De begroofingsdebatten in den Leidschen Raad Het college van B. en W. aan het woord ABDIJSIROOP VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 13 EEN AANVANG GEMAAKT MET DE REPLIEKEN De particulieren zorgen trouwens zelf wel voor een woningbouw naar behoefte. De heer v. d. Kwaak heeft geklaagd over het gebruik van woonhuizen voor winkelhui zen. Het gemeentebestuur kan hieraan niets doen. In den Haag heeft men een derge lijke verordening wel gemaakt, maar niet gehandhaafd. De heer v. Weizen wil de lichtzuil van de „Eendracht" door de ge meente doen overnemen. Dat kan niet; de stichters van deze lichtzuil wisten van te voren, dat de gemeente deze zuil niet zou overnemen. Bovendien kan het college in die zuil geen monument zien. Inzake het overleg plegen inzake de itraatmakereloonen zegt spr., dat het niet aangaat, dat de gemeente als zelfstandig or gaan met de vakorganisaties moet gaan praten om den straatmakers het loon te geven, dat zij graag willen hebben. De ge meente neemt de meest gunstige bepalin gen in haar bestekken op. Over het gebeur de bij de dienstcommissie van Gemeente werken. zegt spr., dat de oorzaak van de animositeit gelegen is in de rivaliteit tus- schen de twee straatmakersorganisaties. De directeur heeft zich niet partij willen stel len. De heer Sc h üll er (S.D.A.P.) dringt ,aan op een uitvoeriger antwoord. Wethouder Tepe (R.K.): Het college is bereid na een onderhoud met den heer Schüller te onderzoeken of zijn antwoord in de Mem. v. Antwoord al of niet juist is geweest. Wethouder Wilbrink (C.H.) meent, dat de toestand van de boomen in de Mei doorn- en Acaciastraat nog zoo slecht niet is. De 1700 voor het plantsoentje tus- schen Kamerlingh Onneslaan en de Zoe- terw. Singel acht spr. wel verantwoord. Inzake den toestand van de walmuren van het Levendaal zegt spr., dat deze nog wel even kunnen blijven staan. Als het verkeer wat drukker wordt, kan de mede werking van den minister wellicht verkre gen worden. Een verbreeding van Galge water en Princessekade zou te duur zijn. Van een verbreeding van de Boommarkt verwacht spr. geen ontlasting van het ver keer on de Breestraat. De heer Wilmer heeft gewezen op het verschil in cijfers van openbare werken. Wanneer men de plannen, welke er nu zijn, in cijfers had uitgedrukt, dan zou het cij fer dit jaar weinig minder zijn dan in 1935'. Ziet men naar de menschen, die aan het woord zijn geweest, dan komt men tot de volgende getallen: in 1935: 162 man; in 1936: 127 man; in 1937 151 man plus 49 man aan de Stad huisbouw. De reclames aan de lantarenpa len zijn niet fraai, maar de gemeentekas is er mee gebaat; het brengt 750 op. Spr. brengt tenslotte hulde aan den ijver van de gemeenteambtenaren, naar aanlei ding van een gemaakte opmerking van den heer Würtz. DE WETHOUDER VAN SOCIALE ZAKEN. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) zegt, dat de werkloozenzorg de grootste offers eischt tengevolge van den omv&ng der werkloosheid. De ellende is zeer groot en als het college de beschikking had over meer geldmiddelen, zou het ongetwijfeld meer willen doen. E~ is dit jaar van meer waardeering blijk gegeven voor het so ciaal beleid dan in vorige jaren. De heer Beekenkamp had eenige critiek op M. H.. dat de ondersteunden zou dwingen gedeel telijke inkomsten prijs te geven. In sommi ge gevallen is dat noodzakelijk als controle maatregel. Er is nog een oud geluid ge hoord, n.l. dat er beroepswerkloozen zijn. Van werkschuwheid in eenige ernstige mate is geen sprake; er is eenvoudig geen werk te vinden. Zoodra er tot een werk In werkverschaffing wordt besloten, melden zich direct tientallen werkloozen aan. Er wordt een strenge controle uitgeoefend, dat er niet ongemotiveerd steun getrokken wordt. Inzake het systeem van werken voor de steun zegt spr., dat daarin twee ge dachten zitten; een sympathieke en een onsympathieke. Het sympathieke is, dat werken en loon ontvangen altijd beter is dan stempelen. De onsympathieke zijde is, dat men er toe komt allerlei mindex*waar- dig werk te laten verrichten door arbei ders, die daarvoor niet zijn opgeleid. De heer Beekenkamp heeft gewezen op den schoeiseldienst, maar de heer Beekenkamp heeft daar zelf tegengestemd. Het meest aanvaardbare stelsel acht spr. het Haag- sche stelsel, doch de regeering was daar tegen. Volgens dat stelsel kon men net zoo lang werken totdat men z'n steun plus een toeslag verdiend had en verder kiezen tus schen stempelen of werken. Werkverschaf fing is door sommigen verworpen, door an deren verheerlijkt. Er zijn inderdaad groote bezwaren tegen aan te voeren (de arbeiders 2Ün er niet voor geschikt, het verplaatst de werkloosheid enz.), doch het voordeel ^an is, dat er gewerkt wordt tegen een l°on, dat uit gaat boven het steunbedrag blyft echter de voorkeur geven aan de werkverruiming en met alle mogelijke édelen moeten wij daarnaar streven. Uit de betrekkelijke kleine cijfers, welke de heer Wilbrink genoemd heeft, blijkt wel voor hoe weinig waarde het uitvoeren van openbare werken is voor de groote massa der werkloozen. Voor een belangrijke werk verruiming schieten de gemeentelijke geld middelen te kort; daarvoor hebben wij de medewerking van het Rijk noodig. In dit opzicht heeft spr. veel hoop op het werk bij den spooroverweg, dat zoo spoedig mo gelijk zal worden aangevat. De mogelijk heden van de gemeente bij het lenigen der ellende zijn gering, want zij zit aan de regeering vast. De heer Goslinga (A.R.): Maatsdhap- pel. Hulpbetoon ook? Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.): Ja, o.a. bij de spaarregeling. Het kwartje mag niet door M. H. betaald worden! Voor kleeding en dekking kunnen wij ook niets doen. Over deze extra-steun hebben wij niets te zeggen. De spaarregeling heeft aan ernstige cri tiek blootgestaan. De meerderheid van het college heeft deze regeling aanvaardbaar geacht, doch de minderheid is ervan over tuigd, dat hiermede slechts een gedeelte der werkloozen geholpen kan worden. De gesteunden bij M. H. vallen er geheel en al buiten en die hebben het juist het hard ste noodig. Als de minister met deze rege ling 4 jaar eerder was gekomen, zou het succes grooter zijn geweest. Spr. is den heer Wilmer dankbaar voor diens waardeering voor hetgeen tot stand is gekomen voor het jeugdwerk. Het belang van -de centrale werkplaats wordt door de werkgevers wel ingezien; laten de jeugdi ge werkloozen daar toch meer gebruik van maken. Er zijn op het oogenblik 1400 jon gens tot 24 jaar werkloos. Daarvan nemen er 321 deel aan vakcursussen en in de cen trale werkplaats; een niet bepaald gunstig aantal. Aangaande de beschuldiging, dat de rech terzijde de sociale plannen van spr. zou te genwerken somt spr. de door hem geno men sociale maatregelen op, waaruit blijkt, dat er over bijna alle maatregelen volstrek te eenstemmigheid heeft geheerscht. De be doeling van den heer Snel is geweest, dat er van de zijde van de raadsmeerderheid eenig verzet is geweest bij het voorstel in zake de groentenveretrekking, waardoor men dacht dat de middenstand geschaad zou worden. Het voorstel werd teruggenomen en de heeren bleven s^an op den eisch van directe inschakeling van den middenstand. Door die tegenstand is spr. beu geworden en heeft hij zijn plannen opgegeven. Het zelfde geluid werd gehoord bij het voorstel van den schoeiseldienst, omdat men dacht, dat de schoenmakers en de leerhandel er door benadeeld zouden worden en dat gaf den heer Snel aanleiding tot zijn opmer king. Inzake het denkbeeld om de regee ring te vex*zoeken de duurtetoeslag te ver- hoogen, zegt spr., dat dit geen kans van slagen heeft. De beslissing omtrent verhoo ging der uurloonen in de werkverschaffing is feitelijk reeds gevallen: de meerderheid van het college ontraadt dit voorstel. Voor de mogelijkheid van herscholing bestaat m Leiden eenige kans; B. en W. zullen het krachtig bevorderen. Mevr. Braggaar had eenige critiek op M. H., waarop spr. van antwoord dient. DE BURGEMEESTER. De voorz. begint met een bespreking van het voorstel-v. Eek inzake de optoch ten op Zondag. Spr. zegt, dat het college bij de toepassing van de Zondagswet een zeer gematigde houding aanneemt. Hij ge looft niet, dat een meerderheid van de be volking veel gevoelt voor een vrijheid van optochten op Zondag. De heer v. Eek heeft ook de uitzetting der stadsgrenzen ter sprake gebracht. Dat is indertijd afgestuit op de houding van Ged. Staten; doch het college blijft in dit opzicht diligent. Inzake het denkbeeld van contactcommissies zegt spr., dat dit nog in studie is. Het college heeft zich om inlichtingen gewend tot Nij megen, waar men dergelijke commissies heeft. Het is gebleken, dat dit systeem eigenlijk niet meer is dan een doublure van de Kamer v. Koophandel en dat is spr.'s grootste bezwaar. Overigens staat spr. er niet afwijzend tegenover. Spr. doet de suggestie aan de hand, om er met de heeren v. Eek en Wilmer nog eens over te praten. Inzake de weigering om de Gehoorzaal ter beschikking te stellen van de Commu nisten, zegt spr., dat de heeren, die de Grondwet in gevaar zagen, gerust kunnen zijn. De vrije meeningsuiting is niet in ge vaar, maar het is te gek om een gebouw, dat eigendom is van de overheid ter be schikking te stellen aan degenen, die door de regeering gesignaleerd zijn als revo lutionairen. Inzake de luchtbescherming zegt spr., dat de vereeniging op dit gebied bezig is, om leden te werven, en cursussen te or- ganiseeren. Aan de organisatie van de luchtbescherming wordt gewerkt; deze or ganisatie is ingewikkeld en ondankbaar. Men stuit onophoudelijk op moeilijkheden, waarvoor inlichtingen van de regeering Uw kind zal morgen niet meer hoesten als U het vandaag nog de nieuwe verstèrkte Akker's Abdijsiroop geeft, want daardoor zullen de afmattende hoestbuien tot staan komen en de benauwende slijm loskomen. Akker's Abdijsiroop, thans nog versterkt en nog Seneeskrachtiger gemaakt, door toevoeging van e hoeat-bedwingende stof codeïne, -werkt als een balsem op de borst, keel en longen. Ze bevat een 20-tal kruiden, zooals de Aconiet en de Dro- sera, die ook door de geneeskundigen thans worden beschouwd als de heilzaamste stoffen ter bestrijding van de ademhalings-stoornissen. Elke lepel Abdijsiroop werkt verrassend snel op AKKER's verstèrkte noodig zijn en deze zijn niet gemakkelijk. Bovendien stuiten wij op gebrek aan mid delen. De voorstellen van den heer Man- ders ter bestrijding der werkloosheid heeft het college wel degelijk overwogen, doch het is niet zoo heel gemakkelijk om vol doende maatregelen te treffen voor de werkverruiming, als men tenminste niet te veel geld wil uitgeven. Spr. heeft indertijd het denkbeeld verdedigd om de maximum snelheid af te schaffen. Het college is thans bereid het voorstel-Hessing in praeadvies te nemen. Omtrent het gewraakte gebrek aan eenstemmigheid in het college merkt spr. op, dat er niet minder dan 1750 beslis singen door het college zijn genomen, en dat daarvan slechts 20 besluiten genomen zijn zonder eenstemmigheid. Het voorstel tot verlaging der lichttarieven voor de mid dens tandsbedrij ven zal het college eveneens in praeadvies nemen. De heer Tobé heeft aangedrongen op sterke afschrijving van den Radio-distributïedienst. Dat doen wij. Tenzij de belangstelling voor de radio ver mindert, is het gevaar niet zoo dreigend als de heer Tobé meent. Wij hebben thans de algemeene beschou wingen achter de rug. Verschillende spre kers hebben gesproken over onderwerpen welke met de begrooting in geen direct verband staan. De heer Snel heeft bijv. 44 minuten gesproken over niets andere dan de spaarregeling. Over andere niet zoo bijster belangrijke punten is'naar evenre digheid te lang gesproken. In verband daar mede herinnert spr. eraan, dat de heeren v. Eek en de Reede de pers hebben aange vallen. Spr. is in tegenstelling met den heer de Reede van meening, dat ïiier de raads- verelagen zeer goed verzorgd zijn; dat een enkelen keer de pers niet zoo volledig is als een spreker dat wel wenschen zou is be grijpelijk. De pers zal waarschijnlijk even min als spr. de opvoedkundige waarde van raadsdebatten in 't algemeen betwisten, maar zeer veel hangt er vanaf waarover men praat. En de klacht over de lengte van een spreker dat wel wenschen zou, is be- hun belangrijkheid, is niet zoo misplaatst. Spr. gelooft, dat het publiek niet zoo ge diend is van politiek in den raad, doch lie ver zakelijke discussies hoort. De zakelijk- ste discussies komen trouwens in de com missievergaderingen voor. Ondanks het feit, dat er in den raad nogal eens harde woorden worden gezegd, is de samenwer king in de commissies zeer goed. Er is een dalende belangstelling voor lange raadsvergaderingen, in de commis sies is veel meer te bereiken. In de discussies is een zekere angst voor de gemeentelijke autonomie naar voren ge treden, doch men moet de zaken eens be kijken van den kant der regeering. De minister van binnenlandsche zaken krijgt zoo vele inlichtingen en moet dik wijls wel tot de conclusie komen, dat de oorzaak van de noodlijdendheid eener ge meente niet alleen te wijten is geweest aan de crisis, maar ook aan het financieele beleid van het gemeentebestuur. Wij moe ten niet verlangen, dat de regeering alles op zich neemt, anders kan het wel eens ge beuren, dat de gemeenteraden niet langer lichamen meer zuilen zijn, waannede de regeering kan samen werken. Het is de plicht van de gemeentebesturen zooveel mogelijk op eigen terrein de oplos sing te zoeken van de moeilijkheden. De Gemeenteraad moet met het college geza menlijk beraden wat gebeuren kan. De wethouder van financiën weet hoe moei lijk het is, de handen op de zak te houden. De uitgaven hebben uit zich zelf al de nei ging op te loopen. Zoo is er over het jaar 1937 nog weer ruim 67.600 bij gekomen. Aangaande de vraag naar de oorzaken van het feit, dat Leiden in vergelijking met andere gemeenten niet in evenredigheid van de opleving heeft geprofiteerd, merkt spr. op, dat de ooreaken van de crisis niet te vinden zijn en dus ook niet de ooreaken, waarom Leiden minder van de opleving heeft kunnen profiteeren. Het college heeft het rapport van de commissie-Manders weer in studie geno men, en dat rapport geeft wel eenige we gen aan om te trachten de industrie uit te breiden. Sommigen zijn bruikbaar, andere niet. Subsidieering van industrie acht spr. byv. een hoogst gevaarlijken weg. Persoonlijk heeft spr. zich vaak met de gedachte bezig gehouden om de gemeente- terreinen meer rendabel te maken. In ieder geval zal het college zijn aan dacht blijven gevestigd houden op de mo gelijke middelen ter verbetering. De vergadering wordt daarop geschorst tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING DE REPLIEKEN. Alvorens daartoe over te gaan houdt de voorzitter een pleidooi, dat de leden zich tot het uiterste zullen beperken. De heer v. Eek (S.D.A.P.) komt nog eens terug op de wenschelijkheid van de invoering van medezeggenschap. De toe stand, zooals deze nu is, bevredigt spr. niet. De medezeggenschap aan den voet is hier ingevoerd, maar practisch komt er niet veel van terecht, omdat men niet voldoen den tijd inruimt voor de dienstcommissies. Spr. wil een goede practische regeling van oe medezeggenschap aan den voet en daar door opvoeding tot medezeggenschap aan den top. Spr. gaat vervolgens in op de rede voering van den heer Beekenkamp. Dé A. R. ot democratische beginselen, een gebouw de democraitsche beginselen, een gebouw te weigeren aan hen, die op revolutionair standpunt staan. Dat is wel degelijk een belemmering van de vrije meeningsuiting, want wie de Gehoorzaal niet krijgen kan, is in Leiden afgesloten van het groote pu bliek. Wat de optochten op Zondag betreft zegt spr. dat hij respect heeft voor iemand, die ten Christelijke overtuiging heeft, maar dat hij geen waardeering heeft voor de dog matiek van de Zondagswet. De A.R. willen op de eerste plaats be zuinigen; daar is spr. vierkant tegen. Eerst moeten de reserves worden aangesproken. Spr. blijft er bij, dat de regeering 'te kort schiet; het rijk heeft de bevoegdheid om het geld te halen waar het zit. Het mocht niet voorkomen, dat er aan den eenen kant overvloed is, terwijl er nog zoovelen hon ger lijden. Men heeft gestemd op den „ster ken man", maar wij hebben nu een minis terie van onmacht. Wij moeten niet uit sluitend kijken naar het buitenland, maar pok aandacht schenken aan de binnenland sche markt. Al is het Plan van den Arbeid van de baan, het uitgangspunt blijft z.i. be staan, dat men de krachten van het binnen land moet mobiliseeren. De heer Wilmer (R.K.) dankt den voor zitter voor zijn belangstelling voor het denkbeeld der contactcommissies. De vraag naar de oorzaken van het ver schijnsel dat Leiden niet van de opleving heeft geprofiteerd is z.i. zeer belangrijk. De oorzaken van 'n kwaal te kennen is reeds de eerste stap op den weg der verbetering. Hét verheugt spr. dat daarnaar toch een onderzoek is ingesteld. In de grondpolitiek wil het college verandering brengen; dat is al een gevolg van het zoeken naar de oor zaken van de Leidsche crisis. Spr.'s cijfers ever de openbare werken en de conclusie daaruti zijn niet bestreden; er wordt "thans niet meer geld voor werkverruiming be- steeds dan in 1935. De heer v. Stralen heeft thans toegegeven, dat openbare werken "ten slotte weinig beteekenen voor de bestrij ding van de werkloosheid. Dat is totaal in strijd met de grondgedachte van het Plan van den Arbeid. Spr. is geen tegenstander van groote openbare werken, maar de crisis word't er niet door bestreden. Spr. moet constateeren, dat er voor de werkloozen riet meer gedaan kon worden, als de heele raad en het heele college uit sociaal-demo craten zou hebben bestaan. De rede van den heer Snel was hier niet op z'n plaats. Als iedereen zoo lang ging praten over onderwerpen als de spaarregeling, zou men de parlementaire democratie totaal ver moorden. Spr. merkt op, dat een spaarrege ling voor valide werkloozen niet verkeerd kan zijn, omdat de ondersteunden van M. H. er niet onder vallen. Dat is geen argu ment. Wat de medezeggenschap betreft, meent spr. dat er aan de dienstcommissies wat veranderd moet worden. Maar dat zal hem er niet toe brengen om te stemmen voor het voorstel-v. Eek, waarvan hij de consequenties niet kan overzien. Hij geeft B. en W. in overweging de motie Elkerbout- Würtz in praeadvies te nemen. Inzake het schermen met de term „christelijk" merkt spr. op, dat hij den naam Christen slechts kan toekennen aan hem, die Christus' God heid erkent en Zijn leer aanvaardt als richt snoer voor heel he"t leven. De heer Beekenkamp (A.R.) merkt op, dat de practijk van de medezeggenschap bij 'de Arbeiderspers verre blijft beneden de theorie. De A.R. staat principieel tegen over de democratie van de soc. dem. De oorzaak daarvan ligt in de erkenning van de bron van het gezag. De A.R. erkennen Gods souvereiniteit als de bron van het gezag. Wij willen de democratie handhaven zoolang deze niet in conflict komt met Gods wet en met het daarop steunende gezag. Bij ae soc. dem. is er een groot verschil tus- schen theorie en practijk op het gebied van economisch beleid. Het betoog van den wethouder van financiën is geheel geba seerd op de realiteit, maar de heer v. Eek stelt zich op een idealistisch standpunt. Wanneer men het geld wil halen waar het zit, waarom dan geen voorstel om de be lastingen te verhoogen? Dat zou consequent geweest zijn. Ook op het gebied der werk- loosheidbestrijding is er een groot verschil van meening te constateeren tusschen de A.R. en de Soc. Dem. Als de heer v. Eek cp het standpunt staat, dat de werkloos heid alleen bestreden kan worden door geld beschikbaar te stellen voor groote open bare werken, waarom komt hij dan niet met een voorstel om dat geld beschikbaar te stellen. Hij weet echter heel goed, dat het geld er niet is. Plaatselijke werkver ruimingsplannen halen zoo weinig uit. Het groote verschil met de S.D.A.P. is, dat deze gelooft in de eigen activiteit van den mensch, terwijl de A.R. meen en, dat met eigen krachten het euvel der werkloosheid niet is te overwinnen. Tenslotte dringt spr. er nogmaals op aan, o at het college alle krachten zal inspan nen om het stelsel „werken voor den steun" ingevoerd te krijgen. (Geroep: Den Haag wil het niet). Voor het verwezenlijken van eigen denk beelden wil men het college wel laten re- questeeren; waarom nu niet? De heer v. W e 1 z e n (Comm.) blijft aan dringen op overname van de lichtzuil van ae „Eendracht" en op beschikbaarstelling van de Stadszaal. Hij handhaaft zijn voor stel inzake herziening van de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeente. Spr.'s verdediging van de vrijheden van het werkende volk was geen tactiek; de communistische partij heeft zich ge-hero- riënteerd op de fundamen'teele vrijheden van de massa. In antwoord op den goeden raad van den heer Goslinga, geeft spr. hem den raad de les ter harte te nemen, welke wethouder Tepe hem heeft gegeven inzake het bejegenen van tegenstanders. Den heer Goslinga (A.R.) doet het genoegen, dat wethouder Tepe zoo uitvoe rig op zijn beschuldigingen is ingegaan. Spr. geeft toe, dat hij zich in de vergade ring van 17 Januari wel wat kras heeft uit gelaten, maar heelemaal ongelijk had hij 'toch niet. Want het is onmiskenbaar, dat er in Protestantsch-Christelijke kringen ontstemming heerecht over de houding van het college tegenover de bijz. scholen. Spr. zet de kwesties, waar het om gaat, nog eens nader uiteen en constateert, dat men de houding van het college niet welwillend kan noemen. Hij heeft gemeend, dat dit te wijten was aan de intrede van de soc. wet houders. De verzekering, dat dit onjuist is, aanvaardt spr. met genoegen. Aan de per soonlijke goede gezindheid van den wethou der heeft spr. nooit getwijfeld. De heer de Reede (C.H.) bestrijdt den wethouder van financiën de cijfers, welke deze gegeven heeft inzake de werkloos heidskosten. Hij heeft alleen de uitgaven genoemd, maar niet gesproken over de in komsten. De gemeente betaalt voor de werkloosheidssteun slechts 11 ton. Het motief van de tariefverhooging bij de Lichtfabrieken was niet de stijging van de kolenprijzen, maar uitsluitend de noodza kelijkheid om met de opbrengst de begroo ting sluitend te krijgen. De begrooting moet en kan ook eerder worden ingediend; op het oogenblik leven we onder een soort dictatuur, want wij leven twee maanden zonder een goedgekeurde begrooting. De heer Hessing heeft gelijk, als hij er op wijst, dat de soc. dem. wethouder een voorzich tige politiek voert. Maar daar gaat het niet om. Wanneer de soc. dem. altijd hun zin hadden gekregen, hadden zij de gemeente- fmanciën totaal in de soep gereden. De heer v Eek denkt de zaken nog niet door, want hij zegt pathetisch, dat hij geen medelijden heeft met kasteelheeren, maar het gaat er om, dat men de groote vermogens door te strenge belastingmaatregelen niet mag ver nietigen, want dan houdt de belastingbron op. Spr. is persoonlijk blij, dat er geen be- lastingverhooging komt, maar wanneer het college wel met hét voorstel daartoe zou zijn gekomen, zou spr. de consequentie om daar tegen te stemmen, niet hebben dur ven aanvaarden. De heer Goslinga heeft gezegd, dat er ontstemming heerecht in Prot. ChristeL kringen, doch hij wijst er op, dat de heer Goslinga voor zichzelf heeft gesproken, en dat het schoolbesturen van zijn richting de uitspraken van den heer Goslinga niet voor zijn rekening neemt. Inzake de circulaire voor de openbare school zegt spr. dat de beer Groeneveld heeft gelogen, wanneer hij beweert, dat de circulaire van de Christel, school is rondgebracht door schoolkinderen. De voorzitter kan die uitdrukking niet toelaten. De heer de Reede (C.H.): Hij leeft dan op zeer gespannen voet met de waarheid. Hier is de kwitantie voor het bezorgloon. De heer Groeneveld (S.D.A.P.): Ik heb de circulaire zelf aangepakt! De heer v. d. Laan (Lib.) keert zich tegen de medezeggenschap, omdat theorie en practijk met elkaar in strijd zijn. Ook bij de Arbeiderspers is de medezeggenschap een mislukking geworden. Het verzet tegen de motie inzake de circulaire over het open baar onderwijs acht spr. niét gemotiveerd. De overheid behoort de belangen van het openbaar onderwijs te behartigen. De heer M anders (R.K.) is dankbaar voor de toezegging van den wethouder in zake de grondpolitiek en dringt aan op standvastigheid in deze. Met werkverrui ming kan men de werkloosheid niet weg nemen, wel eenigszins verminderen, al is spr. niet optimistisch. Met het systeem van werken voor steun is z.i. wel iets te berei ken. Spr. denkt bijv. aan de opgravingen van dr. Holwerda, waaraan de werkloozen zouden kunnen medewerken, zonder dat iemand afbreuk wordt gedaan. Spr. geeft cien heer Schüller in overweging om zijn voorstel over de straatmakereloonen in te tiekken en eerst in de Comm. v. Fabr. aan hangig te maken. De heer Würtz meent, dat de portée van zijn voorstel inzake het Gem. Ongeval lenfonds den wethouder van financiën ont gaan is. Nu gebleken is, dat het de bedoe ling is deze kwestie van jaar tot jaar te be kijken, kan spr. ermee accoord gaan, dat zijn voorstel in praeadvies wordt genomen. Op de reactie, welke spr's verklaring over zijn uittreden uit het Verbond van Nat. Herstel heeft gewekt, zal hij niet in gaan omdat de toon van dien aard was, dat hij er geen aandacht aan kan schen ken. De vergadering wordt daarna geschorst tot Vrijdagmiddag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13