NIEUWS Dc 363ste verjaardag der Leidsche Hoogeschool DOllWE EGBERTS DINSDAG 8 FEBRUARI 1938 DF. LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 Dies-rede van den rector magnificus prof. dr. J. A. J. Barge Ter gelegenheid van den 363sten Dies Natalis der Leidsche Hoogeschool heeft de rector-magnificus, prof. dr. J. A. J. Barge, hedenmiddag in het Groot-Auditorium van het Universiteitsgebouw aan het Rapen burg, de jaarlijksche dies-rede gehouden. Er bestond voor deze bijeenkomst groote belangstelling van de zijde van het college van curatoren, hoogleeraren, leden van den Universiteitsraad, vertegenwoordigers van de gemeente, waterschap, militaire autoriteiten en anderen. Prof. Barge had tot onderwerp van zijn rede gekozen: PRAEFORMATIE EN EPIGENESE Alternatieven en dilemma's zijn dierbare denkvormen voor den menschelijken geest. Men kent ze in welhaast iederen tak van wetenschap: nominalisme of realisme, de terminisme of wilsvrijheid, mechanisme of vitalisme, materialisme of spiritualisme, homoeopathie of allopathie en nog tallooze meer. In deze vereenvoudigde probleem stellingen gaat echter maar al te vaak het eigenlijke probleem, de synthese van bei de schuil. Een voorbeeld hiervan biedt het oude dilemma der biologie „Praeformatie of Epigenese", dat in de XVIIe en XVIIIe eeuw zijn scherpste formuleering vond. Toen nauwkeuriger onderzoek met betere hulpmiddelen leerde, dat de oude opvat ting, welke de mogelijkheid aanvaardde, dat levende wezens door z.g. generatio spontanea ontstaan konden uit de onbe werktuigde stof, niet houdbaar was en tel kens aan het licht kwam, dat organismen, die men in vroeger tijd uit het stilstaand water van moerassen en poelen als voor zijn oogen meende te zien ontstaan, altijd voortkwam uit een grootere of kleinere kiem, werd vanzelf de aandacht der onder zoekers op deze kiem gevestigd. Wat was er in deze kiem, welken aard en welke strictuur bezat zij, dat uit haar het levend en zoo harmonisch gevormd en functio- neerend organisme ontstond? De antwoor den, die op deze en dergelijke toen zeer actueele vragen geformuleerd werden, wa ren zeer uiteenloopend; men kan ze in hoofdzaak terugbrengen tot twee typen, die men als „praeformatieleer" en de theo rie der epigenese onderscheiden kan. Voor de aanrangers der praeformatie- gdachte is in de kiem, hetzij men als zoo danig het ei, of de later ontdekte sperma- tozoe aanziet, het individu, dat zich daar uit zal ontwikkelen, reeds als een soort oneindig miniatuurbeeld aanwezig. Wat zich tijdens de ontwikkeling in de kiem af speelt, zou dus in werkelijkheid niet een ontwikkeling zijn in den zin eener diffe rentiatie, waarbij in een homogeen of na genoeg homogeen geheel ongelijksoortige van elkander verschillende deelen ontstaan, doch niet anders dan een groeiproces, waarbij het van meetaf aanwezige minia tuurorganisme alleen grooter behoefde te worden en zich van eenige omhulsels te ontdoen. Diametraal hiertegenover- staat de leer der Epigenese, het eerst geformuleerd door C. F. Wolff. Tegenover de stelling, dat al les in de kiem van te voren reeds gevormd ïsjf, gepraeformeerd, wordt hier uitgespro ken, dat hoegenaamd niets is gepraefor meerd en dat de kiem geheel zonder or ganische structuur is en homogeen. Het wezen der ontwikkeling zou dan hierin bestaan, dat dit structuurlooze langzamer hand structuur verkrijgt en er zoodoende uit de homogene massa verschillend ge aarde onderdeelen worden gevormd, die in hun samenvoeging het geheel van het organisme opbouwen. Tegen het einde der XVIIIe eeuw verloor het dilemma aan belangstelling. De ontdek kingen met behulp van het verbeterde mi- kroskoop leidden de aandacht voorloopig van de theoretische beschouwingen af. Eerst veel later, tegen het einde der XlXe eeuw, trad de oude vraagstelling op nieuw naar den voorgrond, in de beschou wingen van Weismann, aangaande de struc tuur van het kiemplasma en de experimen ten van Roux, die een duidelijke herleving van de praeformatiegedachte beteekenden. Herhaaldelijk is daarna de oude strijd vraag in de moderne proefondervindelijke embryologie opnieuw opgedoken, zooals door den spreker uitvoerig wordt aange toond. Telkens echter met als resultaat, dat de verschijnselen der nieuwe experi menten tegen het bestaan van praeformatie in den ouden zin pleiten, zoodat men tot de sintsom komt, dat de embryonale ont wikkeling epigenetisch verloopt. Is hiermede het vraagstuk „Praeforma tie of Epigenese" volledig uitgeput en heeft de praeformatie in ieder opzicht afgedaan? Het is moeilijk hierop zonder meer ja te zeggen. Houdt men aan de oude oorspron kelijke formuleering van het praeformatie- begrip vast, dan moet men inderdaad zeg gen, dat een dergelijke praeformatie niet bestaat. Men kan echter aan het praefor- matiebegrip nog een anderen inhoud ge ven. Dat het epigenetisch karakter der ont wikkeling zoo absoluut zou zijn als het in de XVIIe eeuw door Wolff werd gefor muleerd, aanvaardt thanswel niemand, yoor onzen geest toch is de opvatting, dat iets van zoo intense vitaliteit als een be vruchte eicel structuurloos zou zijn vol komen onbiologisch gedacht. Bovendien leert de waarneming, dat de bevruchte ei cel inderdaad structuur heeft en niemand kan zich bevrijden van de gedachte, dat deze structuur beteekenis bezit voor het ontwikkelingsproces en den aard van het Gemeenteraad ontwikkelingsproces in eenigerlei opzicht bepaalt. Er moet dus in de kiem iets gevormd, „geformeerd", zijn, en omdat dit gefor meerde aan het eigenlijke ontwikkelings proces in tijd voorafgaat, kan men het „ge praeformeerd" noemen en in zooverre na tuurlijk van praeformatie spreken, op voorwaarde, dat men hiermede niet zooals de oude praeformisten bedoelt, dat deelen van het volgroeide organisme in de kiem, als zoodanig van te voren op eenigerlei wijze en in hun onderling plaatselijk ver band aanwezig zijn. De oude vraag blijft dus bestaan: wat er in de kiem aanwezig is, welke struc tuur de kiem heeft, dat krachtens deze structuur de kiem zelf niet alleen maar zelfs onderdeelen van de kiem in staat zijn het geheele organisme te doen ontstaan. Of, in het onderhavig verband scherper ge formuleerd nog: hoe kan het zijn, dat de kiem een gepraeformeerde structuur bezit en de ontwikkeling toch epigenetisch ver loopt? Als vanzelf worden wij door deze woor den teruggebracht tot de in den aanvang gemaakte opmerking, dat maar al te vaak achter twee simplistisch geformuleerde tegenstellingen het eigenlijke probleem, de synthese van beide, schuilgaat. In plaats immers van het alternatief: „óf praeforma tie óf epigenese" heeft het probleem de ge daante gekregen van de vraag naar de mo gelijke synthese van „èn praeformatie èn epigenese". De oplossing van deze vraag ligt in een onafzienbaar verschiet. Het eenige, dat men ten aanzien van het ont wikkelingsproces heden ten dage met waar schijnlijkheid zeggen kan, is, zooals wij zagen, dat de kiem stoffen produceert, die op het eigen levend weefsel inwerken als een prikkel, op welken prikkel hetzelfde eigen levend weefsel met vormdifferentia- tie reageert en wel zoodanig, dat elke nieuwe ontwikkelingsphase nieuwe en an dere prikkels voortbrengt, die op hun beurt de volgende phase opwekken. Noch aangaande de structuur der kiem, noch met betrekking tot de structuur van het op de vrij eenvoudig lijkende prikkels reageerende weefsel, heeft men echter reeds eenig elementaire kennis verworven. De kiem blijft in haar schijnbaren een voud een* ondoorgrondelijk lijkend raad sel. Eén ding echter is zeker. Als men wil doordringen tot wat wij genoemd hebben de structuur der kiem, zal men zich bo venal moeten houden voor alles wat naar iets als een statische structuur zweemt. Het leven kent geen statische structuur. De statigische structuur is eigen aan de machine en aan den dood. De-structuur van al wat leeft, is dynamisch. De vorm van eenig levend organisme is nooit constant. Hij is altijd wisselend en wisselt telkens op andere wijze. Een bepaalde structuur is, zoolang het organisme leeft, altijd slechts een momentopnamea In wezen is de struc tuur van het levend organisme een struc tuur van altijd werkende oorzaken en wel een in zichzelf gesloten structuur, met als gevolg, dat binnen het organisme alle ver schillende oorzaken met elkander in ver binding staan en op elkander inwerken, zoodat iedere werkende oorzaak als het ware den invloed van haar eigen werking ondergaat en iedere werking van eenig onderdeel een werking is van het organis me als geheel. Zal het ooit gelukken deze gesloten cau sale structuur van het levend organisme, ook dit van de eicel, te doorgronden, zóó, dat zij in een formule kan worden neerge schreven en de synthese van praeformatie èn epigenese vooi ons ophoudt een raadsel te zijn? Zoolang wij bij ons natuurweten schappelijk onderzoek gedwongen zijn de gesloten causale structuur des levens te doorbreken zonder het vermogen te bezit ten, haar te sluiten, lijkt het antwoord niet twijfelachtig. Zullen wij haar ooit kunnen sluiten? Dit vraagt van ons de aanschou wing, de werkelijke intuïtie van de idee, van de conceptie des levens. Deze concep tie is geen menschelijke conceptie, wij we ten het. Zal het menschelijk intellect des niettemin bij machte zijn haar te verstaan? Wie hierop neen zegt, zal ondanks alle gezag, dat zijn woord mocht hebben, niet verhinderen, dat tóch de mensch blijft vra gen, wel zich bewust, dat ieder gevonden antwoord nieuwe vragen stelt, maar juist daarin genietend van wat Ruskin eens aanduidde met de woorden: „de reis is eindeloos en de schatten zijn onuitputte lijk". De gemeenteraad vergadert op Maan dag 14 Februari 1938, des namiddags te twee uur, in het gebouw „Tot Nut van 't Algemeen"Steenschuur 21).*De vergade ring zal, zoo noodig, worden voortgezet: op Maandag 14 Februari, des avonds te 8 uur, op Dinsdag, 15 Februari des namiddags te 2 uur en des avonds te 8 uur, op Woensdag 16 Februari, des namid dags te 2 uur, op Donderdag 17 Februari, des namid dags te 2 uur en des avonds te 8 uur, op Vrijdag 18 Februari, des namiddags te 2 uur en des avonds te 8 uur. Te behandelen onderwerpen: lo Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Handelswetenschappen aan de Hoo- gere Burgerschool voor Meisjes. 2o. Benoeming van een tijdelijk leera- res in de natuurkunde en mechanica aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. 3o. Benoeming van twee gedelegeerden uit den Gemeenteraad in het bestuur der Vereeniging „Schoolkindervoeding en -kleeding". 4o. Voorstel tot het verhuren van het perceel grond, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie K No. 6 aan den Haarlem merweg, aan A. J. Kat, te Leiden. 5o. Voorstel tot het verhuren van het fabrieksgebouw met erf aan de Lange- gracht No. 113 aan de N.V. Leidsche Ma chinefabriek firma J. P. Janssen, te Lei den. 6o. Voorstel: a. tot het beschikbaar stellen van gel den ten behoeve van het verbouwen van de perceelen Prinsenstraat Nis. 3, 3a en 5; b. tot het verhuren van het perceeli Prinsenstraat No. 5 aan de Vereeniging Zuigelingen- en Kleuterzorg, te Leiden. 7o. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleeningen gedurende het 2de kwar taal 1938. 8 Voorstel tot het vaststellen van een tweetal staten tot wijziging van de ge- nieentebegrooting, dienst 1937 en van een drietal suppletoire begrootingen van de be drijven of instellingen. 9o. Voorstel inzake het inbrengen in het gemeentelijk grondbedrijf van de tot de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" behoorende perceelen bouw terrein, kadastraal bekend gemeente Oegst- geets, Sectie B. No. 1926 (ged.) en No. 1935 (ged.), aan den Rijnzichtweg te Oegst- geest. lOo. Voorstel: a.tot het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van het verbeteren van den Witte Singel, voor zoover gelegen tusschen de Witte Rozenstraat" en het Noordeinds- plein; b. tot het aangaan van een overeen komst met den Staat der Nederlanden, waarbij aan de gemeente ten behoeve van het onder a genoemde werk een geldlee- ning uit het Werkfonds 1934 wordt ver strekt; c. tot het aankoopen van eenige stroo- ken afgesloten, en het om niet overnemen van eenige strooken niet-afgesloten grond aan den Witte Singel, in verband met het onder a genoemde werk. llo. Voorstel inzake het beschikbaar stellen van een hoeveelheid puin en een hoeveelheid koolasch aan de Leidsche Voetbalvereeniging U. V. S., ten behoeve van het inrichten van een terrein nabij den Wassenaarscheweg tot voetbalveld. 12o. Voorstel tot het bij wijze van werk verschaffing doen uitvoeren van de be planting langs het nieuw gegraven kanaal der N.V. Leidsche Duinwater Maatschap pij onder Wassenaar en tot het vaststel len van den desbetreffenden begrootings- staat. 13o. Voorstel inzake het overnemen in eigendom bij de gemeente van den paar denstal in 't woonwagenkamp aan den La gen Morschweg en tot het beschikbaar stel len van gelden ten behoeve van het tref fen van eenige voorzieningen aan dien stal en in dat kamp. 14o. Voorstel inzake het aan een drie tal woningbouwvereenigingen en aan de Ge meentelijke Woning-Stichting beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van het verlagen van de huurprijzen van wonin gen dier vereenigingen en dier stichting. 15o. Begrooting van de inkomsten en uitgaven der gemeente voor het jaar 1938. WONINGHUUR-VERLAGING. Gelijk bekend is, bestond bij B. en W. het voornemen om wederom een verlaging van de huren van woningwetwoningen bij de Raad aanhangig te maken. Reeds ge- ruimen tijd geleden werd daartoe een plan opgemaakt, dat evenals de vroeger plaats gehad hebbende huurverlagingen, een huurnivelleering beoogde. Dit plan be rustte eenerzijds op de berekende repro- ductiekosten (de kosten, die de bouw van de desbetreffende "woningen onder de te genwoordige omstandigheden zou hebben gevorderd), terwijl anderzijds het huur- verlies wegens leegstaan in aanmerking werd genomen, ten einde aldus ook de mate van verhuurbaarheid, die door bij zondere omstandigheden ongunstig kan worden beïnvloed, een factor te doen zijn. Het op deze basis ontworpen voorstel zou, indien het had kunnen worden door gevoerd, een niet onbelangrijke huurver- laging van een vrij groot aantal woningen hebben gebracht. Na toezending van het plan aan den Minister van Sociale Zaken, wiens goedkeuring, o.a. in verband met de dekking van de kosten der huurverminde- ring uit 's Rijks- en gemeentekas, wordt ECHTE FR IESCHE HEEREN-BAAI EN OUD-HOLLANDSCHE PIJPTABAK vereischt, bleek echter, dat de Regeering zeer geresveerd stond tegenover huurver- lagmgen van dezen omvang. De Minister berichtte n.l. in April van het vorige jaar, dat Zijne Excellentie onder de tegenwoor- cige omstandigheden slechts huurverla gingen op groote sohaal kon goedkeuren, wanneer daartoe dringende redenen aan wezig waren. B. en W. hebben toen het plan met behpud van de gedachte, die aan het aanvankelijke voorstel ten grondslag lag, aan een herziening onderworpen, doch ook dit, meer beperkte, plan kon niet de instemming verwerven van den Minister van Binnenlandsche Zaken, onder wiens Departement de volkshuisvesting inmiddels was komen te ressorteeren. De Minister motiveerde zijn standpunt in een uitvoeri- gen brief, uit welk schrijven was te con- ciudeeren, dat slechts in een zeer enkel ge val tot huurverlaging zou kunnen worden overgegaan. Hoewel door den loop der om standigheden aan de argumenten van den Minister in het algemeen beteekenis niet mocht worden ontzegd, vermits inderdaad het aspect van het hurenvraagstuk, als in direct gevolg van demonetaire maatrege len (stijging prijzen bouwmaterialen) in middels wel een verandering had onder gaan, zoo moest toch een verlaging van zoo geringen omvang beslist onvoldoende wor den gacht. In het bijzonder werd onvol doende met het huurverlies wegens leeg staan rekening gehouden, aldus B. en W. Teneinde daarom te trachten alsnog goedkeuring te verkrijgen op een huurver- lagingsplan, dat weliswaar wederom was besnoeid, maar dat toch van grooter om vang was, dan het voorstel van het Rijk, wendde het College van B. en W zich an dermaal tot genoemden bewindsman. Dit leidde er toe, dan ten slotte in persoonlijke onderhandelingen met den Minister zelf, overeenstemming werd bereikt. Volgens dit nadere plan, waarin de factor van ver huurbaarheid domineert, hoewel de repro- ciuctie-kosten ook niet geheel buiten be schouwing zijn gelaten, zullen de volgende plannen tot de aangegeven bedragen kun nen worden verlaagd: 6 (b W O cm f0 - 1 rt> S" cn n 51 u* 5" 5' (ré uOotnuo A\ lejuee n (pjoppiuioS) a rnnq opuappS i co co ui rf». ui p[oppiuieg 3 §5 co w co -innq o/auotu ;1 "I 't I 8 I •leef jod lK}SOJ[ Met deze verlaging is mitsdien een be drag van 5.185,44 per jaar gemoeid. Voor zooveel betreft de met rijkswoning- bouwvoorschotten gefinancierde com plexen, en dat zijn alle hiervoor genoem- ce plannen, met uitzondering van het 2e gemeentelijk plan moeten de jaarlijksche kosten door het Rijk en de gemeente wor den gedragen in den vorm van verhoogde of nieuw toe te kennen bijdragen in het exploitatie-tekort, doch slechts indien en voorzoover de exploitatie zulks noodig maakt. Het maximum-bedrag, waarin voor deze plannen zal moeten worden voorzien, be draagt 4.108,waarvan dan het Rijk 3/4 gedeelte en de gemeente 1/4 gedeelte of ïesp. 3.081.en 1.027.moet bekosti gen. De kosten voor het 2e gemeentelijk plan ad 1.077,44 per jaar, moeten geheel door ae gemeente worden gedragen, omdat dit complex is gesticht met gemeentevoor schotten (premieplan) en het Rijk niet be reid is ten aanzien van dergelijke plannen een deel der verlaging voor zijn rekening te nemen. Indien de desbetreffende posten der ge- meentebegrooting 1938 voor deze meerde re uitgaven niet toereikend mochten blij ken te zijn, zal te zijner tijd suppletie wor den aangevraagd. Voorts brengen B. en W. nog in herinne ring, dat bij de behandeling van de ge meente-begrooting 1937 om praeadvies in cnze handen werd gesteld een voorstel van iw voormalig medelid, den heer A. J. Schoneveld, om ons college te verzoeken de aanhangige huurverlaging uiterlijk 1 April 1937 te doen ingaan en daaraan te rugwerkende kracht te verleenen to^ 1 Januari 1937. Op een desbetreffende vraag van B. en W. heeft de Minster medegedeeld, dat bij goedkeuring van de huurverlaging niet zou kunnen worden medegewerkt aan hét ver leenen van terugwerkende kracht. In ver band hiermede zal de huurverlaging eerst kunnen ingaan op 31 Januari j.l. UITVOER VAN WERK IN WERK VERSCHAFFING. De N.V. Leidsche Duinwater Maatschap pij is voornemens om, indien zulks in werk verschaffing kan geschieden, de grondde- póts van het onlangs, eveneens in werk verschaffing, gegraven kanaal onder Was senaar te doen beplanten. De beplanting zal zich uitstekken over een oppervlakte van 50.000 M2. Gedu rende 10 a 12 weken zullen een 25-tal werkloozen bij dit werk aan arbeid kun nen wordgn geholpen. Het totaal te ver- loonen bedrag wordt, inclucief de ver schillende vergoedingen, geraamd op 5750.— Blijkens het bij de stukken gevoegde advies van de Sub-Commissie voor de Steunverleening is die commissie van mee ning, dat het werk voor uitvoering in werkverschaffing in aanmerking komt en, ons ten deze met dat advies vereenigende, hebben wij, aldus B. en W., bereids aan den Minister van Sociale Zaken verzocht het werk voor subsidie uit -het Werkloos- heidssubsidiefonds in aanmerking te bren gen. De meerderheid van B. en W. kon zich niet vereenigen met het advies van de Sub- Commissie, om er bij dat verzoek tevens op aan te dringen het uurloon, in verband met den inmiddels gestegen levensstan daard, te bepalen op 0,40 per uur in plaats van op 0,38 per uur, vermits uit ervaring bekend was, dat daarvan geener lei resultaat te verwachten was. De Minister heeft inmiddels bij schrijven van 14 Januari j.l. medegedeeld de uitvoe ring in werkverschaffing van het werk goed te keuren en het werk voor de gewo ne bijdrage uit het Werkloosheidssubsidie- fonds, voor zooveel betreft het aan loon c.a. uit te betalen bedrag, hetwelk, zooals ge zegd, wordt geraamd op 5750.in aan merking te brengen. De belooning is zoo danig bepaald, dat, ongeacht de gebruike lijke vergoedingen, 0,38 per uur kan wor den verdiend. Onder' opmerking nog, dat de Provincie Zuid-Holland aan de N. V. Leidsche Duin water Maatschappij, welke maatschappij de kosten van het beplantingsmateriaal en eventueele andere kosten moet dragen, een bijdrage van maximaal 1337.50 in de op 2675.geraamde kosten van dat mate riaal enz. heeft toegezegd, geven B. en W. te besluiten in bovenbedoelde eeest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5