Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Nel van Leeuwen, Z'woude. Je hebt dat sprookje „opgezocht" zeg je, maar dat is niet zelf verzinnen. En dat moet het zijn. Ik verwacht alleen eigen werk, weet je! Wat hebben jullie feest ge vierd! Maar dat mag ook wel! Het feest bij het inhalen van een nieuwen burgemees ter is ook iets buitengewoons. Groet ook de vier zusjes en de drie broertjes van me, maar bovenal je ouders! MienteWied, Warmond. Of ik het een leuk vehaaltje vind? Gaat nog al! Ik zal het nog eens bewaren voor later. De verjaardagen zijn ingeboekt. Kijk maar eens op die dagen! Dag Mien! Groet je ouders van me en Corrie! Zoo'n groote meid als jij bent, kan moeder al veel helpen. Martha v. d. Lans, Lisse. De verjaardagen zijn ingeschreven. Zoo vind jij „Voor de Jeugd"! zoo leuk! Blijf dan ook maar goed ons Hoekje volgen. Weet wel, dat het jullie krantje is en dat er veel uit te leeren valt! Het drukfoutje is veranderd. Kijk eens op 1 Mei. Dag Mar tha! De hand voor u, allen! Toosje v. d. Salm, Z'wouSe. Het versje kwam voor ons Paaschnummer rte laat, Toosje! Ik heb het bewaard. Zoo, ben jij „Kruiskind" geworden? Dat is braaf! Wat 'n leuke club-naam hebben jullie? Ik wou jullie met die gele kruisjes zien opmarcheeren. Hoe het feest van den Burgemeester gevierd is, heb ik in kleuren en geuren gehoord en was in één woord af. Maar, dat verdient ie ook! Veel groeten aan alle huisgenooten. Voor jou de vijf! Dag Toosje! Dora Kniest, Oegstgeest. Zeker was het jammer, dat die goeig Pas toor zoo plotseling kwam te overlijden. En wie is nu de leider geworden van het koor tje? Ik heb aan den legpuzzle niet meege daan. Daar heb ik geen geduld en geen tijd voor. Zooals je ziet, heb ik je „uitdruk kingen" dadelijk geplaatst. De rest komt ook wel! Dag lief Nichtje. Ik groet U allen en jou in 't bijzonder. Greet Krol, Leiden. Dat is een goed idee van de zuster, om de versjes, met het oog op de versmaat, na te zien. Daar zit in doorsnee juist de moeilijkheid. Wat 'n feest zal het zijn als de tweeling aan genomen wordt. Ik feliciteer de kleintjes alvast. Ik wensch jullie op het schoolreis je goed weer en veel plezier! Dag Greet! Groet vader en moeder en de heele familie van me en jou druk ik ten afscheid de hand! Mevrouw v. O. te L. Ik heb de verjaardagen direct ingeboekt. Ik vind het fijn, dat de kleintjes ons krantje zco graag lezen en zoo mooi vinden. Het gezicht van Peter klaarde zeker op, toen hij zijn naam zag. Mijn beste groeten; ook aan uw man! Mien Wassenaar, Warmond. Gaarne had ik jouw lange verhaal over „Jezus lijden" geplaatst. Maar wij kwamen plaats te kort. Ik heb het nu bewaard voor hetvolgend jaar. Ik hoop dat je niet te boos op me zult zijn. Het opstel was zeer goed. Dag Mien! Groeten thuis. Anny Welling, Leiden. Je hebt gelijk, Anny. Gezondheid is de grootste schat. Zoo, is nog niet geloot? Zorg, dat ik minstens één prijs heb! Zul je? Wan neer ik jarig ben? Zou ik het in de lange lijst zetten. Verbeeld je Oom Wim te mid den van zijn Neefjes en Nichtjes. Trouwens bij die 3000 namen, kon er de mijne nog wel bij. Was het Paaschrapport mooi? Ik hoop het voor je! Dag Anny! Groet vader en moeder en de kleintjes van me! Hes v. d. Meer, Z'woude. Nu weet ik precies, hoe jij de Zondag door brengt. En zoo is het goed. En nu ben je zeker van school af? En nu aan 't werk? Ik wensch je in je verdere !even veel ge- luk en zegen Hes, en om dat te krijgen, moet je maar eens goed bidden. Hoor ik later nog eens wat van je. Een schrijven van mijn Zoeterwoudsche Nichtjes, ook al zijn ze van school, is me zeer welkom. Dag Hes! Groet je huisgenooten van me! A n n i e v. d. A k k e r, Zw o u de. Zeg, wat hebben jullie veel leden by de club! Dat de Zuster deze verdeeld heeft in groepjes van 11, is goed gezi°n. Had jij geen prijs gewonnen bij het in elkaar zet ten van 't gebouw? En dan die inwij ding! Wat was dat plechtig! Dat had ik willen zien! Dag Annie! Blijf maar den ken: „Het kruis in top, ten hemel op". Nellie Olyerhoek, Z'woude. Aan zee is het altijd gezellig. Ik wensch je van de zomer goed weer als je zoo'n uitstapje wil maken. En hoe is het nu met je Neefje? Dat was toen een heele conster natie is wel. En dat je zuster zoo bedroefd was, kan ik me best voorstellen. Beter schap met het ventje! De hand en veel groetjes aan alle huisgenooten! Marie Voordouw, Bodegraven. Ik heb de verjaardagen ingeboekt. Ik vind het fijn te hooren, dat jullie dol op de kinderkrant bent en dat je ook mijn lange verhaal zoo mooi vindt. Dag Marie! Groet vader en moeder van me en alle broertjes en zusjes. De hand voor U allen, Oom Wim. VOGELS door Anton Roels. I. Wat zou de natuur triest zijn, als er geen vogels waren! We letten niet meer op hun lustig gezang en op hun ijverig gedoe in boomen en struiken. Maar ze zijn een on misbare aanvulling geworden van het heer lijke buitenleven. We zien ze in den herfst noode vertrek ken in hun vlucht voor-de komende koude dagen. Doch als de eerste lentebloemen in de velden prijken zijn ze weer terug. Ze wox'den met vreugde begroet. Want we heb ben iets gemist van den winter. Verdient het daarom niet eens aanbeve ling, wat dieper in te gaan op het leven en de gewoonten van een aantal dier ge vederde dieren? We zullen er zoo maar voor de vuist weg vijftien nemen. En daar bij zijn allerlei soorten vogels, van het vinkje tot den grooten valk toe. Maar dat geeft niet! Zij hebben allen door Gods on metelijke wijsheid een plaatsje in de na tuur gekregen. Daarom zyn zy ook allen onze aandacht ten volle waard. De eerste vogels, waar we over praten zullen zijn de zwaluwen. Deze behooren bij de zoogenaamde „Muschachtigen". Het zijn kleine dieren met breede borst, korten hals en korte, zwakke pootjes. Hun sna vel is bijna driekantig en hun vleugels zyn smal en spits. Eén van hun typische ken merken is wel de staart, waarvan de bui tenste veeren dikwijls veel langer zijn dan de binnenste. Vandaar de benaming: zwa luwstaart. Over de geheele wereld zyn de zwalu wen verspreid. Des winters houden zij uit sluitend verblijf in de warmere landen. Men heeft wel eens willen beweren, dat in het Noorden zwaluwen overwinterden en zich dan tegen de kou beveiligden door in de modder te kruipen. Deze vertelsels berusten evenwel op fantasie. Ze lijken me bovendien volkomen in strijd met den vroolijken, gezelligen aard van deze tjil pende diertjes, die er wel niets voor zullen voelen om zich zoo droefgeestig verborgen te houden. Als we een zwaluw zich op den grond zien voortbewegen, zouden we niet zeggen, dat ze in de lucht een groote snelheid ont wikkelen kunnen. Niettemin vinden ze nog in hun vlucht tijd en gelegenheid om aller lei insecten te verschalken en op te peu zelen. Zooals ik reeds vertelde, is een zwaluw een zeer vroolijk en gezellig dier. Het is daarom graag in een omgeving, waar men- schen zijn. In sommige streken gevoelt men een soort vereering voor deze diertjes. Men maakt in de zwaluwenfamilie on derscheid tusschen: de boerenzwaluw, de huiszwaluw, de oeverzwaluw en de gier zwaluw. De boerenzwaluw heeft een sterk gegaf felde staart. De kleuren van het dier va- rieeren van blauw zwart tot bruin en van geel tot wit. Het bewoont Azië en Europa, doch ontbreekt in het hooge Noorden. In den herfst trekken de boerenzwaluwen naar warmer landen; ze vliegen dan door streken, waar andere zwaluwenfamilies vertoeven, die niet voor de koude behoe ven te vluchten. De boerenzwaluw stoort zich hier niet aan en reist verder.,.. Ze bouwt haar nest meestal in huizen, onder de daklijst of onder een brug. Het wordt doorgaans vervaardigd van vette aarde, die mét speeksel verbonden wordt. Aan de binnenzijde worden strootjes en veertjes uitgespreid tegen de wanden. Het kan soms gebeuren,dat hetzelfde zwalu- wenpaar jaren achtereen in hetzelfde nest komt wonen. lederen winter worden dan echter herstellende werkzaamheden ver richt. De huiszwaluw is kleiner van lichaam. Haar staart is niet zoo sterk gegaffeld en haar snavel is. dik. De vrij ferme pootjes •zijn met witte veertjes bedekt. Haar kleu ren varieeren van zwart tot wit. Over het algemeen komt ze wat noordelijker voor dan de boerenzwaluw. In warmer streken verblijft ze daarentegen wat langer dan haar familielid. Ze vertrekt in een groote groep, doch keert daarentegen alleen te rug. Ze maakt haar nest behalve na tuurlijk het vlieggat geheel dicht. Soms voert zij een hevig gevecht met musschen om het bezit van dit nest. De huiszwaluw heeft nog een andere eigenaardigheid. Zij vliegt namelijk veel bij regenachtig weer en op een zeer behoorlijke hoogte. De staart van de oeverzwaluw is matig gegaffeld. De snavel is plat en de vleu gels steken uit over het uiteinde van de staart. Haar kleuren zijn van aschkleurig bruin tot grijsbruin. Overeenkomstig haar naam komt de oeverzwaluw in Europa en Azië vooral voor op de steile oevers van rivieren en stroomen. Zeer handig weet ze gaten te maken in dijken en wallen en bouwt daarin haar nest. Ze vertoeft slechts van Mei tot Augustus in de gematigde luchtstreken. De gierzwaluw heeft een witten hals, doch is verder zwart van kleur. Ze woont in Noord-Afrikaf, in een deel van Azië en in geheel Europa. Ze is nog sneller dan haar familieleden en maakt haar nest hooger, bijvoorbeeld in torens. (Wordt vervolgd). MEI door Anton Roels. De witte bloesems in de tuinen Hebben het ons zacht verteld; En de blauwe, zachte luchten Hebben het allang voorspeld. En de kruinen van de boomen En de bloemen in de wei, Hoort ze ruischen! Ziet ze bloeien! Héél de wereld is nu blij. Is het wonder, dat die vreugde Ook in 's menschen hart weerstraalt? Dat ze fluks hun zomerkleeren Hebben uit de kas gehaald? Mei is in het land gekomen? Mei regeert weer op haar troon! Nu is er pas vólop lente! Nu is pas de wereld schoon! Mei! We weten: je zal wijken Voor de eerste zomermaand, Doch nog nimmer is jouw glorie Bij dat jubeltij getaand? Toon daarom opnieuw je schoonheid! Sier de menschen met een lach! En., wij kunnen rustig wachten Op den langsten zomerdag.... Wie zijn jarig? van 29 April tot en met 5 Mei. Op 29 April: Bep de Jong, Reeuwijk D 5. Annie Frissen, Schelpenkade 60. Nelly Vrijburg, Oud-Ade E 73. Cor Mens, Voorstraat 46. Voorschoten. Beppie Nieuwenhuizen, Waardstraat 29. Dirk van Benten, Watertje, Zoeterwoude. Walter Gordijn, Witte Singel 102. Op 30 April: Piet v. d. Meer, B 127, R'veen. Martha van Rijn, Kwakel 29. Ellie van Thiel, H. Rijndijk 165. Jantje Hoogervorst, Munnikenstr. 52. Op 1 Mei: Co v. d. Meer, B 96 R'veen. Annie Verhoogt, Sofiastraat 47. Sjaantje v. d. Lans, Lisse. Rica Paardenkooper, Noordb. Z'woude. Jan v. d. Zwet, Voorhout, Akervl. 1. Jaantje Hoogeveen, Langegr. 111. Petrus Bik, Seringenstraat 4. Johan Herreur, Nieuwe Ryn. Nellie Sloos, L. St. Agn. straat 7. Op 2 Mei: Frans Bekkers, Pelikaanstraat 17. .Annie Westgeest, Voorschoten Valkenb. la. Dora Slats, Vinkenl. 35, Noordwijk. Anton Simmerman, Pr. Hendr.str., Alphen. Leo van Bennekom, Rijnd. 364, H'woude. Adriana Barnhoorn, Wassenaar. Annie Westgeest„ Valkenl. la, V'schoten. Op 3 Mei: Marietje van Mil, H. Rijndyk 163, Z'woude. Dirk Onderwater, Z'buurt Z'woude. Jan Nieuwenhoven, Janvossensteeg 29. Op 4 Mei: Suze Oosterhout, Binnenl 9. Trees van Kesteren, Kamerl. Onnesl 9. Jaantje Buil, Rijndykstraat 21. Op 5 Mei: Zus Bakker, R'veen B 410. Gerard Voordouw, Bodegraven. Henry Urlus Beeth. weg 5, Noordwijk Zee. Teun Hoogervorst, Pulmot Langeraar. Tonny Hardingsveld, Hof 7. Lou v. Bergen Henegouwen, Aalm. 12. Ik feliciteer de jarigen. Wie in deze lijst wil opgenomen worden, schrijve minstens 14 dagen voor den ver jaardag. Zoo ook, wie van deze lijst wil afgevoerd worden. Ik zeg nog eens: deze lijst is alleen en uitsluitend bedoeld voor schoolgaande kinderen. Oom Wim. U vraagt? 1. Hoeveel eieren zou wel het vrouwtje van de zijderups leggen? 2. Hoe groot zou zoo'n eitje zyn? 3. Hoe heeten de boomen, waarop de rups de zijde spint? 4. Hoe gaat dat? 5. Hoe lang duurt die spinnerij? 6. Welk land verwerkt de meeste zijde? Wij antwoorden 1. In drie tot vier dagen ongeveer 700. 2. Slechts één millimeter. 3. De moerbijboom. 4. Zij spint die uiterst fijne draadjes van tak tot tak. 5. Niet lang! Zoodra de rups zelf aan alle kanten ingehuld is, gaat de tweede periode van haar leven beginnen: zij wordt vlin der. Is de vlinder uitgevlogen dan han gen de cocons verlaten van de rups aan de takken en wachten op de handen der menschen, die deze verzamelen, reinigen en spinnen,en tot eigenlijke zijde verwer ken. 6. China. EEN RUMOERIGE MORGEN. door Anny van Diest. Aarebaje, maikersen! Aarebaje. Met schorre stem bood de koopman zyn mooie, sappige vruchten aan. 't Was een warme zomerochtend; de leerlingen van de bijzondere meisjesschool zaten puffend haar wiskundige opgaven uit tewerken. De bovenramen stonden wyd open; maar ook het openslaande onderraam liet de buitenlucht binnenstroomen. De onder wijzeres was even in de spreekkamer ge roepen en had de meisjes aangemaand*om stil en ijverig door te werken. „Meisjes van de 9e en tiende klasse", meende ze „konden toch wel even doorwerken zon der toezicht!" Nu de meisjes hadden zich ernstig voor genomen om kalm te zijn en de eerste oogenbliken bleef dan ook alle rust in de klas. Tot. Ja, tot een draaiorgel zijn opwekkende tonen in de straat deed hooren. „Hè", riep Ada Denocker, die weet ze ker niet dat het hier verboden is om mu ziek te maken!" „Zullen we het hem zeggen?" riep Anny Smit. „Ben je mal", meende Louis Progas, „we zullen toch zeker niet bederven van een vroolijke mop! Wie zqu die man nu weg jagen!" „Nee", riep To Vermeer, „ik weet iets beters! Wie heeft er een paar centen bij zich? Dan houden we hier zoogenaamd een collecte voor een arme drommel!" „Wat je maar arme drommel verkiest te noemen! Maar het plan is uitstekend", keurde Alice Schroder. Vlug werden wat centen by elkaar ge haald en To zou ze geven, omdat die de uitvindster was van de kostelijk grap! Onderdanig had de man aan zijn haren getikt, als moest daar eigenlijk een pet staan (wat nu maar in de verbeelding be stond) en had de jongedames aangename morgen gewenscht „Met nog meer storing?" had Ada lachend gevraagd. En ja, er zou nog meer storing volgen! Nauwelijks eenige oogenblikken was het weer rustig in het lokaal, toen een by kwam aangefladderd, die blijkbaar verdwaald was en in da vensterbank plaats nam. „Oei, oei!" •tthreeuwde Treeze van Kuns, „kijk daar eens! Weg, leelijk beest!" En ze begon verwoed met haar schrift te slaan. Het dier, onrustig geworden, vloog links en rechts door het klaslokaal. In een ommezien was er een tumult en rumoer in de klas van geweld. Ieder sloeg met boek of schrift. Het dier, dat geen uit weg meer zag, vloog op en neer. Einde lijk na lang zwaaien lukte het 't dier door het openstaande raam naar buiten te loodsen en nam ieder haar plaats weer in. „Hè, hè", zuchtte To vermoeid, dat is de tweede film; wie of wat volgt. ,,'t Verwondert mij, dat de „Jas" nog niet terug is gekomen", meende Tilly Lusch. „O, die is een straatje om!" kirde Tony Withaar. De „Jas" was de omgangsnaam van de onderwijzeres geworden, die eigenlijk Jas pers heette. Maar die naam vonden de meis jes te lang en vonden ze het veel gezelliger om haar „de Jas" te noemen. En juffrouw Jaspers wist dat zelf ook heel goed! Ze lachte er maar eens om! Weer waren de meisjes ijverig aan het werk, toen dan die roepstem in de straat gehoord werd. „Hè, die man maakt ons graag!" zucht te Ada Denocker. „Had ik maar wat kersen?" smachte Tony Withaar. „Akelige spoken!" meende To Vermeer; „nu kan ik niet meer werken voor ik wat kersen geproefd heb." „Koopen?" vroeg Luus gedecideerd. „Toe Toke, vraag eens gauw wat ze kosten!" „Twintig cent per pond", keerde To zich van 't daam af, nadat ze den man gevraagd had. „Hoeveel centen hebben we? Wyken", besliste Alice. „Dertig, veertig, nog wat lose centen; precies vijftig cent! Vlug twee en half pond kersen!" „Komt de Jas niet meer terug?" aarzel de Anny. „Vlug Lice, vraag dien man twee en half pond kersen!" haastte To. „In een zakkie?" vroeg de man gedien stig. Juist had Lice de kersen aangenomen, toen de onderwijzeres het lokaal binnen kwam. Haastig wilde iedereen haar plaats weer innemen; Lice moffelde de zak met ker sen weg en vergat de centen te geven. „Me cente!" stak de koopman zijn hoofd door het raam; wat een onbedaarlijke lach bui verwekte. „Wat is dat?" vroeg juffrouw Jaspers verontwaardigd en tegelijk verbaasd. „Me centen foor de kersen", vroeg de man beleefd. „Wie heeft er hier kersen?" wendde ze zich tot de meisjes. „Ik juffrouw", zei Alice flink. „Geef dan het geld!" En zich tot den tot door OOM WIM vni. Waf, waf is het antwoord van Spits. Had ie spreken gekund, dan had ie „zeker, ze ker" gezegd. Nu zegt ie alleen: „waf, waf", wat dan ook hetzelfde beteekent en Jan zyn gesprek doet vervolgen: Geef mij nu eens gauw het rechter poot je en Spits steekt hem zijn rechter poot toe. Zie je nu wel: nu doet je het di- rekt goed. De vorige week kende je me niet en meende in mij een strenge baas te zien, maar dat is niet zoo, hoor! Wij zul len beste maatjes zijn; jij en ik zijn hier in het veld, heer en meester. Dat wil zeg gen, als de baas niet in de buurt is, an ders Spits springt op en loopt naar een schaap, dat te ver is gegaan en nu graast op een andermans erf. Dat mag niet en Spits maakt Jan erop attent, dat zoo'n bru taliteit van dat ondeugend ding, geen pas geeft. Dan komt ie terug en legt zich weer aan de voeten van Jan. Flink Spits! Flink! En hij streelt hem over kop en rug, dat Spits kwispelend zich laat welgevallen. Zachtkens vervolgt de zon haar baan aan den hemel en zal zoo in het Zuiden staan. Dat is een teeken dat het middag is en het pakje met brood wordt te voor schijn gehaald. Spits is al onrustig gewor den en de schaapjes hebben allang, het eene voor, het andere na, het grazen ge staakt en liggen nu rustig te herkauwen, een werk, dat Jan doet denken aan het ge leerde op school en dat ie nu met Spits op zijn manier bespreken zal. En zie je nu Spits, daar heb jij en ik nu geen verstand van. Wat die witte wil lige vriendjes van ons kunnen, kunnen wij niet. Dat wist je niet hè? Kun jij het eten laten terugkomen en dan fijn malen en weer afslikken? Niks hoor! Dat kun jij niet! Dat kan ik niet. Maar wij zijn ook geen herkauwers, is wel? Zeg je niks? Je denkt zeker: „klets jij maar door, man, als ik dadenjk mijn brood heb, zal ik je la'en zien hoe ik het doe en wat ik kan en het zal me smaken, of ik een herkauwer ben of niet. Zoo denR je en dat is voor je hondenverstand goed gedacht, maar zoo kom je niet van me af. Ik ben nu meester zie je en ik leer jou nu op mijn manier. Dat je niet alles verstaat, is mijn zaak niet. Het is genoeg als ik het versta, snap je! Jij bent een hond en een hond is een hond, meer niet. Jij hebt alleen verstand van waken en olaffen en bijten en da lelijk eten. En dat doe je goed. Waken op de schapen, doe je best. Dat heb je me strak jes getoond! En dat moet ook. Blaffen doe je ook goed en dat moet je vooral doen, als jc onraad ruikt, want je neus is beter dan de mijne en je gehoor is ook beter. Dat hebben wij geleerd in de school, maar dat zegt niet veel. En toch zal ik je nog heel wat te leeren hebben. En bijten, dat ken je, geloof ik, beter dan je baas. Ofschoon ik een gebit heb, dat ik het hardste brood en het taaiste vleesch verwoesten kan, haastzoo gauw als jij gulzige jongen. Doch kom, voor vandaag hebben we ge noeg geleerd! Doch, wat zeg ik voor van daag en de dag is nog zoo lang. De zon staat in het Zuiden, kijk maar! Spits kijkt Jan aan, alsof het in Keulen dondert en schijnt met zijn hondenver standje er niet bij te kunnen. Domme Spits, kijk je naar mij! - Denk je dat daar het Zuiden ligt. Draai je kop om en zie dan! Jan grijpt Spits en draait hem den kop naar de zon toe. Spits knippert met zijn oogen; het is hem on mogelijk in de felle zonnestralen te kijken wat Jan doet vervolgen: „Ja, ja, Spits, dat licht is je te scnerp, ouwe jongen. Ik zal nog genoodzaakt zijn voor jou -een bril te koopen. Dat zou je heusch niet slecht staan. Spits met een bril! De baas met een bril; wij samen een bril! Dat zou geleerd staan man! En ik wed, dat onze leerlingen daar met veel eerbied tot ons zouden opzien. En dat ze nooit te ver zouden durven gaan of zich stikum zouden verwijderen. (Wordt vervolgd). koopman wendend: „Gaat u dan gauw ver der. „Ik gaai al", haastte de man zich. „Goeien morrege, saam!" „Geef mij die zak nu maar eens!" gebood de onderwijzeres, Alice. „Zou ze wel willen!" fluisterde To. „Goed koop kersen ete van onze cente!" z „Zei je iets, To!" „Ik zei, dat ik het zoo warm had", ant woordde To, glad naast de waarheid. „Dan blijven jullie allemaal om twaalf uur maar eens rustig zitten; dan kun je wat afkoelen", zei de onderwijzeres bedaard. „Ik dacht, dat ik met jongedames te doen had; maar tot mijn spijt bemerk is, dat hier alleen maar kleuters zijn, die niet alleen kunnen blyven. Ziezoo, die kersen krijg je na twaalf uur, en nu aan de les!" De rust was teruggekeerd. De kleuters zaten stil.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 19