Overeenstemming te Londen Tusschen Engelsche en Fransche ministers DE SPAANSCHE BURGEROORLOG Keclehjéoncl l/oify! VRIJDAG 29 APRIL 1938 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 Samenwerking op het gebied van defensie Vandaag wordt het Tsjechische vraagstuk besproken WAAROVER GESPROKEN WERD. Gisterochtend zijn de FranschBritsche besprekingen enkele minuten na de aan komst der Fransche ministers in Downing- street in het kabinet van den Britschen eersten minister begonnen. De eerste besprekingen hebben geduurd van half elf tot half twee, waarna de Brit sche minister-president een lunch aan bood. Na dit onderhoud werd geen mededee- ling aan de pers verstrekt, doch de bijzon dere correspondent van Havas is in staat mede te deelen, dat de besprekingen op de eerste plaats de betrekkingen tot Italië tot onderwerp hadden. Nadat Chamberlain zijn gasten had wel kom geheeten, zeide hij te verwachten, dat de besprekingen succes zullen hebben. Vervolgens zetten de Britsche ministers in details het tot stand komen van het Britsch-Italiaansche verdrag uiteen en hetgeen men hiervan in de toekomst ver wacht. Aangezien de overeenkomst van Home ook het terugtrekken van de vrijwilligers uit Spanje voorziet, heeft lord Halifax ook deze kwestie besproken, teneinde den stand van het werk der niet-inmengings- commissie uiteen te zetten. Vervolgens werd gesproken over de technische samenwerking tusschen beide landen. Lord Halifax herinnerde aan de wederkeerige overeenkomsten inzake de verdediging van het grondgebied. De Britsche regeering heeft een uitge breid programma van reorganisatie opge steld teneinde de strijdmacht te land, ter 'zee en in de lucht in staat te stellen het nationaal gebied en de verbindingslijnen te verdedigen. Zóoals de Britsche pers reeds herhaalde lijk heeft aangeduid, verlangt Engeland vooral op luchtvaartgebied een nauwe 'samenwerking. Aangezien Engeland een eiland is, is het zeer kwetsbaar voor aan ballen uit de lucht en deze kunnen alleen worden tegengegaan door een ver vooruit 'geschoven verdediging, met bases op "Fransch grondgebied. Officieel communiqué terughoudend. In het korte communiqué, dat gisteren middag na de besprekingen der Britsche en Fransche ministers is uitgegeven, en waarin gesproken werd over het bereiken van volledige overeenstemming, wordt geen melding gemaakt van de besproken onderwerpen. Men neemt een uitgespro ken terughouding in acht ten opzichte van "de details der besprekingen. Er verluidt echter, dat volledige overeenstemming tot stand is geko men ten aanzien van het vitale pro bleem der coördinatie der voorzie ning van levensmiddelen en grond stoffen, die van essentieel belang zijn in oorlogstijd. .o Volgens een bepaald bericht zou overeenstemming tot stand gekomen zijn o.m. ten opzichte van het gebruik door de Britsche luchtstrijdkrachten van de vooruitgeschoven bases op Fransch gebied. VERKLARINGEN VAN DAL AD IER EN BONNET. De speciale correspondent van Havas meldt: Daladier en Bonnet zijn gisteren middag om vijf uur op de Fransche am bassade teruggekeerd na de bijeenkomst in Downingstreet. Daladier heeft daarop de vertegenwoordigers van de pers ont vangen en tegenover hen o.m. het volgen de verklaard: „Tot mijn groote spijt ben ik aan ge heimhouding gebonden, want wij hebben ons wederzijds verplicht niets bekend te maken van onze besprekingen. Ik kan u intusschen verzekeren, dat wij ten opzichte van de belangrijkste kwesties, die wij besproken hebben en die de helft omvatten der proble men op de agenda, gemakkelijk tot een volkomen overeenstemming zijn geraakt. Morgenmiddag zullen wij de gedachten- wisselingen ongetwijfeld beëindigen en wij verwachten des avonds dan weer in Parijs terug te zijn. Wij hebben bij de Britsche regeering de hartelijkste ontvangst gevonden en het duidelijkste begrip voor de noodzakelijk heden, waaraan wij het hoofd moeten bie den. Wij zijn tot een overeenstemming gekomen, die nog nooit bereikt was ten aanzien van sommige problemen van vitaal belang. II: kan er niet genoeg op aandringen, dat gij er den nadruk op legt, welk een sfeer van onderling vertrouwen bij onze besprekingen aanwezig was''. Minister Bonnet verklaarde den journa listen op zijn beurt, dat vandaag de vol gende punten besproken zijn: Italië en de Fransch-Italiaansche onder handelingen, de Volkenbond, erkenning van de verovering van Abessinië door Ita lië, Spanje en het terugtrekken der vrij willigers,, de nationale defensie, technische en economische accoorden tusschen beide landen. Tsjecho-Slowakije. Daarentegen zijn de Duitsche en Tsje- cho-Slowaaksche problemen en in het al gemeen de kwesties, die van belang zijn voor Midden-Europa, eerst vandaag aan de orde gekomen, evenals de vooruitzich ten in het Verre Oosten. Volgens berichten van Reuter zijn de Britsche en Fransche ministers in het be zit van het Tsjecho-Slowaaksche memo randum, dat te Londen en Parijs over handigd is en waarin de Tsjecho-Slowaak sche regeering een uiteenzetting geeft van de concessies, die zy bereid is te doen aan de Sudeten-Duitsche partij om een re geling tot stand te brengen. Deze concessies waren reeds opgesteld voor de bekende redevoering van Henlein op Zondag j.l. Volgens Tsjecho-Slowaak sche kringen in Londen gaan deze conces sies zeer ver. Het memorandum was op gesteld met het oog op de bereidheid, die door de Britsche en BYansche regeeringen uitgesproken was om Tsjecho-Slowakije allen mogelijken bijstand te verleenen ter oplossing van het Sudeten-probleem. Ter- zelfdertijd werd toen bij de Tsjecho-Slo waaksche regeering aangedrongen op het nemen van onmiddellijke stappen ter ver zoening der Sudeten-Duitschers in het be lang van den Europeeschen vrede. De Tsjecho-Slowaaksche regeering besloot derhalve Groot-Brittannië en Frankrijk de maatregelen voor te leggen, die zij overweegt en dezen landen te verzoeken hun meening daarover uit te spreken. Deze maatregelen zullen thans bespro ken worden door de Britsche en Fransche ministers tijdens de gedachten wisselingen van Vry'dag. Hoe ver de concessies overigens echter ook mogen gaan, er zijn twee punten, waartoe de Tsjecho-Slowaaksche regeering niet bereid is n.l. de erkenning van de nationaal-socialistische partij en het op geven van de Tsjecho-Slowaaksche ver dragen met Frankrijk en Rusland. BERLIJN TOONT ZICH ZENUWACHTIG De Duitsche openbare meening volgt de Britsch-Fransche besprekingen met een zekere zenuwachtigheid. De bladen wijzen er in opschriften en commey|aren op, dat de Tsjecho-Slowaaksche kwe'stie op den voorgrond der besprekingen staat. Men verbergt nauwelijks de ongerustheid, die in Duitschland gewekt wordt door de mo gelijkheid, dat de Fransche en Engelsche regeeringen op dit punt een gemeenschap pelijke gedragslijn zouden aanvaarden. De Nachtausgabe geeft uitdrukking aan de hoop, dat de te Londen bijeen zijnde ministers zich er van zulen onthouden „verouderde internationale bepalingen te verdedigen, maar plannen zullen ontwer pen, die dienstig zullen zijn aan de organi satie d.es vredes zonder een oorlogsgevaar in te houden". De Londensche correspondent van het Berliner Tageblatt is verbaasd, dat in En geland plotseling de opvatting uitgespro ken wordt, dat „Engeland meer goederen moet afnemen van de kleine Balkanstaten en Centraal-Europa om te strijden tegen den invloed van andere staten". De Parijsche correspondent van de Deut sche Allgemeine Zeitung schrijft met er gernis over „de herleefde entente cord'ale" en d^Frankfurter Zeitung vraagt: „Waar om dat alles, tegen welk gevaar wil men zich beschermen?" REGEN BELEMMERT DE KRIJGSVERRICHTINGEN. Het groote hoofdkwartier van Franco deelt mede, dat de krijgsverrichtingen door zwaren regenval belemmerd worden. Al leen in den sector van de Alfambra werden de voorste liniën wat gerectificeerd. De strijdkrachten in den sector Ejulve ver bonden zich met die in den sector Aliaga. Het ministerie van defensie te Barcelona deelt mede, dat de linksche troepen ten Noord-Oosten van Tremp vijandelijke aan vallen op de stellingen bij Ortenada heb ben afgeslagen. Ook ten Oosten van den Cabello werden aanvallen afgeslagen. De troepenmacht van Franco oefent nog steeds druk uit op Ababuj en La Hoz. Aan de kust van de Middellandsche Zee deden de regeeringstroepen heftige tegen aanvallen op de stellingen, welke door de troepen uit Galicië in Atalyas de Acala waren bezet, doch zij werden met zware verliezen afgeslagen. In Catalonië werden slechts schermutselingen gevoerd. Eerste Kamer Er zal een Interpellatie over de spelling worden gehouden Prof. Barge dringt aan op verbetering psychiatrische kliniek te Leiden. De MINISTER VAN WATERSTAAT vervolgt zijn rede. Door de hooge eischen, die de K.L.M. stelt in haar materieel, heeft deze maat schappij gemeend haar vliegtuigen alleen uit het buitenland te kunnen betrekken. De moeilijkheid is, dat de Nederlandsche in dustrie de door de K.L.M. benoodigde vlieg tuigen alleen kan leveren, wanneer zij groote serie-bestellingen krijgt. Het pro bleem van de inschakeling der Nederland sche vliegtuigindustrie blijft in de aan dacht der regeering. De mijnen besprekende, zeide spr., dat nieuwe mijnen worden geëxploreerd, ten einde geleidelijk de productie aan deze nieu we mijnen te kunnen vergeven. Op het terrein van den brandstoffenhan- del is thans eenige rust Ingetreden. Op het oogenblik Is er geen aanleiding tot ingrij pen. Aangenomen worden z. h. s.: de begroo ting van het departement van waterstaat, die van het Verkeersfonds (de N.S.B. kreeg aanteekening van tegenstemmen) en die van de Staatsmijnen en van het Zuiderzee- fonds. ONDERWIJS. DE HEER WOLTJER VRAAGT INTERPELLATIE OVER DE SPELLING. Aan de orde is de begrooting van onder wijs, kunsten en wetenschappen. De heer WOLTJES (A.-R.) merkt op, dat de Kamer de gelegenheid wil hebben de spellingkwestie uitvoerig te bespreken. Hij vraagt daarom deze kwestie thans, nu deze gelegenheid niet aanwezig is, uit de ge- dachtenwisseling te ecarteeren en vraagt daarom toestemming de regeering hierover te interpelleeren op nader te bepalen dag. De Eerste Kamer speelt andermans roL Aan de orde komt de beslissing over al of niet toestaan der gevraagde interpellatie. De VOORZITTER ontraadt de interpel latie. Hij acht het een ongewenscht prece dent, dat een lid een onderwerp uit de be- grootingsbehandeling afzondert. De heer KRANENBURG (V.D.) beaamt dit. Ook hij acht het gevaarlijk dézen weg op te gaan. De Kamer dient zich1 in haar besprekingen te beperken. De publieke opi nie acht de besprekingen nu reeds lang ge noeg. De Kamer is een Kamer van revisie, die zich tot de groote lijnen dient te bepa len. De uitvoerige behandeling van een enkel punt is ongewqnscht. De heer VAN VESSEM (N.S.) ziet in den9briëf van dr. Colijn inzake inperking der discussies, een symptoom van toene mende regeeringsb&moeiïng met de zaken der Kamer. De VOORZITTER zegt, dat deze brief aan hem en niet aan de Kamer gericht was; geheel vrijwillig en naar eigen oordeel heeft spr. gemeend van dezen brief aan de Kamer kennis te moeten geven. Het betreft hier dus een daad van den voorzitter, waarop het niet vrijstaat kritiek uit te oefenen. De heer VAN VESSEM (N.S.) beoogt, dat het tweede lid van art. 15 der Comptabili teitswet de mogelijkheid biedt voor het departement van onderwijs tot het doen van uitgaven. De bijzondere spoed bij de behandeling dezer begrooting is dan ook niet noodig. De heer DE ZEEUW (S.D.) zelf, dat er in het land tegenwoordig wordt geklaagd over de wijze van behandeling der begroo tingen door deze Kamer, welke een „Ka mer van repetitie" wordt genoemd. Deze wijze van behandeling is mede te wijten aan de groote bereidwilligheid van den voor zitter tegenover de ministers, ook tegen over den minister van algemeene zaken. Spr. steunt het voorstel-Woltjer. De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C.-H.) meent, dat de Kamer aan tydnood lijdt, hetgeen haar eigen schuld is, daar de discussies over,de begrootingen langer hebben geduurd dan noodig was. Spr. zou het afzonderlijk behandelen van bepaalde onderwerpen in het algemeen niet gewenscht achten, doch in dit geval zou spr. een uitzondering willen maken. De voorzitter heeft wel de bevoegdheid, tot nachtvergadering over te gaan, maar dan zal de spelling-kwestie voor een leege zaal worden behandeld. Er. is hier een speciale reden tot afzonderlijke behandeling; de mi nister van algemeene zaken heeft in zijn memorie van antwoord gezegd, dat de wet telijke weg inzake de spelling niet is be wandeld. De heer VAN RAPPARD (Lib.) deelt de meening van den heer Kranenburg. Het houden van interpellaties is in de Tweede Kamer steeds geweigerd, als de begrotings behandeling ook maar in zicht was. De heer VAN VESSEM (N.S.) ontkent nogmaals, dat de datum van 1 Mei een dwingende rol speelt. Hij grondt zijn opi nie op artikel 15, lid 2, der Comptabiliteits wet. Er is geen reden, de begrooting er door te jagen. De heer WOLTJER (A.-R.) zegt, dat de Kaemr door de mededeeling van vanmor gen is verrast. Hij meent zijn verzoek te moeten handhaven. Interpellatie ingewilligd. De interpellatie-aanvrage van den heer Woltjer komt dan in stemming. Vóór in williging van het verzoek stemden 27 le den, tegen 9, n.l. de voorzitter, de heeren De Bruyn (R.-K.), Van Rappard (Lib.), Van Embden en Kranenburg (V.-D.) en de N.S.B. De interpellatie is toegestaan. De VOORZITTER maakt er op attent, dat ieder lid desondanks bevoegd is, bij de begrooting over de spelling te spreken. Aan de orde is de begrooting van onder wijs, kunsten en wetenschappen. De leerlingenschaal. De heer DE JONG (R.-K.) meent, dat de niet-verlaging der leerlingenschaal op de verantwoordelijkheid komt van dezen minister. Deze mag zich niet gebonden ach ten aan bezuinigingsmaatregelen van het vorige kabinet. Voor de Cité Universitaire en voor de tentoonstelling in New York was wel geld beschikbaar. Voor de geheele katholieke fractie spre kend verklaart spr. zich vóór verlaging der leerlingenschaal. Het lot der kasteel en. De heer BARGE (R.-K.) veougt de aan dacht op de historische beteekenis van de kasteelen. Het is zaak, dat deze bewoond blijven. Indien dit niet geschiedt, is het monument dood. Ook een doode kan mooi zijn, doch spreker prefereert de levende schoonheid. Een bewoond kasteel heeft so- ciaal-oeconomischen invloed op zijn om geving. Spr. vraagt een lijst van de kastee len op welker behoud de Rijkscommissie voor Monumentenzorg prijs stelt. De collegegelden aan de Universiteiten. Spr. behoort tot degenen die de verlen ging van de verplichting van de betaling der collegelden betreuren en hartgrondig verfoeien. Op het universitaire leven oefent die verlenging een fatalen invloed uit. Het aantal niet ingeschreven studenten stijgt onrustbarend, hetgeen spr. met cijfers il lustreert. Als een besmettelijke ziekte grijpt het euvel om zich heen. In de faculteit der wis- en natuurkunde was steeds een nauw contact tusschen hoogleeraar en studenten, welke contact nu verloren gaat. Het gees telijke peil van den acadamischen weten- schappelijken arbeid daalt daarom. Spr. wyst er op, dat een fixeeren van het colle gegeld voor een bepaald aantal jaren geen verbetering brengt. Alleen een terugkeer naar de vroegere regeling kan baten. De rolverdeeling tusschen de Universi teiten is een begrip, dat de minister moet loslaten. De universiteiten zijn zelf groeien de organismen. Niemand kan voorspellen aan welke universiteit een bepaald vak zal bloeien. Geen regeering en geen college van curatoren kan daarin iets veranderen. Siritus flat ubi vult. (De geest waait, wapr hy wil). De vergadering wordt geschorst tot des avonds. AVONDVERGADERING. 1 Voortgezet wordt de behandeling van hoofdstuk VI (departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen) der ryksbe- grooting voor 1938. De neurologische en psychia trische kliniek aan de Univer siteit te Leiden. De heer BARGE (R.-K.) zet zijn rede voort. Spr. dringt aan op betere huisves ting der neurologie en psychiatrie aan de universiteit te Leiden; de lokalen in het nieuwe academisch ziekenhuis hiervoor worden ongebruikt gelaten. Spr. ontkent, dat in 1923 besloten zou zyn, de desbetref fende gebouwen niet af te bouwen. Spr. gaat de historie van den bouw uitvoerig na, waarmede, spr. van nabij op de hoogte is. De bezuinigingsmaatregelen hielden ook den afbouw van het zoogenaamde gebouw 10 in. Het is spr.'s doel te voorkomen, dat er zich om het Leidsche academisch ziekenhuis nog meer legenden weven, dan er reeds bestaan. De minister mag niet spreken van een bevredigende op lossing, de instemming der betrokken personen is afgeperst door het alterna tief: dit of niets. Door eindeloos wach ten is men in Leiden murw geworden. Wat nu verkregen wordt noemt spr. zoo goed als niets. Het aantal bedden is veel te gering, en er moet zelfs ge bruik gemaakt worden van Endegeest. De toestand in Leiden is, vergeleken met andere universiteiten, beschamend. Spr. wijst op het belang der psychiatri sche opleiding; er zijn in ons land niet min der dan 45 krankzinnigengestichten. Het geesteslijden neemt hand over Hand toe, en dit zal de minister ook wel weten (vroo- lykheid).. Een grondige psychiatrische op leiding van den algemeenen medicus is noodzakelyk. Bovendien had Leiden den eersten leerstoel in psychiatrie. Door hier te spreken van een bevredigende oplossing, heeft de minister zwaar gezondigd. Spr. heeft wel eens gehoord, dat het ge meentebestuur van Leiden, Prov. Staten van Zuid-Holland en de ministeries van binnenlandsche zaken en financiën rem mend optreden; het heet, dat men beducht is voor de belangen van Endegeest. Hoewel een psychiatrische kliniek een ob servatie inrichting is en niets heeft van een krankzinnigengesticht. Waarom hebben der gelijke overwegingen niet gegolden voor Utrecht, met gestichten in en nabij de stad? Bovendien is een psychiatrische kliniek een voedingsbron voor een nabijgelegen ge- Steunt luchWerdedlglngjfondiH Postgiro Den Haag ten name ven sticht. Spr. vraagt niet, dat de Leidsche plannen thans ten volle worden uitgevoerd, want er is toch geen geld. Maar spr. wenscht uitvoering der plannen na de bezuini gingsmaatregelen. Spr. hoopt, dat het ge beurde later niet prejudicieert op den ver dere afbouw van gebouw 10. De spelling. Spreker geeft de voorkeur aan de spel ling-de Vries en te Winkel. Over de voor gestelde wijziging zal spr. zich thans niet uitlaten, doch spr. dringt aan op overleg met België. Het Nederlandsche taalgebied is niet groot; eenheid van taal diene te worden behouden ook in de schrijfwyze. Moge Zuid-Afrika ten deele een voorbeeld zyn. Een scha de vergoedingsproces tegen mr. Marchant aanbevolen! De heer DE RIJKE (N.S.) betoogt, dat de uitgaven voor het onderwijs niet voldoende baten opleveren. Tal van onderwijzers wor den beloond met een bedrag dat men niet noemen kan zonder er over te blozen. Spr. wijst op de veel te groote klassen. Spr. keurt het af, dat het onderwijs wordt gebruikt voor politieke doeleinden (ge lach). Spr. critiseert in dit verband een ar tikel in „Het katholiek schoolblad" van 3 Februari over Oranje als opstandeling o.a, Spr. wil bescherming der jeugd tegen par ty-politiek en verpolitiekte historie-be schouwing. Volgens den minister echter moeten de onderwijzers vrij zijn om zich politiek te interesseeren. Prof. Minnaert, onlangs benoemd aan de universiteit te Utrecht, is zelfs communistisch georiën teerd. De minister had geen bezwaar, hem aan te stellen om de Nederlandsche jeugd te onderwijzen. Zou de minister dat ook gedaan hebben als het iemand gold met nationaal-socialistische opvattingen? Wat de spelling betreft, zou spr. willen terugkeeren naar de traditioneele. Spr. cri tiseert hetgeen te dezer zake is gebeurd in afwijking van de legade wegen. Wien door de onwettige handelwijze der regeering schade hebben geleden, behoort deze te worden vergoed; spr. beroept zich op de wet betreffende de ministerieele verant woordelijkheid. Misschien had een proef proces tegen oud-miniser Marchant wel kans van slagen. De heer SIKKENS (S.D.) critiseert d® toepassing der regeling ingevolge de l.o.-wet tusschen school- en woongemeen- ten met haar administratieven omslag. Aan 's ministers goeden wil twijfelt spr. niet, maar wat zijn diens resultaten der bemoeiingen t.a.v. de leerlingenschaal? Spr. constateert te weinig energie bij dezen minister. De minister bukt voor een zeker fatalis me: er is geen geld en ten slotte toch niets aan te doen. Spr. beroept zich op verschil lende getuigenissen ten betooge, welke kwade gevolgen de tegenwoordige leer lingenschaal heeft en tot welke gevolgen deze afbreuk van ons onderwijs leidt. De heer WLARDA BECKMAN (S.D.) wijst op den bedroevenden toestand van ons volksonderwijs, ook bij het voorbe reidend hooger en middelbaar onderwijs. Vele leerkrachten hebben een te zware taak; andere zyn tot werkloosheid gedoemd Ook hier beroept de minister zich op het geld. Doch verbetering is noodzakelijk. Spr. sluit zich aan bij wat de heer Barge zeide over het hooger onderwijs. De uit gaven voor hooger onderwijs zyn op de geheele ryksbegrooting te gering. Ambachtsonderwijs. De heer VIJLBRIEF (S.D.) blijft er bij dat de leerlingen der 2-jarige scholen een geringe kans van slagen hebben dan die der 3-jarige. Dat aanvulling met avond onderwijs noodig is, bewyst dat spr.'s in zicht juist is. De vergadering wordt om elf uur ver daagd tot vanochtend elf uur. Leest met aandacht de advertenties In Uw BanMadt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 6