CORRESPONDENTIE Dora Kniest, Oegstgeest. Dank je wel Dora! Wederkeerig nog eens hetzelfde voor U allen. Nog even geduld! Alles wordt geplaatst! Maar, daar ligt zoo'n stapel copy nog voor me, dat het niemand verwonderen moet, als de plaatsing wat lang duurt. En het versje als reclame bedoeld? De bedoeling is goed, maar toch? Dag Dora! Hoor ik nog eens wat van je! Jouw brieven zijn me altijd welkom! Mijn hand voor alle huisgenoot en! Koos Hensin g, Leiden. Zoo wil ik het hooren! Je schrijft steeds met veel belangstelling het Kinderblaadje te blijven volgen, ook nu je van school bent. Doe dat! Er valt altijd iets uit te leeren. En met de raadselwedstrijd kun je toch blijven meedoen ook! Dag Koos! Suc ces in je later leven! Nico Schrama, Voorschoten. Ben jij zoo blij met je verjaardag? Zeker om de cadeautjes, is wel? Ja jongen, zoo'n Kerstvacantie is zóó om. Die vacantie moest minstens 4 weken zijn. Dat heb ik ook al tijd gewenscht. Dag Nico! Jan enLeo Witsenburg, Leiden. Het verhaaltje is lang niet kwaad. Zoo- ara ik de vervolgverhalen gehad heb, krij gen jullie een beurtals het eigen werk is. En dat moet ik hooren, voor ik het plaatsen zal. Dag jongens! Ik wacht af! Gretha van Dam, Leiden. Zooals je ziet, heb ik er dadelijk gebruik van gemaakt en bedank ik je dan ook har telijk voor je medewerking. Verleden week gaf ik weer zoo'n paar buiten nissig- keden! Zoek ook e ens! Dag Gretha! Groeten thuis. Henk Roskamp, Leiden. Mijn vriendje Henk een jongetje van zeven jaar heeft een opstel gemaakt. En dat opstel heb ik met aandacht gelezen en ik vond het voor een jongetje van dien leef tijd een kranig stuk werk. En daarom laat ik het een plaatsje geven dan kunnen alle zevenjarige Neefjes eens zien; wat één der •hunnen al weet te zeggen. Daar is ie! WINTERPRET. Dirk was al vroeg wakker. Hij ging, van zijn bed af, op de torenklok kijken. Maar wat zag hij daar? Alles was wit. „Moe, gaan wij opstaan, want 't heeft gesneeuwd' „Neen Dirk, 't is pas half zes Ga nou nog twee uren slapen, misschien mag je dan niet de slee." „Ja, Moe, misschien ga ik wel droomen van de sneeuw". Dirk draaide zich nog eens lekker om. Toen viel hij in slaap en ging droomen van de sneeuw. Piet zijn vriend speelde ook mee en was met zijn slee buiten en Dirk ging ook zijn slee halen. En zij speel den zoo fijn, dat Dirk en Piet de schooltijd vergaten! En Moeder riep: „Dirk sta op, want het is half acht". En Dirk schrok zoo geweldig, dat bij zoowat zijn bed uitrolde en hij ging gauw naar beneden, kleedde zich aan en at flink. Hij had zich half ge wassen om maar de deur uit te komen. Maar gelukkig was hij op tijd op school. Jeannev d Kroft, Warmond. Leuk briefje met aandacht gelezen! Doe het maar op je gemak, ik meen wat betreft het vervolgverhaal want er is nog heel wat „lange copy, voor. Als ik je zeg, dat mijn verhaal een vol jaar duren zal, aan begrijp je wel, waarom je niet zoo'n haast hoeft te maken. Mijn groet voor al len! De hand voor jou! Annyv. Diest, Sassenheim. Het versje is zooals je ziet nu zoo geplaatst. Jammer voor Cor! Ik had hem zoo graag weer heelemaal hersteld willen z en. Het ijs is opgeborgen, geloof ik en ik zeg met Tante Marie, dat is geen winter. En toch! Wie weet? Het adies van Sisca is veranderd. Daag! Beste wenschen voor Cor! De hand voor jullie drietjes. Jan Gussenhoven, Voorschoten Wat 'n leuke kaart zeg! Ik heb er harte lijk om gelachen. Wederkeerig mijn beste wenschen voor Pa, Moe en de broers. De vijf voor jou! Het blokschrift is heel dui delijk, maar niet gemakkelijk, is wel? Nico Schrama, Voorschoten. Ik zal afwachten tot het heele verhaal af is Nu kan ik er niet over oordeel en of het voor ons geschikt is. Weet wel, er is een stapel copy voor. Dag Nico! Veel groeten thuis! Huub Mentink, Leiden. Dat bewuste versje kende ik. Volgens sommigen zou het van Vondel zijn en zou het gedicht zijn, terwijl hij van Amsterdam r.aar Leiden ging. Hoe het ook zij: geestig is het. Dag Huub! Groet je Ouders van me en de broertjes en zusje. Hierbij zullen we voor vandaag zeggen, cat het welletjes is. Tot de volgende week! Wie een brief schrijft, krijgt een antwoord terug. Oom W i m. Wie zijn jarig? Van 28 Jan. tot 3 Februari. 28 Jan. Mientje Padberg, Leeuwerikstr. 11. 28 Jan. Annie en Thea van Diemen, Weip. B 98, Z.'woude. 28 Jan. Ton Bokern, P. Kerkgr. 1. 28 Jan. Gretha Levarkt, Schoolstr. 2. 28 Jan. Koos v. d. Vooren, Dorpsstr. 250 B, Warmond. 28 Jan. Jan van der Hoeven, D 20, Water tje, Z.'woude. 28 Jan. Dora Lomans, D 244, H.'woude (Dorp). 28 Jan. Jo Noordermeer, Katwijk a. d. R., Groote Steeg 11. 2P Jan. Dominicus de Roo, Schoolstr. 6. 29 Jan. Kees Welling. N. Rijn 58. 29 Jan. Rika v. d. Klauw, Hoogmade. 29 Jan. Rienus v. d. Zijden, Dr. v. Noort- straat 57, Stompwijk. 30 Jan. Adriaan en Harrie van Moorsel, Oosteinde 123, Warmond. 30 Jan. Cor van Tol, Hoogmade B 276. 30 Jan. Jan Borst, Hoogmade B 270. 30 Jan. Jan Ruigrok, Molenstr. 21a, N'wijk. 31 Jan. Dora v.Schie, Hoofdstr. 61, V.'hout. 31 Jan. Theo Berendse, Rijndijkstr. 80. 31 Jan. Bep Segaar, Langebrug 39a. 31 Jan. Jacob Haverkamp, Oranjestr. 64, Alphen. 31 Jan. Josine Verhagen, Stompw.w. 72, Stompwijk. 31 Jan. Beppie Leune. R.'veen 172. 1 Febr. Rietje Zaal, Noordeinde 18. 1 Febr. Corrie Simons, Kolfmakersst. 28a. 2 Febr. Joop Segaar, Langebrug 39a. 2 Febr. Jozef Meiman, Wasstr. 3. 2 Febr. Geertje Kors, 3e Poell. 73, Lisse. 2 Febr. Joke v. Santé, Of wegen. W'brugge 2 Febr. Antoon ter Meulen, R.'veen B312. 3 Febr. Jacob v. d. Burg, Boerhavestr. 13, Voorhout. 3 Febr. Minie Poeliejoe, de Genestetstr. 47 3 Febr. Annie Groenendijk, Billitonstr. 3. 3 Febr. Adri de Groot, Zilk, Zilkerd.w. 63. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook, wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden en eveneens bij verandering van woonplaats, straat of huisnummer, of wanneer een da tum of naam niet precies vermeld staat. Nog even wil ik zeggen, dat deze lijst alleen en uitsluitend bestemd is voor schoolgaande kinderen. Oom WIM. 'N ongeluk zit in 'n klein hoekje door Jan Nieuwenhoven. Jaap Sanders, 'n veertienjarige H.B.S.-er. reed na de middaglessen naar huis. Hij had niet zoo veel huiswerk, er was dan nog mooi 'n poosje tijd voor in z'n boek, uit de H.B.S.-bibliotheek, 'n beetje te lezen, 't Was 'n fijrï boek, wat hij had; 't heette „De smokkelaars van gang vijf'. Jaap hield van lezen, 't was iets heerlijks voor hem in zoo'n boek te lezen. Toen schoot hem iets te binnen; dat was waar ook, hij had nog sigaretten in z'n zak, daar was nu mooi tijd voor. Ze vonden 't thuis wel niet goed, als hij rookte, maar ja, zoo'n enkel sigaretje! Hij stapte af, stak 'n sigaretje op en reed weei door. Hé, fijn toch zoo'n boek lezen; waar was hij nu ongeveer? O ja, de smokkelaars waren allen na 'n lange vermoeiende tocht over de grens heen, behalve de oude Sam, die was door 'n douane in z'n been geschineens! Jaap voelde 'n harde slag, alles draaide voor z'n oogen, alles werd zwart en 't leèk of hij in 't heele diepe put zonk. Menschen stroomden toe: 'n jongen tegen 'n auto aangereden. Jaap had niet op z'n stuur gelet en was tegen de auto aangereden, 'n Politieagent schoot toe en heild de menschen tegen. Met groote snel heid kwam 'n auto van de E.HD. aanrijden en de H.B.S.-er werd naar 't ziekenhuis gebracht. Hij had 'n zware hersenschudding en veel andere verwondingen opgeloopen. Men vreesde 't ergste. De politie bracht Jaap's ouders op de hoogte van 't gebeur de. 'n Priester diende Jaap de laatste H. Sacramenten toe. Jaap had veel vrienden op de H.B.S. en dezen baden nu in de ka pel voor 't behoud van z'n leven. En wer kelijk, Jaap kwam er bovenop. Toen hij bezoek mocht hebben, kwamen verscheide ne jongens naar hem toe. Als hij nu weer op de fiets zit, zal hij wel niet meer aan smokkelaars denken. NOG EEN PAAR ZINNEN. Onder afd.: Aardigheden, ingestuurd door Arthur vau Valderen. 20. Mijn moeder laat het brood in bak ken bakken. 21. Donker bruin is haar haar. 21. Vadarsbarbiersbier is lang niet slecht 22. Nu krijgt Oom Wim weer met dit werk werk. 23. En nu eindig ik anders zou ik de pers met nog meer werk te laten druk ken, drukken. En nu dank ik allen, die deze lijsten met hun bijdrager aanvulden en zoo toonden met ons te willen meewerken enstap pen nu van deze aardigheden af. Oom Wim. ATTENTIE De volgende week beginnen we met het plaatsen van een klein vervolgverhaal van onzen trouwen medewerker Anten Roels, en wel „Aai de Zeerob". En dan komt het lange verhaal van mij „Van schaapherder tot fabrieksdirecteur", een verhaal met 50 vervolgnummers. Hierop kom ik vóór we aan dit verhaal beginnen, nog even terug. Oom WIM. U vraagt? 1. Hoever strekten zich vroeger langs de zee achter de duinen de bosschen uit? 2. Waarom is Pieterman zwart? Zijn de Spanjaarden zwart? 3. Waarom zegt men van sommige meis jes „bakvissen"? 4. Hoe komt men Holland te zeggen, in plaats van Nederland? 5. Hoe worden de electrische klokken geregeld? 6. Ik las van een pantomine? Wat is dat? Wij antwoorden. 1. Van den Helder tot den Hoek van Holland. Hier zijn nog van over het Alk maarder Woud; het Haarlemmerhout en het Haagsche Bosch. 2. Neen, de Spanjaarden zijn niet zwart. Maar Pieterman was knecht en de rijke Spanjaarden hadden in den tijd van Sin terklaas Mooren voor knechts. Eigenlijk moesten de Pietermannen donkerbruin zijn. Zwart is de kleur van den neger. 3. Kleine visschen worden niet gekookt of gestoofd, zooals de groote visschen, maar gebakken. Schertsenderwijze zegt men nu „Bakvisch" tegen een meisje dat meent groot te zijn, maar het nog niet is. 4. Holland zal wel ontstaan zijn uit Holt- land is houtland; j.and waar veel hout, veel bosschen waren. 5. De electrische klokken worden gere geld door een „Moederklok", die in de Electrische Centrale aanwezig is en de preciese tijd aanwijst. Van de moederklok uit, gaat een electrische stroom door alle draden van alle klokke- gelijktijdig en alle klokken wijzen bij eiken stoot één streepje of één seconde verder. 6. Ik denk, dat je verkeerd gelezen hebt en je bedoelt: pantomime. Dit is Grieksch, bet. gebarenspel, stommerpel. Zoo is pan- tomiek de kunst om zich te doen verstaan door middel van 't gebarenspel. Een verkeerde dag door Anny v. Diest. Neen, Carla's dag was niet goed begon nen. Toen haar wekkertje afliep, had, ze 't ding met een nijdige ruk stopgezet en zich nog eens lekker ingestopt. Maar die rust was van korte duur, want toen Moe haar doch tertje niet zag verschijnen had deze Car- la er nog eens aan herinnerd dat het tijd was om op te staan. „Och wat" .dacht Car- la, „ze kunnen me ook nooit met rust la ten". In een boos humeur stapte ze haar bed uit en trok haar kousen aan. O ramp, in haar verstoordheid deed ze dat wat ruw, met het gevolg, dat de naad lossprong en een gapende opening aan haar been ver toonde. Driftig deed ze de kousen uit en wierp ze in een hoek van haar kamertje, alsof die kousen 't konden helpen! Nu vlug wasschen; ook dat ging niet zonder onge lukken. Ze pletste 't water zoo wild in haar waschkom, dat de helft er over heen spatte en een riviertje op de waschtafel er bovendien eén meertje op den vloer ver oorzaakte. Dat alles maakte het humeur- tje van Carla niet beter! Integendeel, een donkere gloed versomberde haar aardig ge zichtje. Beneden gekomen zei ze kort en nauwe lijks hoorbaar „goeden morgen". Haar moeder hield zich alsof ze er niets van bemerkte, en schor'- een kopje thee voor haar dochtertje in. Maar o wee, het meisje, dat haastig wilde drinken, vond de thee te heet, wilde met driftig gebaar 't kopje op den schotel zetten, dat even wel zulk 'n hardhandige aanraking niet kon verdragen en in scherven viel. „Onweer op komst, geloof ik", plaagde Oscar, haar broertje haar; wat evenwel een terechtwij zing van Moe ten antwoord had. Op school kon ze haar aandacht niet bij de lessen houden, met het gevolg, dat, toen ze een beurt kreeg, met geen mogelijk heid wist aan welke les ze bezig waren en nog minder wat van haar gevraagd werd en dus straf opliep. Neen haar dag was vandaag totaal bedor ven en ging ze maar liever vroeg naar bed. Moeder dekte haar meiske lekker toe, maande haar nu maar eens rustig te slapen en niet meer met 't verkeerde been uit bed te stappen; want 'n verkeerd begonnen dag, brengt meest niet veel goeds. Deze winter door Oom Wim. Wie winter noemt dit winterweer. Denkt vast aan and're tijden Toen sneeuw- en hagelbuien fel Nog striemden land en weiden. Toen vorst nog weken lang aan-een In boeien sloeg de slooten. Op spiegelgladde banen men Zag zwieren, kleinen, grooten. Toen was 't winter en geen herfst, Zooals men nu gaat denken: Toen was de wintervorst 'n vorst, Dien wij aL. vorst herdenken. Thans is het mist ook, waar men blikt, Of regent het gestadig. En zijn de schaatsen in 't vet: Wie moppert ongenadig? Wij wenschen ijs te zien, niet waar? De kou kan ons niet deren. Maar arme menschen zullen vast Iets „warmers" prefereeren. Komt, danken wij den goeden God, Voor Wut hij geeft te dragen. Hij weet, wat noodig is en goed: Wij hoeven niet te klagen. Het geheim van Agnes door Jeanne v. d. Kroft. Vin. (Slot). XII HOOFDSTUK. De opsproring met arrestatie. Den volgende morgen waren verschillen de mannen al vroeg uit de veeren. En om p uur of negen was er al een heel gezel schap bij elkaar op 't politiebureau in de ruime raadszaal. Doch zooals het meer gaat werd er nog steeds op de held van 't spel gewacht en toen hij dan ook eindelijk ver scheen, werd hij met een hartelijk welkom, maar ook met ongeduld door een der hee- ren ontvangen. Toen hij op de plaats welke men hem had aangewezen stilstond moest hij alles tot in de kleinste bijzonderheden nog eens vertellen, en terwijl hij sprak had een der heeren alles opgeschreven. Na nog wat nagepraat te hebben werd besloten, dat een andere speurder zich belasten zou met de opsporing van de misdadigers, terwijl er een troep politieagenten op wacht zou den staan. Om tien uur togen ze af. De man, die de taak om de roovers op te spo ren, op zich had genomen, begaf zich met den hond op weg, die men eerst aan de zakdoek had laten cuiken. De hond die een scherpe speurneus bezat, was schijnbaar zeker van zijn doel. Na een half uur ge- loopen te hebben, kwamen ze voor 'n sloot je van ongeveer 1 meter breed, de man sprong en de hond zwom er over, even was de speurdershond het spoor verloren, maar vond het toch een meter of vier van de plaats, waar hij was overgezwommen weer terug. Nu werd het moeilijker men moest zich door struiken wringen, maar de uit slag was dan ook schitterend. Toen hij om zich heen keek, bevond hij zich op een open ruimte aan het einde daarvan liep een pad naar een groep boomen. De hond snuffelde langs de grond en liep het smalle pad op en stond toen voor een groep boomen die zich wel negen meter boven den grond verhieven, terwijl de takken door elkaar gegooid en met blaren bedekt een soort dak vormde. Tusschen de ruimte van de boomen had men klei ge streken. De hond had een zacht gejank laten hooren, waardoor de man tot be zinning kwam en hem die kant introk. Oogenblikkelijk werd de deur geopend en een bleek meisje met roode kringen onder de diepliggende oogen verscheen buiten. Onderzoekend keek het meisje de omtrek rond doch toen ze niets verdachts zag ver dween ze weer. Het hart van den speurder klopte in zijn keel, het klamme zweet stond op zijn voorhoofd. Dus dit heele huis (of hoe het heeten mocht) was nu verla ten? Zou het meisje er alleen in wezen? naar alle waarschijnlijkheid wel, dus de uiterste voorzichtigheid was noodig, hij mocht de roovers ems tegenkomen. Hij besloot een andere weg te kiezen en de daad bij het woord voegend stapte hij op. Met ingeduld werd hij door de politieman nen opgewacht. Bleek en vermoeid vol schrammen verscheen hij met den hond op het pad. Toen hij de mannen genaderd was, deelde hij hun met een vermoeiden stem alles wat hij wist mede. De mannen waren heel tevreden over dien uitslag. De speurder zelf ging naar zijn huis toe, waar hij na het drinken var een kopje koffie weer een beetje bijkwam. Om elf uur ver trokken ze weer. De hond met zijn gelei der voorop. Toen ze voor de struiken ge komen waren gaf dat wel eenige moeite doch ze kwamen kt. Behoedzaam slopen ze het pad op. Bij het naderen van de hut werden hier en daar een paar woor den gewisseld. Een der mannen opende toen de deur en keek binnen. Aan een lan ge tafel aten ongeveer een zevental man nen zich te goed te doen aan een welvoor zien maal, dat een lang smal meisje voor hen opdiende. Met luide stem sprak de politoieman: „In naam der wet, geef U over!" Groot was de ontsteltenis die er heersch- te. Op het ruwe gelaat van den hoofdman was groote angst te lezen en met een hoor baar trillende stem vroeg hij: „Wat heeft dat te beteekenen mannen?" 't meisje had een luide gil geslaak* en vluchtte nu het vertrek uit. De vroegere hoofdman had geheel zijn zelfbeheersching verloren, als een razende liep hij het vertrek rond en vloekte en tierde op iedereen. „Wat dat te beteekenen' heeft, dat zul je zelf wed het beste weten", mannen en hij wenkte hen binnen, „nu aan den slag" en zich tot de roovers wendend, „en geeft jullie je nu maar over, want vluchten baat toch niets. Gewillig lieten de andere roovers zich binden bij de hoofdman kosten het wel wat meer kracht en geweld, doch tegen zoo'n overmacht was hij niet bestand. Een van de politiemannen begaf zich naar het andere vertrek, waar hij 't snikkende meisje op een stoel vond zitten. Met zach te, troostende woorden trachtte hij haar tot bedaren te brengen, wat hem ook ge lukte. Toen begaven allen zich op weg. Na vijf kwartier zagen de dorpsbewoners een heele optocht door het dorp heentrekken. Voor het politiebureau hielden ze stil. Ze openden de deur en stapten binnen. Wel dra was het getuigenverhoor in volle gang en 't einde was, dat de roovers veroor deeld werden tot 6 jaren gevangenisstraf en Agnes kon weer vredig naar huis keeren met het prettige bewustzijn, dat al de moeite toch niet voor niets was geweest. Groot was de vreugde der ouders van Ag nes toen ze hun kind springlevend in hun huis konden ontvangen, maar ook was de vreugde groot bij het geheele gerechtshof, want met de arrestatie zou de streek van een heele reeks inbraken voorloopig al thans vrijblijven. De bedevaart van Ab del enim door Joop Pollmann. VL (Slot). „Het is nu ruim twee weken geleden, dat Samud ons verliet", begon de oudste weer, „en het wordt hoog tijd, dat hij met Ab-del-Enim terugkeert. Niet eerder voor onze meester het bevel geeft, zullen wij Ahmad uit zijn tent halen en hem het loon geven, dat hij verdient. Maar Allah zal hen nu spoedig laten komen, want de Recht vaardige laat niet toe, dat onschuldige menschen door een valschaard als Ahmad doodgehongerd worden." „Je hebt gelijk, Hilleh, Allah en Moham med zullen dat verhoeden. In elk geval zal Ab-del-Enim niet door den slechten muezin vermoord kunnen worden en even min zal Samud ons lot kunnen deelen. Dat is een troost voor ons." „Spreek niet zoo, Gwadar, alles zal goed komen. Wij zullen niet van honger sterven, ik verzeker 't je." Zoo spraken de Arabieren tot elkaar, ter wijl het rondom hen steeds donkerde werd. In de verte hinnikte een paard; het werd stiller en de mannen spraken steeds zachter. Men stak een vuur aan, want het werd aardig koud en de duisternis bijna ondoordringbaar. „Luister, Hilleh, luister! Hoor je daar geen getrappel van paardenhoeven? Kom, kom, daar zullen ze zijn!" Het klonk als een juichkreet door de nacht en men snelde tegelijk naar de plaats, waar het ge luid vandaan kwam. En ineens doemden de lang verwachten, op; een groote, witte kameel en een vurig, Arabisch paard ma tigden hun gang én Ab-del-Enim en Sa- m mud stegen af, om zoolang omhelsd en ge kust te worden, tot zij zichzelf uit de om helzing loswrongen en het woord konden nemen. „Mannen, waar is Ahmad?, Vooruit, naar zijn hut, breng hem voor me! Ik zal hem oordeelen, zooals Allah dat zou doen, wanneer hij voor Hem stond!" De Bedua- ien wachtte geen oogen blik, maar holden in wanorde naar de tent van den muezin. Eindelijk konden zij dan al het kwaad, dat hij hen aangedaan had, op eerlijke wijze vergelden. Vrouwen en kinderen werden ^vakker en ijlden de hutten uit om zich bij de mannen aan te sluiten. Inderhaast maakte men enkele toortsen en bij het spookachtige licht van deze geimprovi- seerde lampen trad Samud naar voren, toen zij bij de tent van den laaghartigen priester aankwamen. „Ahmad, wanneer ge een waar priester van Allah zijt, kom dan uit uw tent en ontvang de straf, die Ab-del-Enim u gege ven heeft. In naam van den Profeet, ver schijn en laat u oordeelen door den recht vaardigen meester der Beduaren?" Een geweldig geschreeuw vergezelde deze woorden en het was, alsof de onder drukte Arabieren al hun woede in dit ge schreeuw wilden laten uitkomen. Dan drongen zij Ahmad's hut binnen, maar deze was leeg! De muezin had de vlucht genomen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12