4%({K 1,0**.^ L~- o^x) Pg^idyX "&*LcaA AyvZ. Jf
n j,o f, ;v T
*^5/ l*rz£(fl -
CORRESPONDENTIE
Mej. v. G. te H.'woude. De ver
jaardagen der kinderen zijn genoteerd. De
twee jongens van de kleuterschool voor
het volgend jaar. Rina en Miep feliciteer
ik op den dag van haar verjaring. Met
vriendelijke groeten en hand voor alle
huisgenooten.
Marietjete Langeraar. Ik heb
je lang laten wachten op het antwoord
maar er was zoo'n stapel voor, dat ik nu
pas aan jouw beurt ben. Leuk van broer,
dat ie de versiering zag. Gezellig aan zee
is het zeker. Het pension „Zeerust" ken ik.
Het uitsapje naar Leimuiden viel zeker ook
mee. Dag Marietje! Hoor ik nog eens wat?
Henk v. d. Steen, Leiden. Hoe
veel postzegels die landen hebben, weet ik
niet en het zal ook moeilijk zijn, die vra
gen precies te beantwoorden, want er ko
men aanhoudend nieuwe bij. De teekening
was heel goed. Je hebt aanleg Henk. Daag!
Betsy v. d. Geest, Oegstgeest.
Die brief is een antwoord waard. Bever-
w-k is mooi gelegen, jammer dat jullie het
zoo slecht trof met het weer. Wijk aan Zee
en Bergen zijn ook plaatsen, die veel be
zocht worden. Je vond het zeker leuk, zoo
telkens een achterlichtje te zien, trouwens
op zulke drukke punten is het „opletten".
Hoe gaat het op school? Wanneer doe je
eindexamen Betsy? Je moet me nog maar
eens schrijven, dan zal ik zorgen je eer
der te antwoorden. Dag Betsy! Groeten
thuis!
David Meyer, Haarl.meer. Ik
begrijp niet, dat jullie de raadsels niet ge
vonden hebt. Dat is oefening, Davik. De
teekenrngen waren keurig! Ja vriend, zoo
gaat het altijd. De vacantie is altijd te
gauw om. Dat herinner ik me nog, toen ik
school ging.
Zoo, is je plan naar de Landbouwwin-
terschool te gaan. Goed idee! Veel groeten
aan Pa, Moe, Bep, Jans, Cor, Anny en Co
en de hand voor jou op den koop toe!
Jacoba Zandvliet, Oegst
geest. Waarom schrok je, toen ik je
vroeg om eens een brief te schrijven? Dacht
je het niet te kunnen? Nou maar, je hebt
het er goed afgebracht. Je vond het zeker
fijn te spelen met de dames van den Bond
van groote gezinnen! En je had zeker schik
den eersten prijs te hebben gewonnen met
de pop, die slapen kan. En nu schrijf je
me zeker weer eens, hoe je-de Kerstvacan-
tie doorgebracht hebt. Dag Jacoba! Groet
alle huisgenooten van me!
Annie v. d. Akker, Z. 'woude.
Zoo hoort het! Men moet de vacantie nut
tig en aangenaam doorbrengeen. Blijf moe-
Ier maar goed ter zijde staan, want zij
doet oh zooveel voor jullie. Het is fijn te
spelen in den speeltuin hè; haast zoo fijn
aJs te varen op den Rijn. Ik heb nu van
zusje en van jou de verjaardagen geno
teerd. Wat zal dan de kleine zus schik heb
ben, haar naam te zien! Dag Annie. Groet
vader en moeder en zusje van me! Voor
37 is het te laat geweest omdat ik je brief
half Sept. pas opende.
Robbie Berg, Gerecht. Ik zal
dat mooie opstel „De Ruiter bij Sicilië" nog
eens met aandacht nalezen en als her ver
haaltje geschikt is, danVul zelf eens
in? Blijven meedoen Robbie en schrijf mij
eenS een langen brief, waarin je me eens
in kleuien en geuren vertelt, wat je zooal
in de vacantie uitgespookt hebt. Dag Rob
bie! Groet vader en moeder en alle broer
tjes en zusje van me!
Bertus v. d. Helm, Z.'woude.
De teekening was heel goed. Wat ze voor
stelde, zag ik direct en dat kan ik van vele
anderen nog zoo niet zeggen. Je verjaardag
heb ik genoteerd. Dag Bertus! Je bent ze
ker al weer zoo gezond als een vischje. Ik
hoop het ten minste.
Guus Gilein, Oude Singel 24 4a.
Dat versje zal wel niet zoek geraakt
zijn. Ik wil nog eens zien, en is het ge
schikt, dan zal het nog volgen. Hoe is het
met zusje? Roodvonk is erg besmettelijk
en gevaarlijk! Schrijf nu eens hoe het
nu is en of zusje al naar school gaat. Dag
Guus! Groeten aan Pa en Moe en Gretje!
Voor jou de hand!
Rika van Fulpen, Boskoop. Ik
ben blij voor jou, dat het horlog zoo goed
blijft loopen. En nu had je moeten zorgen
het foto-toestel te winnen, dan.... nou,
vul zelf maar in. Och, mij dunkt, zoo sa
men aan de raadsels werken, moet toch zoo
moeilijk niet zijn, de goeie oplossingen te
vinden. Zie je, wat de eene niet weet,
weet de andere! Zoo gaat 't ook bij groote
menschen, als ze gezamenlijk iets moeten
doen. Dag Rika! Maak wederkeerig veel
groeten van mij aan allemaal!
Hier zetten we een punt.
Het is voor vandaag welletjes.
De volgende keer ga ik door!
Wie een brief schrijft, krijgt een ant
woord terug.
Oorrï WIM.
II.
Welkom, welkom,
Ja, Uw komst maakt elk verheugd.
Welkom, welkom,
Groot en klein is dol van vreugd. (Refr.)
IV.
Een aardigheidje!
Ik schreef de volgende week onder het
ingezonden lijstje: wie volgt, en nu stuurt
me Jan Nieuwenhoven, Janvossensteeg
alhier, nog een viertal dergelijke leuke
zinnen, die ik zal noteeren als nos. 6, 7, 8
en 9.
No. 6. Je kunt nu beter in het magazijn
zijn.
No. 7. Daar moet je dan 'n paar pakken
pakken.
No. 8. Ik zag twee vliegen vliegen en er
was geen enkele bij bij.
No. 9. In die kamer is alles compleet
compleet.
Wie volgt? Oom WIM.
U vraagt?
1. Hoevee Kerkgenootschappen zouden in
ons land zijn?
2. Welk rijk noemt men het Derde Rijk
en waarom?
3. Is Maksoer een Arabisch woord?
4. Is er een spoor van Cairo naar Te
heran? (van Egypte naar Perzië).
Wij antwoorden.
1. Als ik mr. Maarchant mag gelooven
(en waarom zou ik aan zijn woord twijfe
len?) dan zijn er in ons land 410 verschil
lende Kerkgenootschappen.
2. Het Derde Rijk is Duitschland en wel
het Duitschland van nu. Waarom? Volgens
sommige geschiedkundigen is:
Het Eerste Rijk het Pruisen onder Fre-
derik n.
Het Tweede Rijk onder Bismarck.
Het Derde Rijk onder Hitier.
Volgens andere:
Het Eerste Rijk is het Heilige Room-
sche Rijk van Duitsche Natie tot 1806.
Het Tweede Rijk, dat van Bismarck van
1871—1918.
Het Derde Rijk, dat van Hitler van 1932
tot heden.
3. Naar den vorm wel. Ik kan de betee-
kenis niet vinden.
4. Volgens mijn atlas van Cairo naar
Bagdad wel. Dan van Mosoel naar Tabris
en vandaar naar Teheran misschien ook
Voor zoover ik kan nagaan, leiden wel in
het laatste stuk groote karavaanwegen
naar Teheran.
Wie zijn jarig?
Van 14 tot en met 20 Januari.
11 Jan. Tootje Jelierse, Voorhout.
12 Jan. Marietje van Leeuwen, Weipoort
B 64 Zoeterwoude.
13 Jan. J. Gé Meester, Papenlaan 72 Voor
schoten.
14 Jan. Annie Berenfenger, Middelstegr. 25
14 Jan. Nel van Berge-Henqgouwen, Wald.
Pyrm.st. 46.
14 Jan, Jannie Slegtenhorst, Reinevest-
straat 3.
14 Jan. Coba Verhaar, Oud-Ade E 34.
14 Jan. J. Alie Dobbe D 76, Korteraar.
15 Jan. Freddy Barge, Oegstgeesterl. 6.
15 Jan. Piet Winters, Voorstr. 91, Katwijk
aan Zee.
15 Jan. Nelly Straathof D 16 Rijpwetering.
15 Jan. Wim de Groot Benthuizen.
15 Jan. Leni Roose, Meidoornstr. 2.
15 Jan Apolonia de Haas, Langeraar A 66.
15 Jan. Dirk v. d. Slot, 's Gravend.weg 63,
Noordwij kerhout.
Ill
Welkom, welkom,
Vlag en wimpel wappert blij!
Welkom, welkom,
Alom danst men in de rei. (Refr.).
16' Jan. Tini Huigsloot, Pr. Steijnstr. 28a.
16 Jan. Daniël Smidt, Munnikenstr. 75.
16 Jan. Gerard v. Dijk, Julianastr. 100
Lisse.
16 Jan. Corrie Slegtenhorst, Reineveststr. 3
16 Jan. Jan v. d. Kroft, Verl. Dorpstr. 195
Warmond.
16 Jan. Dora van Kampen, 's Gravend.weg
Noord wij kerhout.
17 Jan. Harry Grimbergen, Vondel weg 13.
17 Jan. Bart Goddijn, Gasstr. 21.
17 Jan. Gerard en Nico Meiman, Kaiser-
straat 3.
17 Jan. Wim Witkamp, Jan van Houtk. 29.
18 Jan. Theo Waayer, Dr. v. Noortstr. 95,
Stompwijk.
18 Jan. Frans Hop, Rijndijkstr. 71.
18 Jan. Jo Meyer, Aalsm.weg 94.
18 Jan. Sisca Homan, Tijlloosstr. 21, Sas-
senheim.
18 Jan. Joop Annard, Haverzakl. 1.
19 Jan. Wim Bergers, P. de la Courtstr. 24.
19 Jan. Agatha v. d. Burg, Veursew. 159,
Voorschoten.
19 Jan. Agnes v. d. Loo, Haarl.weg 32.
19 Jan. Ko Hensing, Waardstr. 26.
19 Jan. Truus Straathof, Weipoort Zoeter
woude B 72.
19 Jan. Bert van Schie, Kraaiersstr. 34a.
19 Jan. Alie Lagerberg, Sophiastr. 43.
20 Jan. Hannie Meiman, Wasstr. 3.
20 Jan. Nico v. d. Krogt, Verl. Dorpsstr.
195a Warmond.
20 Jan. Jeannie van Schaik, Staalw^tr. 7.
20 Jan. Theo Reekers, Breestr. 87.
20 Jan. Rietje v. d. Bosch, Meerlaan 1,
Stompwijk.
20 Jan. Annie van Well, Leeuwerikstr. 35.
20 Jan. Alphons v. d. Meer B 77, R'Veen.
20 Jan. Ant. Borst, Dorpsstr. Hoogmade.
20 Jan. Rachel Harteveld, Caeciliastr. 69
20 Jan. Jan Goddijn, HaarLstr. 105a.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag.
Wie bij het verlaten der school van deze
lijst wil afgevoerd worden, schrijve me ook
minstens 14 dagen voor dien dag. En wie van
plaats, straat, nummer verandert, of wie
een fout in naam of voornaam ziet, geve
mij daarvan direct kennis. Bij voorbaat
mijn dank! Oom WEM.
(Voor de Kleinen)
Jarig Toontje
door Tante Marie.
Jantje spreekt:
't Ben al bijna jarig, zeg!
O, jongens, wat 'n feest!
Mijn Maatje zegt „drie daagjes nog,
En dat is zoo geweest".
'k Krijg misschien een auto, zeg,
Of een autoped, ook goed.
Dan ga ik rijden alle dag
Ik weet al, hoe het moet.
Mijn vriendjes komen allen 'hier,
En zullen mij eens zien,
En eten van de taartjes mee,
We hebben er wel, tien.
'n Reuze fijne dag zal 't zijn,
Nèe en, mooier is er niet.
't Wou, dat 'n al maar jarig was,
'k Zing dan ook een lied.
Een lied met al de vriendjes saam
En dansen hand in hand:
Wie dan niet blij is en niet springt,
Doet als 'n olifant.
ATTENTIE!
Ik moet nog even iets zeggen. En nu her
haal ik dit voor den zooveelsten keer.
Laten allen, die een vervolgverhaal of
een verhaaltje of sprookje of opstel van
meer dan één bladzijde insturen, er om
denken het papier slechts aan één kant vol
te schrijven. Dat is gemakkelijker èn voor
de correctie èn voor de zetters.
En dank breng ik alle Neefjes en Nichtjes,
die me een „zalig nieuwjaaar" wenschten,
in den vorm van kaart, brief of vers, En
eveneens de ouders, die bij de kinderen
hun gelukwenschen insloten.
Oom WIM.
Het geheim van Agnes
door Jeanne v. d. Kroft.
VI.
In angst en vrees.
Terwijl de mannen het meisje naar 't
hol droegen, hadden de politiemannen de
houthakker en zijn vrouw gewekt en deel
de alles wat ze wisten van 't gebeurde me
de. Als wanhopig viel de zwaarbeproefde
moeder op 'n stoel neer en brak in snikken
uit. Ook ^le jachtopziener was diep ge
schokt en bleef met een harde trek op 't
gelaat staan. Dus dan had Agnes toch gelijk
gehad, toen ze beweerde, dat de kereld het
op 'n andere manier zouden probeeren. Had
hij er maar beter naar geluisterd, doch nu
was het te laat, of niet? De politiemacht
was er immers ook nog. Een lichte hoop
flikkerde weer op in z'n oogen. Met zachte
stem sprak hij tot z'n vrouw: „Alles is nog
niet verloren! je moet niet zop gauw de
moed opgeven" en zich tot de drie politie
mannen wendend: „Ik ga wel even met jul
lie mee, dan kunnen we verder afspreken".
Na nog wat vertroostende woorden tot zijn
vrouw gericht te hebben, spoedde hij zich
met de andere drie mannen naar 't dorp.
Toen de jachtopziender vertrokken was,
bleef de moeder nog een heelen tijd onbe
wegelijk op haar stoel zitten. Met een
smartelijk vertrokken gelaat, de handen
steunend onder 't hoofd dacht ze aan haar
kind. Waar zou Agnes nu zijn? Zou zij
ook aan haar denken? Of zou ze al weg zijn,
ver weg van hier. Die gedachte schrikte
haar op. Ach, als dat eens waar is, wat zou
de politie daar dan tegen kunnen doen?
Die moordende onzekerheid; als zij haar
kind eens kon redden, doch die gedachte
zette zij uit haar hoofd. Als dat waar is,
dan zal de politie er ook wel in slagen. Zoo
sprak de diepberoefde moeder haar eigen
moed in. Om 'n uur of 8 kwam de jacht
opziender thuis. Hij zag er vermoeid uit,
evenals zijn vrouw, en vertelde haar dat de
politie er al op uit was en dat hij him de
plaats had gezegd waar 't hol van de roo-
vers zijn moest (dat Agnes hem dat ver
teld had, begrijpen jullie wel). Met zenuw
achtige gejaagdheid werd de dag doorge
bracht. Om 'n uur of 5 echter kon de jacht
opziender het niet meer uithouden en be
sloot hij naat 't dorp te gaan.
Toen hij in 't dorp aankwam trof hij net
de troep terugkeerende politiemannen aan,
die hem vertelden dat er geen spoor van de
boeven was gevonden, 't Hol wel doch....
geen roovers, die waren hen te slim af ge
weest. Ongetroost en met een bedroefd ge
zicht kwam hij thuis en vertelde z'n vrouw
met 'n schorre stem hetgeen hij gehoord
had. Met bange oogen had de moeder ge
luisterd, haar lippen trilden toen zij de uit
slag hoorde dochzij beheer-schte zich.
Wordt vervolgd.
HET ROODE ACHTERLICHT.
door Diederik.
Januari, acht en dertig;
Thans in Nederland verplicht,
Dat het rijwiel wordt bereden
Met een brandend achterlicht.
Dit natuurlijk slechts des avonds,
Overdag heeft het geen zin;
Maar bij avond is dat noodig,
Anders loop je er. vast in.
Rood moet zijn dat achterlichtje,
't Is bedoeld voor veiligheid;
Dus als middel wat zal leeren
De practijk wel mettertijd.
Weg de vele ongelukken,
Die gebeuren in ons land;
Daarvan zal men niet meer lezen,
Als het roode licht maar brandt.
Van het witte achterspatbord,
Heeft men zulks ook vaak gezegd;
Maar voor veiligheid toch kwam e
Bitter weinig van terecht.
Altijd blijven' ongelukken,
Ongelukken, groot of klein;
Ongeluk is hen beschoren
Die er voor geboren zijn.
't Rijwiellicht en '1 achterlichtje,
't Witte spatbord nog daarbij,
Nu verplichtend voor het rijwiel
Van een hij of wel een zij.
En als goede Nederlanders
Volgen wij de wetten op,
Zij, die blijven in gebreke:
Boete, dus een groote strop!
De bedevaart van
Ab-del-enim
door Joop Pollmann.
IV.
Tien dagen was het nu geleden, dat Ab-
del-Enim vertrokken was. Tien dagen had
den de Beduaren de helft van hun dag
opbrengst avond aan avond bij Ahmad in
geleverd. Zwaar drukte hen die last op
de schouders, want zij konden nu ook slechts
de helft verkoopen; dientengevolge kwam
er minder geld in de buidel en de belasting,
die de muezin geheven had, deed zich thans
eerst goed gevoelen.
Het was op de avond van de tiende dag
na Ab-del-Enim's vertrek, dat Samur, de
zoon van den ouden Hilleh. verschrikt terug
kwam van een ritje op zijn kameel. De man
nen zaten voor hun hutten te rooken, maar
"toen Samud zoo opgewonden zijn vader
iets vertelde, kwamen ze dichterbij en luis
terden naar zijn heftig relaas.
„Ik reed een eindje buiten het dorp en
was niet even afgestegen om wat te rusten,
toen ik plotseling twee vreemden op snelle
paarden zag aankomen. Zij namen niét
veel notitie van mij, maar reden regel
recht naar de tent van Ahmad, waar zij
afstegen en naar binnen gingen. Voorzich
tig ben ik tot de tent gekropen en zag, dat
een van de paarden van ons is geweest,
vader. Wij gaven 't de vorige week aan den
muezin. Ik poogde hun gesprek af te luis
teren, maar mijn kameel maakte zooveel
leven, dat hij mij onmogelijk was de tent
zoo dicht te naderen, dat ik hun woorden
kon verstaan. Een ding heb ik echter ge
hoord en dat was de naam van Ab-del-
Enim".
Hierbij zweeg Samud en Hilleh knikte
ernstig. Met zijn versleten stem begon hij
te spreken:
„Wat je ons daar verteld hebt, Samud,
is van het hoogste belang. Wij moeten weten
wat Ahmad met die mannen bespreekt,
want de muezin is geen goede dienaar van
Allah. Samud, Djahir en Nedsjef moéten
trachten de woorden van deze menschen
op te vangen en ons te berichten, wat zij
over Ab-del-Enim te zeggen hebben".
De drie aangewezen Arabieren deden hun
mantels af en verdwenen in de duisternis.
De anderen bleven in angstige spanning
achter en wachtten. Een kwartier ver
streek, een half uur ging eveneens voorbij
Eindelijk doken drie schimmen op uit de
donkere nacht, die intusschen gevallen
was.
„Dat Allah onzen goeden meester spare
en dat Mohammed hem bescherme", was
het eerste, wat Samud zei, toen hij op zich
genomen had alles te vertellen, wat zij ge
hoord hadden, „en dat Hij Ahmad ver-
doeme. De muezin wil Ab-del-Enim van
de aarde wegvagen, om zelf onze meester
te kunnen zijn. Zij willen hem dooden, als
hij van Mekka terugkeert. Ahmad is niet
door AJlah gezonden, maar hij heeft onzen
goeden heer misleidt, hij vertrouwde op
'zijn geloof in de Koran. Al onze waren en
paarden heeft hij verkocht aan handelaren
in de groote stad en daarvoor heeft hij veel
geld gekregen. Maar
„Stil, Samud, wij weten genoeg. Wie wil'
onzen Ab-del-Enim gaan waarschuwen In
Mekka? Het is onze plicht hem dit te laten
weten. Hij, die zich aanbiedt, krijgt het
beste paard van de stam. Hij moet rijden
of Allah in doodgevaar verkeerde en hij
hem te hulp snelde. Wie gaat?"
„Vader, laat mij gaan. Ik zal Ab-del-
Enim in Mekka opzoeken en hem langs een
omweg naar huis begeleiden!"
In de kring kon men een kreet van be
wondering niet onderdrukken. Men drukte
hem de hand ten afscheid en de dappere
Arabier ging het paard zadelen, dat voor
deze gelegenheid uitgekozen was. Inder
haast werd eenige proviand bijeengebracht
en voor de tweede maal vertrok een man
van de stam der Beuanen naar Mekka. Het
was een droevig afscheid
Maar Samud zette zijn pabrd aan en weg
snelde hij, de heilige stad en zijn meester
tegemoet
volgt).
In de sneeuw
door Tante Marie.
Buiten in het park
Stijgt de vreugd ten top.
Dansen bly de kind'ren
Om de witte pop.
Al die kleine handjes
Hebben meegedaan,
Eer die groote sneeuwman
Hier zoo fier kon staan.
Al die kleine handjes
Werkten met veel vuur,
Hielpen sneeuw aandragen,
O, zoo menig uur
Maar de zon gaat schijnen,
Warmer wordt de lucht
En de brave sneeuwman
Ergert zich geducht.
Door de warme stralen
Smelt de witte heer
En de tranen dropp'len
Langs zijn wangen neer.
Welkom, weiKom,
Heel ons volk staat eensgezind.
Welkom, welkom,
Rond het kleine Prinsekind! (Refr.).