gemeenteraad van leiden Cjfafi/ DINSDAG 18 JANUARI 1938 DE LEÏDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 DE AFKOOPSOM AAN DE BIJZ. SCHOOL-BESTUREN VOOR SCHOOLGEBOUWEN. PENSIOEN EN WACHTGELD VOOR DE WET HOUDERS. DE MONUMENTEN VERORDENING AANVAARD. ZONDER RECHT OP SCHADELOOSSTELLING. a. Benoeming van vier stadsgeneeshee- ren. Na heropening der openbare zitting wor den herbenoemd de heeren P. J. M. Nie- mer, A. J. B. Poortman en S. A. de Graaff en benoemd in de vacature H. P. Veldhuij- zen de heer J. H. F. Lahr (op mej. G. J. Verbrugge waren 2 stemmen uitgebracht, eveneens op den heer Renaud 2 stemmen). b. Aanwijzing van een candidaat voor de benoeming van een commissaris der N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij. Benoemd wordt de heer de Reede. •lo Benoeming van vijf leden van de plaatselijke Schoolcommissie. Herbenoemd worden de heeren J. P. Maartense, Lourens Bosch, P. M. van Ser- mondt, dr. H. H. Maas en mej. H. J. Doove. 2o. Benoeming van een chef van de af- deeling Algemeene Zaken en Gebouwen bij den dienst van Gemeentewerken. Benoemd wordt #de heer D. de Graaf jr. 3o. Suppletorie begroeting, dienst 1936, van het Gereformeerde Minne of Arme Oude Mannen -en Vrouwenhuis. Goedgekeurd. 4o. Rekening, dienst 1936, van het Ge reformeerde of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Goedgekeurd. 5o. Begrooting, dienst 1938, van het Ge reformeerde Minnen of Arme Oude Man nen- en Vrouwenhuis. Goedgekeurd. 6o. Voorstel tot het verhuren van de bovenwoning Hartesteeg No. 3 aan de Commanditaire Venootschap „Eiga" alhier. Goedgekeurd. 7o. Voorstel tot het verhuren van de perceelen weiland, kadastraal bekend ge meente Leiden, Sectie N nis. 128, 129, 147, 145 (ged.), 121 (ged.) en 125 (ged in den Stadspolder, aan de Vereeniging tot aan-_ leggen en onderhouden van volkstuintjes P Clos en Leembruggen, te Leiden. Goedgekeurd. 8o. Voorstel tot het verkoopen van een strook grond, deel uitmakende van de per ceelen kadastraal bekend gemeente Lei den, Sectie H. nis. 2945, 2658, 1388 en 3127 aan de Grevenstraat, aan H. Compier, te Legden. Goedgekeurd. 9o. Voorstel tot het wijzigen van de met de gemeente Zoeterwoude d.d. 24 Novem ber 1924 gesloten overeenkomst betreffen de de levering van electriciteit m die ge meente door de Stedelijke Electriciteitsfa- briek te Leiden. Goedgekeurd. lOo. Voorste ltot herziening (aanvul ling) van het bij raadsbesluit van 6 No vember 1933 vastgestelde plan van uitbrei ding voor de gemeente Leiden, laattselijk herzien by raadsbesluit van 6 September 1937. Goedgekeurd. Ho. Voorstel inzake het afbreken van de voormalige zweminrichting aan het Rijn—SchiekanaaL Goedgekeurd. 12o. Praeadvies op het verzoek van M. C van Straten om restitutie van een ge- delte van de door hem betaalde belasting wegens het opbreken en herstellen van de bestrating in de van Bemmelenstraat en de Bakhuis Rozeboomstraat. Goedgekeurd. 13o. Voorstel inzake het verleenen van een subsidie aan de Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting. Goedgekeurd. 14o. Voorstel tot het aangaan van een regeling met een 14-tal omliggende ge meenten omtrent de toelating van kinde ren uit die gemeenten tot openbare scho len voor uitgebreid lager onderwijs alhier. Goedgekeurd. DE AFKOOPSOM VOOR SCHOOL GEBOUWEN VAN BIJZONDERE SCHOOL-BESTUREN. 15o. Voorstel tot het, overeenkomstig art. 205 ter, eerste lid, der Lager Onder wijswet 1920, uitkeeren van een som ineens, ter vervanging van de jaarlijksche ge- bruiksvergoeding, aan de besturen van een 7-tal bijzondere lagere scholen en tot het vaststellen van den desbetreffende begroo- De heer Goslinga (A.R.) merkt op, dat deze kwestie de gemoederen reeds lang heeft beziggehouden. Voor de jaarlijksche gebruiksvergoeding was wel reden, doch verscheidene gemeenten wilden van deze drukkende last af door een afkoopsom Dat is onlangs toegestaan bij de Wet tot verlaging van overheidskosten, indien de schoolbesturen dat wenschten. Er zijn daarover veel misverstanden ont staan. Verschillende schoolbesturen hebben een verzoek tot uitkeering van een afkoop som gedaan. B. en W. hebben toen ge meend, dat verzoek te kunnen afwijzen, op argumenten deels van onderwijskundigen aard, deels van financieelen aard. De on derwijskundige argumenten acht spr. zeer aanvechtbaar, wat hij nader uiteenzet. Het risico van ontijdige opheffing van een bij zondere school, waarop B. en W. zich o.a. beroepen, is al zeer gering, gezien de voortdurende toename van het aantal leerlingen bij de bijz. scholen. Dat met name op de Protestantsche scholen kinde ren opgenomen worden van ouders, wier principes geen Protestantsche school noo- dig maken, staat niet ter beoordeeling van B. en W. Vele ouders zijn geen lid van een Gereformeerd Kerkgenootschap, maar wenschen desalniettemin Gereformeerd onderwijs voor hun kinderen. Een andere risico is het gevaar voor vernietiging door brand. Dat gevaar is zeker niet groot, doch bovendien zijn ze verzekerd. En meent men, dat de schoolbesturen het geld van de verzekering in de zak zullen steken en bij het gemeentebestuur zullen aan kloppen om geld voor een nieuwe school? 't Zijn geen boeven! B. en W. wijzen op de mogelijkheid van renteverlaging, maar daarop kan men toch niet blijven wachten. Van meer beteekenis zijn de financieele argumenten, 't Is inderdaad zoo, dat deze wet, welke een verlaging der gemeente uitgaven bedoelt, nu door den rentestan daard ook werkelijk een besparing betee- kent. B. en W. zeggen: laten we maar toe geven, want ze gaan toch in hooger be roep, en dan winnen ze het toch! Spr. heeft daarom geen reden om tegen te stemmen, maar meende een woord van critiek te mogen uiten tegen de wijze, waarop B. en W. deze zaak hebben behandeld. De heer Hessing (S. D. A. P.) heeft zich verwonderd over deze politieke rede van den heer Goslinga. De wethouder van onderwijs toch is een katholiek en zeker geen tegenstander van het bijz. onderwijs. De heer Goslinga heeft deze zaak op po litiek terrein gebracht, doch hij had beter gedaan, deze kwestie zakelijk te behande len. Spr. wenscht zich alleen te bepalen tot de zakelijke, de financieele aspecten. Er zijn risico's, welke men niet hoeft te nemen. De leden van de Commissie-Rut- gers hebben .het risico van ontijdige op heffing eveneens gevoeld, zoodat B. en W. in gunstig gezelschap zijn. Men zal die afkoopsommen bestrijden door het aan gaan van een annuiteitsleening van 30 jaar. Dat laatste bevreemdt spr. Waarom geen leening van 20 jaar? Verscheidene scholen zullen n.L niet langer meegaan, andere kunnen door concentratie worden opgeheven. Men kan de schoolbesturen heel goede menschan achten, doch dat is nog geen reden om niet een zoo groot mo gelijke zekerheid te verlangen. Maar verzet zal niet helpen en daarom zal spr. met het voorstel meegaan.. De heer de Reede (C.-H.) heeft ook bezwaren tegen het beleid van B. en W. in deze zaak. Spr. stelt zich niet op poli tiek standpunt, doch kan zich niet onttrek ken aan den indruk, dat de politiek toch een hartig woordje heeft meegesproken bij het tot stand komen van dit prae-ad- vies. Men spreekt over alle mogelijke risi co's, doch moet toch rekening houden met de wettelijke bepalingen. De heer Hessing beroept zich op de commissie-Rutgers, doch de regeering heeft haar standpunt niet overgenomen. Dezelfde risico's, welke B. en W. opnoemen, loopt de gemeente bij de stichting van elke school. Had men aange toond, dat er bijzondere risico's waren, dan was het anders geweest. Wat spr. het meest betreurt, is, dat deze handelwijze van B. en W. de gemeente op 14.000 komt te staan. Van den beginne af, was het duide lijk, dat B. en W. geen succes zouden heb ben. Thans mag de Raad besluiten wat hij wil, het is slechts uitstel van executie. De afkoopsom is voor vele schoolbesturen wenschelijk om schulden af te lossen. Wethouder Tepe (R.-K.) zal niet op alle gemaakte opmerkingen ingaan. Spr. kan volstaan met de verzekering, dat de houding van het college niet is ingegeven door een of andere zucht om de bijz. school besturen een voordeel te onthouden zon der nadeel voor de gemeente. Het college heeft zich gesteld op het z. i. volkomen logische standpunt, dat de wet de bedoe ling had de openbare uitgaven te verla gen. Feitelijk was dat in het onderhavige geval niet zoo. De jaarlijksche vergoeding was absoluut niet in strijd met het onder- wijsbelang en, wanneer B. en W. deze wil len handhaven, deden zij absoluut geen onrecht aan het bijz. onderwijs, doch ke ken zij alleen naar de gemeentelijke finan ciën. Thans is het college overtuigd, dat het in hooger beroep in het ongelijk ge steld zal worden en daarom geeft het toe. De leening van 30 jaar is genoemd als een voorbeeld, niet als een voorstel. De vraag of het beleid van B. en W. juist is ge weest, zal bij het begrootingsdebat nader besproken worden. De heer Goslinga A.-R.). merkt nog op, dat spr. het beleid van B. en W. niet "jzoo becritiseerd zou hebben, als het colle ge de aanvraag der schoolbesturen alleen had afgewezen op grond van financieele argumenten. Zijn critiek gold alleen de denigreerende onderwijskundige argumen ten van B. en W. De schatting, dat som mige scholen niet zoo lang meer zullen meegaan, berust nergens op. Een annuiteit van 30 jaar is volmaakt verantwoord. Wethouder Tepe (R.K.) merkt op, dat alle z.g. onderwijsdeskundige argumenten terug te brengen zijn tot financieele argu menten. Het feit bijv., dat er kinderen op een Prot. school gaan, wier ouders totaal geen waarde hechten aan bijzonder onder wijs, kan toch een risico inhouden voor de gemeente. De heer de Reede (C.-H.).: Dat brengt de bijzondere school niet in gevaar. Een dergelijke situatie bestaat al 80 jaar. Het voorstel wordt daarna z. h. st. aan genomen. c. Voorstel tot het verpachten van de beweiding van het Schuttersveld, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie L Nis 330 (ged.) en 338 (ged.), aan de N.V. Exploi tatie Crediet- en Administratie-Maatschap pij „Uitgebreid Bezit", te Leiden. Goedgekeurd. d. Voorstel tot het wijzigen van het raadsbesluit van 22 November 1937 inza ke het aangaan van kasgeldleeningen gedu rende het le kwartaal 1938. Goedgekeurd. PENSIOEN EN WACHTGELD VOOR WETHOUDERS. 16o. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan de wethouders, alsmede het verleenen van pensioen aan hunne weduwen en weezen. De heer Goslinga (A.-R.) vraagt of het weduwenpensioen ook van toepassing is op de weduwen van die nu zitting heb bende wethouders, die reeds voor 1935 lid van het college waren. De heer W i 1 m e r (R.-K.) meent, dat dit duidelijk is. Deze regeling geldt ook voor die wethouders. De heer v. Eek (S. D. A. P.) zegt, bij art. 3 der verordening, dat het toekennen van wachtgeld de bedoeling heeft, dat men* voor het wethouderschap een. zoo ruim mo gelijke keuze heeft, zoodat ook degenen, die niet kapitaalkrachtig zijn tot wethou der gekozen kunnen worden. Voorgesteld wordt een wachtgeld van 60 pet. en het volgend jaar van 40 pet. toe te kennen. Spr. wenscht dat veranderd te zien in 75 pet. en 50 pet. Met den heer Beekenkamp dient hij een daartoe strekkend amende ment in. De heer Wilmer (R.K.) is het met den heer v. Eek eens, dat de keuze zoo ruim mogelijk moet zijn. Maar een wachtgeld van 60 pet. en 40 pet. acht spr. zeker vol doende. Wachtgeld dient om de terugkeer tot het gewone leven te overbruggen. Spr. meent, dat iemand, die wethouder is ge weest, spoedig in staat zal zijn, wederom een lucratieve betrekking te vinden. Een wachtgeld van 60 pet. in het eerste jaar en 40 pet. in het tweede jaar acht spr. hoog genoeg. De heer Goslinga (A.R.) is het met den heer v. Eek eens. Wanneer een wet houder aftreedt, is hij vaak al over de 60 jaar. Het amendementv. Eck-Beekenkamp wordt met 17 tegen 9 stemmen aangeno men. Tegen de heeren: v. d. Reijden, v. d. Laan, Wurtz, Tobé, v. Rosmalen, Wilmer, v. d. Kwaak, Wilbrink en d*. Reede. De vergadering wordt daarop verdaagd tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. Des avonds om 8 uur werd de behan deling van de artikelen der verordening voortgezet. Bij art. 6 maakt de heer Goslinga A. R.) de opmerking, dat het onbillijk en niet overeenkomstig de wet is, dat een ex-wet houder, die, met een wachtgeld mee, uit een openbaar ambt, dat hij reeds tijdens zijn wethouders<iiap bekleedde, een inko men van 4500 gld .geniet, van de wacht geldregeling wordt uitgesloten. Spr. stelt voor, de desbetreffende alinea te schrappen. De heer Wilmer (R.-K.) zegt. dat het bedrag van ƒ4500 een willekeurig bedrag is, het gevolg van een compromis in de commissie. Doch de bedoeling van deze alinea is, te verhinderen, dat wachtgeld wordt toegekend aan hen, van wie men verwachten mag, dat zij die tegemoetko ming niet noodig hebben. Wachtgeld wordt toch ingesteld om te verhoeden, dat een wethouder bij zijn aftreden opeens zonder inkomen komt te staan. Spr. meent, dat deze bepaling niet in strijd is met de wet. De heer v. Eek (S. D. A. P.) sluit zich bij den heer Wilmer aan, zich baseerend op de strekking van het wachtgeld. De v o o r z. ziet de bezwaren van den heer Goslinga wel in, doch geeft hem in overweging zijn bezwaren (op belasting gebied bijv.) langs anderen weg opgeheven te krijgen. Nadat de heeren H e s s i n g (S. D. A. P.) en Wilmer (R.-K.) nog het ontwerp ver dedigd hadden, wordt het amendement- Goslinga verworpen met 26 tegen 1 slem. Vóór: de heer Goslinga. Bij art. 11 heeft de heer v. Eek (S. D. A. P.) bezwaar tegen het verschil, dat ge maakt wordt tussehen het weezenpensioen van een overleden mannelijken wethouder en van een overleden vrouwelijke wethou der. De kinderen van een vrouwelijke wet houder moeten dezelfde rechten hebben als de kinderen van een mannelijken wethou der. De heer Wilmer (R.-K.) erkent, dat het in abstracto denkbaar is, dat een vrouw het wethouderschap niet zou kun nen aanvaarden alleen omdat zij geen wee zenpensioen zou genieten, maar zoo'n ge val zou al een zeer groote uitzondering zijn. Wanneer een vrouw sterft, zal in verreweg de meeste gevallen de man voor de kinderen kunnen zorgen. Voor uitzon deringsgevallen kunnen wij geen regelingen treffen. De heer v. Eek (S. D. A. P.) betwijfelt ol het hier over zulke groote uitzonderin gen gaat. De man kan werkloos zijn of zie kelijk worden. Spr. stelt voor de desbetref fende alinea te schrappen. Het amendement v. E c k wordt ver worpen met 14 tegen 13 stemmen. Vóór: de S. D. A. P. en de heeren v. Weizen en Key (de wethouders bleven buiten stem ming). Bij art. 14 heeft de heer Goslinga (A.-R.) bezwaar tegen de bepaling, dat het weduwenpensioen beperkt wordt tot een bedrag van 1.400 en weduwen- en wee zenpensioen tezamen tot een bedrag van 2.400. De heer Wilmer (R.-K.) verdedigt de bepaling waarna het art. z.h.st. wordt aan genomen. Bij art. 18 herhaalt de heer Goslinga (A.-R.) de opmerking, dat dit artikel (we duwenpensioen ook voor wethouders, die in 1935 reeds zitting haddenwaarschijn lijk door Ged. Staten niet zal worden goed gekeurd, als in strijd met de wet. De heer Wilmer (R.-K.) hoopt van niet; anders zou er een onbillijkheid begaan worden. De verordening wordt daarna z.h.s. aan genomen. De v o o r z. dankt de heeren, die zich in een desbetreffende commissie voor deze materie zeer veel werk hebben getroost (applaus), waarop de heer Wilmer zegt, in dien dank mede den betrokken ambtenaar, die als secretaris der commissie heeft gefungeerd, te moeten betrekken. MONUMENTENVERORDENING. 17o. Voorstel tot het vaststellen van een Monumentenverordening, met bijbehooren- de voorwaarden voor gemeentelijken steun tot behoud en herstel van monumenten. De heer Würtz (Nat. Herstel) verde digt een aantal amendementen, die hoofd zakelijk ten doel hebben, om reeds bij plaat sing van een gebouw op de monumenten lijst de schade vast te stellen en uit te keeren. Spr. herinnert er aan, hoe oude stads gedeelten piëteitsloos zijn opgeruimd en door gedrochtelijke bouwsels worden ont sierd. Dat B. en W. waken om verder ver lies van bouwkunstig schoon tegen te gaan, waardeert spr. maar toch kan hij met dit voorstel niet instemmen, omdat geen rekening wordt gehouden met individuee- le belangen. Geen rekening wordt gehou den met de waardevermindering van ge bouwen alleen reeds door het feit, dat zij op de Monumentenlijst worden geplaatst. De commissie heeft zich niet bezig gehou den met de economische consequenties van haar ontwerp-verordening, dat een toon beeld is van een willekeurige en onoordeel kundige regeling. Wat is een monument? Eenvoudig elk bouw- of kunstwerk, dat door B. en W. op de lijst wordt gezet. Het doel is idealistisch, maar particulie re belangen mogen daaronder niet lijden. Door deze verordening wordt diep inge grepen in het eigendomsrecht zonder eeni- ge schadevergoeding. B. en W. hebben wel het belang van den hypotheekhouder er kend, maar dat geldt toch in nog sterker mate voor den eigenaar zelf. Plaatsing op de Monumentenlijst beteekent practisch de onverkoopbaarheid van het desbetreffende huis, met al de funeste consequenties daar van voor de eigenaars. Slechts wanneer spr.'s amendementen in het ontwerp wor den opgenomen, zal hij zijn stem daaraan geven. In alle gèmeenten, waar Monumen tenverordeningen bestaan, vallen slachtof fers, al worden alle gevallen niet wereld kundig. De heer Beekenkamp (A.-R.) is het met den heer Würtz eens, dat het noodig is iets te doen om onoordeelkundig scha de aan het stadsschoon tegen te gaan. Van die gedachte is het ontwerp uitgegaan. De heer Würtz wil echter een schadevergoe ding. Er zijn evenwel een twintigtal van dergelijke Monumenten verordeningen, en nergens is er een schadevergoedingsrege ling. Hoe komt dat? Omdat de practijk mee brengt, dat bij plaatsing op de lijst reke ning wordt gehouden met eventueele scha de voor den eigenaar. Dat ingegrepen wordt in het eigendomsrecht door wet of veror dening is heelemaal met vreemd in onze wetgeving. Men denke aan bouwverboden en uitbreidingsplannen. Dat ieder gebouw in waarde zou dalen door plaatsing op de lijst lijkt spr. overdreven. Het verbod tot ver andering is trouwens slechts een voorloo- pig verbod. Wil men een schadevergoe ding, dan komt dat de gemeente ofwel op groote kosten te staan ofwel de heele ver ordening is waardeloos. Het is juist, dat er verscheidene protesten opgaan tegen de Monumentenverordeningen, doch spr. is het daarmee niet eens. Wanneer een der gelijke verordening verstandig wordt toe gepast, is er geen gevaar te duchten. De heer Wilmer (R.-K.) heeft dit be zwaar, dat per se in^geen enkel geval aan eigenaren eenig recht tot schadevergoe ding wordt toegestaan. De overheid kan lasten leggen op particulier bezit zonder schadevergoeding, maar er zijn ook geval len, waarin schadevergoeding moet be taald worden, zeker wanneer die las ten prac.isch neerkomen op een geheele of gedeeltelijke onteigening. Wanneer de so ciale lasten onevenredig zwaar zijn voor den enkeling, moeten zij door de gemeen schap worden gedragen. Spr. erkent, dat dit moeilijk in een verordening te rege len is, maar 't moet toch mogelijk zijn. De heer v. Eek (S. D. A. P.) kan zich vereenigen met den heer Beekenkamp. Het eigendomsrecht is geen volstrekt recht. De bezwaren van den heer Würtz kunnen groo- tendeels ondervangen worden door het op treden van B. en W. en van de commissie van advies. Wanneer men er rekening mee houdt, dat de commissie van advies niet eenzijdig wordt samengesteld, en de veror dening met beleid wordt toegepast, ducht spr. geen schadelijke gevolgen. De v o o r z. merkt op, dat de heer Würtz een belang naar voren heeft ge bracht, dat de aandacht verdient, al heeft hij z.i. wel wat overdreven. Het staat voor spr. vast, dat de gemeenschap het recht heeft, een dergelijken maatregel te nemen. De verordening is zeker niet in strijd met de grondwettelijke bepalingen omtrent den eigendom en gaat heel wat minder ver dan bouwverboden, rooilijnen, schoonheids commissies e.d. Dergelijke maatregelen doen overigens niet alleen schade, maar geven ook vaak voordeelen aan particulie re eigenaren, bijv. uitbreidingsplannen. In ieder geval staat vast, dat schoonheden van Leiden voor het nageslacht bewaard die nen te worden. De schoonheid van vele gebouwen is ook vaak te danken aan het ingrijpen van de overheid, zoodat de over- heid ook eenig recht heeft op het behoud van die schoonheid. Een verbod van ver nieuwing beteekent niet, dat men zijn ge- il yr Weerhetoude liedje! Laat hef niet zoover komen, maar neem bij een opkomende kou onmiddellijk ASPIRIN. bouw in het geheel niet vernieuwen of ver anderen mag, doch alleen, dat men over leg moet plegen. Is dat bij de welsutndsbe- paling anders? Deze heeft nooit tot groote bezwaren aanleiding gegeven. Spr. kan zich niet begrijpen, waarom de hypotheekban ken een actie voeren tegen de Monumen- tenveordeningen. De risico's zijn wer kelijk niet zoo groot; een plaatsing op de lijst maakt de gebouwen werkelijk niet on verkoopbaar. Het- eenige is, dat de eige naar er geen wijzigingen in kan aanbren gen zonder overleg met B. en W. en hun adviseurs. Spr. heeft zich gewend tot den directeur van Monumentenzorg dr. Kalff, die de vrees voor waardevermindering van een pand, uitsluitend door plaatsing op de monumentenlijst, ongegrond noemt en wijst op de mogelijkheid van rijkssubsidie voor het geval de eigenaar de vereischte kosten niet zou kunnen dragen. Spr. zou het zeer ongewenscht achten, om wegens economi sche bezwaren niet over te gaan tot plaat sing op de Monumentenlijst; want juist in zulke gevallen kan het zeer belangrijke gebouwen betreffen. Wanneer men de ver ordening met beleid toepast, is er altijd een weg te vinden, om schade te voorko-^ men. De heer Wilmer noemt het geval, dat door plaatsing op de lijst een pand voor den eigenaar onbruikbaar wordt, doch spr. kan zich dat niet voorstellen. In de toepassing door B. en W. ligt de grootste waarborg, dat schade zal worden voorkomen. Spr. wijst bijv. op de Groote Markt in Brussel. Door het behoud daarvan heeft men de stad groot voordeel bezorgd. De heer v. Eek be hoeft niet bang te zijn, dat de commissie van advies eenzijdig zal worden samenge steld. De amendementen-Würtz zijn onaan vaardbaar en spr. geeft den heer Würtz in overweging, zijn wenschen te verwerken in een motie. De heer Würtz (Nat. Herstel) gaat ac- coord met de laatste suggestie. De v o o r z. licht dat nog nader toe. Worden de amendementen aangenomen, dan zal dat aldus worden opgevat, dat B. en W. de schadeloosstellingsgedachte na der zullen overwegen. De heer Goslinga (A.-R.) ontkent, dat de aangehaalde voorbeelden van ingrij pende overheidsmaatregelen hiermede vergeleken kunnen worden. De Welstands bepaling bijv. heeft betrekking op iets wat er nog niet is. Voorts acht spr. tie vrees voor waardevermindering niet ongegrond. Spr. wijst bijv. op de ronde Luthersche kerk te Amsterdam, welke het kerkbe stuur niet mocht verkoopen voor de sloop, waardoor het schade leed. De heer Wilmer ((R.-K.) herinnert aan de roonlijn verordening, waarbij spr. eveneens het bezwaar had, dat hierbij te veel werd ingegrepen in het eigendoms recht. Zelfs dr. Kalff geeft toe, dat dikwijls de eenige oplossing is, dat $e gemeente een gebouw koopt, waaruit volgt, dat er wel degelijk sprake kan zijn van een recht op schadevergoeding. In deze verordening heeft echter niemand eenig recht op ver goeding van zijn schade. De heer Würtz (Nat. Herstel) dient een motie in waarin de wenschelijkheid wordt uitgesproken om het schadevergoedings element in de verordening op te nemen. De motie wordt verworpen met 22 tegen 6 stemmen. Vóór: de heeren Würtz, Tobé, Goslinga, v d. Kwaak, Keij en v. d. Laan. De geheele verordening wordt daarna aangenomen met 23 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren Würtz, Tobé, Goslinga, Wilmer en Keij. De bijbehoorende voorwaarden worden z.h.s. aanvaard. RONDVRAAG. De heer Coster (R.-K.) vestigt de aandacht op de onbevredigende regeling voor voetgangers op de hoek Xort-Rapen- burgNoordeinde. De voorz. ziet die bezwaren niet. Spr. steekt daar dagelijks over. De heer J ongelee n (S. D. A. P.) vraagt naar de stagnatie bij den stadhuis bouw. Wethouder W i 1 b r i n k (C.-H.) zegt, dat door de vorst en de sneeuw eenige stag natie in de aanvoer van de zandsteen ontstaat. Er ligt wel een hoeveelheid zand steen gereed, doch de teekeningen voor de kozijnen moesten veranderd worden. In ieder géval worden de werkzaamheden nog deze week hervat. Daarna sluiting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9