CORRESPONDENTIE
Dora Kniest, Oegstgeest.
Dank je wel Dora! Wederkeerig nog eens
hetzelfde voor U allen. Nog even geduld!
Alles wordt geplaatst! Maar, daar ligt zoo'n
stapel copy nog voor me, dat het niemand
verwonderen moet, als de plaatsing wat
lang duurt. En het versje als reclame
bedoeld? De bedoeling is goed, maar toch?
Dag Dora! Hoor ik nog eens wat van je!
Jouw brieven zijn me altijd welkom! Mijn
hand voor alle huisgenoot en!
Koos Hensin g, Leiden.
Zoo wil ik het hooren! Je schrijft steeds
met veel belangstelling het Kinderblaadje
te blijven volgen, ook nu je van school
bent. Doe dat! Er valt altijd iets uit te
leeren. En met de raadselwedstrijd kun je
toch blijven meedoen ook! Dag Koos! Suc
ces in je later leven!
Nico Schrama, Voorschoten.
Ben jij zoo blij met je verjaardag? Zeker
om de cadeautjes, is wel? Ja jongen, zoo'n
Kerstvacantie is zóó om. Die vacantie moest
minstens 4 weken zijn. Dat heb ik ook al
tijd gewenscht. Dag Nico!
Jan enLeo Witsenburg, Leiden.
Het verhaaltje is lang niet kwaad. Zoo-
ara ik de vervolgverhalen gehad heb, krij
gen jullie een beurtals het eigen
werk is. En dat moet ik hooren, voor ik
het plaatsen zal. Dag jongens! Ik wacht af!
Gretha van Dam, Leiden.
Zooals je ziet, heb ik er dadelijk gebruik
van gemaakt en bedank ik je dan ook har
telijk voor je medewerking. Verleden week
gaf ik weer zoo'n paar buiten nissig-
keden! Zoek ook e ens! Dag Gretha!
Groeten thuis.
Henk Roskamp, Leiden.
Mijn vriendje Henk een jongetje van
zeven jaar heeft een opstel gemaakt. En
dat opstel heb ik met aandacht gelezen en
ik vond het voor een jongetje van dien leef
tijd een kranig stuk werk. En daarom laat
ik het een plaatsje geven dan kunnen alle
zevenjarige Neefjes eens zien; wat één der
•hunnen al weet te zeggen. Daar is ie!
WINTERPRET.
Dirk was al vroeg wakker. Hij ging, van
zijn bed af, op de torenklok kijken. Maar
wat zag hij daar? Alles was wit. „Moe,
gaan wij opstaan, want 't heeft gesneeuwd'
„Neen Dirk, 't is pas half zes Ga nou nog
twee uren slapen, misschien mag je dan
niet de slee." „Ja, Moe, misschien ga ik wel
droomen van de sneeuw".
Dirk draaide zich nog eens lekker om.
Toen viel hij in slaap en ging droomen
van de sneeuw. Piet zijn vriend speelde
ook mee en was met zijn slee buiten en
Dirk ging ook zijn slee halen. En zij speel
den zoo fijn, dat Dirk en Piet de schooltijd
vergaten! En Moeder riep: „Dirk sta op,
want het is half acht". En Dirk schrok zoo
geweldig, dat bij zoowat zijn bed uitrolde
en hij ging gauw naar beneden, kleedde zich
aan en at flink. Hij had zich half ge
wassen om maar de deur uit te komen.
Maar gelukkig was hij op tijd op school.
Jeannev d Kroft, Warmond.
Leuk briefje met aandacht gelezen! Doe
het maar op je gemak, ik meen wat betreft
het vervolgverhaal want er is nog heel
wat „lange copy, voor. Als ik je zeg,
dat mijn verhaal een vol jaar duren zal,
aan begrijp je wel, waarom je niet zoo'n
haast hoeft te maken. Mijn groet voor al
len! De hand voor jou!
Annyv. Diest, Sassenheim.
Het versje is zooals je ziet nu zoo
geplaatst. Jammer voor Cor! Ik had hem
zoo graag weer heelemaal hersteld willen
z en. Het ijs is opgeborgen, geloof ik en ik
zeg met Tante Marie, dat is geen winter.
En toch! Wie weet? Het adies van Sisca
is veranderd. Daag! Beste wenschen voor
Cor! De hand voor jullie drietjes.
Jan Gussenhoven, Voorschoten
Wat 'n leuke kaart zeg! Ik heb er harte
lijk om gelachen. Wederkeerig mijn beste
wenschen voor Pa, Moe en de broers. De
vijf voor jou! Het blokschrift is heel dui
delijk, maar niet gemakkelijk, is wel?
Nico Schrama, Voorschoten.
Ik zal afwachten tot het heele verhaal af
is Nu kan ik er niet over oordeel en of het
voor ons geschikt is. Weet wel, er is een
stapel copy voor. Dag Nico! Veel groeten
thuis!
Huub Mentink, Leiden.
Dat bewuste versje kende ik. Volgens
sommigen zou het van Vondel zijn en zou
het gedicht zijn, terwijl hij van Amsterdam
r.aar Leiden ging. Hoe het ook zij: geestig
is het. Dag Huub! Groet je Ouders van me
en de broertjes en zusje.
Hierbij zullen we voor vandaag zeggen,
cat het welletjes is.
Tot de volgende week!
Wie een brief schrijft, krijgt een antwoord
terug.
Oom W i m.
Wie zijn jarig?
Van 28 Jan. tot 3 Februari.
28 Jan. Mientje Padberg, Leeuwerikstr. 11.
28 Jan. Annie en Thea van Diemen, Weip.
B 98, Z.'woude.
28 Jan. Ton Bokern, P. Kerkgr. 1.
28 Jan. Gretha Levarkt, Schoolstr. 2.
28 Jan. Koos v. d. Vooren, Dorpsstr. 250 B,
Warmond.
28 Jan. Jan van der Hoeven, D 20, Water
tje, Z.'woude.
28 Jan. Dora Lomans, D 244, H.'woude
(Dorp).
28 Jan. Jo Noordermeer, Katwijk a. d. R.,
Groote Steeg 11.
2P Jan. Dominicus de Roo, Schoolstr. 6.
29 Jan. Kees Welling. N. Rijn 58.
29 Jan. Rika v. d. Klauw, Hoogmade.
29 Jan. Rienus v. d. Zijden, Dr. v. Noort-
straat 57, Stompwijk.
30 Jan. Adriaan en Harrie van Moorsel,
Oosteinde 123, Warmond.
30 Jan. Cor van Tol, Hoogmade B 276.
30 Jan. Jan Borst, Hoogmade B 270.
30 Jan. Jan Ruigrok, Molenstr. 21a, N'wijk.
31 Jan. Dora v.Schie, Hoofdstr. 61, V.'hout.
31 Jan. Theo Berendse, Rijndijkstr. 80.
31 Jan. Bep Segaar, Langebrug 39a.
31 Jan. Jacob Haverkamp, Oranjestr. 64,
Alphen.
31 Jan. Josine Verhagen, Stompw.w. 72,
Stompwijk.
31 Jan. Beppie Leune. R.'veen 172.
1 Febr. Rietje Zaal, Noordeinde 18.
1 Febr. Corrie Simons, Kolfmakersst. 28a.
2 Febr. Joop Segaar, Langebrug 39a.
2 Febr. Jozef Meiman, Wasstr. 3.
2 Febr. Geertje Kors, 3e Poell. 73, Lisse.
2 Febr. Joke v. Santé, Of wegen. W'brugge
2 Febr. Antoon ter Meulen, R.'veen B312.
3 Febr. Jacob v. d. Burg, Boerhavestr. 13,
Voorhout.
3 Febr. Minie Poeliejoe, de Genestetstr. 47
3 Febr. Annie Groenendijk, Billitonstr. 3.
3 Febr. Adri de Groot, Zilk, Zilkerd.w. 63.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag.
Zoo ook, wie bij het verlaten der school
van deze lijst wil afgevoerd worden en
eveneens bij verandering van woonplaats,
straat of huisnummer, of wanneer een da
tum of naam niet precies vermeld staat.
Nog even wil ik zeggen, dat deze lijst
alleen en uitsluitend bestemd is voor
schoolgaande kinderen. Oom WIM.
'N ongeluk zit in 'n klein hoekje
door Jan Nieuwenhoven.
Jaap Sanders, 'n veertienjarige H.B.S.-er.
reed na de middaglessen naar huis. Hij had
niet zoo veel huiswerk, er was dan nog
mooi 'n poosje tijd voor in z'n boek, uit
de H.B.S.-bibliotheek, 'n beetje te lezen,
't Was 'n fijrï boek, wat hij had; 't heette
„De smokkelaars van gang vijf'. Jaap hield
van lezen, 't was iets heerlijks voor hem
in zoo'n boek te lezen. Toen schoot hem
iets te binnen; dat was waar ook, hij had
nog sigaretten in z'n zak, daar was nu mooi
tijd voor.
Ze vonden 't thuis wel niet goed, als hij
rookte, maar ja, zoo'n enkel sigaretje! Hij
stapte af, stak 'n sigaretje op en reed weei
door. Hé, fijn toch zoo'n boek lezen; waar
was hij nu ongeveer? O ja, de smokkelaars
waren allen na 'n lange vermoeiende tocht
over de grens heen, behalve de oude Sam,
die was door 'n douane in z'n been
geschineens! Jaap voelde 'n harde slag,
alles draaide voor z'n oogen, alles werd
zwart en 't leèk of hij in 't heele diepe put
zonk. Menschen stroomden toe: 'n jongen
tegen 'n auto aangereden. Jaap had niet
op z'n stuur gelet en was tegen de auto
aangereden, 'n Politieagent schoot toe en
heild de menschen tegen. Met groote snel
heid kwam 'n auto van de E.HD. aanrijden
en de H.B.S.-er werd naar 't ziekenhuis
gebracht. Hij had 'n zware hersenschudding
en veel andere verwondingen opgeloopen.
Men vreesde 't ergste. De politie bracht
Jaap's ouders op de hoogte van 't gebeur
de. 'n Priester diende Jaap de laatste H.
Sacramenten toe. Jaap had veel vrienden
op de H.B.S. en dezen baden nu in de ka
pel voor 't behoud van z'n leven. En wer
kelijk, Jaap kwam er bovenop. Toen hij
bezoek mocht hebben, kwamen verscheide
ne jongens naar hem toe. Als hij nu weer
op de fiets zit, zal hij wel niet meer aan
smokkelaars denken.
NOG EEN PAAR ZINNEN.
Onder afd.: Aardigheden, ingestuurd door
Arthur vau Valderen.
20. Mijn moeder laat het brood in bak
ken bakken.
21. Donker bruin is haar haar.
21. Vadarsbarbiersbier is lang niet slecht
22. Nu krijgt Oom Wim weer met dit
werk werk.
23. En nu eindig ik anders zou ik de
pers met nog meer werk te laten druk
ken, drukken.
En nu dank ik allen, die deze lijsten met
hun bijdrager aanvulden en zoo toonden
met ons te willen meewerken enstap
pen nu van deze aardigheden af.
Oom Wim.
ATTENTIE
De volgende week beginnen we met het
plaatsen van een klein vervolgverhaal van
onzen trouwen medewerker Anten Roels,
en wel „Aai de Zeerob". En dan komt het
lange verhaal van mij „Van schaapherder
tot fabrieksdirecteur", een verhaal met 50
vervolgnummers. Hierop kom ik vóór we
aan dit verhaal beginnen, nog even terug.
Oom WIM.
U vraagt?
1. Hoever strekten zich vroeger langs de
zee achter de duinen de bosschen uit?
2. Waarom is Pieterman zwart? Zijn de
Spanjaarden zwart?
3. Waarom zegt men van sommige meis
jes „bakvissen"?
4. Hoe komt men Holland te zeggen, in
plaats van Nederland?
5. Hoe worden de electrische klokken
geregeld?
6. Ik las van een pantomine? Wat is dat?
Wij antwoorden.
1. Van den Helder tot den Hoek van
Holland. Hier zijn nog van over het Alk
maarder Woud; het Haarlemmerhout en
het Haagsche Bosch.
2. Neen, de Spanjaarden zijn niet zwart.
Maar Pieterman was knecht en de rijke
Spanjaarden hadden in den tijd van Sin
terklaas Mooren voor knechts. Eigenlijk
moesten de Pietermannen donkerbruin
zijn. Zwart is de kleur van den neger.
3. Kleine visschen worden niet gekookt
of gestoofd, zooals de groote visschen,
maar gebakken. Schertsenderwijze zegt
men nu „Bakvisch" tegen een meisje dat
meent groot te zijn, maar het nog niet is.
4. Holland zal wel ontstaan zijn uit Holt-
land is houtland; j.and waar veel hout,
veel bosschen waren.
5. De electrische klokken worden gere
geld door een „Moederklok", die in de
Electrische Centrale aanwezig is en de
preciese tijd aanwijst. Van de moederklok
uit, gaat een electrische stroom door alle
draden van alle klokke- gelijktijdig en
alle klokken wijzen bij eiken stoot één
streepje of één seconde verder.
6. Ik denk, dat je verkeerd gelezen hebt
en je bedoelt: pantomime. Dit is Grieksch,
bet. gebarenspel, stommerpel. Zoo is pan-
tomiek de kunst om zich te doen verstaan
door middel van 't gebarenspel.
Een verkeerde dag
door Anny v. Diest.
Neen, Carla's dag was niet goed begon
nen.
Toen haar wekkertje afliep, had, ze 't ding
met een nijdige ruk stopgezet en zich nog
eens lekker ingestopt. Maar die rust was
van korte duur, want toen Moe haar doch
tertje niet zag verschijnen had deze Car-
la er nog eens aan herinnerd dat het tijd
was om op te staan. „Och wat" .dacht Car-
la, „ze kunnen me ook nooit met rust la
ten".
In een boos humeur stapte ze haar bed
uit en trok haar kousen aan. O ramp, in
haar verstoordheid deed ze dat wat ruw,
met het gevolg, dat de naad lossprong en
een gapende opening aan haar been ver
toonde. Driftig deed ze de kousen uit en
wierp ze in een hoek van haar kamertje,
alsof die kousen 't konden helpen! Nu vlug
wasschen; ook dat ging niet zonder onge
lukken. Ze pletste 't water zoo wild in
haar waschkom, dat de helft er over heen
spatte en een riviertje op de waschtafel
er bovendien eén meertje op den vloer ver
oorzaakte. Dat alles maakte het humeur-
tje van Carla niet beter! Integendeel, een
donkere gloed versomberde haar aardig ge
zichtje.
Beneden gekomen zei ze kort en nauwe
lijks hoorbaar „goeden morgen".
Haar moeder hield zich alsof ze er niets
van bemerkte, en schor'- een kopje thee
voor haar dochtertje in. Maar o wee, het
meisje, dat haastig wilde drinken, vond
de thee te heet, wilde met driftig gebaar
't kopje op den schotel zetten, dat even
wel zulk 'n hardhandige aanraking niet kon
verdragen en in scherven viel. „Onweer
op komst, geloof ik", plaagde Oscar, haar
broertje haar; wat evenwel een terechtwij
zing van Moe ten antwoord had.
Op school kon ze haar aandacht niet bij
de lessen houden, met het gevolg, dat, toen
ze een beurt kreeg, met geen mogelijk
heid wist aan welke les ze bezig waren en
nog minder wat van haar gevraagd werd en
dus straf opliep.
Neen haar dag was vandaag totaal bedor
ven en ging ze maar liever vroeg naar bed.
Moeder dekte haar meiske lekker toe,
maande haar nu maar eens rustig te slapen
en niet meer met 't verkeerde been uit bed
te stappen; want 'n verkeerd begonnen dag,
brengt meest niet veel goeds.
Deze winter
door Oom Wim.
Wie winter noemt dit winterweer.
Denkt vast aan and're tijden
Toen sneeuw- en hagelbuien fel
Nog striemden land en weiden.
Toen vorst nog weken lang aan-een
In boeien sloeg de slooten.
Op spiegelgladde banen men
Zag zwieren, kleinen, grooten.
Toen was 't winter en geen herfst,
Zooals men nu gaat denken:
Toen was de wintervorst 'n vorst,
Dien wij aL. vorst herdenken.
Thans is het mist ook, waar men blikt,
Of regent het gestadig.
En zijn de schaatsen in 't vet:
Wie moppert ongenadig?
Wij wenschen ijs te zien, niet waar?
De kou kan ons niet deren.
Maar arme menschen zullen vast
Iets „warmers" prefereeren.
Komt, danken wij den goeden God,
Voor Wut hij geeft te dragen.
Hij weet, wat noodig is en goed:
Wij hoeven niet te klagen.
Het geheim van Agnes
door Jeanne v. d. Kroft.
Vin. (Slot).
XII HOOFDSTUK.
De opsproring met arrestatie.
Den volgende morgen waren verschillen
de mannen al vroeg uit de veeren. En om
p uur of negen was er al een heel gezel
schap bij elkaar op 't politiebureau in de
ruime raadszaal. Doch zooals het meer gaat
werd er nog steeds op de held van 't spel
gewacht en toen hij dan ook eindelijk ver
scheen, werd hij met een hartelijk welkom,
maar ook met ongeduld door een der hee-
ren ontvangen.
Toen hij op de plaats welke men hem
had aangewezen stilstond moest hij alles
tot in de kleinste bijzonderheden nog eens
vertellen, en terwijl hij sprak had een
der heeren alles opgeschreven. Na nog wat
nagepraat te hebben werd besloten, dat
een andere speurder zich belasten zou met
de opsporing van de misdadigers, terwijl
er een troep politieagenten op wacht zou
den staan. Om tien uur togen ze af. De
man, die de taak om de roovers op te spo
ren, op zich had genomen, begaf zich met
den hond op weg, die men eerst aan de
zakdoek had laten cuiken. De hond die een
scherpe speurneus bezat, was schijnbaar
zeker van zijn doel. Na een half uur ge-
loopen te hebben, kwamen ze voor 'n sloot
je van ongeveer 1 meter breed, de man
sprong en de hond zwom er over, even was
de speurdershond het spoor verloren, maar
vond het toch een meter of vier van de
plaats, waar hij was overgezwommen weer
terug. Nu werd het moeilijker men moest
zich door struiken wringen, maar de uit
slag was dan ook schitterend. Toen hij om
zich heen keek, bevond hij zich op een
open ruimte aan het einde daarvan liep
een pad naar een groep boomen. De hond
snuffelde langs de grond en liep het
smalle pad op en stond toen voor een
groep boomen die zich wel negen meter
boven den grond verhieven, terwijl de
takken door elkaar gegooid en met blaren
bedekt een soort dak vormde. Tusschen de
ruimte van de boomen had men klei ge
streken. De hond had een zacht gejank
laten hooren, waardoor de man tot be
zinning kwam en hem die kant introk.
Oogenblikkelijk werd de deur geopend en
een bleek meisje met roode kringen onder
de diepliggende oogen verscheen buiten.
Onderzoekend keek het meisje de omtrek
rond doch toen ze niets verdachts zag ver
dween ze weer. Het hart van den speurder
klopte in zijn keel, het klamme zweet
stond op zijn voorhoofd. Dus dit heele huis
(of hoe het heeten mocht) was nu verla
ten? Zou het meisje er alleen in wezen?
naar alle waarschijnlijkheid wel, dus de
uiterste voorzichtigheid was noodig, hij
mocht de roovers ems tegenkomen. Hij
besloot een andere weg te kiezen en de
daad bij het woord voegend stapte hij op.
Met ingeduld werd hij door de politieman
nen opgewacht. Bleek en vermoeid vol
schrammen verscheen hij met den hond
op het pad. Toen hij de mannen genaderd
was, deelde hij hun met een vermoeiden
stem alles wat hij wist mede. De mannen
waren heel tevreden over dien uitslag. De
speurder zelf ging naar zijn huis toe, waar
hij na het drinken var een kopje koffie
weer een beetje bijkwam. Om elf uur ver
trokken ze weer. De hond met zijn gelei
der voorop. Toen ze voor de struiken ge
komen waren gaf dat wel eenige moeite
doch ze kwamen kt. Behoedzaam slopen
ze het pad op. Bij het naderen van de
hut werden hier en daar een paar woor
den gewisseld. Een der mannen opende
toen de deur en keek binnen. Aan een lan
ge tafel aten ongeveer een zevental man
nen zich te goed te doen aan een welvoor
zien maal, dat een lang smal meisje voor
hen opdiende. Met luide stem sprak de
politoieman: „In naam der wet, geef U
over!"
Groot was de ontsteltenis die er heersch-
te. Op het ruwe gelaat van den hoofdman
was groote angst te lezen en met een hoor
baar trillende stem vroeg hij: „Wat heeft
dat te beteekenen mannen?" 't meisje had
een luide gil geslaak* en vluchtte nu het
vertrek uit. De vroegere hoofdman had
geheel zijn zelfbeheersching verloren, als
een razende liep hij het vertrek rond en
vloekte en tierde op iedereen. „Wat dat
te beteekenen' heeft, dat zul je zelf wed
het beste weten", mannen en hij wenkte
hen binnen, „nu aan den slag" en zich tot
de roovers wendend, „en geeft jullie je nu
maar over, want vluchten baat toch niets.
Gewillig lieten de andere roovers zich
binden bij de hoofdman kosten het wel
wat meer kracht en geweld, doch tegen
zoo'n overmacht was hij niet bestand. Een
van de politiemannen begaf zich naar het
andere vertrek, waar hij 't snikkende
meisje op een stoel vond zitten. Met zach
te, troostende woorden trachtte hij haar
tot bedaren te brengen, wat hem ook ge
lukte. Toen begaven allen zich op weg. Na
vijf kwartier zagen de dorpsbewoners een
heele optocht door het dorp heentrekken.
Voor het politiebureau hielden ze stil. Ze
openden de deur en stapten binnen. Wel
dra was het getuigenverhoor in volle gang
en 't einde was, dat de roovers veroor
deeld werden tot 6 jaren gevangenisstraf
en Agnes kon weer vredig naar huis keeren
met het prettige bewustzijn, dat al de
moeite toch niet voor niets was geweest.
Groot was de vreugde der ouders van Ag
nes toen ze hun kind springlevend in hun
huis konden ontvangen, maar ook was de
vreugde groot bij het geheele gerechtshof,
want met de arrestatie zou de streek van
een heele reeks inbraken voorloopig al
thans vrijblijven.
De bedevaart van
Ab del enim
door Joop Pollmann.
VL (Slot).
„Het is nu ruim twee weken geleden,
dat Samud ons verliet", begon de oudste
weer, „en het wordt hoog tijd, dat hij met
Ab-del-Enim terugkeert. Niet eerder voor
onze meester het bevel geeft, zullen wij
Ahmad uit zijn tent halen en hem het loon
geven, dat hij verdient. Maar Allah zal hen
nu spoedig laten komen, want de Recht
vaardige laat niet toe, dat onschuldige
menschen door een valschaard als Ahmad
doodgehongerd worden."
„Je hebt gelijk, Hilleh, Allah en Moham
med zullen dat verhoeden. In elk geval
zal Ab-del-Enim niet door den slechten
muezin vermoord kunnen worden en even
min zal Samud ons lot kunnen deelen. Dat
is een troost voor ons."
„Spreek niet zoo, Gwadar, alles zal
goed komen. Wij zullen niet van honger
sterven, ik verzeker 't je."
Zoo spraken de Arabieren tot elkaar, ter
wijl het rondom hen steeds donkerde
werd. In de verte hinnikte een paard; het
werd stiller en de mannen spraken steeds
zachter. Men stak een vuur aan, want het
werd aardig koud en de duisternis bijna
ondoordringbaar.
„Luister, Hilleh, luister! Hoor je daar
geen getrappel van paardenhoeven? Kom,
kom, daar zullen ze zijn!" Het klonk als
een juichkreet door de nacht en men
snelde tegelijk naar de plaats, waar het ge
luid vandaan kwam. En ineens doemden
de lang verwachten, op; een groote, witte
kameel en een vurig, Arabisch paard ma
tigden hun gang én Ab-del-Enim en Sa- m
mud stegen af, om zoolang omhelsd en ge
kust te worden, tot zij zichzelf uit de om
helzing loswrongen en het woord konden
nemen.
„Mannen, waar is Ahmad?, Vooruit,
naar zijn hut, breng hem voor me! Ik zal
hem oordeelen, zooals Allah dat zou doen,
wanneer hij voor Hem stond!" De Bedua-
ien wachtte geen oogen blik, maar holden
in wanorde naar de tent van den muezin.
Eindelijk konden zij dan al het kwaad, dat
hij hen aangedaan had, op eerlijke wijze
vergelden. Vrouwen en kinderen werden
^vakker en ijlden de hutten uit om zich
bij de mannen aan te sluiten. Inderhaast
maakte men enkele toortsen en bij het
spookachtige licht van deze geimprovi-
seerde lampen trad Samud naar voren,
toen zij bij de tent van den laaghartigen
priester aankwamen.
„Ahmad, wanneer ge een waar priester
van Allah zijt, kom dan uit uw tent en
ontvang de straf, die Ab-del-Enim u gege
ven heeft. In naam van den Profeet, ver
schijn en laat u oordeelen door den recht
vaardigen meester der Beduaren?"
Een geweldig geschreeuw vergezelde
deze woorden en het was, alsof de onder
drukte Arabieren al hun woede in dit ge
schreeuw wilden laten uitkomen. Dan
drongen zij Ahmad's hut binnen, maar deze
was leeg!
De muezin had de vlucht genomen