De begroofingsdebatten in
den Leidschen Raad
Het college van B. en W. aan het woord
ABDIJSIROOP
VRIJDAG 18 FEBRUARI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
EEN AANVANG GEMAAKT MET DE REPLIEKEN
De particulieren zorgen trouwens zelf wel
voor een woningbouw naar behoefte. De
heer v. d. Kwaak heeft geklaagd over het
gebruik van woonhuizen voor winkelhui
zen. Het gemeentebestuur kan hieraan niets
doen. In den Haag heeft men een derge
lijke verordening wel gemaakt, maar niet
gehandhaafd. De heer v. Weizen wil de
lichtzuil van de „Eendracht" door de ge
meente doen overnemen. Dat kan niet; de
stichters van deze lichtzuil wisten van te
voren, dat de gemeente deze zuil niet zou
overnemen. Bovendien kan het college in
die zuil geen monument zien.
Inzake het overleg plegen inzake de
itraatmakereloonen zegt spr., dat het niet
aangaat, dat de gemeente als zelfstandig or
gaan met de vakorganisaties moet gaan
praten om den straatmakers het loon te
geven, dat zij graag willen hebben. De ge
meente neemt de meest gunstige bepalin
gen in haar bestekken op. Over het gebeur
de bij de dienstcommissie van Gemeente
werken. zegt spr., dat de oorzaak van de
animositeit gelegen is in de rivaliteit tus-
schen de twee straatmakersorganisaties. De
directeur heeft zich niet partij willen stel
len.
De heer Sc h üll er (S.D.A.P.) dringt
,aan op een uitvoeriger antwoord.
Wethouder Tepe (R.K.): Het college is
bereid na een onderhoud met den heer
Schüller te onderzoeken of zijn antwoord
in de Mem. v. Antwoord al of niet juist is
geweest.
Wethouder Wilbrink (C.H.) meent,
dat de toestand van de boomen in de Mei
doorn- en Acaciastraat nog zoo slecht niet
is. De 1700 voor het plantsoentje tus-
schen Kamerlingh Onneslaan en de Zoe-
terw. Singel acht spr. wel verantwoord.
Inzake den toestand van de walmuren
van het Levendaal zegt spr., dat deze nog
wel even kunnen blijven staan. Als het
verkeer wat drukker wordt, kan de mede
werking van den minister wellicht verkre
gen worden. Een verbreeding van Galge
water en Princessekade zou te duur zijn.
Van een verbreeding van de Boommarkt
verwacht spr. geen ontlasting van het ver
keer on de Breestraat.
De heer Wilmer heeft gewezen op het
verschil in cijfers van openbare werken.
Wanneer men de plannen, welke er nu zijn,
in cijfers had uitgedrukt, dan zou het cij
fer dit jaar weinig minder zijn dan in 1935'.
Ziet men naar de menschen, die aan het
woord zijn geweest, dan komt men tot de
volgende getallen:
in 1935: 162 man; in 1936: 127 man; in
1937 151 man plus 49 man aan de Stad
huisbouw. De reclames aan de lantarenpa
len zijn niet fraai, maar de gemeentekas is
er mee gebaat; het brengt 750 op.
Spr. brengt tenslotte hulde aan den ijver
van de gemeenteambtenaren, naar aanlei
ding van een gemaakte opmerking van den
heer Würtz.
DE WETHOUDER VAN SOCIALE
ZAKEN.
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) zegt,
dat de werkloozenzorg de grootste offers
eischt tengevolge van den omv&ng der
werkloosheid. De ellende is zeer groot en
als het college de beschikking had over
meer geldmiddelen, zou het ongetwijfeld
meer willen doen. E~ is dit jaar van meer
waardeering blijk gegeven voor het so
ciaal beleid dan in vorige jaren. De heer
Beekenkamp had eenige critiek op M. H..
dat de ondersteunden zou dwingen gedeel
telijke inkomsten prijs te geven. In sommi
ge gevallen is dat noodzakelijk als controle
maatregel. Er is nog een oud geluid ge
hoord, n.l. dat er beroepswerkloozen zijn.
Van werkschuwheid in eenige ernstige
mate is geen sprake; er is eenvoudig geen
werk te vinden. Zoodra er tot een werk In
werkverschaffing wordt besloten, melden
zich direct tientallen werkloozen aan. Er
wordt een strenge controle uitgeoefend, dat
er niet ongemotiveerd steun getrokken
wordt. Inzake het systeem van werken
voor de steun zegt spr., dat daarin twee ge
dachten zitten; een sympathieke en een
onsympathieke. Het sympathieke is, dat
werken en loon ontvangen altijd beter is
dan stempelen. De onsympathieke zijde is,
dat men er toe komt allerlei mindex*waar-
dig werk te laten verrichten door arbei
ders, die daarvoor niet zijn opgeleid. De
heer Beekenkamp heeft gewezen op den
schoeiseldienst, maar de heer Beekenkamp
heeft daar zelf tegengestemd. Het meest
aanvaardbare stelsel acht spr. het Haag-
sche stelsel, doch de regeering was daar
tegen. Volgens dat stelsel kon men net zoo
lang werken totdat men z'n steun plus een
toeslag verdiend had en verder kiezen tus
schen stempelen of werken. Werkverschaf
fing is door sommigen verworpen, door an
deren verheerlijkt. Er zijn inderdaad groote
bezwaren tegen aan te voeren (de arbeiders
2Ün er niet voor geschikt, het verplaatst
de werkloosheid enz.), doch het voordeel
^an is, dat er gewerkt wordt tegen een
l°on, dat uit gaat boven het steunbedrag
blyft echter de voorkeur geven aan de
werkverruiming en met alle mogelijke
édelen moeten wij daarnaar streven. Uit
de betrekkelijke kleine cijfers, welke de
heer Wilbrink genoemd heeft, blijkt wel
voor hoe weinig waarde het uitvoeren van
openbare werken is voor de groote massa
der werkloozen. Voor een belangrijke werk
verruiming schieten de gemeentelijke geld
middelen te kort; daarvoor hebben wij de
medewerking van het Rijk noodig. In dit
opzicht heeft spr. veel hoop op het werk
bij den spooroverweg, dat zoo spoedig mo
gelijk zal worden aangevat. De mogelijk
heden van de gemeente bij het lenigen der
ellende zijn gering, want zij zit aan de
regeering vast.
De heer Goslinga (A.R.): Maatsdhap-
pel. Hulpbetoon ook?
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.): Ja,
o.a. bij de spaarregeling. Het kwartje mag
niet door M. H. betaald worden!
Voor kleeding en dekking kunnen wij ook
niets doen. Over deze extra-steun hebben
wij niets te zeggen.
De spaarregeling heeft aan ernstige cri
tiek blootgestaan. De meerderheid van het
college heeft deze regeling aanvaardbaar
geacht, doch de minderheid is ervan over
tuigd, dat hiermede slechts een gedeelte
der werkloozen geholpen kan worden. De
gesteunden bij M. H. vallen er geheel en
al buiten en die hebben het juist het hard
ste noodig. Als de minister met deze rege
ling 4 jaar eerder was gekomen, zou het
succes grooter zijn geweest.
Spr. is den heer Wilmer dankbaar voor
diens waardeering voor hetgeen tot stand is
gekomen voor het jeugdwerk. Het belang
van -de centrale werkplaats wordt door de
werkgevers wel ingezien; laten de jeugdi
ge werkloozen daar toch meer gebruik van
maken. Er zijn op het oogenblik 1400 jon
gens tot 24 jaar werkloos. Daarvan nemen
er 321 deel aan vakcursussen en in de cen
trale werkplaats; een niet bepaald gunstig
aantal.
Aangaande de beschuldiging, dat de rech
terzijde de sociale plannen van spr. zou te
genwerken somt spr. de door hem geno
men sociale maatregelen op, waaruit blijkt,
dat er over bijna alle maatregelen volstrek
te eenstemmigheid heeft geheerscht. De be
doeling van den heer Snel is geweest, dat
er van de zijde van de raadsmeerderheid
eenig verzet is geweest bij het voorstel in
zake de groentenveretrekking, waardoor
men dacht dat de middenstand geschaad zou
worden. Het voorstel werd teruggenomen
en de heeren bleven s^an op den eisch van
directe inschakeling van den middenstand.
Door die tegenstand is spr. beu geworden
en heeft hij zijn plannen opgegeven. Het
zelfde geluid werd gehoord bij het voorstel
van den schoeiseldienst, omdat men dacht,
dat de schoenmakers en de leerhandel er
door benadeeld zouden worden en dat gaf
den heer Snel aanleiding tot zijn opmer
king. Inzake het denkbeeld om de regee
ring te vex*zoeken de duurtetoeslag te ver-
hoogen, zegt spr., dat dit geen kans van
slagen heeft. De beslissing omtrent verhoo
ging der uurloonen in de werkverschaffing
is feitelijk reeds gevallen: de meerderheid
van het college ontraadt dit voorstel. Voor
de mogelijkheid van herscholing bestaat m
Leiden eenige kans; B. en W. zullen het
krachtig bevorderen. Mevr. Braggaar had
eenige critiek op M. H., waarop spr. van
antwoord dient.
DE BURGEMEESTER.
De voorz. begint met een bespreking
van het voorstel-v. Eek inzake de optoch
ten op Zondag. Spr. zegt, dat het college
bij de toepassing van de Zondagswet een
zeer gematigde houding aanneemt. Hij ge
looft niet, dat een meerderheid van de be
volking veel gevoelt voor een vrijheid van
optochten op Zondag. De heer v. Eek heeft
ook de uitzetting der stadsgrenzen ter
sprake gebracht. Dat is indertijd afgestuit
op de houding van Ged. Staten; doch het
college blijft in dit opzicht diligent. Inzake
het denkbeeld van contactcommissies zegt
spr., dat dit nog in studie is. Het college
heeft zich om inlichtingen gewend tot Nij
megen, waar men dergelijke commissies
heeft. Het is gebleken, dat dit systeem
eigenlijk niet meer is dan een doublure van
de Kamer v. Koophandel en dat is spr.'s
grootste bezwaar. Overigens staat spr. er
niet afwijzend tegenover.
Spr. doet de suggestie aan de hand, om
er met de heeren v. Eek en Wilmer nog
eens over te praten.
Inzake de weigering om de Gehoorzaal
ter beschikking te stellen van de Commu
nisten, zegt spr., dat de heeren, die de
Grondwet in gevaar zagen, gerust kunnen
zijn. De vrije meeningsuiting is niet in ge
vaar, maar het is te gek om een gebouw,
dat eigendom is van de overheid ter be
schikking te stellen aan degenen, die door
de regeering gesignaleerd zijn als revo
lutionairen. Inzake de luchtbescherming zegt
spr., dat de vereeniging op dit gebied bezig
is, om leden te werven, en cursussen te or-
ganiseeren. Aan de organisatie van de
luchtbescherming wordt gewerkt; deze or
ganisatie is ingewikkeld en ondankbaar.
Men stuit onophoudelijk op moeilijkheden,
waarvoor inlichtingen van de regeering
Uw kind zal morgen
niet meer hoesten
als U het vandaag nog de nieuwe verstèrkte
Akker's Abdijsiroop geeft, want daardoor
zullen de afmattende hoestbuien tot staan
komen en de benauwende slijm loskomen.
Akker's Abdijsiroop, thans nog versterkt en nog
Seneeskrachtiger gemaakt, door toevoeging van
e hoeat-bedwingende stof codeïne, -werkt als
een balsem op de borst, keel en longen. Ze bevat
een 20-tal kruiden, zooals de Aconiet en de Dro-
sera, die ook door de geneeskundigen thans
worden beschouwd als de heilzaamste stoffen
ter bestrijding van de ademhalings-stoornissen.
Elke lepel Abdijsiroop werkt verrassend snel op
AKKER's verstèrkte
noodig zijn en deze zijn niet gemakkelijk.
Bovendien stuiten wij op gebrek aan mid
delen. De voorstellen van den heer Man-
ders ter bestrijding der werkloosheid heeft
het college wel degelijk overwogen, doch
het is niet zoo heel gemakkelijk om vol
doende maatregelen te treffen voor de
werkverruiming, als men tenminste niet te
veel geld wil uitgeven. Spr. heeft indertijd
het denkbeeld verdedigd om de maximum
snelheid af te schaffen. Het college is thans
bereid het voorstel-Hessing in praeadvies
te nemen. Omtrent het gewraakte gebrek
aan eenstemmigheid in het college merkt
spr. op, dat er niet minder dan 1750 beslis
singen door het college zijn genomen, en
dat daarvan slechts 20 besluiten genomen
zijn zonder eenstemmigheid. Het voorstel
tot verlaging der lichttarieven voor de mid
dens tandsbedrij ven zal het college eveneens
in praeadvies nemen. De heer Tobé heeft
aangedrongen op sterke afschrijving van
den Radio-distributïedienst. Dat doen wij.
Tenzij de belangstelling voor de radio ver
mindert, is het gevaar niet zoo dreigend
als de heer Tobé meent.
Wij hebben thans de algemeene beschou
wingen achter de rug. Verschillende spre
kers hebben gesproken over onderwerpen
welke met de begrooting in geen direct
verband staan. De heer Snel heeft bijv. 44
minuten gesproken over niets andere dan
de spaarregeling. Over andere niet zoo
bijster belangrijke punten is'naar evenre
digheid te lang gesproken. In verband daar
mede herinnert spr. eraan, dat de heeren
v. Eek en de Reede de pers hebben aange
vallen. Spr. is in tegenstelling met den heer
de Reede van meening, dat ïiier de raads-
verelagen zeer goed verzorgd zijn; dat een
enkelen keer de pers niet zoo volledig is als
een spreker dat wel wenschen zou is be
grijpelijk. De pers zal waarschijnlijk even
min als spr. de opvoedkundige waarde van
raadsdebatten in 't algemeen betwisten,
maar zeer veel hangt er vanaf waarover
men praat. En de klacht over de lengte van
een spreker dat wel wenschen zou, is be-
hun belangrijkheid, is niet zoo misplaatst.
Spr. gelooft, dat het publiek niet zoo ge
diend is van politiek in den raad, doch lie
ver zakelijke discussies hoort. De zakelijk-
ste discussies komen trouwens in de com
missievergaderingen voor. Ondanks het
feit, dat er in den raad nogal eens harde
woorden worden gezegd, is de samenwer
king in de commissies zeer goed.
Er is een dalende belangstelling voor
lange raadsvergaderingen, in de commis
sies is veel meer te bereiken.
In de discussies is een zekere angst voor
de gemeentelijke autonomie naar voren ge
treden, doch men moet de zaken eens be
kijken van den kant der regeering.
De minister van binnenlandsche zaken
krijgt zoo vele inlichtingen en moet dik
wijls wel tot de conclusie komen, dat de
oorzaak van de noodlijdendheid eener ge
meente niet alleen te wijten is geweest
aan de crisis, maar ook aan het financieele
beleid van het gemeentebestuur. Wij moe
ten niet verlangen, dat de regeering alles op
zich neemt, anders kan het wel eens ge
beuren, dat de gemeenteraden niet langer
lichamen meer zuilen zijn, waannede de
regeering kan samen werken.
Het is de plicht van de gemeentebesturen
zooveel mogelijk op eigen terrein de oplos
sing te zoeken van de moeilijkheden. De
Gemeenteraad moet met het college geza
menlijk beraden wat gebeuren kan. De
wethouder van financiën weet hoe moei
lijk het is, de handen op de zak te houden.
De uitgaven hebben uit zich zelf al de nei
ging op te loopen. Zoo is er over het jaar
1937 nog weer ruim 67.600 bij gekomen.
Aangaande de vraag naar de oorzaken
van het feit, dat Leiden in vergelijking met
andere gemeenten niet in evenredigheid
van de opleving heeft geprofiteerd, merkt
spr. op, dat de ooreaken van de crisis niet
te vinden zijn en dus ook niet de ooreaken,
waarom Leiden minder van de opleving
heeft kunnen profiteeren.
Het college heeft het rapport van de
commissie-Manders weer in studie geno
men, en dat rapport geeft wel eenige we
gen aan om te trachten de industrie uit te
breiden. Sommigen zijn bruikbaar, andere
niet. Subsidieering van industrie acht spr.
byv. een hoogst gevaarlijken weg.
Persoonlijk heeft spr. zich vaak met de
gedachte bezig gehouden om de gemeente-
terreinen meer rendabel te maken.
In ieder geval zal het college zijn aan
dacht blijven gevestigd houden op de mo
gelijke middelen ter verbetering.
De vergadering wordt daarop geschorst
tot 's avonds 8 uur.
AVONDZITTING
DE REPLIEKEN.
Alvorens daartoe over te gaan houdt de
voorzitter een pleidooi, dat de leden
zich tot het uiterste zullen beperken.
De heer v. Eek (S.D.A.P.) komt nog
eens terug op de wenschelijkheid van de
invoering van medezeggenschap. De toe
stand, zooals deze nu is, bevredigt spr. niet.
De medezeggenschap aan den voet is hier
ingevoerd, maar practisch komt er niet
veel van terecht, omdat men niet voldoen
den tijd inruimt voor de dienstcommissies.
Spr. wil een goede practische regeling van
oe medezeggenschap aan den voet en daar
door opvoeding tot medezeggenschap aan
den top. Spr. gaat vervolgens in op de rede
voering van den heer Beekenkamp. Dé A. R.
ot democratische beginselen, een gebouw
de democraitsche beginselen, een gebouw
te weigeren aan hen, die op revolutionair
standpunt staan. Dat is wel degelijk een
belemmering van de vrije meeningsuiting,
want wie de Gehoorzaal niet krijgen kan,
is in Leiden afgesloten van het groote pu
bliek.
Wat de optochten op Zondag betreft zegt
spr. dat hij respect heeft voor iemand, die
ten Christelijke overtuiging heeft, maar dat
hij geen waardeering heeft voor de dog
matiek van de Zondagswet.
De A.R. willen op de eerste plaats be
zuinigen; daar is spr. vierkant tegen. Eerst
moeten de reserves worden aangesproken.
Spr. blijft er bij, dat de regeering 'te kort
schiet; het rijk heeft de bevoegdheid om
het geld te halen waar het zit. Het mocht
niet voorkomen, dat er aan den eenen kant
overvloed is, terwijl er nog zoovelen hon
ger lijden. Men heeft gestemd op den „ster
ken man", maar wij hebben nu een minis
terie van onmacht. Wij moeten niet uit
sluitend kijken naar het buitenland, maar
pok aandacht schenken aan de binnenland
sche markt. Al is het Plan van den Arbeid
van de baan, het uitgangspunt blijft z.i. be
staan, dat men de krachten van het binnen
land moet mobiliseeren.
De heer Wilmer (R.K.) dankt den voor
zitter voor zijn belangstelling voor het
denkbeeld der contactcommissies.
De vraag naar de oorzaken van het ver
schijnsel dat Leiden niet van de opleving
heeft geprofiteerd is z.i. zeer belangrijk.
De oorzaken van 'n kwaal te kennen is reeds
de eerste stap op den weg der verbetering.
Hét verheugt spr. dat daarnaar toch een
onderzoek is ingesteld. In de grondpolitiek
wil het college verandering brengen; dat is
al een gevolg van het zoeken naar de oor
zaken van de Leidsche crisis. Spr.'s cijfers
ever de openbare werken en de conclusie
daaruti zijn niet bestreden; er wordt "thans
niet meer geld voor werkverruiming be-
steeds dan in 1935. De heer v. Stralen heeft
thans toegegeven, dat openbare werken "ten
slotte weinig beteekenen voor de bestrij
ding van de werkloosheid. Dat is totaal in
strijd met de grondgedachte van het Plan
van den Arbeid. Spr. is geen tegenstander
van groote openbare werken, maar de crisis
word't er niet door bestreden. Spr. moet
constateeren, dat er voor de werkloozen
riet meer gedaan kon worden, als de heele
raad en het heele college uit sociaal-demo
craten zou hebben bestaan. De rede van
den heer Snel was hier niet op z'n plaats.
Als iedereen zoo lang ging praten over
onderwerpen als de spaarregeling, zou men
de parlementaire democratie totaal ver
moorden. Spr. merkt op, dat een spaarrege
ling voor valide werkloozen niet verkeerd
kan zijn, omdat de ondersteunden van
M. H. er niet onder vallen. Dat is geen argu
ment. Wat de medezeggenschap betreft,
meent spr. dat er aan de dienstcommissies
wat veranderd moet worden. Maar dat zal
hem er niet toe brengen om te stemmen
voor het voorstel-v. Eek, waarvan hij de
consequenties niet kan overzien. Hij geeft
B. en W. in overweging de motie Elkerbout-
Würtz in praeadvies te nemen. Inzake het
schermen met de term „christelijk" merkt
spr. op, dat hij den naam Christen slechts
kan toekennen aan hem, die Christus' God
heid erkent en Zijn leer aanvaardt als richt
snoer voor heel he"t leven.
De heer Beekenkamp (A.R.) merkt
op, dat de practijk van de medezeggenschap
bij 'de Arbeiderspers verre blijft beneden
de theorie. De A.R. staat principieel tegen
over de democratie van de soc. dem. De
oorzaak daarvan ligt in de erkenning van
de bron van het gezag. De A.R. erkennen
Gods souvereiniteit als de bron van het
gezag. Wij willen de democratie handhaven
zoolang deze niet in conflict komt met Gods
wet en met het daarop steunende gezag. Bij
ae soc. dem. is er een groot verschil tus-
schen theorie en practijk op het gebied van
economisch beleid. Het betoog van den
wethouder van financiën is geheel geba
seerd op de realiteit, maar de heer v. Eek
stelt zich op een idealistisch standpunt.
Wanneer men het geld wil halen waar het
zit, waarom dan geen voorstel om de be
lastingen te verhoogen? Dat zou consequent
geweest zijn. Ook op het gebied der werk-
loosheidbestrijding is er een groot verschil
van meening te constateeren tusschen de
A.R. en de Soc. Dem. Als de heer v. Eek
cp het standpunt staat, dat de werkloos
heid alleen bestreden kan worden door geld
beschikbaar te stellen voor groote open
bare werken, waarom komt hij dan niet
met een voorstel om dat geld beschikbaar
te stellen. Hij weet echter heel goed, dat
het geld er niet is. Plaatselijke werkver
ruimingsplannen halen zoo weinig uit. Het
groote verschil met de S.D.A.P. is, dat deze
gelooft in de eigen activiteit van den
mensch, terwijl de A.R. meen en, dat met
eigen krachten het euvel der werkloosheid
niet is te overwinnen.
Tenslotte dringt spr. er nogmaals op aan,
o at het college alle krachten zal inspan
nen om het stelsel „werken voor den
steun" ingevoerd te krijgen. (Geroep: Den
Haag wil het niet).
Voor het verwezenlijken van eigen denk
beelden wil men het college wel laten re-
questeeren; waarom nu niet?
De heer v. W e 1 z e n (Comm.) blijft aan
dringen op overname van de lichtzuil van
ae „Eendracht" en op beschikbaarstelling
van de Stadszaal. Hij handhaaft zijn voor
stel inzake herziening van de financieele
verhouding tusschen Rijk en Gemeente.
Spr.'s verdediging van de vrijheden van
het werkende volk was geen tactiek; de
communistische partij heeft zich ge-hero-
riënteerd op de fundamen'teele vrijheden
van de massa. In antwoord op den goeden
raad van den heer Goslinga, geeft spr. hem
den raad de les ter harte te nemen, welke
wethouder Tepe hem heeft gegeven inzake
het bejegenen van tegenstanders.
Den heer Goslinga (A.R.) doet het
genoegen, dat wethouder Tepe zoo uitvoe
rig op zijn beschuldigingen is ingegaan.
Spr. geeft toe, dat hij zich in de vergade
ring van 17 Januari wel wat kras heeft uit
gelaten, maar heelemaal ongelijk had hij
'toch niet. Want het is onmiskenbaar, dat
er in Protestantsch-Christelijke kringen
ontstemming heerecht over de houding van
het college tegenover de bijz. scholen. Spr.
zet de kwesties, waar het om gaat, nog eens
nader uiteen en constateert, dat men de
houding van het college niet welwillend
kan noemen. Hij heeft gemeend, dat dit te
wijten was aan de intrede van de soc. wet
houders. De verzekering, dat dit onjuist is,
aanvaardt spr. met genoegen. Aan de per
soonlijke goede gezindheid van den wethou
der heeft spr. nooit getwijfeld.
De heer de Reede (C.H.) bestrijdt den
wethouder van financiën de cijfers, welke
deze gegeven heeft inzake de werkloos
heidskosten. Hij heeft alleen de uitgaven
genoemd, maar niet gesproken over de in
komsten. De gemeente betaalt voor de
werkloosheidssteun slechts 11 ton.
Het motief van de tariefverhooging bij de
Lichtfabrieken was niet de stijging van de
kolenprijzen, maar uitsluitend de noodza
kelijkheid om met de opbrengst de begroo
ting sluitend te krijgen. De begrooting moet
en kan ook eerder worden ingediend; op
het oogenblik leven we onder een soort
dictatuur, want wij leven twee maanden
zonder een goedgekeurde begrooting. De
heer Hessing heeft gelijk, als hij er op wijst,
dat de soc. dem. wethouder een voorzich
tige politiek voert. Maar daar gaat het niet
om. Wanneer de soc. dem. altijd hun zin
hadden gekregen, hadden zij de gemeente-
fmanciën totaal in de soep gereden. De heer
v Eek denkt de zaken nog niet door, want
hij zegt pathetisch, dat hij geen medelijden
heeft met kasteelheeren, maar het gaat er
om, dat men de groote vermogens door te
strenge belastingmaatregelen niet mag ver
nietigen, want dan houdt de belastingbron
op. Spr. is persoonlijk blij, dat er geen be-
lastingverhooging komt, maar wanneer het
college wel met hét voorstel daartoe zou
zijn gekomen, zou spr. de consequentie om
daar tegen te stemmen, niet hebben dur
ven aanvaarden.
De heer Goslinga heeft gezegd, dat er
ontstemming heerecht in Prot. ChristeL
kringen, doch hij wijst er op, dat de heer
Goslinga voor zichzelf heeft gesproken, en
dat het schoolbesturen van zijn richting de
uitspraken van den heer Goslinga niet voor
zijn rekening neemt. Inzake de circulaire
voor de openbare school zegt spr. dat de
beer Groeneveld heeft gelogen, wanneer hij
beweert, dat de circulaire van de Christel,
school is rondgebracht door schoolkinderen.
De voorzitter kan die uitdrukking
niet toelaten.
De heer de Reede (C.H.): Hij leeft dan
op zeer gespannen voet met de waarheid.
Hier is de kwitantie voor het bezorgloon.
De heer Groeneveld (S.D.A.P.): Ik
heb de circulaire zelf aangepakt!
De heer v. d. Laan (Lib.) keert zich
tegen de medezeggenschap, omdat theorie
en practijk met elkaar in strijd zijn. Ook
bij de Arbeiderspers is de medezeggenschap
een mislukking geworden. Het verzet tegen
de motie inzake de circulaire over het open
baar onderwijs acht spr. niét gemotiveerd.
De overheid behoort de belangen van het
openbaar onderwijs te behartigen.
De heer M anders (R.K.) is dankbaar
voor de toezegging van den wethouder in
zake de grondpolitiek en dringt aan op
standvastigheid in deze. Met werkverrui
ming kan men de werkloosheid niet weg
nemen, wel eenigszins verminderen, al is
spr. niet optimistisch. Met het systeem van
werken voor steun is z.i. wel iets te berei
ken. Spr. denkt bijv. aan de opgravingen
van dr. Holwerda, waaraan de werkloozen
zouden kunnen medewerken, zonder dat
iemand afbreuk wordt gedaan. Spr. geeft
cien heer Schüller in overweging om zijn
voorstel over de straatmakereloonen in te
tiekken en eerst in de Comm. v. Fabr. aan
hangig te maken.
De heer Würtz meent, dat de portée van
zijn voorstel inzake het Gem. Ongeval
lenfonds den wethouder van financiën ont
gaan is. Nu gebleken is, dat het de bedoe
ling is deze kwestie van jaar tot jaar te be
kijken, kan spr. ermee accoord gaan, dat
zijn voorstel in praeadvies wordt genomen.
Op de reactie, welke spr's verklaring
over zijn uittreden uit het Verbond van
Nat. Herstel heeft gewekt, zal hij niet in
gaan omdat de toon van dien aard was,
dat hij er geen aandacht aan kan schen
ken.
De vergadering wordt daarna geschorst
tot Vrijdagmiddag.