Van Schaapherder
F abrieksdirecteur
MIJN PRIJSVRAAG
Wie deed mee?
1. Jeanne Blikman, Langegracht 208.
2. Nellie Koek, Bijdorpstraat 52, Sassen-
heim.
3. Corrie Koek, idem.
4. Greetje Gulei, Oude Singel 244a.
5. Trees v. d. Geest, Oegstgeest.
6. Annie v. Meijgaaxde, Bijdorpstraat,
Voorschoten.
7. Piet Molenkamp, Rijnz.str.weg, Oegst
geest.
8 te Zilk inzender van Paaschvrede.
9. Mina Kleyhorst, Narcissestr. 29 Lisse.
10. Annie van Diest, Zandslootkade 54,
Sassenheim.
11. Cor van Diest, idem.
12. Sisca Homan, Bijdorpstr. 15 Sassenh.
13. Piet Homan, idem.
14. Plonia Schreuder, Floris Schoutenstr.
15. David Meijer, Schipholweg 97, Haar
lemmermeer.
16. Dora Kniest, Oegstgeest, Absp.weg 5.
17. Cornelia.
18. Cobi Vermeulen Boskoop, Reyersk. 63
19. Greet Krol, Haarlstraat 46.
Bij loting is de prijs (een boek) gewon
nen door Mina Kleyhorst, Narcissestraat
29 te Lisse.
Van de week wordt het boek afgezon-
Ik wensch al mijn neefjes en nichtjes
uit Leiden en Omstreken een prettige
paaschvacantie en u alle met uwe ouders
en familie een „Zalig Paschen."
OOM WEVL
Lente
door Anton Roels.
Heel ver in gindsche blauwe lucht,
Daar zal de lente komen;
Ze huist dan weldra in den tuin
En in de vruchtenboomen.
De vogels komen weer terug,
Bevolken onze luchten;
Eéns moesten zij voor óns klimaat
Naar 't warme Zuiden vluchten.
De bloesems bloeien heerlijk op;
Het is een feest voor d'oogen
Te zien, hce a 1 dat jonge groen
Door 't windje wordt bewogen.
De menschen zijn weer goedgezind,
't Is lente in hun harten!
De wintertijd heeft wèl zijn pret,
Maar óók heeft hij zijn smarten
Witte Donderdag
door Piet Molenkamp (10 jaar)
't Was triestig buiten. De sneeuwjacht
woedde verschrikkelijk. De oude weduwe
Hansen kon haast niet met dat weer naar
buiten. Doch zij was 'n vrome dienares
van God, en daarom ging zij toch naar de
kerk.
Wat viel dat erg tegen. Ze had 't weer
heel anders verwacht. Toen ze twintig
schreden gedaan had, was ze al dood-op.
Maar ze dacht: ik moet er wat voor over
hebben, om de kerk te bezoeken. Een
mensch is 't eigenlijk niet waard zoo
dicht bij O. L. Heer te zijn, vooral niet op
zoo'n gewichtig oogenblik. Zoo diep over
peinzend, trad ze eindelijk dè kerk bin
nen. Doodmoe van inspanning nam zij
plaats in een der achterste banken. Wat
een heerlijk gevoel steeg uit het hart van
de vrouw. Nu kon ze eens goed bidden tot
O. L. Heer, waar ze zoo naar verlangd had.
Haast een half uur was ze te vroeg voor
de H. Mis. Maar nu kon ze ook onver
stoorbaar bidden in de eenzame kerk.
Eindelijk begon de H. Mis.
Wat een plechtigheden hadden er plaats
op het altaar?
De eigenlijke Mis begon met een zuiver
gezang van de kleine zangertjes.
't Gloria werd reeds ingezet Met de hel
deren klank van de bellen werd de he-
melsche vreugde van de vrouw nog groo-
ter. Maar spoedig hoorde ze de ratel. Om
dezen tijd was het lijden van Jezus begon
nen. Droefheid was er in ieders hart.
Somber werd de H. Mis voortgezet.
Na een vurig bidden stapte de vrouw
weer op huis aan, om vanmiddag nog 'n
vol uur door te brengen tegenover den
eenzamen Jezus. Dan zal 't toch wel genoeg
zijn, mompelde de goede vrouw.
Zoo was de Witte Donderdag een vreug
devollen dag voor haar geweest.
Paschen
door Oom Wim.
Prachtig stijgt de zonne op al boven
Golgotha,
Als in 't dal, in Jozefstuin, iets
wonders gaat gebeuren:
Stralend, schitterend stijgt door eigen
macht daar op
Christus-Jezus, uit 't graf, waarbij de
vrouwen treuren.
Hoort gij 't bonzen niet der neer-
gesmakte wakers in den nacht?
En ziet gij niet in angst hun vlucht,
nu vol van spijt en droefenis?
Nog sidderen zij by 't schouwen van
Zijn wondere verrijzenis.
Paschen
door Tante Marie,
Het lijdensdrama is ten eind';
Zijn zending is volbracht.
Gestorven is Hij aan 't Kruis:
Verlossing is gebracht.
Drie dagen ruste Hij in 't graf,
In Jozefs kleinen hof.
En zal door eigen macht en kracht,
Verrijzen uit het stof.
Soldaten spieden her en der,
Bewaken streng den steen,
Gesloten dor een zegel straks,
Als waarborg als niet één.
Opeens daar strijkt 'n engel neer,
En wentelt af dien steen,
En Jezus rijst, verheerlijkt, schoon,
Door eigen kracht alleen.
De wakers vallen van den schrik
En stijf van angst ter aard'.
Zij zagen nu wat Jezus' woord,
En Jezus' leer was waard.
Zij krabb'len fluks nu overeind
En ijlen naar de stad;
Vertellen aan 't Sanhedrin
Van al 't geziene wat.
De Joden schrikken; zijn van streek
Bij 't hooren van dat al.
En geven aan die kerels geld,
Te wij gen bovenal.
„Gaat henen mannen, gaat!
„Vertelt in kroeg, op straat,
„Dat Jezus' vrienden kwamen stil
„En pleegden hoog verraad."
„Zy namen Jezus weg uit 't graf,
„En niemand weet waarheen,
„Dat deden zy, terwijl gij sliept,
„Zegt dit en nu gaat heen!"
Maar trots die leugens stond 't vast,
Als een voldongen feit,
Dat Jezus wel verrezen was,
Voor tijd en eeuwigheid.-
Op Golgotha
Een tierende, vloekende menigte. Drei
gende vuisten. Blikken van haat. Hoog bo
ven deze ellendige menschenmassa, Chris
tus, Zijne zachte, mooie oogen blikken vol
medelijden op deze moordlustige menigte.
Hij lijdt ontzettend. Ge ziet't aan de smar
telijke lijnen op Zijn schoon aangezicht.
Doch geen klacht, noch een verwijt. De Jo
den verslinden Hem met hun haatoogen.
Daar hangt Hy nu. De Wonderdoener, de
Nazarener, de Zoon.
Spottend klinkt 't over Golgotha: Als Gij
de Koning der Joden zijt, kom af van het
kruis, red U zeiven. Jezus echter zwijgt. Toch
is er nog liefde voor Hem op Golgotha.
Onder 't Kruis staat Maria, Johanna en nog
enkele dienaren. Hij ziet hen. Zachtjes
vloeien de woorden van Zijn lippen: Vrou
we ziedaar uwen zoon, Zoon, ziedaar uwe
moeder. Dan is 't weer stil. De Joden tie
ren razen door. Luistert, weer openen zich
Zijne lippen. Smachtend klinkt 't: „Ik heb
dorst!" Hij krijgt echter geen water, maar
azijn. Het einde nadert. De doodskleur
komt op Zijn aangezicht. Nog één keer ope
nen zich Zijne loodkleurige lippen. „Con-
summatum est, Het is volbracht!"
WILLY.
Paschen
door Anny van Diest.
Laat onze ziel van den jubel zijn
doordrongen
Luid en bly 't Alleluja nu gezongen!
Heft den blijden juichkreet aan!
Looft en prijst nu God, den eeuwigen,
den volmaakte
Wijl de boeien des doods Hij voor
ons slaakte.
Christus, Hij is opgestaan!
Onder 't Heilig Kruis
door Anny van Diest.
Wie zou niet weenen met de Moeder
By 't aanschouwen van zoo'n smart?
O, allerdroevigst Moederhart
Wat hebt gij veel geleden!
't Heelal schreit klagend om 't
groot verdriet:
De steenrots splijt en de aarde beeft
Nu zelfs de zon haar licht niet geeft.
O zwaard, hoe diep werd 't Moederhart
doorsneden!
Ach Moeder, hoe zwaar is toch uw leed,
Als gij uw Kind, schuld'loos, zoo
wreed gedood
Bedekt met wonden, bloedig rood,
Aan het vloekhout hier ziet hangen!
Hoe was, by 't aanschouwen van dien
hoon,
Fel en grievend toch uw smart,
Hoe was hier uw schreiend Moederhart
Van schrijnend leed bevangen!
Calvarië
door Cor van Diest.
Daar stond de Moeder! Zij weende
droef in bange smarten,
Bij 't aanschouwen van haar
têerbeminde Zoon;
En 't klopte treurig, fel in 't Moederharte:
Waarom toch, zooveel bitt're smaad
en hoon?
Omdat Hij ons redden wilde uit diepen
nood?
Daarom liet Hij zich door zondaars
tarten;
Maar daar Hij voor ons heil Zijn
lichaam bood,
Sprak Zijn lijden zoo dringend tot
ons aller harten.
De kille dood strekte zich over 't
matte lyf
Als Jezus' ziel, mooegestreden, van
d'aarde henenvloot.
O God, hoe leedt Ge toch zoo
onuitsprekelijk zwaar!
Was onze zondenschuld dan zoo
ontzettend groot?
Ja, o God, zoo lief had Gij den
armen mensch,
Dat Ge, geheel zijn zware schuld van
zonden op U nam:
Voor ons storttet Gij Uw bloed, door
stak de lans Uw zijde
Voor ons, zwakkelingen;
Onschuldig Offerlam!
Ja, we weten het, dat Gij zoo geduldig
hebt verdragen
Al het leed, wat U is aangedaan;
Maar ach, hoe min gedenken wij
dat leed
In ons zondig mensch'lyk aardsch
bestaan!
Jezus verrijzenis
door Jeanne BlÜunan.
Daar in het nieuwe graf.
Lag Jezus, en was van alle pijnen af,
Soldaten hielden trouw de wacht
Zoowel bij dag, als nacht.
Opeens! de aarde beeft.
En Jezus, Hij herleeft!
De wacht, verschrikt door 't Hemels
licht.
Gaat op de vlucht bij dit gezicht.
Verrezen is de Heer!
Voor Jezus komt geen lijden meer.
Alleluja! Zijn triomf is groot:
Hij overwon toch hel en dood.
Ik ben verrezen
door Plonia Schreuder.
Van den hemel daalt het licht
Lachend met zco blijde stralen,
Vroolijk is ons blij gezicht.
Paschen! wil nu blijde wezen:
God is van den dood verrezen!
Paschen klinkt het in ons hart,
Ook daar is Hij verrezen!
Wat bemeurd was, vuil en zwart,
Is gereinigd en vol verlangen
Hebben wij Ons Heer ontvangen!
Paschen! juicht het vroom en blij
Paschen! Jezus is verrezen!
Geef ons, Heer, zoo bidden wy,
Dat wij ons hart met deugden sieren,
Eeuwig 't blijde Paaschfeest vieren!
Jezus* Opstanding
door Cor van Diest.
Voor 't laatst dan had Jezus op Vrijdag
gebogen het hoofd
En gestorven was Hij aan 't Kruis, als
duistenis viel over d' aard.
Nu is het Zondag! Een schicht van den
bliksem schiet pijlsnel omlaag,
Als d' aarde gaat beven en hui'vren
de velen die bijeen staan geschaard!
De wachters toch spieden en kijken
nauw toe
En waken dat niemand het lichaam
van Jezus komt stelen,
Die rust in 't graf. Ei, zie wat gebeurde
dien eigensten stond:
Een engel daalt neder en deed naar
Godes bevelen.
Schyn nu, o, .zonne! Schiet uit in
schitterenden glans
En goudene stralen, want Jezus
triomfeerde over leven en dood:
Geloofd en geprezen zijt gij,
Overwinnaar, die glimlacht,
In 't rood van den morgen Genade
is gekomen voor klein en voor groot.
Blijf bij ons Heer
door Anny van Diest.
Ze waren cp weg en bespraken
het verdriet,
En ontmoetten U, Heer, en hekenden
U niet.
„Zijt gij dan vreemd'ling" alleen,
was verwonderd hurf woord,
„Hebt ge dan 't treurig gebeuren,
niet gehoord?"
Dan, als Gy 't brood naamt en zegendet,
pas toen
Wisten zij, dat Gij was de betreurde
Verlosser en Heer,
En vol ontroering knielden ze neer,
En smeekten: „Och blijf toch bij ons,
Lieve Heer!"
En als deze Emmaüsgangers,
smeeken ook wij:
O Heere, blyf toch, blijf in nood en
in lijden nabij.
Op U houden wij 't oog gericht!
Gij zijt 't eeuwig, veilig licht.
Wie zijn jarig?
Van 15 April tot en met 21 Apri.l
Op 15 April:
Margaretha Tetteroo, Mgr. Broerestr.,
Uoordwijkerhout.
Willy Hockx, Oranjegracht 93.
Betsie Zonneveld, Hoogmade B 362.
Willy v. Gent, Ypenlaan 26, Sassenheim.
Fransje Broeken, Da Costastraat 46.
Leni Trosrel, Hoogewoerd 109.
Jac. Bos, Hazestraat 45.
Marie Angevaere, Zevenhoven 104.
Wim v. d. Broek, Trompstraat 32.
Op 16 April:
Corrie van Tol, Hoogmade, Noordeinde
B 359.
Jopie Splinter, Westeinde E 1 H'woude.
Nico Mank, Levendaal 48.
Maja Brunt, Oude Rijn 11a.
Kees Zwetsloot B 252, Hoogmade.
Op 17 April:
Marietje Tol, N. Einde B 359, Hoogmade.
Corrie Stokkel, Waardgr. 68.
Johanna Langeveld, Sofiastraat 80.
Alie Hecke, Pres. Steijnstr. 21.
Sjaantje Philipse, Mirakelstr. 18.
Henkie Wesseling, Hoogedorpstr. 1.
Anny Voilebregt, G 28, Zegwaart.
Op 19 April:
Corrie Koot, 82 C. Zoetermeer.
Marietje de Jong, Leiderdorp, Achthoven.
Op 20 April:
Jantje Angevaere, Zevenhoven 104.
Everina van Wetten, Hoogewaard Koude
kerk 449.
Teun den Haan, Pulmut Langeraar.
Ria v. d. Steen, Levendaal 139, Leiden.
Mina van Leeuwen, Hafweg 30, Li-se.
Corrie v. d. Poel, Miening E 118, Zoeter-
woude.
Annie Zandbergen, Noordbuurt E 159,
Zoeterwoude.
Op 21 April:
Jan UI jee v. Hoogend.str. 13.
Abram Vrijburg, Oud-Ade E 73.
Adriaan Menken, Ass. Delfstr. 8, Oegst
geest.
Truus v. Haastregt, Oud-Ade.
Loukie de Koning, Vrouwenweg 77 E, te
Zoeterwoude.
Ik feliciteer de jarigen.
Deze lijst is uitsluitend voor schoolgaan
de kinderen.
lVie opgenomen wil werden of afgevoerd
bij het verlaten der school, schrijve min
stens 14 dagen dagen voor den verjaardag.
Eveneens wie van adres verandert of een
fout ontdekt in naam of huisnummer.
Oom Wim.
Tot mijn spijt was vandaag voor de „Cor-
resnondentie" geen plaats.
Eenige stukken en verzen over de Lente
en Jezus' dood worden de volgende week
opgenomen.
Oom Wim.
Beetgenomen
door Cor van Diest.
„Juffrouw, nog niet voor een gulden,
Bijt ik in die appel daar!"
Dat zei laatst Heintje tegen buurvrouw,
En juffrouw keek een beetje raar!
„Maar Heintje", vroeg ze heel
verwonderd,
„Deugt die appel niet, wat scheelt er
aan?
De kleur is mooi, hij ruikt ook heerlijk!"
Heintje bleef er lachend staan!
Eindelijk sprak ons Heintje ooüjk,
„Maar juffrouw, waar Moe ze haalt,
Kost één pond slechts één kwartje, en
is een gulden
Voor dien een en toch te duur betaald!"
tot
door Oom Wim.
VL
Ziezoo Moeder, wet zegt u me daar
van
Wat ik zeg Of ook Ons Lieve Heertje
ons gebed verhoord heeft
Nu ben ik erNu ga ik dadelijk naar
den baas toe en vragen, wat ik al ver
dienen kan, buiten de kost wel te verstaan.
Een mond minder te onderhouden, moe
der, en Jantje zal toch zeker iedere week
aan zijn moeder wat te geven hebben I
Heerlijk
Van blijdschap springt ie in het rond en
grypt zijn moeder om 't middel en danst
met haar door de kamer als twee bly«
kinderen in de Mei.
Ja, als in de Mei. Het is Mei in hun hart;
Mei in de huiskamer dier twee gelukkigen;
Mei in alle eenvoud des harten, dat zoo
warm klopt voor elkaar. Jan en moeder,
moeder en Jan zyn één in denken; één in
twee en het kan niet anders of de goede
God moet Jantje zegenen in zijn werk en
hem brengen daar, waar zijn plaats zal
zijn, als hy man is geworden; de plaats,
waarop moeder trotsch kan zijn.
Doch we volgen nu Jan en spoeden ons
in den geest mee naar den baas die hem
wel verwacht, al zei hy het niet.
Zoo jongen, ben je d'r al
Ja baas, zou ik niet? Ik moet u na
mens moeder komen bedanken; bedanken,
dat U me hebben wil; hebben wil als een
knechtje; als een herdertje, die wel op
uw schapen zal passen, dat verzeker ik U.
Daar twijfel ik niet aan, Jan Ik hoor
de van Piet zooveel goeds van jou, dat ik
maar besloot jou aan te nemen. Als nu de
schapen het maar goedvinden en Spits je
vriend wil zijn
Daar ben ik niet bang voorIk zal
het wel vinden kunnen met Spits en op de
schapen zal ik goed passen. Ze zullen mij
niet over de grens loopen of ik zal ze En
wee, die mijn schaapjes wat zou willen
doen of stelen Ik zou hen mores leeren
en ze met mijn schopje de hersens inslaan.
Dat beloof ik U
De baas lacht, dat hem de tranen uit de
oogen springen.
Nou, nou, zoo'n vaart zal het niet
loopen, Jan Hier zijn geen roovers in het
land en geen dieven, clie eentje van je
Hncleren zouden willen stelen.
Maar zeg eens even jonge held, hoeveel
zou jij wel willen verdienen Ik geef je
de kost op de koop toe en dat is heel wat.
Want je moet hier goed éten en slag hou
den met de kerels, die op het land werken,
wat voor jou een heel karwei zal zijn, maar
dan moet je toch ook een zakcentje hebben,
is het niet
Dat laat ik aan U over, baasDat
weet ik wel, dat moeder oh zoo blij zal
zijn, als ik haar iederen Zaterdagavond een
kleinigheidje in de hand kan stoppen van
het geld, dat ik zelf verdiend heb.
Nu dan, Jan Jij verdient de kost en
twee gulden om moeder gelukkig te maken.
Vind je dat genoeg
Meer dan genoeg, baas. Maar U zult
tevreden zijn.
Als ik heel erg tevreden ben, kryg je
nu en dan nog eens eeh centje apart, vooral
als je voor de vrouw nog een boodschapje
doet in de stad en dit goed en gauw doen
kunt.
Ik zal er voor zorgen.
Ga nu maar gauw weg! Kom hier,
jongen, steek een paar peren bij je en loop
raar huis, want moeder wacht je.
En zoo was het. Moeder wachtte en was
dol-gelukkigJan was aan 't werk. Had
de kost voor 't eten en een zakcentje ln
icht en zij had een aardig meevallertje
iedere week als steun in de huishouding.
En zoo sliepen twee gelukkige menschen
dien nacht en droomden een heerlijke
droom met heerlijke perspectieven voor
Jantjes verdere leven.
't Is Maandagmorgen. De zon is nauwe
lijks boven de Oosterkim haar baan aan
den hemel begonnen of Jan spoedt zich
heen om maar bijtijds by den boer te zyn.
Nog, is het stil op het erf.
Spits ligt nog rustig te soezen en nog is
geen enkele knecht bij de hand om de
koeien naar de weide te brengen of het
werk in huis of op den akker te beginnen.
Doch het duurt niet lang of daar komt
beweging in de nog slapende erfbewoners.
Spits slaat aan; de haan kraait; de paarden
stampen op den harden grond en schuren
hun ranke lijven tegen de kribben en af-
sluitplanken; de koeien worden onrustig
en willen den muffen, duffen stal uit en
bever van de frissche lucht genieten en
van het lekkere malsche gras, waarop de
morgendauw als parels te schitteren ligt.
(Wordt vervolgd).