HOE NOORDWIJKERHOUT OPBLOEIDE
DE KLOK
FAILLISSEMENTEN
KERKNIEUWS
Wil! U Iels welen?
HET BETOOVERDE BOSCH
WOENSDAG 5 JANUARI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 12
Burgemeester Dommer deed een goed
woordje voor de veldwachters. De
kuilen in den 's-Gravendam. De veld
wachter huisde in een onbewoonbaar te
verklaren woning.
UI
WIJ ZIJN GENADERD TOT 1904,
ihet jaar, waarin burgemeester Dommer
van Poldersveld wegens benoeming tot
burgemeester van Princenhage, Noordwij-
kerhout ging verlaten. Met hem ging een
ar>an weg van een edel en groot karakter.
In' zijn afscheidsrede sprak burgemeester
van Poldersveld er zijn vreugde over uit,
dat hij had mogen medewerken om tot den
bouw' van een nieuw raadhuis te komen.
Geen woord over de ondervonden tegen-
wersing van zijn plannen om het raadhuis
te doen uitvoeren volgens zijn eigen toch
•bescheiden wenschen. Integendeel. Slechts
dankbaarheid voor de ondervonden mede
werking en liefde voor het dorp, dat hij
14 jaren had geleid, blijken uit de woorden
die hij spreekt bij zijn afscheid. Wij citee-
ren het volgende uit 's Burgemeesters af
scheidsrede:
Ten zeerste betreur ik het, dat, na
alle voorbereidende maatregelen, door
mij met medewerking van den Raad
genomen; nu ook met den bouw van
het nieuwe raadhuis een aanvang is
gemaakt, de benoeming in eene andere
gemeente mij het genoegen doet mis
sen om de voltooing, het in gebruik-
memen van de nieuwe woning na te
gaan en te leiden.
Het is daarom, dat ik thans aan de
gemeente aanbied het geschenk, dat
ik aan de gemeente heb toebedacht,
bestaande uit- een eikenhouten tafel
met kleed, een burgemeesterszetel,
acht stoelen voor heeren raadsleden
en den secretaris, en een kachel. De
teekening van het ameublement, dat
ik hierbij aanbied, is ontworpen door
den architect Ed. Cuijpers.
Ik bied dit geschenk aan de gemeen
te aan als blijk van groote belangstel
ling, en hoop, dat de Raad en de inge
zetenen van Noordwykerhout het zul
len aannemen als door den aftreden
den burgemeester geschonken in dank
bare herinnering aan het vele aange
name en goede, dat hij bij de vervul
ling van zijn ambt heeft ondervonden.
De vertrekkende burgemeester was ook
vol belangstelling voor het lot zijner on
dergeschikten en uit eigen ervaring de
toenmalig Noord wij kerhoutsche zuinigheid
kennende, meende hij de belangen dier on
dergeschikten bij zijn vertrek nog eens spe
ciaal onder de aandacht van den Raad te
moeten brengen. Hij deed dit in de volgen
de bewoordingen:
Ik betuig mijn lof voor de werk
zaamheid van de gemeenteveldwach
ters Mathijs van Noort en Engelber-
tus Franken. Ik hoop, dat eerstgenoem
de, die meer dan 40 jaren trouw en
eerlijk zijn plicht vervuld heeft, nog
vele jaren zijn post hier moge waar
nemen en twijfel niet of de Raad zal,
wanneer voor den man de tijd van
heengaan zal zijn gekomen, wel weten,
wat hij te doen heeft, opdat de oude
dagen van den verdienstelijken ambte
naar onbezorgd kunnen voorbijgaan.
Ook veldwachter Franken bewijst aan
de gemeente vele diensten en ik be
veel hem in de gunst van den Raad,
opdat hij financieel niet al te groote
zorgen moge hebben.
Men ziet het, de heer Dommer van
Poldersveld beschouwde zich als een bur
gervader met warme belangstelling voor
zijn gemeentenaren, met een vaderlijke
bezorgdheid voor zijne ondergeschikten.
De meubels, door jhr. Dommer van
Poldersveld geschonken, zijn later, toen de
Raad in plaats van zeven, elf en dertien
raadsleden ging tellen, aangevuld met
twee wethouderszetels en vier stoelen
naar dezelfde teekening als de overige
meubelen vervaardigd door den meubel
maker J. Swinkels te Vught (N.B.) Thans
siert dit meubilair de kamer van Burge
meester en Wethouders in het in 1930
nieuw gebouwde raadhuis.
Den 26en Juli 1904 werd de nieuwe bur
gemeester, de heer J. P. J. M. Sweens, ge
ïnstalleerd.
Het nieuwe raadhuis werd 31 Augustus
1904 in gebruik genomen. Men had de
aardige attentie de datum van ingsbruik-
reming van het raadhuis te doen samen
vallen met den verjaardag van H.M. de
Koningin, hetgeen door de bevolking on
getwijfeld werd gewaardeerd.
Wij lezen, dat de raadhuisschoonmaak-
s'ter Mej. Warmenhuven haar werk zag
beloond met 1.45 per week. Tegen
woordig wordt 11.40 aan de werkster op
het raadhuis betaalt. Het raadhuis van
thans is beduidend grooter en geeft on
getwijfeld meer werk, maar uit de cijfers
blijkt toch wel, dat de verhoudingen zich
nog al wat gewijzigd hebben.
In 1905 wordt besloten om het raadhuis
een ijzeren hek te plaatsen, wat ƒ878.56,
heeft gekost. Dit hek werd vervaardigd
door Petrus Versteeg, thans nog te Noord
wijkerhout woonachtig. De aanneemsom
vertegenwoordigde een zeker voor dien
tijd vry hoog bedrag, maar het was
dan ook een hek fyn van bouw en vry in
gewikkeld van construtie. De overlevering
verhaalt, dat het heel wat voeten in de
aarde heeft gehad vooraleer den bouw
van het hek aan Petrus Versteeg werd
•gegund De aanvankelijke inschrijvings
som zal wel hooger geweest zijn dan
878.56 en wethouder Pennings zal wel
aan het marchandeeren zijn geweest. In-
tusschen, men heeft destijds een fraai hek
aoen vervaardigen, dat nog een sieraad
vormt voor de in het voormalig raadhuis
gevestigde Twensche Bank.
DE WEG WASSENAAR—KATWIJK—
NOORDWIJK—PIET GIJZENBRUG WERD
DESTIJDS NIET VOLDOENDE ONDER
HOUDEN. Dit vond zijn oorzaak mede in
de eigenaardige regeling, die ten opzichte
van het onderhoud van dien weg bestond.
Deze weg werd niet zooals algemeen ge
bruikelijk is door iedere gemeente op
eigen terrein onderhouden, maar de weg
werd beheerd door een commissie van Be
heer, bestaande uit een vertegenwoordiger
uit ieder der vier gemeenten. Deze Com
missie van Beheer ontving van iedere ge
meente een bijdrage voor het onderhoud
van den weg. Voor Noordwijkerhout be
droeg die bijdrage 754.40.
De Commissie van Beheer bovengenoemd
wilde den weg, die blijkbaar erg onder
komen was, een goede beurt geven en
achtte daarvoor een uitgaaf van 13000.
noodig, waarvan 3800.ten laste van
Noordwijkerhout zoude komen. De burge
meester, lid van de Commissie van Beheer
verdedigde dit voorstel, maar de Raad was
er niet voor te vinden. Die vond de jaar-
ójksohe uitgaaf van 754.40 al naar den
hoogen kant. In den raad was men van
oordeel, dat de weg onder Noordwijker
hout er'voldoende onderhouden uitzag en
dat overigens een goed onderhoud voor
Noord wijk van veel meer belang was dan
voor Noordwijkerhout, daar de ingezete
nen van Noordwijkerhout weinig van den
weg gebruik maken. Bovendien aldus
beweerde men wordt van de 754.40,
die Noordwijkerhout bijdraagt, slechts on
geveer 400.in de gemeente aan den
weg besteed en wordt de rest gebruikt
om den weg onder de andere gemeenten te
onderhouden.
In de volgende raadsvergadering komt
het voorstel om 3800.voor den bedoel
den weg te voteeren opnieuw ter tafel,
thans op aandrang van Gedeputeerde Sla-
ten van Zuid-Holland. Maar met alge-
meene stemmen wordt het voorstel ver
worpen. Gedeputeerde Staten weigerden
aaarop de begrooting (1906) goed te keu-
j ren, waarop de Raad bij de Kroon voor
ziening vroeg. Het ging dus hard tegen
hard. Besloten werd tevens den lateren
Minister van Justitie Mr. J. A. Loeff de
behandeling van deze zaak bij den Raad
van State die door de Kroon alvorens
een beslissing te nemen moet worden ge
hoord op te dragen.
IN 1905 LEGDE DE VELDWACHTER
M. van Noort, die sinds 1862 de gemeente
trouw gediend had, zijn functie neer. De
Raad volgde het advies destijds door bur
gemeester Dommer van Poldersveld ge
geven trouw op en kende den scheidenden
veldwachter een een pensioen toe van
400.waarin de provincie 150.bij
droeg. In dien tijd kende men nog niet,
zooals tegenwoordig, de pensionneering
van de gemeente-ambtenaren. De veld
wachter moest dus wel net zoo lang in
cienst blijven als hij het uit kon houden
en hing voor de rest af van de willekeur
van den Raad. Dat een pensioen aan een
veldwachter van 400.voor dien tijd
behoorlijk was moet men toegeven als
men nagaat dat het salaris voor den nieu
wen in plaats van van Noort te benoemen
veldwachter werd bepaald op f 400.plus
50.kleedinggeld. De nieuw benoem
de veldwachter was J. J. J. Chardonnans,
die in 1906 in functie trad. Hij zoude de
woning moeten betrekken, bewoond door
den gewezen veldwachter M. van Noort.
De prijs was slechts 67.50 per jaar, maar
de woning was er dan ook naar! Er wor
den tegenwoordig heel wat woningen on
bewoonbaar verklaard, die een stuk beter
zijn als de woning, waarin Chardonnans
moest resideeren.
Chardonnans schijnt maar zeer kort in
functie te zijn geweest en spoedig te zijn
opgevolgd door veldwachter Steekers.
DE SCHOOLBEVOLKING VAN DE
ZILK BLIJKT STEEDS GROEIENDE.
Vermeldden wij in onze vorige beschou
wing, dat in 1901 twee localen waren bij
gebouwd, begin 1907 werd tot verdere
uitbreiding overgegaan. De woning van
1 het hoofd der school in de Zilk, die slecht
I was en dringend voorziening eischte,
vormde destijds het front van het school
gebouw. Deze woning werd afgebroken.
Op de plaats van de woning werden twee
nieuwe schoollokalen aan de school aan
gebouwd en eene nieuwe ambtswoning
voor het schoolhoofd werd naast de school
opgericht. Ingeschreven werd voor dezen
bouw o.a. door M. P. de Vreede uit Noord-
wijk voor 9583.en door A. van Dyk
en Zoon te Noordwijkerhout voor 9632.
Ofschoon de^Vreede 49.— lager was dan
van Dijk werd het werk toch aan laatst
genoemde gegund. Natuurlijk waren B. en
W. van Noordwijkerhout bevoegd het
werk aan van Dijk te gunnen, maar toch
zijn dergelijke methoden af te keuren. Zij
komen meer voor en nog niet zoo heel
lang geleden heeft men ook in Sassen-
beim iets dergelijks kunnen beleven. Ver
moet men echter niet, dat een betrouw
baar aannemer er een moreel recht op
heeft, dat hem het werk wordt gegund, als
door
MARTIN DEVILÉE
„Luister!" zei Francois, „daar is het
weer". Hij had gelijk. Een fijn geluid, als
of ergens op een beschutte plek een klokje
luidde, waarvan merkwaardig genoeg, het
aanhoudend, in elkaar vloeiend geklingel
niet vervaagde in den storm, deed zich weer
hooren.
We kwamen van het strand, waar de
stoere, Bretonsche visscher mij eenige
bijzonderheden gewezen had, die ik noo
dig had voor mijn werk.
Reeds één keer had ik het gehoord,
waarop de visscher met een eerbiedig „Ave
Maria" antwoordde.
Het geluid was slechts te hooren, merk
te ik later op, tusschen twee in zee eindi
gende rotsen, die als het waren een na
tuurlijke ingang vormden tot den weg, die
naar het dorp leidde, en een miniatuur-
haven vormden, die echter in een weers
gesteldheid als deze, onbruikbaar was. Elk
\aartuig, zelfs al zou het kans zien, bin
nen te loopen, zou onherroepelijk te plet-
tef geslagen worden tegen de grauwe rot
sen.
Den tweeden keer, dat wij het klokje
hoorden, maakte ik een opmerking.
„Het lied van de telegraafdraden, Fran
cois. Ze spelen in den wind, en zingen hun
eigen liedje, terwijl de woorden van de j
menschen er langs heen vliegen".
„Telegraafdraden?" snauwde Francois.
Hij hield stil, om achter dat woord zijn
volle minachting te accentueeren. „Tele
graafdraden? Waren er honderdtien jaar
geleden hier ook al telegraafdraden? Die
zijn er nu niet, die waren er vroeger niet,
die zijn er nooit geweest". Hij spuwde op
den grond. „Jullie uit Parijs probeeren al
les te verklaren met techniek. Nee, mijn-
neer, dit geluid was er honderdtien jaar
geleden ook. Toen voor het eerst. Tele
graafdraden!" Hij schudde minachtend zijn
forschen kop.
„Het is maar een veronderstelling, Fran
cois", suste ik hem. „Geef jij dan een be
tere verklaring".
Hij keek me aan, om te taxeeren, of ik
werkelijk waard was, deze van hem te
krijgen.
„Het is het klokje van „Ojize Lieve
Vrouw van de Rots"."
„Dan is het ook heel aannemelijk, dat
wij het hier hooren, Francois. Haar beeld
staat hier niet ver vandaan, meen ik". In
een van de rotsen was een natuurlijke hol
te, waarin het Maria-beeld geplaatst was.
Ik had het verscheidene malen gezien, en
maar zelden gebeurde het, dat niet een
of andere visscher of visschersvrouw er
een oogenblik bad. Vooral met een storm
als er nu was, kon men er zeker van zijn,
dat er vrouw bad voor haar zoon of man,
die op zee voer.
Francois nam zijn pijp uit den mond. en
hield me vast. Hij bracht zijn mond dicht
bij mijn oor, om me zoo duidelijk moge
lijk te antwoorden.
„U hebt de klok gehoord, mijnheer?"
„Tweemaal, Francois".
„Die klok is van Onze Lieve Vrouw,
mijnheer, ze luidt zelf wanneer het stormt,
om een uitvaart, een begrafenis in te lui
den".
„Onzin. Dan hadden jullie het een keer
moeten zien".
„Neen mijnheer, een beeld kan niet lui
den, een beeld kan een klok niet in be
weging brengen".
„Maar heb je dan al eens gezien, dat
de klok in beweging wordt gebracht, als
je het zelf niet doet?"
Francois lachte medelijdend. „Hebt u
dan nog niet gezien, dat het klokkehuisje
leeg is? Er is geen klok, mijnheer, die klok
werd gestolen! Honderdtien jaar geleden.
En sedert dien hooren wij haar, maar ge
zien hebben wij haar nooit meeren
steeds beduidt het, dat iemand sterven zal,
als straf, denk ik".
„Je spreekt nogal raadselachtig, Fran
cois".
„Ik zal u het verhaal vertellen. Kom mee
naar de rots".
„Het klokkenhuisje was inderdaad leeg.
De as hing scheef en verroest in het hout,
het Maria-beeld stond beschermd door de
ruwe steen van de rots.
„Honderdtien jaar geleden, mijnheer,
heerschte er hier in het dorp groote ar
moede. De vischvangst was slecht, de men-
hij de laagste inschrijver is. Zoo behoort
het en zeker van een Gemeentebestuur
moet men kunnen verwachten, dat het de
goede vormen ter zake in acht neemt.
VAN IERSEL.
schen hadden niets, om zich het noodige
aan te schaffen. Binnen korten tijd was er
gebrek aan alles. Wij zijn arme visschers,
mijnheer, die leven van den eenen dag in
den anderen, en ons onderhoud putten uit
hetgeen de zee levert.
Nooit is iemand hier rijk geweest, maar
ook nooit was er één, die stal. Dat jaar
gebeurde echter het ongehoorde.
Antoine Montrouge kreeg het te kwaad
met zichzelf. Thuis lag zijn vrouw ziek,
geneesmiddelen waren er niet, brood al
evenmin. Het is hard, mijnheer, als je ziet,
dat je vrouw en kind (hij had nog een
zoontje), honger moeten lijden, omdat er
geen geld is, geen franc, geen centime.
Hij schaamde zich, bij anderen te gaan
vragen, maar hij schaamde zich niet"....
Francois werd plotseling bleek. „Hoort u
net ook weer?" De storm joeg fluitend
langs den hollen weg, die uitliep tusschen
de rauwe, massieve rotsen.
„Neen, Francois, ik hoor niets".
maar hij schaamde zich niet om te
stelen", vervolgde de boer weer. „Om te
rooven van onze Moeder, die ons altijd op
zee beschermd heeft. Hij stal van Marial
Hij wilde geld hebben, hij wilde zijn vrouw
laten leven. Mijnheer! Hij stal de klok om
die te kunnen verkoopen ergens in de
stad.
Het moet op een avond geweest zijn als
deze, dat hij er op uitging. Hij is nooit
teruggekomen. Een oude visscher, die de
gewoonte had, het klokje 's morgens vroeg
te luiden, kwam de inwoners waarschu
wen. Men zocht en zocht, en ontdekte
bloed aan het klokkenhuisaan een
spijker hing een stuk stof. Zoo wist men,
wie de dader moest zijn".
„En wat is er van Montrouge gewor
den?"
„Hij moest in plaats van links den weg
te nemen, de richting van de zee genomen
hebben. Er zijn er, die beweren, een gil ge
hoord te hebben. Niemand werd vermist
dan Antoine Montrouge. De gil kwam uit
zee, mijnheer, langs den hollen weg. En
sedert dien hoort men, wanneer het stormt
de klanken van de klok, bedekt en vaag,
omdat de golven er overheen spoelen".
Ik sprak 's avonds den hotelhouder, bij
wien ik mijn intrek had genomen, over het
verhaal van Francois.
„Ach", antwoordde hij „een idéé fixe
van Francois Montrouge".
„Montrouge? Heet hij Montrouge?"
„Ja, 't was zijn grootvader, die de klok
gestolen moet hebben. Zijn vader is even
eens verdwenen in een stormachtigen
nacht, en nooit weer komen opdagen. Toe
val, toeval! Francois wilde zelf geen vis-
ocher worden, omdat hij bang is, dat ook
hy in een storm gegrepen wordt. Wel wil
oij de klok gaan zoeken, en zoo eerherstel
brengenEr gaan vele legenden onder
het Bretonsche volk".
„Maar hoe verklaart u dan het geluid,
dat klokkengetingel?"
„Misschien heeft hij toch wel gelijk,
mijnheer, misschien is het werkelijk ge
beurd
Uitgesproken
W. J. van Lier, hotelhouder „Het Hof
van Gelderland", Ede. Cur. mr. G. J. Blok,
Bennekom.
Handelsvenn. o. d. Fa. Gebr. Ross, voor
heen wed. Arn. Ross, Zevenaar. Cur. mr.
B. ten Cate, Arnhem.
C. M. W. H. M. van Solt, Amsterdam.
Cur. mej. mr. J. M. Nisubuur, Amsterdam.
P. M. v. d. Vlugt, groentehandelaar, Am
sterdam. Cur. mr. W. Ruitinga, Amster
dam.
P. F. Duback, handelsreiziger, Rotter
dam. Cur. Mr. W. Noordijk, Rotterdam.
J. F. van Hest, sigarenfabrikant, Tilburg
Cur. mr. A. A. M. Struycken, Breda.
1. Th. Smolders en 2. W. Smolders, bei
den te Esbeek, gem. Hilvarenbeek, destijds
gezamenlijk het aannemersbedrijf uitoefe
nende onder de firma, althans naam Th.
Smolders en Zoon. Cur. mr. F. J. van
Liempt, Gilze c.a.
E. v. d. Graaf, kapper, Den Haag, Die-
renschelaan 61; cur. mr. J. M. J. F. An-
dreoli.
'n Nieuw bord.
Deze roode driehoek, met
de punt naar beneden b»>
ceekent, dat men een voor-
rangsweg nadert, waarop
ook het verkeer, dat van
links nadert, voorrang heeft. a
KANUNNIK DR. BOON OVERLEDEN.
Te Sint-Pieters-Jette (België) is op 54-
jarigen leeftyd overleden kanunnik dr.
A. Boon, hoogleeraar in de geschiedenis
der Nederlandsche letterkunde aan de
Universiteit van Leuven.
Dr. Boon heeft zich zeer verdienstelijk
gemaakt als voorzitter van den Katho
lieken Vlaamschen Radio Omroep en als
lid van den raad van beheer van het N.
I. R. Tijdens den wereldoorlog was hij
aalmoezenier; hij werd door de Vlaam-
sche soldaten op de handen gedragen.
PASTOOR L. BONGAERTS. 'f
Te Herten (L.) is Dinsdag vrij onver
wacht overleden pastoor L. H. E. Bon-
gaerts.
De overledene werd geboren te Roer
mond 12 September 1877 en priester ge
wijd 8 April 1905.
Achtereenvolgens werd hij benoemd
tot kapelaan te Belfeld 22 Dec. 1905, kap.
te Swalmen 25 Sept. 1908, Rector te Steijl
17 Sept. 1915 en pastoor te St. Gertruide
1 Oct. 1928.
Sinds 1 Juli 1934 was hy pastoor te
Herten.
Benoemingen in het Aartsbisdom.
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht
heeft benoemd tot pastoor te Tubbergen
den Zeereerw. heer A. P. G. Schaepma.i,
tot pastoor te De Bilt den Zeereerw. heer
G. L. Veeger en tot pastoor te Bedum den
Zeereerw. heer A. F. A. Janssen.
Vraag J. L. D. te V. inzake recht op
steun van gemeentewege.
Antwoord: U hebt eerst recht op
steun van de gemeente, wanneer U ingeze
tene bent geworden. Daartoe moet U an
derhalf jaar in de gemeente woonachtig
zijn.
Vraag van denzelfde inzake soldaat
worden.
Antwoord: Dat staat nog niet vast.
Vraag: Ik ontvang mijn salaris per
maand. Nu werd mij op 31 Dece. medege
deeld, dat ik 40 gld. loonsverlaging kreeg.
Is dit nu direct van kracht of begint dit
pas op 1 Februari, zoodat ik dus over de
maand Januari nog mijn oude salaris heb?
Antwoord: Uw salarisverlaging be
hoort in te gaan op 1 Februari.
Vr a a g D. K. te N. inzake de verplich
ting om inwoner te worden van de ge
meente waar hij zijn arbeid verricht.
Antwoord: U schrijft zelf, dat uw
salaris bestaat uit geld plus kost en in
woning en dat u alleen 's Zondags thuis
bent. U bent derhalve reeds inwoner van
ae gemeente, waar u uw arbeid verricht,
en, waar men u toe dwingen wilt zal slechts
zijn, dat u uw „verhuisbiljet" moet inle
veren.
Vraag inzake het inhouden van een
.civiele" vordering van de steun door ge
meentelijke autoriteiten
Antwoord: Dat is mogelijk.
Vraag: J. H. te L. inzake een erfenis
kwestie.
Antwoord: Uit uw schrijven maken
wij op, dat uw eigen vader is overleden en
uw tweede moeder nog leeft. U hebt tege
lijk met uw tweede moeder geërfd van uw
vader, doch waarschijnlijk is niets uit
gekeerd. Bij het overlijden van uw tweede
moeder kunt u uw vaders erfdeel, dat
naar wij veronderstellen nu nog niet is
uitgekeerd, opeischen. Overigens erven de
zusters van uw moeder en niet de aange
trouwde kinderen, tenzij zij een nieuw
testament maakt.
Vraag inzake betiteling en adres van
den Duitschen consul.
Antwoord: Het Duitsche consulaat-
generaal is gevestigd: Weteringschans 112
to Amsterdam (geopend 91 uur); ook in
Rotterdam is een Duitsch consulaat geves
tigd Westplein 12 (geopend 912 en 23,
op Zaterdag 912). Indien u in het Hol-
landsch schrijft is de titel van een consul
„weledelgestrenge heer".
(SPROOKJE)
149. En vroolijk pratend, ging Appel wang haar voor naar
de kamer van den koning. Wat zag het er daar gezellig uit,
en wat was de tafel leuk gedekt. De koning stond reeds on
geduldig te wachten.
150. Hy begroette Anneke vriendelijk, en daarop gingen
ze aan tafel. Wat smaakten Anneke de lekkere versche
eitjes en de boterhammen met jam heerlijk. En Hansje zat
zijn buikje rond te drinken aan een schoteltje melk.