Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Annie van Me ij gaarde, Voor
schoten. Ik heb beide stukjes ont
vangen. Voor ons „hoekje" zijn ze wat
klein. Toch vind ik het heel aardig van je,
dat je ons wilt helpen. Ik neem den wil
voor de daad en druk je de hand. Daag!
David Me ij er, Haarlemmer
meer. De adresverandering is geno
teerd en het lange verhaal „Op de fiets''
ontvangen. Wordt geplaatst! Nog even ge
duld! Dag David! Groet ook Pa en Moe,
Jans, Cor, Annie, Cootje en jou druk ik
ten afscheid de hand!
Ina Berk, Lisse. Het foutje is
hersteld. En 't versje is voor jouw doen al
heel aardig! Het is klein maar uit een goed
hart, zal ik denken. Dag Ina! Groetjes
thuis!
Mina Kienhorst, Lisse. De
verjaardagen zijn ingeboekt. Kijk maar
eens op die bewuste dagen. Die vier ik in
den geest met jullie mee. Dat de kleine
Leni zoo ondeugend is. kan ik niet geloo-
ven. Alle Leni's zijn braaf! Ik groet vader
en moeder en alle negen kinderen.
Cobi Vermeulen, Boskoop.
Welkom in ons midden! Blijf maar goed
ons Hoekje volgen! Daar is veel uit te
leeren en zoo leer je de kunst om zelf
ook iets te maken, wat een plaats waard
is. Dag Cobi! Groeten thuis!
Do ra Kniest, Oegstgeest.
Dank voor je vriendelijk schrijven. Die
„aanvulling" laat ik plaatsen. Zie de vol
gende week of nu. Groet alle huisgenooten
en ook mijnheer en mevr. Spitzen en
Thea! Op jou schrijven kom ik nog eens
terug!
Nellie en Corrie Koek, Sas-
senheim. Versjes en bijdragen in
dank ontvangen! Ik heb jullie precies het
zelfde gewenscht: „mooie Paaschdagen;
verschrikkelijk veel eieren in bonte kleu
ren en een reuze portie krentenbrood''. Ik
feliciteer jullie allen bij het overgaan
naar een hoogere klasse! Daag! De hand
voor u allen!
Cor van Diest, Sassenheim.
Dank Cor! Alles wordt geplaatst! Ik vind
het leuk te hooren, dat je mijn verhaal zoo
mooi vindt. Ik feliciteer Anny met haar
schitterend rapport. Wat 'n bofferd is An
ny! Ik vind het fijn voor haar. Dag Cor!
Groet moeder en Ans en Cis en Piet van
me! Beterschap! De hand voor jou!
J. Zandbergen, Zoeterwoude.
De verjaardagen kreeg ik te laat in
handen. Nu zijn ze genoteerd! Jammer,
dat ik u nu niet ter wille ben kunnen
zijn! Daag!
He i n Welling, N. R ij n. Jammer,
dat het versje niet lukte. Denk maar „hier
na, beter!" Oefening baart kunst, Hein!
De verjaardagen zijn genoteerd! Veel
groeten thuis! Volhouden. Eens zal For-
tuna ook jou een prijsje bezorgen!
Wimv. Halem, Leiden. Wel
kom in ons midden! Wie op de M.U.L.O.
is, kan ook wel eens een verhaaltje ma
ken! Maar is er veel copy voor! Dag Wim!
Greetje Gilein, Leiden. Heb
jij met broertje dit versje heusch zelf ge
maakt. Wel, dan zal ik het eens laten hoo
ren, temeer omdat dit in -ons Lente-num
mer past. Daar komt Greetje en zingt van:
De Lente.
De lente is gekomen.
Het mooie weer breekt aan,
Men ziet het aan de boomen,
Daar ze al vol knoppen staan.
Wij mogen nu naar buiten,
Bij het heerlijk lenteweer,
De vogeltjes, die fluiten
Hun loflied aan den Heer.
De bloempjes staan te bloeien,
Het vee gaat in de wei,
Men ziet nu alles groeien,
En wij wij zijn zoo blij.
Hierbij zullen we het laten. De volgen
de week gaan we door. Er liggen nog der
tig brieven te beantwoorden.
Oom WIM.
Attentie
Oorspronkelijk was mijn plan geweest,
om alle versjes en stukken, die nog over
waren en betrekking hadden op het lijden
van Jezus en het Paaschfeest, alsnog te
plaatsen. Maar gezien het vele dat nog
ligt, zal ik dit niet doen, en alles bewaren
voor het volgend jaar. Er Jiggen nog:
1. Paascheieren door Piet Homan.
2. Paschen door Sisca Homan.
3. Een fijn Paaschfeest door Cobi Ver
meulen.
4. Het lijdensverhaal van Jezus door
Wier. Wassenaar.
5. Paarchvrede door (5 bl.).
6. De glorievolle verrijzenis door Mina
Kleij horst.
7. Paschen door Toosje v. d. Salm. (Te
laat ontvangen!)
8. Paascheieren door Annie van Mey-
gaarden.
9. Vasten en Paschen 'door Greet Krol.
Oom Wim.
PASCHEN 1938
door Anton Roels.
We maakten mooie plannen,
Om naar het strand te gaan,
Want stellig zal met Parchen
Het land in 't zonlicht staan.
We maakten mooie plannen
Voor tochtjes naar de hei,
Want stellig is met Paschen
Het Wolkenspel voorbij.
We maakten mooie plannen,
Te fietsen naar het bosch,
Want stellig komt met Paschen
De lente pas goed los.
We maakten mooie plannen,
We. hebben veel bedacht,
Behalve dan dit eene,
Dat had geen mensch verwacht.
We dragen winterjassen,
Liefst met de kragen op;
We denken bij ons-zelve:
Dat is me ook een strop!
We huiv'ren van de koude
We kruipen bij de haard,
We drinker, heete koffie,
En eten van de taart.
En buiten jaagt de hagel
De kille straten door,
En trekt een snelle auto
Een nat, bemodderd spoor.
We hebben dit jaar Paschen
Maar binnenshuis gevierd,
De lamp vroeg aangestoken,
De tafel mooi versierd.
Het is geen lenteweer, als
Eén bloem ontsproten is;
Men moet niet juichen vóórdat
De beer geschoten Is.
DE LENTE.
Zachtjes komt de lente
Wij gaan het voorjaar tegemoet:
De brengster van betere dagen
Brengen wij een groet.
Het is van den Vlaamschen dichter
En het liedje is al oud.
„Er vaart wat door de luchten
Daar zwelt iets door het hout"!
Natuur begint te ontwaken
't Is overal knop en bot.
De lente brengt herleven
Door het al bestuur van God.
Geleerden zeggen: de lente
Begint één en twintig Maart,
Maar ruim niet uw kachel op,
Want Maart roert soms zijn staart.
In ons koude Noordsche landje
Is het in Mei soms nog heel koud.
De zon is dan heel schaarsch vaak
Het lijkt wel of zij maakt een fout.
De begindatum van de lente,
Schuift soms wel, wat achteruit.
Maar komen zal zij zeker,
En brengen rijken buit.
Zie naar de kamperfoelie,
De vlier en de sering.
Het sneeuwklokje en de crocus
Zij brengen het begin.
Van de lenteweelde,
Die straks weer komen gaat.
De vogels kwinkeleeren,
Om wat te wachten staat.
Zij kwetteren en kibbelen,
Zij zingen het hoogste lied,
Ter eere van hun Schepper,
Die hun dit alles biedt.
Het winterkoninkje kwettert,
In struiken en in haag,
Het getierelier van den leeuwerik,
Klinkt in de lucht gestaag.
En hoor de koeien loeien,
Hoe 't lammetje blijde blaat,
Het fiere paard nu hinnikt,
Nu hij den stal verlaat.
Het kruid begint te schieten,
Het gras ziet heerlijk groen
Schoon bloeit het madeliefje,
Naast bonte paardebloem.
De onvermoeide landman,
Geniet van 't resultaat,
Als hij straks weer kan maaien
En vruchten plukken gaat.
Eerst moet hij p'oegen, eggen
Zaaien en wieden gaan.
Ook zal hij snoeien, enten,
Voor hij kan oogsten gaan.
En al is het weer wat guur ook,
Al is het soms wat koud,
De ontwakende natuur verw edt veel
Waar een ieder zoo van houdt.
Ook in grachten en in sloten
In poelen en in plas,
Begint het al te leven
Daar de lentezon er was.
Zelfs in d'r zeeën diepte
Herleefde wat er sliep,
En ontwaakte, toen de lentezon
Ook daar hen wakker riep.
Kom, danken wij den Schepper
En schenken Hem ons hart,
En loven Hem vol liefde!
In vreugde en in smart!
Naar het Lente-artikel van Oom Wim.
Wie zijn jarig?
Van 22 April tot en met 28 April.
Op 22 April.
Adriaan van Leeuwen, Oud-Ade.
Henk v. d. Steen, Haven 36.
Koos Borsje, Hooge Rijndijk 164a.
Corrie van Es, Clarasteeg 10a.
Mien Kluyvers, 4e Binnenvestgr. 17.
Marie Hartman, Lombokstraat 79.
Jan Luk, Tienderweg 42, Gouda.
Hendrik Koolloos, Hooge Morsch 78,
Oegstgeest.
Corrie Hoogeveen, Da Costastraat 31.
Janny Salman, Oude Rijn 117.
Loukie de Koning, Vrouwenweg 77 E,
Zoeterwoude.
Op 23 April.
Peter Ovost, Hugo de Vriesstraat 45.
Joop van Egmond, Willemstr. 17, Alphen
Coba v. d. Akker, Valkenburg 63 Val-
kenb.weg.
Hein Egberts, Nieuwveen 185.
Tinie Compier, H. Morschweg 108, Oegst
geest.
Op 24 Aoril.
Jopie van Leeuwen, Weipoort B 64, Zoe
terwoude.
Beppie Schrader, Dr. v. Noortstr. 48,
Stompwijk.
Tootje van Nieuwkerk, Steekterweg,
Alphen.
Adriaan v. Hout. Smidsstr. 50.
Wimpie Wayer, Dr. v. Noortstraat 259,
Stompwijk.
Martien Straathof, Oude Wetering 43.
Op 25 April.
Nellie v, d. Berk, Veldh.str. 44, Lisse.
Rinus Pieters, St. Jacobsgracht 1.
Ploontje Schrama, R.'Veen B. 511.
Bert Verberg, Levendaal 81.
Beppie Hakkaart, Kapte'nstr. 44.
Kees Vlaardingerbroek, P. de la Court-
straat 10.
Eernard Kortmann, Kortsteekterweg 46,
Aiohen.
Kees Hosman, Breestraat 115.
Op 26 April.
Marietje Koppers, Balistr. 8, Oegstgeest.
Rie van Staveren. Heerenweg A 114,
Warmond.
Lena Droogh, Pulmot, A 3 Langeraar.
Wim Egberts, Nieuwveen 185.
Gretha Ooyendijk, Anna v. Saksenstr. 9
Willy van Well, Leeuwerikstr. 35.
Clasine v. d. Vlugt, Stationsw., Ter Aar.
Op 27 April.
Cily Geene, Vondelweg 20.
Piet v. d. Klauw, B 266, Hoogmade.
Sjaan v. d. Meer, C 177a Woubrugge.
Joop Vendrig, Groenoordstr. 27.
Piet van Hout, Smidssteeg 50.
Truusje Hoogeveen, Langegracht 111.
Op 28 April.
Annie Kaptein, Julianaweg 51, Noord-
wijk aan Zee.
Jansje Mink, Huygenstr.
Nelly Lagerberg, Alexanderstr. 33.
Harry Granneman, Meerl. 45, Stompwijk
Cornelis v. Wellen, Koudekerk 47, Hoo-
gewaard.
Henk Duindam, Heerenst. 17.
Ik feliciteer de jarigen.
Deze lijst is alleen en uitsluitend voor
schoolgaande kinderen. Oom WIM.
DE LENTE IS OP HET LAND
door Cornelia.
De Lente is gekomen.
Nu ziet men buiten weer
De blaadjes aan de boomen,
Heel fijntjes frisch en teer.
De lijster fluit weer blijde,
Zoo helder en zoo rein!
En crocusjes, zij koesteren,
Zich in de zonneschijn!
Groen en glanzend wordt de weide
Is niet meer dor en kaal!
In vijvers zie je eendjes,
Al voor de eerste maal!
Vogeltjes tjilpen vroolijk,
En zoeken nu en dan..
Een rups, een worm, of zaadjes,
Die elk gebruiken kan!
Narcissen, tuinen prijken.
En bloeien schoon en vrij
En jonge schaapjes dart'len,
Bij moederschaap zoo blij.
De Lente is gekomen
Juicht iedereen echt blij!
Lente is verschenen,
In 't bosch en op de hei!!!
LENTELIED
door Corrie.
Er ruischt weer door de boomen
En door het golvend riet:
In wonderschoone accoorden
Een zacht, eeen heerlijk lied.
Aan de oever van het beekje
Dat stroomt langs veld en wei
Wordt ook dat lied vernomen
In teêre melodij.
De ooievaar uit het Zuiden
Bracht nieuwe lied'ren mee.
De vogels namen het over
En juichen a's 'n bêe.
't Is het lied der dröomen
Het lied vol melodij,
De lente is gekomen;
Zy stemt ons allen bly.
PASCHEN
ingestuurd door Nellie Koek.
De slanke merel, met zoet gefluit
't Zoele lentewindje, uit het Zuid
De fleurige bloemen, in ve'd en wei,
Ze roepen .luid, zoo innig blij:
't Is Paschen!
Musschen, stoeiend op het dak
't Voog'lenkoor op groenen tak;
Lentebloesem, blank en teer.
Ze roepen toe, telkens weer:
't Is Paschen!
Morgendauw, als kristallijn,
Heel d' aarde, in groot festijn;
Lieflijke zang van nachtegaal
Vertellen ons in wond're taal:
't Is Parchen!
Dartele lammetjes in de wei,
Kind'ren spelend in bonte rij:
Heel natuur, in nieuwe pracht,
Fluistert zachtkens, o zoo zacht:
't Is Paschen!
DE MOLEN
door Sisca Homan.
De wieken van den molen,
Die draaien lustig door.
En gaan de eenen vlugger
De and'ren volgen in koor.
Ja, molentje draai nu dapper,
Laat gaan van klapper-de-klap.
Je zult van de wind 't winnen!
Zeg molen, we vinden je knap!
Je staat zoo fier te pronken,
Met opgeheven arm.
Zeg eens. wat zie je daar boven
Of heb je 't reeds te warm?
Ja, molen draai maar lustig aan,
En maal 't korreltje klein!
Je baas doet daarna wel de rest
En weet hoe het moet zijn!
En als 't meel gemalen is.
Haalt onze bakker het weg;
En bakt ons Moesje, oh zoo fijn..
En gaan wij smullen zeg!!
U vraagt?
1. Ik las van zeven geesten, die om den
troon van God stonden. Welke zijn dat?
2. Welke kleuren zitten in den regen
boog?
3. Wat is een plebejer?
Wij antwoorden
1. Die zeven geesten zijn:
1. De Geest des Heeren.
2. De Geest der wijsheid.
3. De Geest des verstands.
4. De Geest des raads.
5. De Geest der sterkte.
6. De Geest der kennis.
7. De Geest der vreeze des Heeren.
2. De zeven kleuren van den regenboog
zijn: rood, orange, geel, groen, blauw, indi
go, violet. Om die kleuren te onthouden,
moet je die namen eens onder elkaar zet
ten en dan de beginletters lezen: Je vindt
dan roggbiv is roggbiv. Ont
houd dit wordt rogbief en je hebt een hulp
middel om de kleuren in volgorde te ont
houden. Denk dan aan de twee g en iv
voor ief.
3. Een plebejer was een gewone burger
in het oude Rome. Hier stond tegenover
de aristocraaat. Nu is de beteekenis ge
wijzigd. Men spreekt nu van plebejer in
ongunstigen zin, als van een ongunstig,
guur, gemeen iemand. Denk eens aan
p'ebs, wat gemeen volk beteekent.
TcR AANVULLING
Uitdrukkingen met zoo-als
door Dora Kniest.
Zoo lui als een varken.
Zoo vast als een rots.
Zoo p at als een dubbeltje.
Zoo stekelig als een egel.
Zoo bitter al? gal.
Zoo zout als brem.
Zoo zwart als roet (kachel).
Zoo wit als sneeuw.
Zoo rood als bloed (scharlaken).
Zoo sluw als een vos.
Zoo blank als een lelie.
Zoo zuur als azijn.
Zoo bang als een wezel.
7oo seel a's saffraan.
Zoo blauw als azuur.
Zoo zoet als honing, (suiker)
Zoo glad als een spiegel.
Zoo groen als gras.
Zoo koud a's ijs.
Zoo vlug a's water.
Zoo nijdig als een soin.
Zoo traag als een slak.
Zoo donker als de nacht.
Zoo week als was.
Zoo zwaar als lood.
Zoo licht alc hon (kaf, 'n veer).
Zoo zacht als zijde.
Zoo hard als een steen.
Zoo zuiver als goud.
Zoo nuchter als een kalf.
Zoo dom als een ezel.
tot
door Oom Wim.
VII.
De knechts werpen de deuren los en de
meiden komen al nader om de wachtende
koeien van de overtollige melk te ontlas
ten, die stakjes naar de fabrieken gebracht
zal worden.
En Jan ziet dat alles als in een droom
aan Was hij ooit in een bioscoop geweest,
dan had hij wellicht op het doek een beeld
gf kregen van het tooneeltje, dat daar voor
zijn oogen zich afspeelde.
Hij vindt het mooi en vindt het fijn, dat
hij zoo vroeg bij de hand is geweest. Hij
zal eens naar Spits gaan, die kwispel
staartend hem wacht en met een paar
groote oogen hem aankijkt, alsof hij zeggen
zou„ben jij nou Piet, of ben je een an
dere Piet. Ik ken je en ken je niet". Bang
is Spits niet. Het zou watSpits is op zijn
erf. En dat erf moet hij bewaken. Net zoo
goed als de schapen
Jan spreekt met Spits; streelt zijn zachte
huid; klopt hem vertrouwelijk op den kop
erde vriendschap is gesloten
Spits en Jan, Jan en Spits zullen voor
taan twee onafscheidelijke vrienden zijn.
De boer heeft Jan gezien; gezien bij zyn
komst en lacht
Jan is er!
Hij heeft zyn doel bereikt.
Het is waar: hij begint nederig. Schaap
herder is nu juist geen voorname „baan".
Maar is hij wel voor iets anders geschikt?
En dan! zijn leeftijd in aanmerking
genomen, kan hij tevreden zijn.
En hij is tevreden.
Hij en zijn moeder.
Hoeveel zijn er zonder werk. Neen,
neen! hij heeft alle reden tot dankbaar
heid en hij is dankbaar.
Geen wonder, dat hij met meer dan ge
wone omzichtigheid zijn pakje brood, dat
de vrouw hem ter hand stelde, in het zak
je doet, dat speciaal zijn moeder hem voor
fat doel gebreid heeft.
Geen wonder, dat ie met dankbare blik
de twee peren nog apart gegeven uit de
hand van den boer, die hem lachend toe-
knipt, aanneemt en met een hartgrondig
„dank u wel", ze in zijn diepe zak laat
glijden.
Ja Jan, zoo'n peertje smaakt op het
land en de boterham van moeder de
vrouw, zal er in glijen, alsof het van een
leien dakje gaan zal. Let op!
En hier is een homp brood voor Spits;
ook hij lust straks wel wat en als de baas
eet, en de schapen eten en Spits zou niks
krijgen, dan moppert ie, begrijp je!-
Ja, ja baas, ik zal voor hem zorgen
en ik verzeker u, dat noch Spits, noch mijn
schaapjes iets te kort komen.
Daar twyfel ik niet aan vent en nu
kom naar den stal; ik hoor ze al blaten,
ze willen er uit en Spits kwispelt ook al
met den staart en springt van blijdschap
om ons heen.
De boer doet den stal open, een werk
dat voortaan het werk van Jan zal zijn en
65 schapen verlaten opdringerig het hok
en volgen den jongen baas, die met Spits
aan het hoofd, langzaam den weg opgaat,
naar de plaats, waar voor vandaag te gra
zen valt.
De boer en boerin staren dat groepje na
zoover ze kunnen, en verdwijnen- lachend
door de hoofddeur en zijn tevreden over
den jongen knecht, die geen reden tot kla
gen geven zal.
Ik geloof man, dat we het goed ge
troffen hebben, met ons herdertje van 13
jaar.
Ja vrouw, hij is jong, maar groot van
siuk. Daarby lykt ie me een goeit lum
mel toe en ik wed, dat, als hij maar een
maal het klappen van de zweep kent, we
aan Piet niets verloren hebben.
Zoo dacht ik er ook over man, maar
nu ga ik aan 't werk. Jan zal de schaap
jes wel bijeen houden en Spits zal de rest
doen en als hij goed zijn best doet en voor
mij nu en dan eens een boodschap doet,
zal nog wel voor hem een centje apart van
de plank vallen. Zijn moeder is een acht
baar, braaf, oppassend vrouwtje. Ik ken
ze! Ze verdient dat Jan goed voor haar
is en wy voor beiden goed zijn!"
De vrouw gaat aan 't werk. De baas
doet zijn gewone rondte over erf en land
en schuur en tuin terwijl allen aan hun
dagelijkse hen arbeid zijn en werken tot
groote tevredenheid van den baas, die van-
caag al bijzonder goed gemutst schijnt te
zyn. Of het aan 't mooie weer ligt of aan
het knechtje of aan beide, dat zou best
kunnen mogelijk zijn.
De schapen grazen. De lammetjes sprin
gen om de cuden heen en schijnen noch
veel notitie te nemen van Spits, noch van
dat klein herdertje, die rusig neerligt op
een heuvel, vanwaar hij gemakkelijk de
schare kan overzien. Spits ligt aan zyn
voeten en blik' naar hem op.
Ja, ouwe jongen, wij hebben het goed
samen getroffen hé en zullen samen dit
zaakje wel netjes opknappen."
(Wordt vervolgd).