HOE NOORDWIJKERHOUT OPBLOEIDE DE KLOK FAILLISSEMENTEN KERKNIEUWS Wil! U Iels welen? HET BETOOVERDE BOSCH WOENSDAG 5 JANUARI 1938 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 12 Burgemeester Dommer deed een goed woordje voor de veldwachters. De kuilen in den 's-Gravendam. De veld wachter huisde in een onbewoonbaar te verklaren woning. UI WIJ ZIJN GENADERD TOT 1904, ihet jaar, waarin burgemeester Dommer van Poldersveld wegens benoeming tot burgemeester van Princenhage, Noordwij- kerhout ging verlaten. Met hem ging een ar>an weg van een edel en groot karakter. In' zijn afscheidsrede sprak burgemeester van Poldersveld er zijn vreugde over uit, dat hij had mogen medewerken om tot den bouw' van een nieuw raadhuis te komen. Geen woord over de ondervonden tegen- wersing van zijn plannen om het raadhuis te doen uitvoeren volgens zijn eigen toch •bescheiden wenschen. Integendeel. Slechts dankbaarheid voor de ondervonden mede werking en liefde voor het dorp, dat hij 14 jaren had geleid, blijken uit de woorden die hij spreekt bij zijn afscheid. Wij citee- ren het volgende uit 's Burgemeesters af scheidsrede: Ten zeerste betreur ik het, dat, na alle voorbereidende maatregelen, door mij met medewerking van den Raad genomen; nu ook met den bouw van het nieuwe raadhuis een aanvang is gemaakt, de benoeming in eene andere gemeente mij het genoegen doet mis sen om de voltooing, het in gebruik- memen van de nieuwe woning na te gaan en te leiden. Het is daarom, dat ik thans aan de gemeente aanbied het geschenk, dat ik aan de gemeente heb toebedacht, bestaande uit- een eikenhouten tafel met kleed, een burgemeesterszetel, acht stoelen voor heeren raadsleden en den secretaris, en een kachel. De teekening van het ameublement, dat ik hierbij aanbied, is ontworpen door den architect Ed. Cuijpers. Ik bied dit geschenk aan de gemeen te aan als blijk van groote belangstel ling, en hoop, dat de Raad en de inge zetenen van Noordwykerhout het zul len aannemen als door den aftreden den burgemeester geschonken in dank bare herinnering aan het vele aange name en goede, dat hij bij de vervul ling van zijn ambt heeft ondervonden. De vertrekkende burgemeester was ook vol belangstelling voor het lot zijner on dergeschikten en uit eigen ervaring de toenmalig Noord wij kerhoutsche zuinigheid kennende, meende hij de belangen dier on dergeschikten bij zijn vertrek nog eens spe ciaal onder de aandacht van den Raad te moeten brengen. Hij deed dit in de volgen de bewoordingen: Ik betuig mijn lof voor de werk zaamheid van de gemeenteveldwach ters Mathijs van Noort en Engelber- tus Franken. Ik hoop, dat eerstgenoem de, die meer dan 40 jaren trouw en eerlijk zijn plicht vervuld heeft, nog vele jaren zijn post hier moge waar nemen en twijfel niet of de Raad zal, wanneer voor den man de tijd van heengaan zal zijn gekomen, wel weten, wat hij te doen heeft, opdat de oude dagen van den verdienstelijken ambte naar onbezorgd kunnen voorbijgaan. Ook veldwachter Franken bewijst aan de gemeente vele diensten en ik be veel hem in de gunst van den Raad, opdat hij financieel niet al te groote zorgen moge hebben. Men ziet het, de heer Dommer van Poldersveld beschouwde zich als een bur gervader met warme belangstelling voor zijn gemeentenaren, met een vaderlijke bezorgdheid voor zijne ondergeschikten. De meubels, door jhr. Dommer van Poldersveld geschonken, zijn later, toen de Raad in plaats van zeven, elf en dertien raadsleden ging tellen, aangevuld met twee wethouderszetels en vier stoelen naar dezelfde teekening als de overige meubelen vervaardigd door den meubel maker J. Swinkels te Vught (N.B.) Thans siert dit meubilair de kamer van Burge meester en Wethouders in het in 1930 nieuw gebouwde raadhuis. Den 26en Juli 1904 werd de nieuwe bur gemeester, de heer J. P. J. M. Sweens, ge ïnstalleerd. Het nieuwe raadhuis werd 31 Augustus 1904 in gebruik genomen. Men had de aardige attentie de datum van ingsbruik- reming van het raadhuis te doen samen vallen met den verjaardag van H.M. de Koningin, hetgeen door de bevolking on getwijfeld werd gewaardeerd. Wij lezen, dat de raadhuisschoonmaak- s'ter Mej. Warmenhuven haar werk zag beloond met 1.45 per week. Tegen woordig wordt 11.40 aan de werkster op het raadhuis betaalt. Het raadhuis van thans is beduidend grooter en geeft on getwijfeld meer werk, maar uit de cijfers blijkt toch wel, dat de verhoudingen zich nog al wat gewijzigd hebben. In 1905 wordt besloten om het raadhuis een ijzeren hek te plaatsen, wat ƒ878.56, heeft gekost. Dit hek werd vervaardigd door Petrus Versteeg, thans nog te Noord wijkerhout woonachtig. De aanneemsom vertegenwoordigde een zeker voor dien tijd vry hoog bedrag, maar het was dan ook een hek fyn van bouw en vry in gewikkeld van construtie. De overlevering verhaalt, dat het heel wat voeten in de aarde heeft gehad vooraleer den bouw van het hek aan Petrus Versteeg werd •gegund De aanvankelijke inschrijvings som zal wel hooger geweest zijn dan 878.56 en wethouder Pennings zal wel aan het marchandeeren zijn geweest. In- tusschen, men heeft destijds een fraai hek aoen vervaardigen, dat nog een sieraad vormt voor de in het voormalig raadhuis gevestigde Twensche Bank. DE WEG WASSENAAR—KATWIJK— NOORDWIJK—PIET GIJZENBRUG WERD DESTIJDS NIET VOLDOENDE ONDER HOUDEN. Dit vond zijn oorzaak mede in de eigenaardige regeling, die ten opzichte van het onderhoud van dien weg bestond. Deze weg werd niet zooals algemeen ge bruikelijk is door iedere gemeente op eigen terrein onderhouden, maar de weg werd beheerd door een commissie van Be heer, bestaande uit een vertegenwoordiger uit ieder der vier gemeenten. Deze Com missie van Beheer ontving van iedere ge meente een bijdrage voor het onderhoud van den weg. Voor Noordwijkerhout be droeg die bijdrage 754.40. De Commissie van Beheer bovengenoemd wilde den weg, die blijkbaar erg onder komen was, een goede beurt geven en achtte daarvoor een uitgaaf van 13000. noodig, waarvan 3800.ten laste van Noordwijkerhout zoude komen. De burge meester, lid van de Commissie van Beheer verdedigde dit voorstel, maar de Raad was er niet voor te vinden. Die vond de jaar- ójksohe uitgaaf van 754.40 al naar den hoogen kant. In den raad was men van oordeel, dat de weg onder Noordwijker hout er'voldoende onderhouden uitzag en dat overigens een goed onderhoud voor Noord wijk van veel meer belang was dan voor Noordwijkerhout, daar de ingezete nen van Noordwijkerhout weinig van den weg gebruik maken. Bovendien aldus beweerde men wordt van de 754.40, die Noordwijkerhout bijdraagt, slechts on geveer 400.in de gemeente aan den weg besteed en wordt de rest gebruikt om den weg onder de andere gemeenten te onderhouden. In de volgende raadsvergadering komt het voorstel om 3800.voor den bedoel den weg te voteeren opnieuw ter tafel, thans op aandrang van Gedeputeerde Sla- ten van Zuid-Holland. Maar met alge- meene stemmen wordt het voorstel ver worpen. Gedeputeerde Staten weigerden aaarop de begrooting (1906) goed te keu- j ren, waarop de Raad bij de Kroon voor ziening vroeg. Het ging dus hard tegen hard. Besloten werd tevens den lateren Minister van Justitie Mr. J. A. Loeff de behandeling van deze zaak bij den Raad van State die door de Kroon alvorens een beslissing te nemen moet worden ge hoord op te dragen. IN 1905 LEGDE DE VELDWACHTER M. van Noort, die sinds 1862 de gemeente trouw gediend had, zijn functie neer. De Raad volgde het advies destijds door bur gemeester Dommer van Poldersveld ge geven trouw op en kende den scheidenden veldwachter een een pensioen toe van 400.waarin de provincie 150.bij droeg. In dien tijd kende men nog niet, zooals tegenwoordig, de pensionneering van de gemeente-ambtenaren. De veld wachter moest dus wel net zoo lang in cienst blijven als hij het uit kon houden en hing voor de rest af van de willekeur van den Raad. Dat een pensioen aan een veldwachter van 400.voor dien tijd behoorlijk was moet men toegeven als men nagaat dat het salaris voor den nieu wen in plaats van van Noort te benoemen veldwachter werd bepaald op f 400.plus 50.kleedinggeld. De nieuw benoem de veldwachter was J. J. J. Chardonnans, die in 1906 in functie trad. Hij zoude de woning moeten betrekken, bewoond door den gewezen veldwachter M. van Noort. De prijs was slechts 67.50 per jaar, maar de woning was er dan ook naar! Er wor den tegenwoordig heel wat woningen on bewoonbaar verklaard, die een stuk beter zijn als de woning, waarin Chardonnans moest resideeren. Chardonnans schijnt maar zeer kort in functie te zijn geweest en spoedig te zijn opgevolgd door veldwachter Steekers. DE SCHOOLBEVOLKING VAN DE ZILK BLIJKT STEEDS GROEIENDE. Vermeldden wij in onze vorige beschou wing, dat in 1901 twee localen waren bij gebouwd, begin 1907 werd tot verdere uitbreiding overgegaan. De woning van 1 het hoofd der school in de Zilk, die slecht I was en dringend voorziening eischte, vormde destijds het front van het school gebouw. Deze woning werd afgebroken. Op de plaats van de woning werden twee nieuwe schoollokalen aan de school aan gebouwd en eene nieuwe ambtswoning voor het schoolhoofd werd naast de school opgericht. Ingeschreven werd voor dezen bouw o.a. door M. P. de Vreede uit Noord- wijk voor 9583.en door A. van Dyk en Zoon te Noordwijkerhout voor 9632. Ofschoon de^Vreede 49.— lager was dan van Dijk werd het werk toch aan laatst genoemde gegund. Natuurlijk waren B. en W. van Noordwijkerhout bevoegd het werk aan van Dijk te gunnen, maar toch zijn dergelijke methoden af te keuren. Zij komen meer voor en nog niet zoo heel lang geleden heeft men ook in Sassen- beim iets dergelijks kunnen beleven. Ver moet men echter niet, dat een betrouw baar aannemer er een moreel recht op heeft, dat hem het werk wordt gegund, als door MARTIN DEVILÉE „Luister!" zei Francois, „daar is het weer". Hij had gelijk. Een fijn geluid, als of ergens op een beschutte plek een klokje luidde, waarvan merkwaardig genoeg, het aanhoudend, in elkaar vloeiend geklingel niet vervaagde in den storm, deed zich weer hooren. We kwamen van het strand, waar de stoere, Bretonsche visscher mij eenige bijzonderheden gewezen had, die ik noo dig had voor mijn werk. Reeds één keer had ik het gehoord, waarop de visscher met een eerbiedig „Ave Maria" antwoordde. Het geluid was slechts te hooren, merk te ik later op, tusschen twee in zee eindi gende rotsen, die als het waren een na tuurlijke ingang vormden tot den weg, die naar het dorp leidde, en een miniatuur- haven vormden, die echter in een weers gesteldheid als deze, onbruikbaar was. Elk \aartuig, zelfs al zou het kans zien, bin nen te loopen, zou onherroepelijk te plet- tef geslagen worden tegen de grauwe rot sen. Den tweeden keer, dat wij het klokje hoorden, maakte ik een opmerking. „Het lied van de telegraafdraden, Fran cois. Ze spelen in den wind, en zingen hun eigen liedje, terwijl de woorden van de j menschen er langs heen vliegen". „Telegraafdraden?" snauwde Francois. Hij hield stil, om achter dat woord zijn volle minachting te accentueeren. „Tele graafdraden? Waren er honderdtien jaar geleden hier ook al telegraafdraden? Die zijn er nu niet, die waren er vroeger niet, die zijn er nooit geweest". Hij spuwde op den grond. „Jullie uit Parijs probeeren al les te verklaren met techniek. Nee, mijn- neer, dit geluid was er honderdtien jaar geleden ook. Toen voor het eerst. Tele graafdraden!" Hij schudde minachtend zijn forschen kop. „Het is maar een veronderstelling, Fran cois", suste ik hem. „Geef jij dan een be tere verklaring". Hij keek me aan, om te taxeeren, of ik werkelijk waard was, deze van hem te krijgen. „Het is het klokje van „Ojize Lieve Vrouw van de Rots"." „Dan is het ook heel aannemelijk, dat wij het hier hooren, Francois. Haar beeld staat hier niet ver vandaan, meen ik". In een van de rotsen was een natuurlijke hol te, waarin het Maria-beeld geplaatst was. Ik had het verscheidene malen gezien, en maar zelden gebeurde het, dat niet een of andere visscher of visschersvrouw er een oogenblik bad. Vooral met een storm als er nu was, kon men er zeker van zijn, dat er vrouw bad voor haar zoon of man, die op zee voer. Francois nam zijn pijp uit den mond. en hield me vast. Hij bracht zijn mond dicht bij mijn oor, om me zoo duidelijk moge lijk te antwoorden. „U hebt de klok gehoord, mijnheer?" „Tweemaal, Francois". „Die klok is van Onze Lieve Vrouw, mijnheer, ze luidt zelf wanneer het stormt, om een uitvaart, een begrafenis in te lui den". „Onzin. Dan hadden jullie het een keer moeten zien". „Neen mijnheer, een beeld kan niet lui den, een beeld kan een klok niet in be weging brengen". „Maar heb je dan al eens gezien, dat de klok in beweging wordt gebracht, als je het zelf niet doet?" Francois lachte medelijdend. „Hebt u dan nog niet gezien, dat het klokkehuisje leeg is? Er is geen klok, mijnheer, die klok werd gestolen! Honderdtien jaar geleden. En sedert dien hooren wij haar, maar ge zien hebben wij haar nooit meeren steeds beduidt het, dat iemand sterven zal, als straf, denk ik". „Je spreekt nogal raadselachtig, Fran cois". „Ik zal u het verhaal vertellen. Kom mee naar de rots". „Het klokkenhuisje was inderdaad leeg. De as hing scheef en verroest in het hout, het Maria-beeld stond beschermd door de ruwe steen van de rots. „Honderdtien jaar geleden, mijnheer, heerschte er hier in het dorp groote ar moede. De vischvangst was slecht, de men- hij de laagste inschrijver is. Zoo behoort het en zeker van een Gemeentebestuur moet men kunnen verwachten, dat het de goede vormen ter zake in acht neemt. VAN IERSEL. schen hadden niets, om zich het noodige aan te schaffen. Binnen korten tijd was er gebrek aan alles. Wij zijn arme visschers, mijnheer, die leven van den eenen dag in den anderen, en ons onderhoud putten uit hetgeen de zee levert. Nooit is iemand hier rijk geweest, maar ook nooit was er één, die stal. Dat jaar gebeurde echter het ongehoorde. Antoine Montrouge kreeg het te kwaad met zichzelf. Thuis lag zijn vrouw ziek, geneesmiddelen waren er niet, brood al evenmin. Het is hard, mijnheer, als je ziet, dat je vrouw en kind (hij had nog een zoontje), honger moeten lijden, omdat er geen geld is, geen franc, geen centime. Hij schaamde zich, bij anderen te gaan vragen, maar hij schaamde zich niet".... Francois werd plotseling bleek. „Hoort u net ook weer?" De storm joeg fluitend langs den hollen weg, die uitliep tusschen de rauwe, massieve rotsen. „Neen, Francois, ik hoor niets". maar hij schaamde zich niet om te stelen", vervolgde de boer weer. „Om te rooven van onze Moeder, die ons altijd op zee beschermd heeft. Hij stal van Marial Hij wilde geld hebben, hij wilde zijn vrouw laten leven. Mijnheer! Hij stal de klok om die te kunnen verkoopen ergens in de stad. Het moet op een avond geweest zijn als deze, dat hij er op uitging. Hij is nooit teruggekomen. Een oude visscher, die de gewoonte had, het klokje 's morgens vroeg te luiden, kwam de inwoners waarschu wen. Men zocht en zocht, en ontdekte bloed aan het klokkenhuisaan een spijker hing een stuk stof. Zoo wist men, wie de dader moest zijn". „En wat is er van Montrouge gewor den?" „Hij moest in plaats van links den weg te nemen, de richting van de zee genomen hebben. Er zijn er, die beweren, een gil ge hoord te hebben. Niemand werd vermist dan Antoine Montrouge. De gil kwam uit zee, mijnheer, langs den hollen weg. En sedert dien hoort men, wanneer het stormt de klanken van de klok, bedekt en vaag, omdat de golven er overheen spoelen". Ik sprak 's avonds den hotelhouder, bij wien ik mijn intrek had genomen, over het verhaal van Francois. „Ach", antwoordde hij „een idéé fixe van Francois Montrouge". „Montrouge? Heet hij Montrouge?" „Ja, 't was zijn grootvader, die de klok gestolen moet hebben. Zijn vader is even eens verdwenen in een stormachtigen nacht, en nooit weer komen opdagen. Toe val, toeval! Francois wilde zelf geen vis- ocher worden, omdat hij bang is, dat ook hy in een storm gegrepen wordt. Wel wil oij de klok gaan zoeken, en zoo eerherstel brengenEr gaan vele legenden onder het Bretonsche volk". „Maar hoe verklaart u dan het geluid, dat klokkengetingel?" „Misschien heeft hij toch wel gelijk, mijnheer, misschien is het werkelijk ge beurd Uitgesproken W. J. van Lier, hotelhouder „Het Hof van Gelderland", Ede. Cur. mr. G. J. Blok, Bennekom. Handelsvenn. o. d. Fa. Gebr. Ross, voor heen wed. Arn. Ross, Zevenaar. Cur. mr. B. ten Cate, Arnhem. C. M. W. H. M. van Solt, Amsterdam. Cur. mej. mr. J. M. Nisubuur, Amsterdam. P. M. v. d. Vlugt, groentehandelaar, Am sterdam. Cur. mr. W. Ruitinga, Amster dam. P. F. Duback, handelsreiziger, Rotter dam. Cur. Mr. W. Noordijk, Rotterdam. J. F. van Hest, sigarenfabrikant, Tilburg Cur. mr. A. A. M. Struycken, Breda. 1. Th. Smolders en 2. W. Smolders, bei den te Esbeek, gem. Hilvarenbeek, destijds gezamenlijk het aannemersbedrijf uitoefe nende onder de firma, althans naam Th. Smolders en Zoon. Cur. mr. F. J. van Liempt, Gilze c.a. E. v. d. Graaf, kapper, Den Haag, Die- renschelaan 61; cur. mr. J. M. J. F. An- dreoli. 'n Nieuw bord. Deze roode driehoek, met de punt naar beneden b»> ceekent, dat men een voor- rangsweg nadert, waarop ook het verkeer, dat van links nadert, voorrang heeft. a KANUNNIK DR. BOON OVERLEDEN. Te Sint-Pieters-Jette (België) is op 54- jarigen leeftyd overleden kanunnik dr. A. Boon, hoogleeraar in de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde aan de Universiteit van Leuven. Dr. Boon heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt als voorzitter van den Katho lieken Vlaamschen Radio Omroep en als lid van den raad van beheer van het N. I. R. Tijdens den wereldoorlog was hij aalmoezenier; hij werd door de Vlaam- sche soldaten op de handen gedragen. PASTOOR L. BONGAERTS. 'f Te Herten (L.) is Dinsdag vrij onver wacht overleden pastoor L. H. E. Bon- gaerts. De overledene werd geboren te Roer mond 12 September 1877 en priester ge wijd 8 April 1905. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot kapelaan te Belfeld 22 Dec. 1905, kap. te Swalmen 25 Sept. 1908, Rector te Steijl 17 Sept. 1915 en pastoor te St. Gertruide 1 Oct. 1928. Sinds 1 Juli 1934 was hy pastoor te Herten. Benoemingen in het Aartsbisdom. Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht heeft benoemd tot pastoor te Tubbergen den Zeereerw. heer A. P. G. Schaepma.i, tot pastoor te De Bilt den Zeereerw. heer G. L. Veeger en tot pastoor te Bedum den Zeereerw. heer A. F. A. Janssen. Vraag J. L. D. te V. inzake recht op steun van gemeentewege. Antwoord: U hebt eerst recht op steun van de gemeente, wanneer U ingeze tene bent geworden. Daartoe moet U an derhalf jaar in de gemeente woonachtig zijn. Vraag van denzelfde inzake soldaat worden. Antwoord: Dat staat nog niet vast. Vraag: Ik ontvang mijn salaris per maand. Nu werd mij op 31 Dece. medege deeld, dat ik 40 gld. loonsverlaging kreeg. Is dit nu direct van kracht of begint dit pas op 1 Februari, zoodat ik dus over de maand Januari nog mijn oude salaris heb? Antwoord: Uw salarisverlaging be hoort in te gaan op 1 Februari. Vr a a g D. K. te N. inzake de verplich ting om inwoner te worden van de ge meente waar hij zijn arbeid verricht. Antwoord: U schrijft zelf, dat uw salaris bestaat uit geld plus kost en in woning en dat u alleen 's Zondags thuis bent. U bent derhalve reeds inwoner van ae gemeente, waar u uw arbeid verricht, en, waar men u toe dwingen wilt zal slechts zijn, dat u uw „verhuisbiljet" moet inle veren. Vraag inzake het inhouden van een .civiele" vordering van de steun door ge meentelijke autoriteiten Antwoord: Dat is mogelijk. Vraag: J. H. te L. inzake een erfenis kwestie. Antwoord: Uit uw schrijven maken wij op, dat uw eigen vader is overleden en uw tweede moeder nog leeft. U hebt tege lijk met uw tweede moeder geërfd van uw vader, doch waarschijnlijk is niets uit gekeerd. Bij het overlijden van uw tweede moeder kunt u uw vaders erfdeel, dat naar wij veronderstellen nu nog niet is uitgekeerd, opeischen. Overigens erven de zusters van uw moeder en niet de aange trouwde kinderen, tenzij zij een nieuw testament maakt. Vraag inzake betiteling en adres van den Duitschen consul. Antwoord: Het Duitsche consulaat- generaal is gevestigd: Weteringschans 112 to Amsterdam (geopend 91 uur); ook in Rotterdam is een Duitsch consulaat geves tigd Westplein 12 (geopend 912 en 23, op Zaterdag 912). Indien u in het Hol- landsch schrijft is de titel van een consul „weledelgestrenge heer". (SPROOKJE) 149. En vroolijk pratend, ging Appel wang haar voor naar de kamer van den koning. Wat zag het er daar gezellig uit, en wat was de tafel leuk gedekt. De koning stond reeds on geduldig te wachten. 150. Hy begroette Anneke vriendelijk, en daarop gingen ze aan tafel. Wat smaakten Anneke de lekkere versche eitjes en de boterhammen met jam heerlijk. En Hansje zat zijn buikje rond te drinken aan een schoteltje melk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12