D.W.S. KAMPIOEN VAN AFDEELING 1 Mysteries rondom „Vredelust" 3)e (Soummü De Haarlem-keeper Vijgenboom uit op ondubbelzinnige wijze zijn vreugde over een doelpunt, dat zijn clubgenooten in den wedstrijd tegen Feyenoord scoorden De semi-internationale hockeywedstrijd Zuid-NederlandBelgië B, welke Zon dag te Eindhoven werd gespeeld, eindigde in een 8 0 overwinning voor de gastheeren. Spelmoment uit deze ontmoeting Enthousiaste supporters droegen de spelers van D.W.S. na afloop van den wedstrijd tegen A.D.O., in triomf op de schouders van het veld FEUILLETON }Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche). door UDO VAN EWOUD. 18) De jonge advocaat maakt ten slotte aan het zwijgen een eind door Sanders een si garet aan te bieden. Als hij hem tevens van vuur heeft voorzien, zegt hij bedacht zaam: „Ik zou op het oogenblik werkelijk niet weten, inspecteur, wien ik van een derge lijk misdrijf zou kunnen verdenken. Na tuurlijk heb ik verschillende menschen van mijn voornemen tot deze trip in kennis gesteld, maar het zou weinig zin hebben nu een paar namen te noemen en er mis schien vijf of zes te vergeten. Laat ik er daarom nog eens rustig over mogen nadenken. Ik zal dan alle namen poteeren en u het lijstje vandaag nog doen toekomen. Voor het overige lijkt het mij he* beste, dat u mij nu eerst eens met het lijk van het slachtoffer confronteert. Mis schien is de vermoorde voor mij geen on bekende. Ten slotte heb ik op mijn reizen kennis gemaakt met tal van menschen, waarvan die brave juffrouw Keizer hel bestaan zelfs niet vermoedt...." „U hebt gelijk", antwoordt Sanders. Ik heb ons onderhoud in deze weinig geschik te omgeving wal wat heel lang gerekt. Het was eigenlijk slechts m'n bedoeling u even in te lichten vóór u naar huis zoudt gaan, maar als u op het oogenblik nog tijd zoudt kunnen vinden het slachtoffer te gaan zien, zou ik dat zeer op prijs stellen. Hoe sneller we ons onderzoek kunnen voortzetten, hoe beter!" „Er is niemand, die op mij wacht", zegt van Opweeghen, wat bitter, terwijl hij den kellner wenkt om af te rekenen en vijf minuten later verlaten beide mannen het Centraal-station. De „Mercuur" bevat dien avond over den geheimzinnigen moord in Villa „Vredelust" slechts een kort bericht: Hoewel de recherche het onderzoek in de duistere moordzaak waarvan de tij delijk onbewoonde villa „Vredelust" aan den Amstel het middelpunt is geworden, met kracht voortzet, is men er tot dusver nog niet in geslaagd een spoor van den dader te ontdekken. Omtrent de identi teit van het slachtoffer tast men even eens nog steeds volkomen in het duis ter. Wel zou de politie, naar wij verne men, over eenige gegevens beschikken, welke in een bepaalde richting wijzen, doch zoolang mr. van O. nog niet van zijn reis naar Frankrijk is teruggekeerd, is het uiteraard niet mogelijk de juist heid van deze gegevens te controleeren. Op het bureau van de centrale recher che wordt echter dag en nacht gewerkt om dit, wel zeer geheimzinnige misdrijf tot klaarheid te brengen. Ongeveer op het tijdstip, waarop de eer ste avondbladen van de „Mercuur", waarin dit bericht voorkwam, van de pers gle den, verliet Wils het redactiebureau met voorloopig nog onbekende bestemming. Er was vandaag niets meer voor hem te doen, voorzoover dan bij een journalist van niets doen sprake kan zijn. Op straat kon zich van alles voordoen, wat zijn aandacht on middellijk geheel in beslag zou nemen; als hij straks thuis kwam, zou hij, zoals steeds het eerst naar de andere hoofdstedelijke bladen grijpen om te zien, of die hem in een of ander bericht vóór waren geweest en waar hij dezen avond ook heen ging, steeds liep hij de kans door een telefoontje te worden achterhaald en een groot deel van zijn nachtrust te moeten opofferen bij een of anderen grooten brand, een nieuwe misdaad of soortgelijke, de wereld beroerende gebeurtenissen. Het ontbrak er nog maar aan, dat een journalist met een koptelefoon om zijn hoofd en een minia tuur ontvangtoestel in zijn binnenzak op straat liep om elke seconde van den dag voor de hoofdredactie van zijn blad be schikbaar te zijn. Hij verliet Amsterdam's krantenwijk, de NZ. Voorburgwal, en slenterde via het Spui in de richting van de Kalverstraat. Het was er druk op dit uur, niet alleen van haastige zakenlieden, die zich in hun nooit eindigenden strijd om het geld van de beurs naar hun bureau of van hun bureau naar den trein spoedden, maar ook van winkelende dames, die om het, door hun ega's verdiende geld weer behoorlijk uit te geven minder tijd noodig hadden, het daar om wat kalmer aandeden en zich boven dien innerlijk nog ergerden aan ai die ma terialistische mannen, die geen oog hadden voor al het schoons om hen heen en door hun enerveerend gejacht het genot van een rustigen shopping-middag totaal be dierven. Wils echter had geen haast en derhalve volop gelegenheid zijn omgeving in zich op t? nemen. Nochtans was er weinig, wat hem boeite. Als geboren Amsterdammer kende hij het Kalverstraatbeeld op een werkdag nu wel langzamerhand en bovendien stond zijn hoofd er niet naar om hier geheel in op te gaan. Zijn gedachten waren nog bij het werk op de krant. Zijn hoofdredacteur had hem vanmiddag in bedekte termen verweten, dat hij de Vredelust-zaak, waar voor heel Nederland zich op het oogenblik interesseerde slechts met een paar regels in het avondblad had afgedaan. Daar was toch wel iets meer van te vertellen ge weest. Hij had immers zulke goede relaties op het hoofdbureau! De toon, waarop deze vermeende tekort koming onder zijn aandacht werd gebracht had hem geërgerd. Inderdaad hij had goede relaties; zijn reeds van hun school jaren dateerende vriendschap met Sanders was voor hem, als journalist, zoowel als vor zijn krant van onschatbare beteekenis, maar juist daarom moest hij nóg voorzich tiger zijn dan zijn collega's van andere bla den, wien nooit zóóveel in vertrouwen werd meegedeeld en die zich dus minder gebon den achtten. Meermalen gebeurde het dan ook, dat zij over het onderzoek van een bepaalde zaak hun lezers meer détails mee deelden dan de „Mercuur", niettegenstaan de diens vertegenwoordiger veel beter over een en ander was ingelicht en bij derge lijke gelegenheden was het dan gewoonlijk, dat de hoofdredacteur eens de aandacht meende te moeten vestigen op zijn „goede relaties". Niemand echter ergerde zich meer over dit tijdelijk achteraan komen dan Wils zelf, maar hij wist zich ten slotte steeds te troosten met de stellige overtui ging, dat de „Mercuur" toch de primeur zou hebben van de eventueele ontknooping en zijn lezers daarbij dan een reeks bijzon derheden zou kunnen voorzetten als geen enkel ander blad ooit zou weten te verga ren. Zoo zou het ook ditmaal wel weer gaan en dat vooruitzicht monterde hem wat op. Het ongetwijfeld interessante geval mocht op het oogenblik nog zoo ingewikkeld schij nen, Sanders, die in den loop der jaren meer duistere zaken had opgeknapt, zou er wel raad reed weten en zijn Wils' succes zou slechts te grooter zijn, als hij by het opsporingswerk een handje kon meehelpen, zooals ook vroeger wel eens het geval was geweest. Zijn stemming was reeds heel wat be ter, toen hij het Muntplein overstak en de Reguliersbreestraat insloeg. Waar ging hij eigenlijk heen? Op h£t Rembrandtplain was hij, welbeschouwd, aan het eind van zijn wandeling; voor een aperitief bij Schil ler was het nog te vroeg. Hij besloot tot een kort bezoek aan ie Cinéac, waar hij het nieuwe programma nog niet gezien had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5