De Pastoor gevangen genomen
door Izaak Knol
De achtervolging
DE BLIJDSCHAP DER
KINDEREN GODS.
VRIJDAG 25 FEBRUARI 1938
UE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
HISTORIE VAN DE PAROHIE
NOOTDÖRP
Was de drost dronken, toen hij de arrestatie verrichtte?
A. N. DUYNISVELD pr.
Eenige jaren lang is de Statie Nootdorp
zonder herder gebleven, totdat zij een
nieuwen kreeg in den persoon van Nicolaas
van Outshooren in 1665. Pastoor Van OutS-
hooren was geboortig uit Berkel. 1) Als
pastoor heeft hij gewoond aan den Veen-
weg 2) onder Nieuwveen, zooals blijkt uit
de verklaringen door eenige Nootdorpers
afgelegd op het gemeentehuis, naar aan
leiding van den gevangenname van den
pastoor. 3)
DE PASTOOR GEVANGEN GENOMEN.
Het gebeurde namelijk op den tweeden
Pinksterdag van het jaar 1679, dat de pas
toor door den landdrost Isaak Knol werd
weggevoerd naar Delft. Toen eenige Noot
dorpers te hoop liepen, om den drost te
beletten hun pastoor gevangen te nemen
en weg te voeren, ontstond er een scher
mutseling, waarbij een zekere Comelis
Arentsz. van Veen door de dienaars van
den drost werd gedood. Dit gaf aanleiding
tot een uitgebreid gerechtelijk onderzoek,
vooral omdat de drost werd beschuldigd
dronken te zijn geweest.
Verklaring van den drost,
Izaak Knol.
De drost zelf gaf van het te Nootdorp
voorgevallene de navolgende verklaring
bij notarieele acte opgemaakt:
Huijden den 30 Mei 1679 compareerden
voor mij Abraham van den Velden, open
baar notaris bij den hove van Holland ge-
admitteert residerende binnen der stad
Delft, ter presentie van de naar beschr.
^etuijgen Dirk Andriesse Jong out omtrent
S2 Jaaren, Jacob Meulenaar out drieen
twintig Jaar en ende Hendrik Andriesse de
Jong out omtrent dertig Jaaren, dewelcke
ten versoucke van Isaac Cnol drossaert van
Delfland tot maas en rijn, attesteerden ge-
tuijgden ende verclaarden waaragtig te
wesen dat sij attestanten als dienaers
vanden gemelten requïrant en op sijne
ordere van 22 deser lopenden maand Mey,
iijnde den tweden pinxterdag des morgens
ten 1/2 ses uiren, beneffens Jan Janze Ha
gelsteen haren mededienaar gecomen sijn
ten huijse van den requirant, en vanden
selven ordere hebben ontfangen, omme in
alle stilligheyt ende modestie te trekken
naar nieuveen op 't ambagtshuys aldaar,
i dat op de ordinaire wegt door Nootdorp
maar buijten henen, om daaidoor alle sus-
picien voor te comen: dat sij attestanten
eisoo heenengegaan sijn ende op 't voorze.
ambagtshuijs den gemelten drossaart heb
ben ingewagt en ondertusschen een stick
ontbeten en een kan biei gedronken, dat
daar, waar de clok tusschen tien en half
elven, den voorn, drossaart bij haar at
testanten gecomen is, die haar attestanten
afvraagde of syluijden veel volken in 't
huijs van den priester op Nieuveen hadden
sien ingaan, daarop sij antwoorden jae,
ende dat omtrent elf uïren de vergadering
wederom scheijden ende de paapse kerk
uijtging, ende dat onder de persoonen die
uijt de paapse kerk quamen ook was een
deurwaarder genaamt Craan, die tegen den
requirant seyde de vergadering was om
trent twee hondert, de baan is claar, ge
moet ten eersten heengaan en de paap me
packen, je suit de kandelaaren met bloe
metjes versiert op 't autaar vinden staan
dat daarop den requirant met den voorn,
deurwaarder en sy drie attestanten be
neffens haaren voorscr. confrater Jan Janse
staande voets wat hebben gegeten ende
eens toegedronken sonder dat van 's mor
gens af, dat sij attestanten op 't voorze
ambagtshuijs gecomen sijn tot 's middags
ten 12 uïren, dat sij gesamentlijk vandaar
scheyden met hun sessen, niet meerder
hebben gedronken als twee pintges wijn en
omtrent drie vaanen bier sonder dat eenige
brandewijn of eenigen starcken drank ge
tapt ofte bij hen gedronken is. Verclaar
den voorts sij attestanten, dat sij alsdoen
op ordere van den requirant zijn ges<
reert, en dat de attestant Hendrick An
driesse de Jong met den pols na de veen
wegt is toegesprongen en sig geposteert
heeft, nevens 't huijs vanden voorz. pries
ter om hem 't eschappeeren te beletten
ende dat hij attestant gesien heeft, dat
Cornells hier naar meer genoemt met nog
een ander boer vanagter in 't huijs vanden
priester tragte te comen maar hem at
testant siende, dat deselve weder terug
keerde voorts dat den requirant met den
deurwaarder gevolgd van de drie andere
dienaars ondertussen sijn gegaen voor aan
't huijs van den selven priester ende dat
den req:t aldaar heeft aangeclopt en de
deur geopent sijnde door een clopge,
vraagde hij requirant na de priester, daar
op den drossaart in huys trad en een oogen-
blik daarnaar wederom aande deur comen-
de, riep hij requirant haar attestanten die
daar op binnen quamen ende den requi
rant volgde voor de camerdeur, die ge-
slooten was, en door den requirant opge-
drayt wiert, ende sagen sy attestanten
inden selve earner den priester die den re
quirant aangreep seggende so monsr: sijn
uit de schoene die gij souct, com allon gaat
®e, daarop den attestant Hendrik de Jongh
haastig quam binnen loopen seggende
tegen den req. mijnheer ge moet voort,
daar vergadert een hoop volk op de wegt
£oo met stocken als polsen, ende se senden
geduirig eenige of om nog meerder samen
te rotten, daarop sij gesamentlijk met den
priester op de wegt quaamen ende wierden
gtrancontreert van omtrent twaalf k der
tien boeren tegen welken sig den priester
beclaagde en seyde dat hij als een dief en
schelm wierde weggehaalt, door welke
woorden de voorz. boeren seer wierden ge-
animeert ende tragten den voorze priester
feytelijk te ontzetten, en stiet een boer
den requirant op de borst, sonder dat sij
claarlijk hebben gesien of 't selve met een
mes of anders geschiede en seyde de voorze.
boeren jegens de priester gaat gij na huijs,
gij suit geen voet verder gaan, en tegen
den requirant gij hebt geen magt nog
authoriteyt, daarop den requirant antwoor-
de gaat mit my mede ik sal u mijn autho
riteyt toonen ter plaatze daar ik den pries
ter brengen sal hem saj geen onregt ge
schieden, alwat ik doe dat geschiet uyt
ïaam van de hoge overigheyt, daarop
uyt de boeren genaamt Cornells seyde
(soo hij attestant Dirk Andriessen ver-
el aerde) wij hebben den duyvel en den
kruy van de hoge overigheyt nu sal den
priester niet een voet verder gaan en ver-
el aerd en sij attestanten allen Comelis 't
roer te vatten, dat Jan Janze Hagelsteen
droug, waarop den requirant sulx siende
sijn rapier trock, en seyde tegen den at
testanten als 't soe sal gaan maaK je vaar
dig en past op u geweer, soorts sagen sy
attestanten nog eenige boeren op haar aan-
comen ende den voorn, boer Comelis pro
beerde om 't roer van Jan Hagelsteen mag-
tig te worden, en seyde denselve Jan Hagel
steen blyft van my af, of ik schietje onder
de voet, en alsoo den selven Comelis niet
aflite maar hem gedurig vergde en noot-
saacte sig te weeren, hoorden sy attestanten
een schooi gaan en sagen den selven Cor
nells daarop onder voet leggen, waardoor
de boeren confuijs en verbaast wierden,
en sij attestanten uijt het perieul, dat haar
anders naar alle apparentie dreygde van
den hals gebroocken te werden, geraacte
en verlost wierde ende sjjn sy attestanten
met den requirant die den priester voor-
dreeff, haren wegt vervolgt ende quamen
op 't Haantje over Brasserskade, alwaar
sij den voorn, priester eenige tijt in arrest
hielden ter tijt toe den requirant oordeelde
denselven aldaar niet secuir te kunnen be
waren, ende bragten daarom denselven bin
nen deser stad inde herberge vande Co-
ninck van Engeland gevende voor redenen
van wetenschap, dat sij attestanten alle
'i selve hebben gezien gehoort ende ge-
daen respective. Alle 't welcke sy attestan
ten verclaerden waaragtig te wesen, pre
senterende 't selve desnoots ende versogt
sijnde nader met eden te bevestigen. Con
senterende hiervan acte in forma, aldus
gedaen en verleden binnen der stad Delff
in presentie van Willem van der Horst en
Jan Hey als getuigen hiertoe versagt.
Dirk Andriessen de Jong,
Hendrik Jansz. de Jong,
Abraham van den Velden (notaris)
Jacob Meulenaar.
J. G. Hey.
Wm. v. d. Horst.
1) Missio Foederati Belgii, pag. 9.
2) Tirion in zijn „Tegenwoordige Staat
der Vereenigde Nederlanden'' (dl. VI, bl.
553), door prof. P. Geyl in zijn „Geschie
denis van de Nederlandsche Stam" (dl III,
blz. 387) terecht een „monument van
nauwkeurigheid" genoemd, heeft zich toch
blijkbaar vergist, als hij schrijft dat aan
„den agterweg een voornaame roomsche
kerk" stond. Duidelijk blijkt uit de geschie
denis van pastoor Van Outshooren, dat de
kerk stond aan den Veenweg, zooals zij
r.u nog staat.
3) Haarl. Bijdragen, dl. LUI, bL 305—
328.
4) Rijksarchief te 's-Gravenhage: Cri
mineel van 't Hof van Holland, No. 5319,
procesnummer 21. Notarieel van Delft No.
8182. Acte No. 220.
GEMEENTERAAD VAN LEIDSCHENDAM
Onder voorziterschap van Burgemeester
Keijzer-kwam de Raad der gemeente
Leidschendam gisterenavond in openbare
vergadering bijeen. Afwezig wegens ziekte
Wethouder Van Wijk en de heer K. Vink,
wiens de voorzitter ook namens den Raad
een spoedig volledig herstel toewenscht.
Achterstelling bizonder onderwijs.
Aan de orde komt het voorstel tot vast
stelling van de vergoeding per leerling be
doeld in art. 101 der L.O.-wet 1920 voor
het jaar 1938.
De heer Willemse zegt, dat de R.K. frac
tie op haar standpunt blijft staan en dat
geen aanval mag gedaan worden op de ge
lijkstelling van bijzonder en openbaar on
derwijs. Om de schoolbesturen geen stagna
tie te bezorgen, zal echter de Katholieke
fractie thans voor het voorstel stemmen,
doch zij doet dit onder protest, omdat zij
het blijft beschouwen als een achteruitstel
ling bij het Openbaar onderwijs en omdat
zij niet accoord kan gaan met het voorstel,
zooals dit in de vorige vergadering door
den Raad is aangenomen.
Nadat de voorzitter deze zaak heeft toe
gelicht, wordt het voorstel z. h. s. aange
nomen.
Het voorstel tot het verleenen van een
voorschot op de vergoeding bedoeld in art.
101 der L.O.-wet 1920 voor het jaar 1938,
alsmede het voorstel.tot verleening van een
aanvullend subsidie aan het Burgerlijk
Armbestuur der voormalige Gemeente
Veur, worden z. h.s. aangenomen.
De rekening 1937 van het Burgerlijk Arm
bestuur der voormalige gemeente Veur
wordt met algemeene stemmen goedge
keurd.
Geen manier van doen.
Voorstel tot vaststelling eener verorde
ning op de heffing en invordering van keur-'
loonen.
De heer Ten Hoopen merkt op, dat het
hier in hoofdzaak gaat om den heer
Huisman. Hij zet zijn standpunt uiteen en
merkt op, dat de heer H. nu met den strop
zit en vraagt, of hieraan niets is te doen.
De voorzitter zegt,, dat het hier 'alleen
gaat om de verordening en er straks de
gelegenheid is bij het verzoek van den heer
H. hierop terug te komen.
De heer Willemse vraagt, wat er zal ge
daan worden, als Ged. Staten wederom een
zelfde afwijzende beslissing op dit voorstel
geven. Is daar geen beroep op. Kunnen
Ged. Staten zoo maar zonder meer een
voorstel naast zich neerleggen? Hij meent,
dat er meer aan te doen is, want z.i. is dit
een ingrijpen in de autonomie der ge
meente, welke alle perken te buiten gaat;
het is geen manier van doen. Z.i. behoort
deze zaak tot de competentie van B. en W.
Hij kan niet nalaten ernstig te protesteeren
tegen een dergelijke handelwijze.
De voorzitter antwoordt, dat deze kwes
tie een heele lijdensgeschiedenis is ge
weest, doch dat B. en W. niet de minste
medewerking hebben gekregen van den
betrokken hoofdambtenaar, doch dat door
B. en W. alles is gedaan. Hij geeft de ver
zekering, dat thans de verordening zal
worden goedgekeurd.
Over deze kwestie wordt nog lang en
breed gesproken, waarbij de heer Willemse
nog opmerkt, dat hij het heelemaal .ver
schrikkelijk vindt, dat 'n ambtenaar in een
dergelijke zaak kan regeeren en vraagt, als
het voorstel nu wordt aangenomen, wat
wordt dan gedaan aan de geleden strop.
De voorzitter zegt, dat Ged. Staten wel
zullen zien. Alles is door B. en W. gedaan
en hun treft in deze niet de minste blaam
Het voorstel wordt dan z. h. s. aangeno
men.
Een nieuw wapen voor do
gemeente Leidschendam.
Bij het voorstel tot vaststelling van een
wapen voor de gemeente Leidschendam
dankt de heer Willemse den ontwer
per, den heer Scherpenhuizen, voor de sa
men stelling van het wapen; hij vindt het
een prachtig stuk werk. Het voorstel wordt
z. h. s. goedgekeurd.
De wijziging van de begrooting der v<
malige gemeente Veur en het voorstel tot
verzekering van de gemeentegelden tegen
fraude, enz. worden z. h. s. aangenomen,
Ter tafel komt het voorstel tot wijziging
en opnieuw vaststelling van de gemeen
schappelijke regeling ten aanzien van de
exploitatie van een drinkwaterleiding en
tot benoeming van gewone leden en hun
plaatsvervangers in het algemeen bestuur
van de drinkwaterleiding „De Vlietstreek".
De gemeenschappelijke regeling wordt
dan z. h. s. goedgekeurd, terwijl met alge-
meeen stemmen in het algemeen bestuur tot
leden worden benoemd de heeren K. Vink
en Wethouder Schrader van de voormalige
gemeente Veur en als plaatsvervangers
wethouder Van den Bosch en wethouder de
Koning.
Het voorstel tot het aangaan van een
overeenkomst met het destructiebedrijf „De
Gekro" te Overschie, alsmede het voorstel
tot verdeeling van de werkzaamheden van
de ambtenaren van den Burgerlijken
Stand, worden z. h. s. aangenomen.
By het voorstel inzake een adres van de
afdeeling Leidschendam van het Roode
Kruis over het gebruik van een lokaal der
gemeente, zegt de voorzitter, dat B. en W.
in opdracht van den Raad het lokaal heb
ben aangeboden voor 1.50 per avond,
doch hierop is het verzoek van de afdeeling
gekomen om „gratis" beschikbaarstelling.
De heer Willemse vindt dit aanbod juist
en wil het aan B. en W. overlaten deze
zaak af te werken, waarna het voorstel
z. h. st. wordt goedgekeurd.
Een verzoek is ingekomen van den heer
Huisman om restitutie van kalverengeld.
De heer Willemse vraagt, of aan Huisman
schriftelijk is kennisgegeven van het raads
besluit, waarop de voorziter ontkennend
antwoordt.
De heer Ten Hoopen vraagt, of van het
geld niets terecht komt en H. niets terug
krijgt, daar Huisman verklaart, dat hem be
loofd is, dat hij geld zou terugkrijgen.
De voorzitter antwoordt, dat hieraan ab
soluut niets te doen is en Huisman geen
recht heeft en hem ook nimemr iets is be
loofd of toegezegd. Steeds is hem bij even-
tueele besprekingen uitdrukkelijk gezegd
behoudens goedkeuring van hoogerhand.
Wethouder van den Bosch licht deze
kwestie nog nader toe.
Tot leden van het hoofdstembureau wor
den alsnog benoemd de heeren J. van Wijk
en J. C. v. d. Bosch en als plaatsvervangend
lid mevr. Visser.
De heer Ten Hoopen vraagt, hoe het staat
met de werkverschaffing, waarop de voor
zitter zegt, dat juist bericht van den Mi
nister is binnengekomen, dat het werk
moet worden gegund aan den laagsten in
schrijver, in dit geval aan den heer Ver-
jaal te Drieschor. Er wordt aangedrongen
op spoed, wat de voorzitter gaarne toezegt
De heer Binnendijk vraagt inlichtingen
over de uit te voeren werkzaamheden aan
den Oostvlietweg, waarop de voorzitter
echter geen definitief antwoord geven kan.
Hierna sluiting.
door
J. LAWSTON
Het was ons gelukt tijdens onze vacan-
tiedagen onderdak te vinden in een pen
sion, dat wijd en zijd bekend stond ora
zjjn ongëvenaarde „service".
Toen Jim en ik den derden morgen van
ons verblijf op de veranda de komst van
onze echtgenooten zaten af te wachten,
merkte onze voorbeeldige hospita op:
„U mag wel oppassen voor de verkeers
agenten!"
„Hoe bedoelt u dat?" vroeg Jim kortaf.
„Nou," legde ze uit, „u kunt hier tegen
woordig niet zoo hard meer rijden, als u
zelf wilt. Tijdens de zomermaanden is er,
verband met het drukke verkeer, een
maximumsnelheid ingevoerd. Overtre
ders hebben direct de motorpolitie achter
zich aan."
„Ik wil niet opscheppen," vertelde Jim
haar, „maar ik rij£ nou al jaren en ben
nog nooit aangehouden. Als ervaren
chauffeur overkomt je zooiets niet licht."
„Eens moet het de eerste keer zijn,*'
waarschuwde ze hem.
Op dit moment verschenen Helène en
Betsy.
Het was niet druk langs den weg en de
bestrating verkeerde in uitstekenden
staat. Ik zat voor, naast Jim en meende,
dat hij niet zoo hard reed als gewoonlijk.
Een blik op den snelheidmeter bewees,
dat mijn vermoeden juist was.
Zeg, Jim," begon ik vriendelijk, „je
trekt je toch zeker niets aan van wat on
ze hospita zei? Ze heeft het natuurlek
gedaan om ons zooveel mogelijk van
dienst te zijn en moeilijkheden te bespa
ren. Maar het zal wel wat overdreven
zijn."
Jim bleek zich eenigszins opgelucht te
voelen, want de wagen bereikte langza
merhand een snelheid, die me meer aan
stond. En eenmaal buiten de bebouwde
kom liet hij den motor nog harder draaien
en stevenden we af op de eerstvolgende
plaats Dowville. Eensklaps stelde ik vast,
dat hij aandachtig in het zijspiegeltje keek
hij scheen iets te hebben opgemerkt.
„Is er wat aan de hand?" vroeg ik
nieuwsgierig.
,Die mevrouw heeft toch gelijk gehad.
De motorpolitie zit achter ons aan."
„Als hij maar niet schiet!" Ik kroop
zooveel mogelijk in elkaar en zag het vi
sioen van mijn levenlooze lichaam, dat
was gevallen onder de moorddadige ko
gels uit een meedoogenlooze politierevol-
ver.
Betsy, die achterin zat, toonde meer
moed: „Vooruit, Jim, harder! Als je je
best doet, dan kun je hem voorblijven!"
„Het zou misschien beter zijn als we
stopten en rustig een bekeuring in ont
vangst namen," antwoordde Jim.
„Niets daarvan! Dat is zonde!" bemoei
de zich thans Helène met het geval.
„Geef zooveel mogelijk gas!"
Jim haalde uit den motor wat er uit te
halen viel, maar het was duidelijk, dat de
politieman terrein won. In stilte zegende
ik den man, die het idee had geopperd
om sommige scherpe bochten van den weg
af te snijden en minder gevaarlijk te ma
ken. Nu naderden we er echter een, die
nog niet was verdwenen. Voor de tweede
maal sinds we waren vertrokken, zat ik
in doodsangst. Zou Jim die bocht zonder
ongelukken kunnen nemen?
Het was thans te laat om te stoppen.
Twee wielen verhieven zich van het
veisel en draaden als waanzinnigen in de
lucht. De twee andere wielen als een
soort prikslee over de steenen. Betsy
schreeuwde, dat we moesten remmen;
Helene gilde.
Deze scherpe bocht in den weg bracht
iets tot stand, dat een paar minuten tevo
ren onmogelijk scheen. We waren den mo
toragent totaal vergeten. Jim stelde alles
in het werk om den wagen weer op zijn
vier wielen terug te krijgen. Zoodra hij
dit had klaargespeeld, zag in z;jn blik
weer naar het spiegeltje dwalen.
„Er is niets-aan te doen," zei hij met
kalmere stem, dan ik had verwacht. „We
zijn er bij."
Op dit moment passeerden we een bord:
„Dowville 30 K.M.".
Eenklaps kreeg Betsy een idee. „Rijd de
hoofdstraat in."
Jim gehoorzaamde zonder verder te
vragen. Voor een grooten winkel in deze
straat stonden eenige auto's geparkeerd.
Jim wrong zijn wagen er tusschen en
sleepte ons halsoverkop de zaak binnen.
We zagen den agent voorbijrijden. Een
paar meters verder stopte hij om de
auto's te bekijken. Klaarblijkelijk had hij
niet dicht genoeg op ons gezeten om het
nummer te kunnen aflezen. Een paar mi
nuten later zagen we den agent onver-
richterzake vertrekken in de richting,
vanwaar hij was gekomen. We lieten geen
tijd verloren gaan en zetten onzen tocht
voort.
Nog voordat .we de eerste huizen van
het stadje Tilberry bereikten, beleefden
we een herhaling van het gebeurde. Jim
die nog steeds den wagen bestuurde, was
de eerste, die het achter ons naderende
motorrijwiel opmerkte. Ditmaal had hij
niet overdreven snel gereden tenmin
ste, niet voordat hij den motoragent zag
aankomen. De snelheidsmeter klom nu
echter langzaam omhoog. Ik keek om
de agent was nog geen twee straten ach
ter ons.
Gelukkig passeerden we een kruispunt
even voordat het lichtsein op rood sprong.
Het dwarsverkeer was hier zoo druk, dat
de agent zeker geen voorrang zou kun
nen nemen.
„Wat moet ik doen?" vroeg Jim wan
hopig.
„Sla den weg in, die je het beste lijkt,"
raadde de koelbloedige Betsy hem aan.
Jim volgde dit advies op en tot onze
groote vreugde, zagen we den agent niet
meer. Hij was blijkbaar ons spoor bijster.
Het „Katholiek Comité van Actie
Voor God" schrijft ons
Het kenteeken van alien, die het
tot de volkom»»- liefde Gods ge-
bracht hebben, is een buitenge
woon en onverstoorbare blijgees
tigheid, e$n zóó verrassende,
duurzame, ongedwongen en kin
derlijke vroolijkheid, dat de kin
deren dezer wereld, die vol voor-
oordeelen in een gezelschap van
zulke z;elen raken, zelfs ergernis
gevoelen.Wie hen ooit gade
sloeg, erkent ook aan hun uiter
lijk, dat hunne gedragingen niet
afhanger van de uen omringende
wzreld, maar dat ze voortspruiten
uit de diepte van hun gemoed. En
hun ziel wordt niet licht meer
door stormen beroerd, daar zij
hun levei» gegrondvest hebben op
een bodem, waartegen de elemen
ten niets vermogen, op God. Van
God hebben zij niets te ducLt-n
met zich zeiven zijn zij in het
reine„waarom zouden zij dan
niet vroclijk wezen 1"
H. Thomas.
„Het geluk schijnt ons vandaag gunstig
gezind," lachte Jim.
We stopten bij een groot café-restau
rant.
„Ik vind, dat we moesten gaan eten,"
stelde Jim voor. „Ik heb trek gekregen na
die wilde jacht."
Toen de rekening werd gepresenteerd,
zocht hij zijn zakken na.
„Weet jij ook, waar ik gisteravond mijn
portefeuille heb gelaten?" vroeg hij mij.
„Moet ik dat weten," stelde ik als we
dervraag, terwijl ik reeds half en half be
gon te vermoeden, dat de maaltijd ditmaal
voor myn rekening zou zijn.
„Natuurlijk thuis in je andere pak
je vergeet, altijd je spullen over te ste
ken", merkte zijn vrouw sarcastisch op.
„Nee onder mijn kussen in het pen
sion!" Er bleek hem eensklaps een licht
op te gaan. „We moeten onmiddellijk te
rug."
„Moeten we weer langs al die verkeers
agenten?" mopperde Helène.
„Geen haar op m'n hoofd, die daar aan
denkt," stelde Jim haar gerust. „We ma
ken een omweg."
Het was een heele afstand, die nog lan
ger werd door de pijnigdende vrees,
waardoor we werden beziggehouden. Zou
onze hospita bij het opmaken van het bed
de portefeuille hebben gevonden? En als
ze haar vond, zou ze dan eerlijk genoeg
zijn om Jim's vacatiegeld onaangeroerd
te laten.
Toen we het huis bereikten, kwam ze
ons glimlachend tegemoet. Jim viel on
middellijk met de deur in huis: „Ik heb
een portefeuille met geld onder mijn kus
sen laten liggen. Ik zou al eerder zijn te
ruggekeerd, al3 we niet zooveel last had
den gehad van de motoragenten hier."
„Last?" vroeg ze verbaasd.
„Ik heb ons leven moeten wagen, door
dat zoo'n kerel tot Dowville achter ons
aan heeft gezeten en een ander nam die
taak tot in de volgende stad van hem over.
Zoodra ik mijn geld miste, zijn we maar
langs een omweg teruggereden. Ik wil u
wel vertellen, dat...."
Met een minzaam handgebaar bracht
den verontwaardigden Jim tot zwij
gen.
„Dan is hier sprake van een onaange
naam misverstand," viel ze hem in de re
de. „U moet weten, dat alle autoriteiten
hier in den omtrek samenwerken om het
de vacantiegangers zoo aangenaam mo
gelijk te maken. Toen ik merkte, dat u
uw portefeuille hadt vergeten, belde ik
het bureau van politie in Dowville op,
omschreef uw wagen en verzocht u te
waarschuwen. Ze konden u echter niet
te pakken krijgen. Daarna belde ik Tilber
ry op het zelfde resultaat. We doen ons
best om de gasten in ieder opzicht van
dienst te zijn, maar soms ondervinden we
niet die waardeering, die we verwach
ten."
En met opgericht hoofd, draaide ze ons
in al haar gekrenkte waardigheid, den
rug toe.
De dokter heeft
spreekuur vt.n 4 tot 6.
Nou goed, a>.i. bie-
ken we bij hwin in
om 5 ucr. tenmin
ste... In den morgen,
v(Mucha)