CROSS COUNTRY TE TILBURG.
Mysteries rondom
„Vredelust"
De onderofficiers-ruiterclub .Wilhelmina" organiseerde Don
derdag ie Tilburg een cross-country. Een der deelneemsters
neemt een hindernis
Het nieuwe ge
meentehuis te
Wehl is Donder
dag in tegenwoor
digheid van talrijke
autoriteiten in ge
bruik genomen.
Tijdens het vendel-
zwaaien voor het
nieuwe raadhuis
De interacademiale schermwedstrijden te Amsterdam zijn
Donderdag begonnen. De partij tusschen N. E. Ploem van
T.H.O.R., Amsterdam (links) en C. A. Pufkus van Olympia, Utrecht
Aanschouwelijk onderricht bij het geschut voor de cadetten,
die op het Engelsche militaire college te Sandhurst hun op
leiding genieten, werd deze week te Aldershot gegeven
Gepakt en gezakt staan de Engelsche matrozen te Southampton gereed rtlüfüïf baZ3 r geopend, waar zij
y juumampion gereeo Chineesche snuisterijen verkoopen, teneinde hun vaderland financieel te
voor hun vertrek naar Gibraltar en Malta met het troepenschip .Dorsetshire" kunnen steunen
FEUILLETON
[Een geval uit de practijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale
Recherche).
door
TJDO VAN EWOUD.
10)
Op den Amsteldijk parkeeren als steeds
een aantal auto's. Om/de tien, twintig me
ter staan ze langs het trottoir in dezelfde
bonte verscheidenheid als in de groote
herstelplaats: vrachtwagien6, taxi's en
particuliere auto's. Dicht bij garage „Cen
traal", zóó, dat de geuniformde chauffeur
achter het stuur, die blijkbaar in de lec
tuur van een sportblad verdiept is, den
breeden in- en uitrit goed in het oog kan
houden, staat een keurige Studebaker met
links op de voorruit het embleem der me
dische wetenschap; de slang kronkelend
rond een brandende toorts. Blijkbaar dus
een doktersauto, waarvan de eigenaar bij
een patiënt vertoeft.
Maar als Lampe den Packard gekeerd
heeft en koers zet in de richting van de
binnenstad, legt de chauffeur van de
Studebaker het sportblad haastig naast
zich neer om zonder medicus den wagen
vóór hem op eenigen atstand te volgen.
Dinsdagochtend half twaalf.
De sneltrein uit Brussel raast door het
wintersche landschap. Nog slechts enkele
minuten geleden heeft men Roozendaal
verlaten en als om den, door de douane
controle aan de grens verloren tijd in te
halen, zóó hard stuift de, zware, witte
rookwolken achter zich latende locomotief
thans op den Moerdijk af.
De trein is niet bijster druk bezet. Slechts
de derde klasse is behoorlijk gevuld, de
tweede telt slechts weinige reizigers en de
eerste is zoo goed als leeg. In een rook
coupé tweede klasse zitten twee heeren
tegenover elkaar. Een van hen, een man
van omstreeks 35 jaar, wiens geheele voor
komen den man van standing verraadt,
bladert lusteloos in een Fransch tijdschrift,
dat hij in Roozendaal uit zijn handkoffer
heeft opgediept. De inhoud schijnt zijn aan
dacht echter niet te kunnen boeien en
nog vóór de trein het Holandsch Diep ge
passeerd is, ligt het blad dan ook reeds
naast hem.
Met een vermoeid gebaar neemt hij een
sigaret uit een gouden étui, maar reeds
na eenige malen zijn langen te hebben vol
gezogen, dooft hij het dring zorgvuldig in
het aschbakje. Hij leunt het hoofd in de
kussens en staat doelloos .voor zich uit.
Blijkbaar is hij met zijn gedachten nog in
Brussel, mogelijk ook in Parijs en tracht hij
zijn interessante belevenissen en galante
avonturen uit deze wereldsteden in zijn
herinnering terug te roepen. Want dat het
mondaine vermaak van de ville lumière
of het bonte leven van de Belgische hoofd
stad niet zonder meer aan hem voorbij is
gegaan, bewijst de vermoeide trek op zijn
wat bleek, intelligent gelaat, dat duidelijk
de sporen vertoont van een te kort aan
nachtrust en een te veel aan wereldsche
genoegens.
De man aan de overzijde is het type
van den Hollandschen burgerman. Zijn
bagage bestaat slechts uit een eenigszins
versleten actetasch, wleke hij in het net
beven zich heeft gelegd. Hij kan een lage
re ambtenaar zijn; .en onderwijzer of een
deurwaarder of een klerk bij een of ander
kantongerecht. Hij hoort eigenlijk niet in
een tweede klas coupé van een internatio
nalen trein en het ee-.ige excuus,, dat hij
ei toch in ziet, Tigt in het feit, dat hij in
Roozendaal is ingestapt. Misschien is hij
ambtenaar bij de Spoorwegen en heeft hij
vrijreizen. Voor deze laatste veronderstel
ling pleit ook de grijze, waarop hij, zonder
eenige belangstelling voor het landschap,
onafgebroken naar buiten staart.
Twee zich zichtbaar vervelende men-
schen: het is een ongezochte gelegenheid
voor een praatje. Maar in een tweede klas
coupé van een internaionalen trein praat
men niet met elkaar, wanneer men in gees
telijk en maatschappelijk opzicht zoozeer
uiteen loopt. Dit laatste is althans het
standpunt van den heer uit Brussel of Pa
rijs, die trouwens meer behoefte schijnt
te hebben aan wat slaap dan aan een, uit
verveling geboren gesprek met een onbe
kende. De ander blijkt evenwel democra
tischer van opvattingen. Als hij bemerkt,
dat de heer tegenover hem zijn lectuur ter
zijde heeft gelegd, waagt hij een schuchtere
poging om het gesprek te openen:
„U komt zeker uit Parijs....?"
De ander kijkt hem eenigszins verbaasd
aan, maar blijft nochtans zwijgen. Blijk
baar vindt hij het nogal vreemd, dat een
medereiziger, die tot dusver niet de minste
notitie van hem heeft genomen, zich zoo
plotseling voor zijn herkomst interesseert.
Er ontstaat door dit zwijgen intusschen een
ietwat pijnlijke situatie, waaraan de bur
german energiek een einde tracht te ma
ken door zijn vraag nader toe te lichten:
„Ik bedoel.... U zult misschien zeggen:
wat gaat jou dat aan, maar ik zag u zoo
even dat Fransche blad lezenHoe is 't
op het oogenblik in Frankrijk? De kranten
schrijven zoo weinig over den toestand
alleen over de politiek. Is het er slechter
dan bij ons?"
De heer toont slechts een minzaam glim
lachje, als hij met een hulpeloos gebaar
de schouders ophaalt, wat zijn medereizi
ger nu toch werkelijk in verlegenheid
brengt.
„Begrijpt u me niet....? Ik bedoel met
de werkloosheid en zoo....", tracht hij te
verduidelijken, maar nog voor hij verder
kan gaan, zegt de heer aan de overzijde,
nog steeds vriendelijk glimlachend:
„Mille regrets.... Comprendspas. Je
suis Frangais.... La langue hollandaise,
bien charmante, mais extrèmement diffi
cileDan sluit hij, alsof deze weinige
woorden te veel van zijn krachten hebben
gevergd, vermoeid de oogen om zich be-
haglijk in zijn hoekje te nestelen.
Voor den burgerman, die geen Fransch
kent, moet dit misverstand wel zeer ver
velend zijn, maar merkwaardigerwijze ligt
er om zijn mond gedurende het onderdeel
van 'n seconde slechts en spottende trek,
als hij met een enkel internatonaal woord
het mislukte gesprek beëindigd: „Par
don!"
De Franschman reageert echter reeds
niet meer. Hij schijnt weg van deze we
reld. Als de trein het Deltfsche Poort-sta-
ton te Rotterdam binnenstoomt, is hij in
d:epe slaap, in Den Haag vermogen geen
tien schreeuwende kranterjongens noch
drommen rumoerige reizigers hem wakker
te krijgen en eerst als zij Haarlem gepas
seerd zijn, keer hij met een diepe zucht tot
de werkelijkheid terug. Als hij zijn mede
reizigers ontwaart en hun blikken elkaar
een oogenblik kruisen, heeft hij voor de
zen weer een minzaam glimlachje over.
Drie minuten later rolt de Brusselsche
trein het Centraal-station binnen. De bur
german verlaat het eerst de coupé; hij
heeft voor den vreemdeling zelfs geen groet
meer over. Als deze, na omzichtig zijn wei
nige bagage bijeen te hebben gezocht, ein
delijk ook op het perron staat en als een
der laatsten rustig naar den uitgang wan
delt, ziet hij juist onder aah de trap zijn
Hollandschen vriend, die zoo graag een
praatje wilde maken, haastig om den hoek
verdwijnen. Tegelijkertijd echter wordt hij
op den schouder getikt; voor hem staat een
correct gekleed heer. die even den zwarten
hoed licht: „Meneer van Opweeghen
„Ja, die ben ik", zegt hij verrast, ditmaal
echter in smetteloos Nederlandsch.
„Sanders, inspecteur van de centrale re
cherche", stelt de ander zich op fluisteren
den, maar nochtans zeer goed verstaanba-
ren toon, voor. Wilt u zoo goed zijn mij
even naar de restauratie te volgen....?"
En als de pseudo-Franschman, die het Ne
derlandsch zoo buitengewoon moeilijk vond
ditmaal werkelijk verbaasd den mond
opent om met een "loed van woorden te
protesteeren tegen dit verzoek, dal als een
bevel klinkt, schuift inspeceur Sanders zijn
arm joviaal door de zijne en troont hem
zoo eenvoudig mee, erwijl hij hem haastig
toevoegt: „Hier geen woord meer. wat ik
u verzoeken mag. Ik zal u onmiddellijk al
les verklaren!"
(Wordt vervolgd).