Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Nel van Leeuwen, Z'woude.
Je hebt dat sprookje „opgezocht" zeg je,
maar dat is niet zelf verzinnen. En dat
moet het zijn. Ik verwacht alleen eigen
werk, weet je! Wat hebben jullie feest ge
vierd! Maar dat mag ook wel! Het feest bij
het inhalen van een nieuwen burgemees
ter is ook iets buitengewoons. Groet ook
de vier zusjes en de drie broertjes van
me, maar bovenal je ouders!
MienteWied, Warmond. Of ik
het een leuk vehaaltje vind? Gaat nog al!
Ik zal het nog eens bewaren voor later. De
verjaardagen zijn ingeboekt. Kijk maar
eens op die dagen! Dag Mien! Groet je
ouders van me en Corrie! Zoo'n groote meid
als jij bent, kan moeder al veel helpen.
Martha v. d. Lans, Lisse. De
verjaardagen zijn ingeschreven. Zoo vind
jij „Voor de Jeugd"! zoo leuk! Blijf dan
ook maar goed ons Hoekje volgen. Weet
wel, dat het jullie krantje is en dat er
veel uit te leeren valt! Het drukfoutje is
veranderd. Kijk eens op 1 Mei. Dag Mar
tha! De hand voor u, allen!
Toosje v. d. Salm, Z'wouSe.
Het versje kwam voor ons Paaschnummer
rte laat, Toosje! Ik heb het bewaard. Zoo,
ben jij „Kruiskind" geworden? Dat is
braaf! Wat 'n leuke club-naam hebben
jullie? Ik wou jullie met die gele kruisjes
zien opmarcheeren. Hoe het feest van den
Burgemeester gevierd is, heb ik in kleuren
en geuren gehoord en was in één woord
af. Maar, dat verdient ie ook! Veel groeten
aan alle huisgenooten. Voor jou de vijf!
Dag Toosje!
Dora Kniest, Oegstgeest.
Zeker was het jammer, dat die goeig Pas
toor zoo plotseling kwam te overlijden. En
wie is nu de leider geworden van het koor
tje? Ik heb aan den legpuzzle niet meege
daan. Daar heb ik geen geduld en geen tijd
voor. Zooals je ziet, heb ik je „uitdruk
kingen" dadelijk geplaatst. De rest komt
ook wel! Dag lief Nichtje. Ik groet U allen
en jou in 't bijzonder.
Greet Krol, Leiden. Dat is een
goed idee van de zuster, om de versjes, met
het oog op de versmaat, na te zien. Daar
zit in doorsnee juist de moeilijkheid. Wat
'n feest zal het zijn als de tweeling aan
genomen wordt. Ik feliciteer de kleintjes
alvast. Ik wensch jullie op het schoolreis
je goed weer en veel plezier! Dag Greet!
Groet vader en moeder en de heele familie
van me en jou druk ik ten afscheid de
hand!
Mevrouw v. O. te L. Ik heb de
verjaardagen direct ingeboekt. Ik vind het
fijn, dat de kleintjes ons krantje zco graag
lezen en zoo mooi vinden. Het gezicht van
Peter klaarde zeker op, toen hij zijn naam
zag. Mijn beste groeten; ook aan uw man!
Mien Wassenaar, Warmond.
Gaarne had ik jouw lange verhaal over
„Jezus lijden" geplaatst. Maar wij kwamen
plaats te kort. Ik heb het nu bewaard voor
hetvolgend jaar. Ik hoop dat je niet te
boos op me zult zijn. Het opstel was zeer
goed. Dag Mien! Groeten thuis.
Anny Welling, Leiden. Je hebt
gelijk, Anny. Gezondheid is de grootste
schat. Zoo, is nog niet geloot? Zorg, dat
ik minstens één prijs heb! Zul je? Wan
neer ik jarig ben? Zou ik het in de lange
lijst zetten. Verbeeld je Oom Wim te mid
den van zijn Neefjes en Nichtjes. Trouwens
bij die 3000 namen, kon er de mijne nog
wel bij. Was het Paaschrapport mooi? Ik
hoop het voor je! Dag Anny! Groet vader
en moeder en de kleintjes van me!
Hes v. d. Meer, Z'woude. Nu
weet ik precies, hoe jij de Zondag door
brengt. En zoo is het goed. En nu ben je
zeker van school af? En nu aan 't werk?
Ik wensch je in je verdere !even veel ge-
luk en zegen Hes, en om dat te krijgen,
moet je maar eens goed bidden. Hoor ik
later nog eens wat van je. Een schrijven
van mijn Zoeterwoudsche Nichtjes, ook
al zijn ze van school, is me zeer welkom.
Dag Hes! Groet je huisgenooten van me!
A n n i e v. d. A k k e r, Zw o u de.
Zeg, wat hebben jullie veel leden by de
club! Dat de Zuster deze verdeeld heeft in
groepjes van 11, is goed gezi°n. Had jij
geen prijs gewonnen bij het in elkaar zet
ten van 't gebouw? En dan die inwij
ding! Wat was dat plechtig! Dat had ik
willen zien! Dag Annie! Blijf maar den
ken:
„Het kruis in top, ten hemel op".
Nellie Olyerhoek, Z'woude.
Aan zee is het altijd gezellig. Ik wensch
je van de zomer goed weer als je zoo'n
uitstapje wil maken. En hoe is het nu met
je Neefje? Dat was toen een heele conster
natie is wel. En dat je zuster zoo bedroefd
was, kan ik me best voorstellen. Beter
schap met het ventje! De hand en veel
groetjes aan alle huisgenooten!
Marie Voordouw, Bodegraven.
Ik heb de verjaardagen ingeboekt. Ik
vind het fijn te hooren, dat jullie dol op
de kinderkrant bent en dat je ook mijn
lange verhaal zoo mooi vindt. Dag Marie!
Groet vader en moeder van me en alle
broertjes en zusjes.
De hand voor U allen,
Oom Wim.
VOGELS
door Anton Roels.
I.
Wat zou de natuur triest zijn, als er geen
vogels waren! We letten niet meer op hun
lustig gezang en op hun ijverig gedoe in
boomen en struiken. Maar ze zijn een on
misbare aanvulling geworden van het heer
lijke buitenleven.
We zien ze in den herfst noode vertrek
ken in hun vlucht voor-de komende koude
dagen. Doch als de eerste lentebloemen
in de velden prijken zijn ze weer terug. Ze
wox'den met vreugde begroet. Want we heb
ben iets gemist van den winter.
Verdient het daarom niet eens aanbeve
ling, wat dieper in te gaan op het leven
en de gewoonten van een aantal dier ge
vederde dieren? We zullen er zoo maar
voor de vuist weg vijftien nemen. En daar
bij zijn allerlei soorten vogels, van het
vinkje tot den grooten valk toe. Maar dat
geeft niet! Zij hebben allen door Gods on
metelijke wijsheid een plaatsje in de na
tuur gekregen. Daarom zyn zy ook allen
onze aandacht ten volle waard.
De eerste vogels, waar we over praten
zullen zijn de zwaluwen. Deze behooren
bij de zoogenaamde „Muschachtigen". Het
zijn kleine dieren met breede borst, korten
hals en korte, zwakke pootjes. Hun sna
vel is bijna driekantig en hun vleugels zyn
smal en spits. Eén van hun typische ken
merken is wel de staart, waarvan de bui
tenste veeren dikwijls veel langer zijn dan
de binnenste. Vandaar de benaming: zwa
luwstaart.
Over de geheele wereld zyn de zwalu
wen verspreid. Des winters houden zij uit
sluitend verblijf in de warmere landen.
Men heeft wel eens willen beweren, dat
in het Noorden zwaluwen overwinterden
en zich dan tegen de kou beveiligden door
in de modder te kruipen. Deze vertelsels
berusten evenwel op fantasie. Ze lijken me
bovendien volkomen in strijd met den
vroolijken, gezelligen aard van deze tjil
pende diertjes, die er wel niets voor zullen
voelen om zich zoo droefgeestig verborgen
te houden.
Als we een zwaluw zich op den grond
zien voortbewegen, zouden we niet zeggen,
dat ze in de lucht een groote snelheid ont
wikkelen kunnen. Niettemin vinden ze nog
in hun vlucht tijd en gelegenheid om aller
lei insecten te verschalken en op te peu
zelen.
Zooals ik reeds vertelde, is een zwaluw
een zeer vroolijk en gezellig dier. Het is
daarom graag in een omgeving, waar men-
schen zijn. In sommige streken gevoelt men
een soort vereering voor deze diertjes.
Men maakt in de zwaluwenfamilie on
derscheid tusschen: de boerenzwaluw, de
huiszwaluw, de oeverzwaluw en de gier
zwaluw.
De boerenzwaluw heeft een sterk gegaf
felde staart. De kleuren van het dier va-
rieeren van blauw zwart tot bruin en van
geel tot wit. Het bewoont Azië en Europa,
doch ontbreekt in het hooge Noorden. In
den herfst trekken de boerenzwaluwen
naar warmer landen; ze vliegen dan door
streken, waar andere zwaluwenfamilies
vertoeven, die niet voor de koude behoe
ven te vluchten. De boerenzwaluw stoort
zich hier niet aan en reist verder.,..
Ze bouwt haar nest meestal in huizen,
onder de daklijst of onder een brug. Het
wordt doorgaans vervaardigd van vette
aarde, die mét speeksel verbonden wordt.
Aan de binnenzijde worden strootjes en
veertjes uitgespreid tegen de wanden. Het
kan soms gebeuren,dat hetzelfde zwalu-
wenpaar jaren achtereen in hetzelfde nest
komt wonen. lederen winter worden dan
echter herstellende werkzaamheden ver
richt.
De huiszwaluw is kleiner van lichaam.
Haar staart is niet zoo sterk gegaffeld en
haar snavel is. dik. De vrij ferme pootjes
•zijn met witte veertjes bedekt. Haar kleu
ren varieeren van zwart tot wit. Over het
algemeen komt ze wat noordelijker voor
dan de boerenzwaluw. In warmer streken
verblijft ze daarentegen wat langer dan
haar familielid. Ze vertrekt in een groote
groep, doch keert daarentegen alleen te
rug. Ze maakt haar nest behalve na
tuurlijk het vlieggat geheel dicht. Soms
voert zij een hevig gevecht met musschen
om het bezit van dit nest. De huiszwaluw
heeft nog een andere eigenaardigheid. Zij
vliegt namelijk veel bij regenachtig weer
en op een zeer behoorlijke hoogte.
De staart van de oeverzwaluw is matig
gegaffeld. De snavel is plat en de vleu
gels steken uit over het uiteinde van de
staart. Haar kleuren zijn van aschkleurig
bruin tot grijsbruin. Overeenkomstig haar
naam komt de oeverzwaluw in Europa en
Azië vooral voor op de steile oevers van
rivieren en stroomen. Zeer handig weet
ze gaten te maken in dijken en wallen en
bouwt daarin haar nest. Ze vertoeft slechts
van Mei tot Augustus in de gematigde
luchtstreken.
De gierzwaluw heeft een witten hals,
doch is verder zwart van kleur. Ze woont
in Noord-Afrikaf, in een deel van Azië en
in geheel Europa. Ze is nog sneller dan
haar familieleden en maakt haar nest
hooger, bijvoorbeeld in torens.
(Wordt vervolgd).
MEI
door Anton Roels.
De witte bloesems in de tuinen
Hebben het ons zacht verteld;
En de blauwe, zachte luchten
Hebben het allang voorspeld.
En de kruinen van de boomen
En de bloemen in de wei,
Hoort ze ruischen! Ziet ze bloeien!
Héél de wereld is nu blij.
Is het wonder, dat die vreugde
Ook in 's menschen hart weerstraalt?
Dat ze fluks hun zomerkleeren
Hebben uit de kas gehaald?
Mei is in het land gekomen?
Mei regeert weer op haar troon!
Nu is er pas vólop lente!
Nu is pas de wereld schoon!
Mei! We weten: je zal wijken
Voor de eerste zomermaand,
Doch nog nimmer is jouw glorie
Bij dat jubeltij getaand?
Toon daarom opnieuw je schoonheid!
Sier de menschen met een lach!
En., wij kunnen rustig wachten
Op den langsten zomerdag....
Wie zijn jarig?
van 29 April tot en met 5 Mei.
Op 29 April:
Bep de Jong, Reeuwijk D 5.
Annie Frissen, Schelpenkade 60.
Nelly Vrijburg, Oud-Ade E 73.
Cor Mens, Voorstraat 46. Voorschoten.
Beppie Nieuwenhuizen, Waardstraat 29.
Dirk van Benten, Watertje, Zoeterwoude.
Walter Gordijn, Witte Singel 102.
Op 30 April:
Piet v. d. Meer, B 127, R'veen.
Martha van Rijn, Kwakel 29.
Ellie van Thiel, H. Rijndijk 165.
Jantje Hoogervorst, Munnikenstr. 52.
Op 1 Mei:
Co v. d. Meer, B 96 R'veen.
Annie Verhoogt, Sofiastraat 47.
Sjaantje v. d. Lans, Lisse.
Rica Paardenkooper, Noordb. Z'woude.
Jan v. d. Zwet, Voorhout, Akervl. 1.
Jaantje Hoogeveen, Langegr. 111.
Petrus Bik, Seringenstraat 4.
Johan Herreur, Nieuwe Ryn.
Nellie Sloos, L. St. Agn. straat 7.
Op 2 Mei:
Frans Bekkers, Pelikaanstraat 17.
.Annie Westgeest, Voorschoten Valkenb. la.
Dora Slats, Vinkenl. 35, Noordwijk.
Anton Simmerman, Pr. Hendr.str., Alphen.
Leo van Bennekom, Rijnd. 364, H'woude.
Adriana Barnhoorn, Wassenaar.
Annie Westgeest„ Valkenl. la, V'schoten.
Op 3 Mei:
Marietje van Mil, H. Rijndyk 163, Z'woude.
Dirk Onderwater, Z'buurt Z'woude.
Jan Nieuwenhoven, Janvossensteeg 29.
Op 4 Mei:
Suze Oosterhout, Binnenl 9.
Trees van Kesteren, Kamerl. Onnesl 9.
Jaantje Buil, Rijndykstraat 21.
Op 5 Mei:
Zus Bakker, R'veen B 410.
Gerard Voordouw, Bodegraven.
Henry Urlus Beeth. weg 5, Noordwijk Zee.
Teun Hoogervorst, Pulmot Langeraar.
Tonny Hardingsveld, Hof 7.
Lou v. Bergen Henegouwen, Aalm. 12.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen worden,
schrijve minstens 14 dagen voor den ver
jaardag. Zoo ook, wie van deze lijst wil
afgevoerd worden. Ik zeg nog eens: deze
lijst is alleen en uitsluitend bedoeld voor
schoolgaande kinderen.
Oom Wim.
U vraagt?
1. Hoeveel eieren zou wel het vrouwtje
van de zijderups leggen?
2. Hoe groot zou zoo'n eitje zyn?
3. Hoe heeten de boomen, waarop de rups
de zijde spint?
4. Hoe gaat dat?
5. Hoe lang duurt die spinnerij?
6. Welk land verwerkt de meeste zijde?
Wij antwoorden
1. In drie tot vier dagen ongeveer 700.
2. Slechts één millimeter.
3. De moerbijboom.
4. Zij spint die uiterst fijne draadjes van
tak tot tak.
5. Niet lang! Zoodra de rups zelf aan alle
kanten ingehuld is, gaat de tweede periode
van haar leven beginnen: zij wordt vlin
der. Is de vlinder uitgevlogen dan han
gen de cocons verlaten van de rups aan
de takken en wachten op de handen der
menschen, die deze verzamelen, reinigen
en spinnen,en tot eigenlijke zijde verwer
ken.
6. China.
EEN RUMOERIGE MORGEN.
door Anny van Diest.
Aarebaje, maikersen! Aarebaje.
Met schorre stem bood de koopman zyn
mooie, sappige vruchten aan.
't Was een warme zomerochtend; de
leerlingen van de bijzondere meisjesschool
zaten puffend haar wiskundige opgaven
uit tewerken.
De bovenramen stonden wyd open;
maar ook het openslaande onderraam liet
de buitenlucht binnenstroomen. De onder
wijzeres was even in de spreekkamer ge
roepen en had de meisjes aangemaand*om
stil en ijverig door te werken. „Meisjes
van de 9e en tiende klasse", meende ze
„konden toch wel even doorwerken zon
der toezicht!"
Nu de meisjes hadden zich ernstig voor
genomen om kalm te zijn en de eerste
oogenbliken bleef dan ook alle rust in de
klas. Tot.
Ja, tot een draaiorgel zijn opwekkende
tonen in de straat deed hooren.
„Hè", riep Ada Denocker, die weet ze
ker niet dat het hier verboden is om mu
ziek te maken!"
„Zullen we het hem zeggen?" riep Anny
Smit.
„Ben je mal", meende Louis Progas, „we
zullen toch zeker niet bederven van een
vroolijke mop! Wie zqu die man nu weg
jagen!"
„Nee", riep To Vermeer, „ik weet iets
beters! Wie heeft er een paar centen bij
zich? Dan houden we hier zoogenaamd een
collecte voor een arme drommel!"
„Wat je maar arme drommel verkiest
te noemen! Maar het plan is uitstekend",
keurde Alice Schroder.
Vlug werden wat centen by elkaar ge
haald en To zou ze geven, omdat die de
uitvindster was van de kostelijk grap!
Onderdanig had de man aan zijn haren
getikt, als moest daar eigenlijk een pet
staan (wat nu maar in de verbeelding be
stond) en had de jongedames aangename
morgen gewenscht
„Met nog meer storing?" had Ada lachend
gevraagd.
En ja, er zou nog meer storing volgen!
Nauwelijks eenige oogenblikken was het
weer rustig in het lokaal, toen een by kwam
aangefladderd, die blijkbaar verdwaald
was en in da vensterbank plaats nam.
„Oei, oei!" •tthreeuwde Treeze van Kuns,
„kijk daar eens! Weg, leelijk beest!" En ze
begon verwoed met haar schrift te slaan.
Het dier, onrustig geworden, vloog links
en rechts door het klaslokaal.
In een ommezien was er een tumult en
rumoer in de klas van geweld. Ieder sloeg
met boek of schrift. Het dier, dat geen uit
weg meer zag, vloog op en neer. Einde
lijk na lang zwaaien lukte het 't dier
door het openstaande raam naar buiten te
loodsen en nam ieder haar plaats weer in.
„Hè, hè", zuchtte To vermoeid, dat is de
tweede film; wie of wat volgt.
,,'t Verwondert mij, dat de „Jas" nog niet
terug is gekomen", meende Tilly Lusch.
„O, die is een straatje om!" kirde Tony
Withaar.
De „Jas" was de omgangsnaam van de
onderwijzeres geworden, die eigenlijk Jas
pers heette. Maar die naam vonden de meis
jes te lang en vonden ze het veel gezelliger
om haar „de Jas" te noemen. En juffrouw
Jaspers wist dat zelf ook heel goed! Ze
lachte er maar eens om!
Weer waren de meisjes ijverig aan het
werk, toen dan die roepstem in de straat
gehoord werd.
„Hè, die man maakt ons graag!" zucht
te Ada Denocker.
„Had ik maar wat kersen?" smachte Tony
Withaar.
„Akelige spoken!" meende To Vermeer;
„nu kan ik niet meer werken voor ik wat
kersen geproefd heb."
„Koopen?" vroeg Luus gedecideerd. „Toe
Toke, vraag eens gauw wat ze kosten!"
„Twintig cent per pond", keerde To zich
van 't daam af, nadat ze den man gevraagd
had.
„Hoeveel centen hebben we? Wyken",
besliste Alice. „Dertig, veertig, nog wat
lose centen; precies vijftig cent! Vlug twee
en half pond kersen!"
„Komt de Jas niet meer terug?" aarzel
de Anny.
„Vlug Lice, vraag dien man twee en half
pond kersen!" haastte To.
„In een zakkie?" vroeg de man gedien
stig.
Juist had Lice de kersen aangenomen,
toen de onderwijzeres het lokaal binnen
kwam.
Haastig wilde iedereen haar plaats weer
innemen; Lice moffelde de zak met ker
sen weg en vergat de centen te geven.
„Me cente!" stak de koopman zijn hoofd
door het raam; wat een onbedaarlijke lach
bui verwekte.
„Wat is dat?" vroeg juffrouw Jaspers
verontwaardigd en tegelijk verbaasd.
„Me centen foor de kersen", vroeg de
man beleefd.
„Wie heeft er hier kersen?" wendde ze
zich tot de meisjes.
„Ik juffrouw", zei Alice flink.
„Geef dan het geld!" En zich tot den
tot
door OOM WIM
vni.
Waf, waf is het antwoord van Spits. Had
ie spreken gekund, dan had ie „zeker, ze
ker" gezegd. Nu zegt ie alleen: „waf, waf",
wat dan ook hetzelfde beteekent en Jan
zyn gesprek doet vervolgen:
Geef mij nu eens gauw het rechter
poot je en Spits steekt hem zijn rechter
poot toe. Zie je nu wel: nu doet je het di-
rekt goed. De vorige week kende je me
niet en meende in mij een strenge baas te
zien, maar dat is niet zoo, hoor! Wij zul
len beste maatjes zijn; jij en ik zijn hier
in het veld, heer en meester. Dat wil zeg
gen, als de baas niet in de buurt is, an
ders
Spits springt op en loopt naar een
schaap, dat te ver is gegaan en nu graast
op een andermans erf. Dat mag niet en
Spits maakt Jan erop attent, dat zoo'n bru
taliteit van dat ondeugend ding, geen pas
geeft. Dan komt ie terug en legt zich weer
aan de voeten van Jan.
Flink Spits! Flink! En hij streelt hem
over kop en rug, dat Spits kwispelend zich
laat welgevallen.
Zachtkens vervolgt de zon haar baan
aan den hemel en zal zoo in het Zuiden
staan. Dat is een teeken dat het middag is
en het pakje met brood wordt te voor
schijn gehaald. Spits is al onrustig gewor
den en de schaapjes hebben allang, het
eene voor, het andere na, het grazen ge
staakt en liggen nu rustig te herkauwen,
een werk, dat Jan doet denken aan het ge
leerde op school en dat ie nu met Spits op
zijn manier bespreken zal.
En zie je nu Spits, daar heb jij en ik
nu geen verstand van. Wat die witte wil
lige vriendjes van ons kunnen, kunnen
wij niet. Dat wist je niet hè? Kun jij het
eten laten terugkomen en dan fijn malen
en weer afslikken? Niks hoor! Dat kun jij
niet! Dat kan ik niet. Maar wij zijn ook
geen herkauwers, is wel? Zeg je niks? Je
denkt zeker: „klets jij maar door, man, als
ik dadenjk mijn brood heb, zal ik je la'en
zien hoe ik het doe en wat ik kan en het
zal me smaken, of ik een herkauwer ben
of niet. Zoo denR je en dat is voor je
hondenverstand goed gedacht, maar zoo
kom je niet van me af. Ik ben nu meester
zie je en ik leer jou nu op mijn manier.
Dat je niet alles verstaat, is mijn zaak niet.
Het is genoeg als ik het versta, snap je!
Jij bent een hond en een hond is een
hond, meer niet. Jij hebt alleen verstand
van waken en olaffen en bijten en da lelijk
eten. En dat doe je goed. Waken op de
schapen, doe je best. Dat heb je me strak
jes getoond! En dat moet ook. Blaffen doe
je ook goed en dat moet je vooral doen, als
jc onraad ruikt, want je neus is beter dan
de mijne en je gehoor is ook beter. Dat
hebben wij geleerd in de school, maar dat
zegt niet veel. En toch zal ik je nog heel
wat te leeren hebben. En bijten, dat ken
je, geloof ik, beter dan je baas. Ofschoon
ik een gebit heb, dat ik het hardste brood
en het taaiste vleesch verwoesten kan,
haastzoo gauw als jij gulzige jongen.
Doch kom, voor vandaag hebben we ge
noeg geleerd! Doch, wat zeg ik voor van
daag en de dag is nog zoo lang. De zon
staat in het Zuiden, kijk maar!
Spits kijkt Jan aan, alsof het in Keulen
dondert en schijnt met zijn hondenver
standje er niet bij te kunnen.
Domme Spits, kijk je naar mij! -
Denk je dat daar het Zuiden ligt. Draai je
kop om en zie dan! Jan grijpt Spits en
draait hem den kop naar de zon toe. Spits
knippert met zijn oogen; het is hem on
mogelijk in de felle zonnestralen te kijken
wat Jan doet vervolgen:
„Ja, ja, Spits, dat licht is je te scnerp,
ouwe jongen. Ik zal nog genoodzaakt zijn
voor jou -een bril te koopen. Dat zou je
heusch niet slecht staan. Spits met een
bril! De baas met een bril; wij samen een
bril! Dat zou geleerd staan man! En ik
wed, dat onze leerlingen daar met veel
eerbied tot ons zouden opzien. En dat ze
nooit te ver zouden durven gaan of zich
stikum zouden verwijderen.
(Wordt vervolgd).
koopman wendend: „Gaat u dan gauw ver
der.
„Ik gaai al", haastte de man zich. „Goeien
morrege, saam!"
„Geef mij die zak nu maar eens!" gebood
de onderwijzeres, Alice.
„Zou ze wel willen!" fluisterde To. „Goed
koop kersen ete van onze cente!" z
„Zei je iets, To!"
„Ik zei, dat ik het zoo warm had", ant
woordde To, glad naast de waarheid.
„Dan blijven jullie allemaal om twaalf
uur maar eens rustig zitten; dan kun je wat
afkoelen", zei de onderwijzeres bedaard.
„Ik dacht, dat ik met jongedames te doen
had; maar tot mijn spijt bemerk is, dat hier
alleen maar kleuters zijn, die niet alleen
kunnen blyven. Ziezoo, die kersen krijg je
na twaalf uur, en nu aan de les!"
De rust was teruggekeerd. De kleuters
zaten stil.