De Pastoor gevangen genomen door Izaak Knol De achtervolging DE BLIJDSCHAP DER KINDEREN GODS. VRIJDAG 25 FEBRUARI 1938 UE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 HISTORIE VAN DE PAROHIE NOOTDÖRP Was de drost dronken, toen hij de arrestatie verrichtte? A. N. DUYNISVELD pr. Eenige jaren lang is de Statie Nootdorp zonder herder gebleven, totdat zij een nieuwen kreeg in den persoon van Nicolaas van Outshooren in 1665. Pastoor Van OutS- hooren was geboortig uit Berkel. 1) Als pastoor heeft hij gewoond aan den Veen- weg 2) onder Nieuwveen, zooals blijkt uit de verklaringen door eenige Nootdorpers afgelegd op het gemeentehuis, naar aan leiding van den gevangenname van den pastoor. 3) DE PASTOOR GEVANGEN GENOMEN. Het gebeurde namelijk op den tweeden Pinksterdag van het jaar 1679, dat de pas toor door den landdrost Isaak Knol werd weggevoerd naar Delft. Toen eenige Noot dorpers te hoop liepen, om den drost te beletten hun pastoor gevangen te nemen en weg te voeren, ontstond er een scher mutseling, waarbij een zekere Comelis Arentsz. van Veen door de dienaars van den drost werd gedood. Dit gaf aanleiding tot een uitgebreid gerechtelijk onderzoek, vooral omdat de drost werd beschuldigd dronken te zijn geweest. Verklaring van den drost, Izaak Knol. De drost zelf gaf van het te Nootdorp voorgevallene de navolgende verklaring bij notarieele acte opgemaakt: Huijden den 30 Mei 1679 compareerden voor mij Abraham van den Velden, open baar notaris bij den hove van Holland ge- admitteert residerende binnen der stad Delft, ter presentie van de naar beschr. ^etuijgen Dirk Andriesse Jong out omtrent S2 Jaaren, Jacob Meulenaar out drieen twintig Jaar en ende Hendrik Andriesse de Jong out omtrent dertig Jaaren, dewelcke ten versoucke van Isaac Cnol drossaert van Delfland tot maas en rijn, attesteerden ge- tuijgden ende verclaarden waaragtig te wesen dat sij attestanten als dienaers vanden gemelten requïrant en op sijne ordere van 22 deser lopenden maand Mey, iijnde den tweden pinxterdag des morgens ten 1/2 ses uiren, beneffens Jan Janze Ha gelsteen haren mededienaar gecomen sijn ten huijse van den requirant, en vanden selven ordere hebben ontfangen, omme in alle stilligheyt ende modestie te trekken naar nieuveen op 't ambagtshuys aldaar, i dat op de ordinaire wegt door Nootdorp maar buijten henen, om daaidoor alle sus- picien voor te comen: dat sij attestanten eisoo heenengegaan sijn ende op 't voorze. ambagtshuijs den gemelten drossaart heb ben ingewagt en ondertusschen een stick ontbeten en een kan biei gedronken, dat daar, waar de clok tusschen tien en half elven, den voorn, drossaart bij haar at testanten gecomen is, die haar attestanten afvraagde of syluijden veel volken in 't huijs van den priester op Nieuveen hadden sien ingaan, daarop sij antwoorden jae, ende dat omtrent elf uïren de vergadering wederom scheijden ende de paapse kerk uijtging, ende dat onder de persoonen die uijt de paapse kerk quamen ook was een deurwaarder genaamt Craan, die tegen den requirant seyde de vergadering was om trent twee hondert, de baan is claar, ge moet ten eersten heengaan en de paap me packen, je suit de kandelaaren met bloe metjes versiert op 't autaar vinden staan dat daarop den requirant met den voorn, deurwaarder en sy drie attestanten be neffens haaren voorscr. confrater Jan Janse staande voets wat hebben gegeten ende eens toegedronken sonder dat van 's mor gens af, dat sij attestanten op 't voorze ambagtshuijs gecomen sijn tot 's middags ten 12 uïren, dat sij gesamentlijk vandaar scheyden met hun sessen, niet meerder hebben gedronken als twee pintges wijn en omtrent drie vaanen bier sonder dat eenige brandewijn of eenigen starcken drank ge tapt ofte bij hen gedronken is. Verclaar den voorts sij attestanten, dat sij alsdoen op ordere van den requirant zijn ges< reert, en dat de attestant Hendrick An driesse de Jong met den pols na de veen wegt is toegesprongen en sig geposteert heeft, nevens 't huijs vanden voorz. pries ter om hem 't eschappeeren te beletten ende dat hij attestant gesien heeft, dat Cornells hier naar meer genoemt met nog een ander boer vanagter in 't huijs vanden priester tragte te comen maar hem at testant siende, dat deselve weder terug keerde voorts dat den requirant met den deurwaarder gevolgd van de drie andere dienaars ondertussen sijn gegaen voor aan 't huijs van den selven priester ende dat den req:t aldaar heeft aangeclopt en de deur geopent sijnde door een clopge, vraagde hij requirant na de priester, daar op den drossaart in huys trad en een oogen- blik daarnaar wederom aande deur comen- de, riep hij requirant haar attestanten die daar op binnen quamen ende den requi rant volgde voor de camerdeur, die ge- slooten was, en door den requirant opge- drayt wiert, ende sagen sy attestanten inden selve earner den priester die den re quirant aangreep seggende so monsr: sijn uit de schoene die gij souct, com allon gaat ®e, daarop den attestant Hendrik de Jongh haastig quam binnen loopen seggende tegen den req. mijnheer ge moet voort, daar vergadert een hoop volk op de wegt £oo met stocken als polsen, ende se senden geduirig eenige of om nog meerder samen te rotten, daarop sij gesamentlijk met den priester op de wegt quaamen ende wierden gtrancontreert van omtrent twaalf k der tien boeren tegen welken sig den priester beclaagde en seyde dat hij als een dief en schelm wierde weggehaalt, door welke woorden de voorz. boeren seer wierden ge- animeert ende tragten den voorze priester feytelijk te ontzetten, en stiet een boer den requirant op de borst, sonder dat sij claarlijk hebben gesien of 't selve met een mes of anders geschiede en seyde de voorze. boeren jegens de priester gaat gij na huijs, gij suit geen voet verder gaan, en tegen den requirant gij hebt geen magt nog authoriteyt, daarop den requirant antwoor- de gaat mit my mede ik sal u mijn autho riteyt toonen ter plaatze daar ik den pries ter brengen sal hem saj geen onregt ge schieden, alwat ik doe dat geschiet uyt ïaam van de hoge overigheyt, daarop uyt de boeren genaamt Cornells seyde (soo hij attestant Dirk Andriessen ver- el aerde) wij hebben den duyvel en den kruy van de hoge overigheyt nu sal den priester niet een voet verder gaan en ver- el aerd en sij attestanten allen Comelis 't roer te vatten, dat Jan Janze Hagelsteen droug, waarop den requirant sulx siende sijn rapier trock, en seyde tegen den at testanten als 't soe sal gaan maaK je vaar dig en past op u geweer, soorts sagen sy attestanten nog eenige boeren op haar aan- comen ende den voorn, boer Comelis pro beerde om 't roer van Jan Hagelsteen mag- tig te worden, en seyde denselve Jan Hagel steen blyft van my af, of ik schietje onder de voet, en alsoo den selven Comelis niet aflite maar hem gedurig vergde en noot- saacte sig te weeren, hoorden sy attestanten een schooi gaan en sagen den selven Cor nells daarop onder voet leggen, waardoor de boeren confuijs en verbaast wierden, en sij attestanten uijt het perieul, dat haar anders naar alle apparentie dreygde van den hals gebroocken te werden, geraacte en verlost wierde ende sjjn sy attestanten met den requirant die den priester voor- dreeff, haren wegt vervolgt ende quamen op 't Haantje over Brasserskade, alwaar sij den voorn, priester eenige tijt in arrest hielden ter tijt toe den requirant oordeelde denselven aldaar niet secuir te kunnen be waren, ende bragten daarom denselven bin nen deser stad inde herberge vande Co- ninck van Engeland gevende voor redenen van wetenschap, dat sij attestanten alle 'i selve hebben gezien gehoort ende ge- daen respective. Alle 't welcke sy attestan ten verclaerden waaragtig te wesen, pre senterende 't selve desnoots ende versogt sijnde nader met eden te bevestigen. Con senterende hiervan acte in forma, aldus gedaen en verleden binnen der stad Delff in presentie van Willem van der Horst en Jan Hey als getuigen hiertoe versagt. Dirk Andriessen de Jong, Hendrik Jansz. de Jong, Abraham van den Velden (notaris) Jacob Meulenaar. J. G. Hey. Wm. v. d. Horst. 1) Missio Foederati Belgii, pag. 9. 2) Tirion in zijn „Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden'' (dl. VI, bl. 553), door prof. P. Geyl in zijn „Geschie denis van de Nederlandsche Stam" (dl III, blz. 387) terecht een „monument van nauwkeurigheid" genoemd, heeft zich toch blijkbaar vergist, als hij schrijft dat aan „den agterweg een voornaame roomsche kerk" stond. Duidelijk blijkt uit de geschie denis van pastoor Van Outshooren, dat de kerk stond aan den Veenweg, zooals zij r.u nog staat. 3) Haarl. Bijdragen, dl. LUI, bL 305— 328. 4) Rijksarchief te 's-Gravenhage: Cri mineel van 't Hof van Holland, No. 5319, procesnummer 21. Notarieel van Delft No. 8182. Acte No. 220. GEMEENTERAAD VAN LEIDSCHENDAM Onder voorziterschap van Burgemeester Keijzer-kwam de Raad der gemeente Leidschendam gisterenavond in openbare vergadering bijeen. Afwezig wegens ziekte Wethouder Van Wijk en de heer K. Vink, wiens de voorzitter ook namens den Raad een spoedig volledig herstel toewenscht. Achterstelling bizonder onderwijs. Aan de orde komt het voorstel tot vast stelling van de vergoeding per leerling be doeld in art. 101 der L.O.-wet 1920 voor het jaar 1938. De heer Willemse zegt, dat de R.K. frac tie op haar standpunt blijft staan en dat geen aanval mag gedaan worden op de ge lijkstelling van bijzonder en openbaar on derwijs. Om de schoolbesturen geen stagna tie te bezorgen, zal echter de Katholieke fractie thans voor het voorstel stemmen, doch zij doet dit onder protest, omdat zij het blijft beschouwen als een achteruitstel ling bij het Openbaar onderwijs en omdat zij niet accoord kan gaan met het voorstel, zooals dit in de vorige vergadering door den Raad is aangenomen. Nadat de voorzitter deze zaak heeft toe gelicht, wordt het voorstel z. h. s. aange nomen. Het voorstel tot het verleenen van een voorschot op de vergoeding bedoeld in art. 101 der L.O.-wet 1920 voor het jaar 1938, alsmede het voorstel.tot verleening van een aanvullend subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur der voormalige Gemeente Veur, worden z. h.s. aangenomen. De rekening 1937 van het Burgerlijk Arm bestuur der voormalige gemeente Veur wordt met algemeene stemmen goedge keurd. Geen manier van doen. Voorstel tot vaststelling eener verorde ning op de heffing en invordering van keur-' loonen. De heer Ten Hoopen merkt op, dat het hier in hoofdzaak gaat om den heer Huisman. Hij zet zijn standpunt uiteen en merkt op, dat de heer H. nu met den strop zit en vraagt, of hieraan niets is te doen. De voorzitter zegt,, dat het hier 'alleen gaat om de verordening en er straks de gelegenheid is bij het verzoek van den heer H. hierop terug te komen. De heer Willemse vraagt, wat er zal ge daan worden, als Ged. Staten wederom een zelfde afwijzende beslissing op dit voorstel geven. Is daar geen beroep op. Kunnen Ged. Staten zoo maar zonder meer een voorstel naast zich neerleggen? Hij meent, dat er meer aan te doen is, want z.i. is dit een ingrijpen in de autonomie der ge meente, welke alle perken te buiten gaat; het is geen manier van doen. Z.i. behoort deze zaak tot de competentie van B. en W. Hij kan niet nalaten ernstig te protesteeren tegen een dergelijke handelwijze. De voorzitter antwoordt, dat deze kwes tie een heele lijdensgeschiedenis is ge weest, doch dat B. en W. niet de minste medewerking hebben gekregen van den betrokken hoofdambtenaar, doch dat door B. en W. alles is gedaan. Hij geeft de ver zekering, dat thans de verordening zal worden goedgekeurd. Over deze kwestie wordt nog lang en breed gesproken, waarbij de heer Willemse nog opmerkt, dat hij het heelemaal .ver schrikkelijk vindt, dat 'n ambtenaar in een dergelijke zaak kan regeeren en vraagt, als het voorstel nu wordt aangenomen, wat wordt dan gedaan aan de geleden strop. De voorzitter zegt, dat Ged. Staten wel zullen zien. Alles is door B. en W. gedaan en hun treft in deze niet de minste blaam Het voorstel wordt dan z. h. s. aangeno men. Een nieuw wapen voor do gemeente Leidschendam. Bij het voorstel tot vaststelling van een wapen voor de gemeente Leidschendam dankt de heer Willemse den ontwer per, den heer Scherpenhuizen, voor de sa men stelling van het wapen; hij vindt het een prachtig stuk werk. Het voorstel wordt z. h. s. goedgekeurd. De wijziging van de begrooting der v< malige gemeente Veur en het voorstel tot verzekering van de gemeentegelden tegen fraude, enz. worden z. h. s. aangenomen, Ter tafel komt het voorstel tot wijziging en opnieuw vaststelling van de gemeen schappelijke regeling ten aanzien van de exploitatie van een drinkwaterleiding en tot benoeming van gewone leden en hun plaatsvervangers in het algemeen bestuur van de drinkwaterleiding „De Vlietstreek". De gemeenschappelijke regeling wordt dan z. h. s. goedgekeurd, terwijl met alge- meeen stemmen in het algemeen bestuur tot leden worden benoemd de heeren K. Vink en Wethouder Schrader van de voormalige gemeente Veur en als plaatsvervangers wethouder Van den Bosch en wethouder de Koning. Het voorstel tot het aangaan van een overeenkomst met het destructiebedrijf „De Gekro" te Overschie, alsmede het voorstel tot verdeeling van de werkzaamheden van de ambtenaren van den Burgerlijken Stand, worden z. h. s. aangenomen. By het voorstel inzake een adres van de afdeeling Leidschendam van het Roode Kruis over het gebruik van een lokaal der gemeente, zegt de voorzitter, dat B. en W. in opdracht van den Raad het lokaal heb ben aangeboden voor 1.50 per avond, doch hierop is het verzoek van de afdeeling gekomen om „gratis" beschikbaarstelling. De heer Willemse vindt dit aanbod juist en wil het aan B. en W. overlaten deze zaak af te werken, waarna het voorstel z. h. st. wordt goedgekeurd. Een verzoek is ingekomen van den heer Huisman om restitutie van kalverengeld. De heer Willemse vraagt, of aan Huisman schriftelijk is kennisgegeven van het raads besluit, waarop de voorziter ontkennend antwoordt. De heer Ten Hoopen vraagt, of van het geld niets terecht komt en H. niets terug krijgt, daar Huisman verklaart, dat hem be loofd is, dat hij geld zou terugkrijgen. De voorzitter antwoordt, dat hieraan ab soluut niets te doen is en Huisman geen recht heeft en hem ook nimemr iets is be loofd of toegezegd. Steeds is hem bij even- tueele besprekingen uitdrukkelijk gezegd behoudens goedkeuring van hoogerhand. Wethouder van den Bosch licht deze kwestie nog nader toe. Tot leden van het hoofdstembureau wor den alsnog benoemd de heeren J. van Wijk en J. C. v. d. Bosch en als plaatsvervangend lid mevr. Visser. De heer Ten Hoopen vraagt, hoe het staat met de werkverschaffing, waarop de voor zitter zegt, dat juist bericht van den Mi nister is binnengekomen, dat het werk moet worden gegund aan den laagsten in schrijver, in dit geval aan den heer Ver- jaal te Drieschor. Er wordt aangedrongen op spoed, wat de voorzitter gaarne toezegt De heer Binnendijk vraagt inlichtingen over de uit te voeren werkzaamheden aan den Oostvlietweg, waarop de voorzitter echter geen definitief antwoord geven kan. Hierna sluiting. door J. LAWSTON Het was ons gelukt tijdens onze vacan- tiedagen onderdak te vinden in een pen sion, dat wijd en zijd bekend stond ora zjjn ongëvenaarde „service". Toen Jim en ik den derden morgen van ons verblijf op de veranda de komst van onze echtgenooten zaten af te wachten, merkte onze voorbeeldige hospita op: „U mag wel oppassen voor de verkeers agenten!" „Hoe bedoelt u dat?" vroeg Jim kortaf. „Nou," legde ze uit, „u kunt hier tegen woordig niet zoo hard meer rijden, als u zelf wilt. Tijdens de zomermaanden is er, verband met het drukke verkeer, een maximumsnelheid ingevoerd. Overtre ders hebben direct de motorpolitie achter zich aan." „Ik wil niet opscheppen," vertelde Jim haar, „maar ik rij£ nou al jaren en ben nog nooit aangehouden. Als ervaren chauffeur overkomt je zooiets niet licht." „Eens moet het de eerste keer zijn,*' waarschuwde ze hem. Op dit moment verschenen Helène en Betsy. Het was niet druk langs den weg en de bestrating verkeerde in uitstekenden staat. Ik zat voor, naast Jim en meende, dat hij niet zoo hard reed als gewoonlijk. Een blik op den snelheidmeter bewees, dat mijn vermoeden juist was. Zeg, Jim," begon ik vriendelijk, „je trekt je toch zeker niets aan van wat on ze hospita zei? Ze heeft het natuurlek gedaan om ons zooveel mogelijk van dienst te zijn en moeilijkheden te bespa ren. Maar het zal wel wat overdreven zijn." Jim bleek zich eenigszins opgelucht te voelen, want de wagen bereikte langza merhand een snelheid, die me meer aan stond. En eenmaal buiten de bebouwde kom liet hij den motor nog harder draaien en stevenden we af op de eerstvolgende plaats Dowville. Eensklaps stelde ik vast, dat hij aandachtig in het zijspiegeltje keek hij scheen iets te hebben opgemerkt. „Is er wat aan de hand?" vroeg ik nieuwsgierig. ,Die mevrouw heeft toch gelijk gehad. De motorpolitie zit achter ons aan." „Als hij maar niet schiet!" Ik kroop zooveel mogelijk in elkaar en zag het vi sioen van mijn levenlooze lichaam, dat was gevallen onder de moorddadige ko gels uit een meedoogenlooze politierevol- ver. Betsy, die achterin zat, toonde meer moed: „Vooruit, Jim, harder! Als je je best doet, dan kun je hem voorblijven!" „Het zou misschien beter zijn als we stopten en rustig een bekeuring in ont vangst namen," antwoordde Jim. „Niets daarvan! Dat is zonde!" bemoei de zich thans Helène met het geval. „Geef zooveel mogelijk gas!" Jim haalde uit den motor wat er uit te halen viel, maar het was duidelijk, dat de politieman terrein won. In stilte zegende ik den man, die het idee had geopperd om sommige scherpe bochten van den weg af te snijden en minder gevaarlijk te ma ken. Nu naderden we er echter een, die nog niet was verdwenen. Voor de tweede maal sinds we waren vertrokken, zat ik in doodsangst. Zou Jim die bocht zonder ongelukken kunnen nemen? Het was thans te laat om te stoppen. Twee wielen verhieven zich van het veisel en draaden als waanzinnigen in de lucht. De twee andere wielen als een soort prikslee over de steenen. Betsy schreeuwde, dat we moesten remmen; Helene gilde. Deze scherpe bocht in den weg bracht iets tot stand, dat een paar minuten tevo ren onmogelijk scheen. We waren den mo toragent totaal vergeten. Jim stelde alles in het werk om den wagen weer op zijn vier wielen terug te krijgen. Zoodra hij dit had klaargespeeld, zag in z;jn blik weer naar het spiegeltje dwalen. „Er is niets-aan te doen," zei hij met kalmere stem, dan ik had verwacht. „We zijn er bij." Op dit moment passeerden we een bord: „Dowville 30 K.M.". Eenklaps kreeg Betsy een idee. „Rijd de hoofdstraat in." Jim gehoorzaamde zonder verder te vragen. Voor een grooten winkel in deze straat stonden eenige auto's geparkeerd. Jim wrong zijn wagen er tusschen en sleepte ons halsoverkop de zaak binnen. We zagen den agent voorbijrijden. Een paar meters verder stopte hij om de auto's te bekijken. Klaarblijkelijk had hij niet dicht genoeg op ons gezeten om het nummer te kunnen aflezen. Een paar mi nuten later zagen we den agent onver- richterzake vertrekken in de richting, vanwaar hij was gekomen. We lieten geen tijd verloren gaan en zetten onzen tocht voort. Nog voordat .we de eerste huizen van het stadje Tilberry bereikten, beleefden we een herhaling van het gebeurde. Jim die nog steeds den wagen bestuurde, was de eerste, die het achter ons naderende motorrijwiel opmerkte. Ditmaal had hij niet overdreven snel gereden tenmin ste, niet voordat hij den motoragent zag aankomen. De snelheidsmeter klom nu echter langzaam omhoog. Ik keek om de agent was nog geen twee straten ach ter ons. Gelukkig passeerden we een kruispunt even voordat het lichtsein op rood sprong. Het dwarsverkeer was hier zoo druk, dat de agent zeker geen voorrang zou kun nen nemen. „Wat moet ik doen?" vroeg Jim wan hopig. „Sla den weg in, die je het beste lijkt," raadde de koelbloedige Betsy hem aan. Jim volgde dit advies op en tot onze groote vreugde, zagen we den agent niet meer. Hij was blijkbaar ons spoor bijster. Het „Katholiek Comité van Actie Voor God" schrijft ons Het kenteeken van alien, die het tot de volkom»»- liefde Gods ge- bracht hebben, is een buitenge woon en onverstoorbare blijgees tigheid, e$n zóó verrassende, duurzame, ongedwongen en kin derlijke vroolijkheid, dat de kin deren dezer wereld, die vol voor- oordeelen in een gezelschap van zulke z;elen raken, zelfs ergernis gevoelen.Wie hen ooit gade sloeg, erkent ook aan hun uiter lijk, dat hunne gedragingen niet afhanger van de uen omringende wzreld, maar dat ze voortspruiten uit de diepte van hun gemoed. En hun ziel wordt niet licht meer door stormen beroerd, daar zij hun levei» gegrondvest hebben op een bodem, waartegen de elemen ten niets vermogen, op God. Van God hebben zij niets te ducLt-n met zich zeiven zijn zij in het reine„waarom zouden zij dan niet vroclijk wezen 1" H. Thomas. „Het geluk schijnt ons vandaag gunstig gezind," lachte Jim. We stopten bij een groot café-restau rant. „Ik vind, dat we moesten gaan eten," stelde Jim voor. „Ik heb trek gekregen na die wilde jacht." Toen de rekening werd gepresenteerd, zocht hij zijn zakken na. „Weet jij ook, waar ik gisteravond mijn portefeuille heb gelaten?" vroeg hij mij. „Moet ik dat weten," stelde ik als we dervraag, terwijl ik reeds half en half be gon te vermoeden, dat de maaltijd ditmaal voor myn rekening zou zijn. „Natuurlijk thuis in je andere pak je vergeet, altijd je spullen over te ste ken", merkte zijn vrouw sarcastisch op. „Nee onder mijn kussen in het pen sion!" Er bleek hem eensklaps een licht op te gaan. „We moeten onmiddellijk te rug." „Moeten we weer langs al die verkeers agenten?" mopperde Helène. „Geen haar op m'n hoofd, die daar aan denkt," stelde Jim haar gerust. „We ma ken een omweg." Het was een heele afstand, die nog lan ger werd door de pijnigdende vrees, waardoor we werden beziggehouden. Zou onze hospita bij het opmaken van het bed de portefeuille hebben gevonden? En als ze haar vond, zou ze dan eerlijk genoeg zijn om Jim's vacatiegeld onaangeroerd te laten. Toen we het huis bereikten, kwam ze ons glimlachend tegemoet. Jim viel on middellijk met de deur in huis: „Ik heb een portefeuille met geld onder mijn kus sen laten liggen. Ik zou al eerder zijn te ruggekeerd, al3 we niet zooveel last had den gehad van de motoragenten hier." „Last?" vroeg ze verbaasd. „Ik heb ons leven moeten wagen, door dat zoo'n kerel tot Dowville achter ons aan heeft gezeten en een ander nam die taak tot in de volgende stad van hem over. Zoodra ik mijn geld miste, zijn we maar langs een omweg teruggereden. Ik wil u wel vertellen, dat...." Met een minzaam handgebaar bracht den verontwaardigden Jim tot zwij gen. „Dan is hier sprake van een onaange naam misverstand," viel ze hem in de re de. „U moet weten, dat alle autoriteiten hier in den omtrek samenwerken om het de vacantiegangers zoo aangenaam mo gelijk te maken. Toen ik merkte, dat u uw portefeuille hadt vergeten, belde ik het bureau van politie in Dowville op, omschreef uw wagen en verzocht u te waarschuwen. Ze konden u echter niet te pakken krijgen. Daarna belde ik Tilber ry op het zelfde resultaat. We doen ons best om de gasten in ieder opzicht van dienst te zijn, maar soms ondervinden we niet die waardeering, die we verwach ten." En met opgericht hoofd, draaide ze ons in al haar gekrenkte waardigheid, den rug toe. De dokter heeft spreekuur vt.n 4 tot 6. Nou goed, a>.i. bie- ken we bij hwin in om 5 ucr. tenmin ste... In den morgen, v(Mucha)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 7