDAG 2 MEI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
STADSNIEUWS
De jubilaris benoemd
tot Ridder in*"de
Orde van Oranje Nassau
Op hartelijke, feestelijke wijze hebben
de parochianen van den H. Leonardus a
Portu Mauritio gisteren het gouden pries
terfeest van hun herder, den zeereerw.
pater Ignatius Smeets o.f.m., gevierd.
Het met zoo groot verlangen verbeide
feest, waarvan de eigenlijke dag 17 Maart
is geweest, werd Zaterdagavond geopend
met een feestelijken intocht van den jubi
leerenden sympathieken herder in zijn
feestelijk versierde kerk. Altaren en pries
terkoren waren door de bekwame handen
der eerw. broeders met groen en bloemen
versierd. Het hoofdaltaar werd bekfansd
door een schat van witte seringen, de zij
altaren droegen witte en rose hortensia's.
De kerk zelve was door Lode Sengers in
feestgewaad gestoken, d.w.z. langs de pi
lasters hingen doek- en bloemversieringen
neer.
BLIJDE INTOCHT.
Te half negen deed de Gouden jubilaris
zijn plechtige intrede. Voorafgegaan door
een stoet van dertig bruidjes en misdie
naars volgde de stoet van geestelijken der
parochie. Tevens waren daarbij tegen
woordig de hoogeerw. pater Prudentius
van Leusden, provinciaal der Paters Min
derbroeders, alsmede de zeereerw. pater
Avellinus v. Vlijmen uit Woerden, novi-
ciaatsgenoot van den jubilaris.
Terwijl pastoor Smeets naar het altaar
voortschreed zongen de parochianen een
welkomstlied op de wijze van „Aan U, o
Koning der Eeuwen".
Toen de feesteling het altaar bereikt
had, sprak de oudste der kapelaans, de
weleerw. pater E. Tesser, een kortwel
komstwoord.
Spr. wees er op, dat de parochianen met
groot enthousiasme en met bijzondere
warmte den jubilaris het welkom hadden
toegezongen en daarmede de viering van
het gouden ^priesterfeest geopend. Zij heb
ben dit gedaan in een door kunstenaars
hand fijn versierde kerk. Zij hebben er op
gestaan, dat deze ontvangst plaats had
hier, in tegenwoordigheid van het H. Sa
crament, omdat zij weten, dat hier de
macht en de glorie van den priester is ge
legen. Hier ook, omdat de parochianen
zich al eenige jaren in uw fijn priester
leven hebben gesticht.
De warmte en gloed, waarmede zij hun
herder hebben ontvangen, schetste spr. als
een voorsmaak van de warmte, waar
mede de jubilaris zijn gouden priester
feest zou gaan herdenken.
Spr. verzocht den jubilaris vervolgens
een kort Lof te willen bijwonen, hierna
gecelebreerd door den weleerw. pater W.
de Leeuw.
Na dit Lof werd den grijzen herder,
weer op dezelfde wijze uitgeleide gedaan,
terwijl opnieuw een feestlied weerklonk.
DE FEESTDAG.
Gisteren was het de feestdag, de dag,
waarop talloos velen door hun hartelijk
meeleven blijk gaven van hun sympathie
voor den jubilaris, niet alleen als priester
doch ook als mensch. Die sympathie bleek
reeds des morgens toen zeer vele paro
chianen tot den Tafel des Heeren nader
den, daarmede den vurigsten wensch van
den jubilaris vervullend.
Dat bleek ook bij de plechtige Hoogmis,
te 9 uur door den zeereerw. jubilaris op
gedragen. De kerk was tot in alle hoeken
bezet en alle beschikbare stoelen waren
bijgeplaatst om zitplaatsen te geven.
De zeereerw. jubilaris werd bij het H.
Misoffer geassisteerd door den Hoogeerw.
Pater Provinciaal Prudentius van Leus
den als presbyter assistens, de weleerw.
paters Tesser en de Leeuw als diaken en
subdiaken. In het priesterkoor had plaats
genomen de zeereerw. pater Balduinus de
Goede, directeur der Kath. H.B.S. alhier.
Het zangkoor onder leiding van den
heer Brouwers vertolkte de Missa „In Na-
tali Domini" van H. Clemens E.M.M.
Na het Evangelie werd de feestpredica-
tie gehouden door den weleerw. pater E.
Tesser naar aanleiding van de tekstwoor
den: „Sacerdos alter Christus", de pries
ter is een andere Christus.
De eerw. redenaar wees erop, dat een
gouden feest, vijftig jaar, een lange tijd
is. Een gouden jubilé moge tot dankbaar
heid stemmen, het stemt gewoonlijk toch
ook tot ernst en weemoed; want het kon
digt het einde aan. Het is het laagste stuk
van een groot vuurwerk; nog wat oogver
blindend licht, wat knallende bommen,
nog even wat nagloeien en dan is het af-
geloopen
Maar hier vieren we een gouden feest,
waarbij de jubilaris nog staat in zulk een
ongebroken kracht, dat er aan een einde
nog lang niet gedacht wordt. Een gouden
priesterfeest geeft, juist omdat de pries
ter een andere Christus is, reden tot zoo
veel dankbaarheid en hier ook onbescha
duwde vreugde, dat de plechtige viering
ten volle verantwoord is.
Wanneer spr. geen lof woorden op den
jubilaris uit, dan doet hij zulks, omdat
dit niet de wensch is van den feesteling;
hij wilde slechts aantoonen, dat een gou
den priesterfeest reden geeft tot groote
dankbaarheid en vreugde; de toepassing
ervan liet spr. zijn gehoor over en als op
deze wijze zijn woord toch een lof woord
voor den jubilaris zou worden, dan was
dat niet spr.'s schuld doch de verdienste
van den jubilaris.
Christus onze goddelijke Verlosser leeft
in zijn verloste kinderen tot aan het ein
de der eeuwen en die verlossing heeft Hij
bewerkt niet door goud of zilver, doch
door zijn kostbaar bloed. Wij hebben ech
ter een voortdurende verlossing noodig.
Maar een voortdurende en altijd noodige
verlossing vraagt een voortdurenden ver
losser. Zooals Christus onder ons voort
leeft als verloste, zoo moet hij ook onder
ons voortleven als verlosser en dat doet hij
in zijn priesters.
In het H. Doopsel wordt ons het merk-
teeken ingedrukt, waardoor wij ledematen
worden van het verloste lichaam van Chris
tus; in de priesterwijding wordt het merk-
teeken ingedrukt waardoor de priester
wordt méde-verlosser met Christus.
Christus' werk voortzetten, dat is dan
ook de hooge waardigheid en de verheven
roeping van het priesterschap. Christus'
werk dus doen!
En het grootste en alles overtreffende
w'erk van Christus is geweest zijn offer
dood aan het kruis. Daardoor heeft hij de
vertoornde goddelijke majesteit met het
gevallen menschdom verzoend, den schuld
brief aan het kruis geslagen, ons verlost
uit de harde slavernij des duivels, alle ge
naden voor ons verdiend, den hemel voor
ons geopend, den weg naar eeuwig geluk
voor -ons geëffend en makkelijk gemaakt.
En iederen morgen vernieuwt de priester
dat zegenrijke offer van Christus in het
heilig sacrificie der Mis.
En als dan vijftig jaren lang, dag aan
dag, met vlekkelooze handen en een rein
hart, de priester dien berg des Heeren is
opgestegen, dan moet er een stroom van
genaden en zegeningen des Heeren door
zijn ministerie gedaald zijn over heel de
wereld, over de stad en vooral over de
parochie, waar hij werkzaam was. En ge
nade is meer dan geld en goed. Immers
het is niet de allesbeslissende vraag of we
rijk zullen zijn en een goed leven hebben
hier, maar de allesbeslissende vraag is, of
we eenmaal gelukkig zullen zijn hierbo
ven. En daaraan kan alleen Gods genade
ons helpen, die ons door priesterhanden,
door zijn heilige Mis vooral, wordt toebe
deeld. En daarom geeft een vijftigjarig
priesterschap vooral reden tot dankbaar
heid en vreugde te over.
Maar daar ging aan die hoogste daad
van Christus, zijn offerdood, nog zoo me
nig mooie daad vooraf.
Spr. herinnert dan aan de de uitnoodi-
ging van Christus tot de kinderen, als Hij
zegt: laat de kleinen tot Mij komen en
weerhoudt zè niet. En Hij spreekt ze toe
met zoo zoete en lieve woorden, dat geen
moeder Hem daarin gelijken kon. En
iedere gouden priester jubilaris is immers
de daadwerkelijke vriend van de jeugd ge
weest in zijn catechismus-onderricht, in de
stichting van scholen, als bewijs waarvan
de school aan de Potgieterlaan, in het op
richten en leiden van patronaten, als be
wijs waarvan het nieuwe jeugdhuis aan
den Haagweg, in het leiden van de congre
gaties en andere instellingen van gods-
dienstigen aard, in allerlei werk alzoo om
zettend in daad het woord van den Mees
ter: „Laat de kleinen tot Mij komen".
Onze grootste Hollandsche schilder, Rem
brandt heeft een anderen trek van den
Goddelijken Meester vastgelegd in zijn be
kende honderd guldenprent. Daar staat
Christus in het licht, dat van zijn god-
menschheid uitstraalt en een warmen gloed
legt over al de ongelukkigen rondom hem.
Moeders, die haar zieke kinderen naar Hem
opbeuren; lammen, gedragen op een rust
bed, en zelfs op een kruiwagen; een stok
oude, blinde man, geleid door zijn vrouw;
een weduwe, met het leed van heel een
menschenleven in haar gelaat gegroefd;
een heiden, die van verre kwam en op een
kameel zijn zieke tot Christus bracht. En
over hen allen gaat het licht van Christus
op en de kracht van Zijn almacht; want
Hij ging naar hen toe en legde ze een voor
een de handen op en genas ze. En wie mor
rend of vloekend op hun krius tot Hem
gekomen waren, gingen dankend en jui
chend heen, Jehovah prijzend om Zijn wel
daden.
Priesters kunnen geen wonderen doen en
zieken genezen. Maar een gouden priester
jubilaris heeft toch ontelbare malen den
troost van onzen godsdienst gebracht, mild
als balsem en doen glimlachen waar tra
nen waren en berusting gegeven, waar ge
mord en gevloekt werd. En hij heeft boven
al gebracht den geneesheer van alle zieken,
Jesus Christus in de H. Communie. En de
stervenden heeft hij gesterkt met de laat
ste sacramenten.
Maar de mooiste trek uit het leven van
Christus is toch wel, als Hij daar staat in
den tempel bij de overspelige vrouw en
Hij, de vlekkeloos reine, haar verdedigt te
gen de Phariseeën. En als die allen dan met
schaamte zijn gevlucht en Hij haar toe
spreekt, dat Hij haar niet zal veroordeelen,
dan benadert hier iedere gouden priesterju
bilaris het dichtst zijn meester, omdat hij
duizenden zondaars en zondaressen heeft
ontvangen als de veder den verloren zoon,
omdat hij duizenden verdwaalde schapen
heeft gedragen naar den schaapstal terug en
ze bemoedigd heeft en gesterkt met de goed
heid en zachtheid, die kwam uit het diep be
sef van zelf een arme zondaar te wezen, die
door Gods genade alleen tot zijn hoog
priesterambt uitverkoren was.
Het Hosannah dat den Christus toeklonk
op Palm-Zondag moge in verre naklank
klinken op dezen dag nu we het gouden
jubilé vieren van een priester, die naar
beste krachten vijftig jaar is geweest een
andere Christus.
En wij danken God van harte met hem
mee voor al de genade, in die vijftig jaar
aan hem geschonken ,en door hem meege
deeld aan talloos velen, maar aan zijn pa
rochianen toch vooral. En wij bidden, dat
God hem nog vele jaren moge behouden in
zijn ongebroken kracht en hem dan eenmaal
de kroon moge schenken, die hij voor zijn
trouwe dienaren heeft weggelegd hier bo
ven. Amen.
Hierna werd het H. Misoffer voortgezet
in vrome aandacht gevolgd door de geloo-
vigen.
Na het H. Misoffer zong het zangkoor het
Tantum Ergo van H. Clemens en volgde de
zegen met het Allerheiligste. Met het zin
gen van het feestlied werd de plechtigheid
besloten.
FEESTHULDE DOOR DE PAROCHIANEN
Te 12 uur was de jubilaris met zijn me
debroeders wederom te midden der pa
rochianen, ditmaal in de gymnastiekzaal der
school aan de Potgieterslaan, waar gele
genheid bestond voor de parochianen him
herder te complimenteeren.
De voorzitter van het feestcomité, de
weleerw. pater E. Tesser, sprak hier na
mens de parochianen een woord van geluk-
wensch. Spr. herinnerde eraan, dat ons
Roomsche volk zijn goede priesters gaarne
eert. Vandaar dat het dan ook geen moeite
gekost heeft om de betrekkelijk kapitale
som van duizend gulden bijeen te brengen
om het prachtige stel misgewaden aan te
bieden. Daarnaast overhandigde spr. een
herinneringsalbum met de namen der
schenkers.
Onder de vele andere geschenken noem
de spr. verder een mooi stukje plastiek van
een onbekenden parochiaan, waaruit dui
delijk de achting en eerbied voor den
priester tot uitdrukking komt.
Spr. uit den wensch, dat de jubilaris op
hoogtijdagen nog vele malen in dat plechtig
gewaad het H. Offer moge opdragen, want
een „beteren pastoor dan we op het oogen-
blik hebben" is moeilijk te vinden.
Het „lang leve de pastoor" werd hierop
overduidelijk onderstreept door de talrijke
aanwezigen.
Hierna kwamen de parochieele vereeni-
gingen en de parochieele colleges him wen
sch en en geschenken aanbieden.
De Graal opende met een spreekkoor, de
Jongenscongregatie bood onder welgemeen
de gelukwenschen van den voorzitter een
naar eigen initatief door de jongens ver
vaardigden bidstoel aan, de commissarissen
van orde en den Naaikrans „Sancta Clara"
overhandigden den jubilaris een stel al
taarschellen, de Meisjescongregatie altaar
dwalen, het college van collectanten van
het Studiefonds een stel ampullen, de koor
zangers een stel canonborden .waarna zij
den jubilaris het „Jubilate Deo" van Kroon
toezongen.
Hierna kwam de hoogeerw. heer deken
A. H. J. M. Homulle ter receptie. Spr. bood
pastoor Smeets zijn hartelijke gelukwen
schen aan en wees erop, dat de jubilaris
wel grijzer en kaler, maar niet ouder wordt.
Zooals hij vroeger als missionaris het land
doorkruiste, zoo doorkruist hij nu steeds
zijn parochie om zijn woord te doen hooren.
Voor dit prachtige missiewerk wensch te de
hoogeerw. heer deken hem nog menig
jaartje.
Koninklijke onderscheiding.
Nadat de meisjes der Maria-Congrega
tie den jubilaris een feestlied hadden
toegezongen, nam pater Tesser nogmaals
het woord om den jubilaris mede te dee-
len, dat bericht was ingekomen, dat het
H. M. de Koningin had behaagd pastoor
Smeets te benoemen tot Ridder in de
Orde van Oranje Nassau.
Deze mededeeling lokte opnieuw een
hartelijk applaus uit en opnieuw kwamen
de nog aanwezigen den jubilaris geluk
wenschen.
PLECHTIG DANKLOF.
Des avonds te half acht werd door den
jubilaris een plechtig danklof gecelebreerd.
Assistentie verleenden daarbij de zeereerw.
paters Avellinus van Vlijmen en dr. Isaias
Onings, directeur van het St. WilLibrordus-
Missiecollege te Katwijk aan den Rijn, resp.
als diaken en sub-diaken.
In het priesterkoor hadden behalve de
Provinciaal en de kapelaans der parochie
thans plaats genomen de zeereerw. pater
Regalatus Hazebroek, oud-provinciaal, die
de plechtigheid der eerste-steenlegging der
kerk destijds verrichtte, de weleerw. pa
ters Vrindt, Weenink en Bayer, alsmede
de paters der H.B.S. en de kapelaans der
Hartebrugparochie.
De kerk was wederom geheel gevuld met
geloovigen.
Onder het Lof sprak de zeereerw. jubi
laris een woord van dank.
Dank voor de meest ondubbelzinnige
blijken van vriendschap en van liefde, die
de parochianen op allerlei wijze hem had
den gegeven. Dank voor de bijdragen voor
de versiering, dank voor de gevoelens van
aanhankelijkheid in woord en geschrift
ontvangen, dank voor de geschenken, hem
aangeboden.
Vijftig jaar was het geleden, dat hij
priester werd, zonder eenige verdienste zij
nerzijds, alleen als gave Gods, die hem
deze roeping schonk. Wanneer spr. terug
ziet op die 50 jaar, dan moest hij bekennen,
dat hetgeen hij den Heer heeft teruggege
ven niet in evenredigheid heeft gestaan tot
hetgeen hij mocht ontvangen.
Gedurende al die jaren heeft hij echter
mogen ondervinden: Misericordia Domini
plena est terra, dat de aarde vol is van Gods
barmhartigheid. Dat is ook nu, in dezen
somberen en moeilijken tijd het geval, al
kunnen wij dat met ons zwak menschen-
verstand niet begrijpen.
De hulde, spr. gebracht, beschouwd hij
als onverdiend aan zijn persoon, doch hij
aanvaardt haar als hulde aan zijn waar
digheid.
Over deze waardigheid weidt spr. nader
uit en hij zegt: wat een priester is zou men
eerst dan goed begrijpen, wanneer er geen
priesters meer zouden zijn.
Wat het gevolg daarvan zou wezen? Een
terugkeer tot het heidendom.
Wanneer hij in zijn taak is tekort ge
schoten, hoopt hij op vergeving van zijn
menschelijke zwakheid,, maar tegelijk
vraagt hij gebed tot God om meer pries
ters, omdat wij ze in dezen tijd meer dan
ooit noodig hebben. Men leest het iederen
dag, hoe het in tal van landen juist de
priesterschap is, die vervolgd wordt en op
wie men smaad tracht te werpen.
Daarom vraagt hij een gebed voor zich
zelf en zijn medewerkers, een gebed voor
zoovele anderen, opdat God Zijn Kerk
moge blijven geven vele, heilige priesters.
-- Hierom spoort de jubilaris zijn parochia
nen vooral aan den Eersten Zaterdag der
maand te bidden. Wij hebben reeds den
Eersten Vrijdag, wij hebben het Heilig Uur
om te bidden tot bekeering van zoo heel
veel afgedwaalden, vooral in deze parochie.
Daarbij voege men thans den Eersten Za
terdag, waarop men God moge bidden om
meer en vooral heilige priesters, vooral in
ons vaderland.
En hij besluit met een aansporing tot
samenwerking, opdat allen na dit korte
leven worden opgenomen in het rijk van
onzen Koning Christus, waar wij allen ge
lukkig mogen zijn in de aanschouwing van
Gods oneindige schoonheid.
Na dit treffend dankwoord zette het koor
van priesters het Te Deum in, dat daarna
plechtig en machtig door het koor werd
overgenomen.
U. o God, loven wij!
Dat was het slot van deze feestelijke her
denking, welke niet anders was dan lof
aan God.
Herder en parochianen mogen met trots
op deze stemmige, bezielende feestviering
terugzien. Zij was den herder verdiend,
den parochianen waardig!
Links: Pastoor Ign. Smeets temidden van zijn ordebroeders. Aan de rechterhand van den jubilaris de hoogeerw. pater Prudentius v. Leusden, provinciaal der
Franciscanen. Staande de kerkmeesters de heeren Jac. Noordman en W. J. Heydeman. Rechts: Pater Tesser leest het Koninklijk besluit voor, waarbij de
jubilaris werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau,