Mysteries rondom „Vredelust" 3)e SLoXdóoKz (Bou^ont Ir. R. A. Verwey is gekozen tot voor zitter der Volkenbondsconferentie voor de bevordering der landverhuizing naar Zuid Amerika Papanin, de leider van de Russische expeditie aan de Noordpool, tijdens het middagmaal. Een der eerste foto's van het kampwerk in hethooge Noorden De begrafenis van Gabriele d'Annunzio. Achter de affuit met het stoffelijk overschot onderscheidt men Mussolini en de weduwe van den overledene Z. K. H. Prins Bernhard (x) was Vrijdag als lid aanwezig bij de installatie van den Economischen Raad in zijn nieuwe samenstelling door den minister van Economische Zaken. mr. M. P. L. Steenberghe fjedorow, een der leden van de Russische wetenschappelijke expeditie aan de Noordpool, tijdens den arbeid met de instrumenten, welke door de expeditie bij haar onderzoekingen gebruikt worden In de overdekte veemarkthallen te Den Bosch hadden Vrijdag de Centrate Hengstenkeuringen plaats. Een prachtig exemplaar FEUILLETON (Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche). door UDO VAN EWOUD. 17) I De man aan de leestafel. In de stationsrestauratie le klasse is het vrij stil op dit middaguur. Er wordt van de keuken vrijwel geen gebruik ge maakt; slechts enkele reizigers trachten den meer of minder langen wachttijd door te komen met een krant en een kop koffie. Sanders en Van Opgweeghen hebben een rustig plaatsje gevonden in een hoekje, waar de jonge meester in de rechten zich door een onderdanigen kellner het dessert van zijn luch laat serveeren. Als de zwart gerokte dienaar in de richting van het buf fet is verdwenen, vat de inspecteur het tij delijk afgebroken gesprek weer op: „Zoo staan de zaken meneer van Opwee- ghen. Wij hebben gisterochtend nog ge tracht u telefonisch te bereiken om u van een en ander op de hoogte te stellen, maar u bleek niet meer in uw hotel aanwezig te zijn". „Dat komt uit", zegt de eigenaar van „Vredelust. „Ik ben Zaterdagmiddag al naar Brussel vertrokken, omdat ik er Zondag den voetbalwedstrijd BelgiëDuitschland wilde bijwonen". „Ach zoo, u hebt dus in den nacht van Zaterdag op Zondag in Brussel gelogeerd", concludeert de inspecteur en de ander voelt onmiddellijk waar de politieman heen wil. Glimlachend zegt hij: „Het is uw goed recht mij te verdenken, inspecteur en ik zal mij daarover dan ook maar niet boos maken. Ten slotte is het uw taak een in mijn wo ning gepleegde misdaad op te helderen en daarom beschouw ik het als mijn plicht u zooveel mogelijk met inlichtingen van dienst te zijn. Ik vrees echter, dat ik u niet veel wijzer zal kunnen maken". „Ik ben blij, dat u er zoo over denkt", zegt Sanders gul. „Dat maakt het voor ons beiden gemakkelijker. Voor de goede or,- de wilt u mij dus wel opgeven, waar u in Brussel gelogeerd hebt." „In Hotel Métropole". „Hoe laat ben u daar aangekomen?" „Zaterdagmiddag om zes uur onge veer." „Den geheelen avond in het hotel ge bleven?" Van Opweeghen lacht even kort. „Kykt u mij eens goed aan, inspecteur. Zie ik er uit als iemand, die op een Zaterdagavond in Brussel op een ongezellige hotelkamer blijft zitten?" Nee, dat moet Sanders toegeven; hij had toen hij de vraag stelde, trouwens niet ver wacht daarop een bevestigend antwoord te zullen ontvangen. „Ik heb tot zeven uur in „Métropole" ge dineerd, daarna heb ik* een korte wande ling door Brussel gemaakt, vervolgens heb ik nog tot 12 uur een vrij vervelende re vue in de Folies Bergères aangezien om daarna nog tot pl.m. 3 uur een bezoek te brengen aan de Atlantic Bar". „Geen uitgelezen programma voor een alibi", zegt Sanders droog en van Opwee ghen kan deze opmerking slechts onder schrijven. „Nee, als ik vooruit had geweten, dat er Zaterdagavond in mijn huis iemand zou worden vermoord, zou ik mij om zeven uur, in plaats van in „Métropole" aan het hoofdbureau van politie te Brussel hebben vervoegd met een speciaal verzoek aan den commissaris een paar uur op me te willen passen. Maar nu is het helaas niet anders, inspecteur. U zult deze mededeelingen voor lief moeten nemen." „Dat wil ik voorloopig met genoegen doen, meneer van Opweeghen, al mag ik u dan niet verhelen, dat we plichtsgetrouw een onderzoek zullen moeten instellen naar de juistheid van uw verklaringen. Intus- schen had ik echter graag nog over één punt opheldering. Nu u open kaart wenscht te spelen, kan ik ook wel een troef op tafel gooien: waarom hebt u tegen uw medereiziger in den trein gezegd, dat u Franschman bent „Hoe weet u dat in 's hemelsnaam?" vraagt van Opweeghen, nu toch werkelijk verbaasd. „U was toch niet dat nieuwsgie rige mannetje. Ik heb, eerlijk gezegd, niet zoo heel veel notitie van hem genomen..." „Dat nieuwsgierige mannetje was een van m'n beste rechercheurs, dien ik er op uit had gestuurd om u te schaduwen. Van de gelegenheid, dat hij alleen met u in een coupé zat, meende hij gebruik te moeten maken om u eens ui,t te hooren, maar daar bleek u niet voor te vinden. Intusschen verwonderde het hem wel eenigszins uit uw mond te vernemen, dat u Franschman was, temeer omdat hij van den douane-be ambte, die in Rozendaal uw pas controleer de, had vernomen, dat u in Amsterdam naar den naam van Opweeghen luisterde. Hij heeft me zooever. een en ander in een paar woorden meegedeeld, terwijl ik bij de trap op u wachtte Van Opweeghen schijnt, het een koste lijke grap te vinden. „Nee, die is werkelijk goed", zegt hij schaterend. „Daar heb ik me onbewust-heusch nog meer verdacht gemaakt. Waarom ik dien man voor den mal hield? Omdat ik aan niets zoo'n gru welijke hekel heb als aan een onbenullig treingesprek met den eersten den besten nieuwsgierigen gegadigden, die zich daar voor aanmeldt en in de tweede plaats, om dat ik onder ons gezegd m'n oogen niet open kon houden Ik ben twee avonden achtereen niet voor drie uur op bed geko men inspecteur gisteren, of beter van morgen, was het zelfs half vijf! en in Parijs heb ik er ook een groot deel van m'n nachtrust bij ingeschoten!" „Ook dat klinkt aannemelijk", meent San ders. „Onder ons gezegd, meneer van Op weeghen, u bent me te oprecht om als ver dachte in aanmerking te komen. Boven dien zegt m'n gezond verstand me, dat u, wanneer u het voornemen koesterde iemand van het leven te berooven, dat wel in de allerlaatste plaats in u weigen woning zou doen. U lijkt me niet den man voor een misdaad in grooten stijl...." „Is dat een beleediging of moet ik het als een compliment beschouwen?" „Geen van beiden. Het is niet meer dan een losse opmerking. Een misdaad is na tuurlijk altijd te veroordeelen maar men kan wel eens bewondering hebben voor de wijze, waarop zij in scène is gezet. De man, die in dezen moord de hand heeft gehad is niet de eerste de beste. Dat is mijn stellige overtuiging, tenzij u mij iemand zoudt kun nen noemen, tegen wien om gegronde rede nen verdenking kan worden opgevat. Denkt u eens goed na, meneer van Opwee ghen, hebt u in uw kennissenkring nie mand, die om een of andere reden tot een dergelijk daad in staat kan worden geacht? U zult het met me eens zijn, dat het niet uitsluitend aan toeval kan worden gewe ten, dat deze onbekende in uw woning werd vermoord. Iemand moet er toch van op de hoogte zijn geweest, dat u tijdelijk bui tenslands vertoefde en dat ook uw huis houdster van Zaterdagnvddag tot Maan dagochtend afwezig was. Hebt u geen vrienden ofburen, die met wraakge voelens rondliepen, vijanden hadden, of.... in geldverlegenheid zaten?" Van Opweeghen heeft tijdens het betoog van den inspecteur zijn aandacht voorna melijk bepaald tot z'n kleintje koffie, dat inmiddels koud is geworden. Bij- Sander's laatste woorden kijkt hij echter plotseling op. Twee lange seconden kruisen de blik ken van beide mannen elkaar; het is of van Opweeghen de gevoelens van den in specteur tracht te peilen, doch niets in diens scherp gesneden gezicht verraadt, dat hij met zijn vraag een bepaalde bedoeling heeft. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9