a
Het Kerstkind van Renfrew
ONZE PRIJS-PUZZLE
£3
n
£3
r
I r
1
i n
u
i i
11
n
l lw
I
111
i ri
1 1 1 1 1
u
Fl
111
~r
i
1
I
J
Lo o
O o
9
O
o
Vo
1$ O
O
„Nonsens! Ik verbaas mij erover juffrouw
Peilatt, dat u nog over vrede en verdraag
zaamheid durft spreken. Heeft de wereld
mij ooit veel vrede geschonken? Denk eens
aan mijn dochter, toen zij tegen mijn zin
huwde en het ouderlijk huis verliet, nu zes
jaar geleden. Zij trouwde met een nietsnut".
„Ik herhaal dat wij morgen schelvisch
zullen eten. Zorg er dus voor dat ze versch
is. Begrepen?"
Diep teruggedoken in zijn kale leuning
stoel staarde de heer Renfrew met half toe
geknepen oogen naai zijn huishoudster.
Evenals als het andere in dat huis in Nott-
hing-Hill, was zij oud en vervallen. De
rimpels op haar gezicht getuigden van ont
bering en haar doffe oogen wezen op een
onuitgesproken verdriet.
Dezen avond stonden er tranen in, toen
zij stilzwijgend keek na^r den man in zijn,
tot op den draad versleten jas, met glim
mende naden.
„Wel?" snauwde hij kregelig, terwijl hij
zijn knieën dichter bij het spaarzame vuur
schoof. „Waarom sta je daar nog? Waar
denk je aan?"
„Ik dacht er óver, mijnheer, wat toch uw
geld voor nut zal hebben, als u eens komt
te sterven!" Juffrouw Peilatt sprak lang
zaam, alsof zij onweten uiting gaf aan haar
gedachten. „U vermoordt uzelf door u alles
te ontzeggen. Als ik uw geld had, mijnheer,
zou ik me schamen om in de buurt bekend
ie staan als de vrek Renfrew. En dan op
Kerstmis schelvisch te willen eten!"
„De drommel hale jou en de buren,
vrouw. Denk je dat ik er iets om geef wat
zij of jij daarover zeggen? Mijn geld is van
mij. Ik heb er voor gewerkt en tot op den
laatst en dag van mijn leven blijft het van
mijhoor je het, juffrouw Peilatt?
Denk maar niet, dat je mijn begrafenis
nog eens mee zult maken, want ik twijfel
er niet aan, dat jij lang vóór mij zult gaan.
En schelvisch voor het Kerstmaal, begre
pen? Als ik mij goed herinner hadden wij
verleden jaar bokking en werd je er ziek
van, is het niet? Van schelvisch zal je niet
ziek worden. En niet te duur alsjeblieft. Ik
heb geen zin om geruineerd te worden door
je gulheid."
Schouderophalend verliet zij de kamer,
om te verdwijnen naar de sombere, ongezel
lige keuken, terwijl zij zich ondertusschen
afvroeg, waarom zij langer bleef in een huis,
waar geluk en een goed leven vreemd wa
ren.
Voor het eerst in zes jaren had zij nu
stilzwijgend de vraag gesteld, welke sinds
lang alle interesse verloren had voor de bu
ren van Renfrew, en zij kon er geen ant
woord op geven. De gevoelens die haar er
toe gedwongen hadden dezen harden mees
ter trouw en onzelfzuchtig te blijven die
nen, lieten zich niet in woorden uispreken.
Misschien was medelijden met de een
zaamheid van den hardvochtigen man de
oorzaak. Medelijden en vertrouwen, dat het
meisje dat zij liefgehad en verzorgd had,
van den tijd af, dat het in de wieg lag, eens
zou terugkeeren om vreugde te brengen in
een huis, dat door haar vertrek was veran
derd in een sombere drotfgeestige plaats.
„Hij kan zeggen wat hij wil", voorspelde
juffrouw Peilatt aan haar kopje lauwe thee,
„maar hij zou haar evenmin de deur wijzen,
zooals hij altijd zegt te zullen doen als mij
honderd gulden geven. Hij kan zeggen wat
hij wil, maar de heer Renfrew heeft een
vaderhart en het breekt van verlangen naar
zijn meisje, dat door zijn eigen stugheid
van hem werd vervreemd en tenslotte haar
eigen weg ging".
Ondertusschen zat Renfrew in zijn onge
zellige studeerkamer na te denken over het
verleden met het ha'rde oordeel, zoo ken
merkend in dezen man.
Zwijgend, norsch en sterk kon hij zijn,
maar juffrouw Peilatt had onwetend de
waarheid geuit, toen hij zeide dat hij een
vaderhart bezat.
Hij zat alleen in de schemering, zyn ziel
folterend met een vloed van herinneringen,
die tranen in zijn oogen brachten en een
trilling in zijn stem, toen hij ten laatste zijn
gemartelde geest uiting gaf in een pijnlijk
gemompel.
„Daphne! O, Daphne, kom je nooit bij me
terug? Ben je voor altijd van mij heenge
gaan?"
Niet teruggehouden klonk de kreet plot
seling door het duister van de stille kamer
ei deed Renfrew geschrokken en verwon
derd luisteren. Zachtkens schenen zijn ge
dachten onverwacht te worden beantwoord
door een getik op het venster.
Opgeschrikt sprong hij plotseling op en
keerde zich met een ruk naar het raam.
Toen hij dit deed, ontsnapte een ongedul
dige uitroep aan zijn lippen. Een kind, een
klein jongetje, dat aan de buitenkant van
de openstaande vensters stond, had het ge
luid veroorzaakt, dat zoc ruw zyn gedach-
tengang had afgebroken. „Eén van de tel
gen van de buren komt zeker eens spionee
ren bij den ouden vrek. Voor den drommel,
hij zal niet teleurgesteld zijn. En wat beter
is, ik zal ervoor zorgen, dat hij die ervaring,
bi; mij opgedaan, niet licht vergeet!!!"
Driftig liep hij, zijn hoed opzettend, door
de kamer naar het venster, om plotseling
stokstijf te blijven staan. Dat kind daar
buiten in de sneeuw, was niet één van die
der buren.
Er was een niet te miskennen armoede te
lezen in zijn kleeren en ook zijn hoed en
schoentjes, die de kleine voetjes omsloten,
toonden dit zóó sprekend, dat Renfrew be
schaamd was. Half spijtig verdween de
barsche uitdrukking van zijn gelaat. Bij het
venster staande keek hij onderzoekend naar
het kindergezichtje,dat naar hem opgehe
ven werd en hij kreeg p.otseling een gevoel,
alsof een hand hem bij de keel greep.
De oogen, die door het besneeuwde glas
keken, waren die van zijn dochterHet
was sprekend het gezicht van Daphne.
Toen opende hij het venster.
„Kom hier in de warmte, kleine".
Renfrew sprak stuursch, huiverend door
ae koude tochtvlaag, die hem plotseling
omgaf.
„Kom binnen en vertel me eens, wat je
h er doet. Hoe kwam het dat je aan mp
venster klopte, hè?"
De man sprak afgebroken, zijn stem klonk
bijna ruw. Renfrew hoorde het zelf en be
sefte dat hij zóó moest doen, wilde hij zijn
hartverlangen bestrijden om de kleine be
zoeker op te nemen en aan zijn borst te
druk.
Bevend sloot hij het venster, achter hem.
Toen, de bevroren vingertjes van het kind
in zijn groote sterke hand nemend, bracht
hij het naar het vuur.
Terwijl hij de heete asch tot een vroolijk
vuurtje oppookte, hield hij de kleine op
armlengte en bekeek elke trek van zijn ge
zichtje.
„Waarom kwam je in mijn tuin?" her
haalde hij, „en waarom klopte je tegen mijn
venster?"
Er was een zwakke liefkoozende klank in
Renfrews stem, en vriendelijke sympathie
die regelrecht in het hartje van het kleine
jongetje drong, zoodat hij zijn tranen droog
de en vertrouwen kreeg, terwyl hij zijn
kleine figuurtje nestelde tegen den ouden
man, die weer in zijn stoel zat.
„Ik verdwaalde", vertelde hij, met 'n lief
stemmetje, „het was zoo koud en ik dacht,
ziet er uit als een lieve oude heer, dacht ik,
toen ik door het raam keek."
Renfrew drukte het kleine blonde hoofd
je, dat tegen hem aan rustte, dichter tegen
zijn borst en terwijl hij dit deed, kwam er
een steeds dikker wordende mist voor zyn
oogen.
Voor het eerst, in zes jaren, vond hy de
kamer, waarin hij zat, somber als een graf
tombe, en toen hij dit gewaar werd, kwam
ei 'n gevoel van schaamte over hem.
Dit kind had hem lief gevonden. Hij, die
als de „oude vrek" en „de kale Renfrew"
bij zijn buren bekend stond.
Nu kreeg Renfrew opeens een heimelijke
vrees, dat die kinderoortjes zouden hooren
wat er van hem verteld werd, dat die kin-
oerlipjes, die hem lief hadden genoemd op
hun beurt het gehatewoord vrek .zouden
uiten.
„Hoe heet je, kleine man?" vroeg-hij be-,
vend. Ik denk dat het William is. Vertél me
eens, is je naam William?"
„Johnie", antwoordde het kind, maar toen
een geluid, dat veel op een snik geleek aan
de lippen van zijn pas verworven vriend
ontsnapte, voegde hij er haastig aan toe:
,.En mammie heet Daphe."
Renfrew zat plotseling rechtop in zijn
stoel.
Hoewel het antwoord niet heel onver
wacht kwam, was de bevestiging van zijn
vermoedens door den kleinen jongen toch
'n schok voor hem.
Daardoor kwam dus die bijzondere gelij
kenis, die hem zoo aangegrepen had, toen hij
dat kinderfiguurtje in een omlijsting van
warrelende sneeuwvlokken had zien staan.
Het jongetje was van Daphne.... was zijn
kleinkind.
„En vaders naam, liefje laat mij eens kij
ken, die is James.... Jim, is het niet?"
De vrek vroeg het aarzelend, half be
vreesd voor een ontkenning, die het plan
<(0u omverwerpen, dat hij opeens in gedach
ten had en nu dadelijk wilde uitvoeren.
„JaJim Brayton" zei het kind.
Het angstige licht in Renfrews oogen
maakte plaats voor een schittering van
blijdschap. In de onzinnige vreugde van dat
oogenblik had hij kunner. lachen en schrei
er. tegelijk, maar het veriangen, nog meer
'.e weten, hield hem terug
„En waar woon je, Johnie?"
„In de Logan Road nu. 182en.... ik
Oen zóó moe. lieve mijnheer!!"
Renfrew knikte vlug begrijpend. Zich in
zijn stoel vooroverbuigend, strekte hij zijn
band uit naar het naast hem hangende bel
koord, om juffrouw Peilatt met een hevig
gekinkel te doen opschrikken.
„Heere bewaar me, ik heb hem in de laat
ste zes jaar nog nooit zóó hooren schellen",
mompelde zij met een verbaasden blik naar
de hevig zwaaiende bel Ja, het is warem
pel de studeerkamer, of ik heet geen juf
frouw Peilatt. Hij moet plotseling ziek ge
worden zijn."
Juffrouw Peilatt was ongewoon opgewon
den, toen zij de deur opende, zonder haar
gewone achtelooze klopte en de studeerka
mer binnensnelde. Zij ging zelfs zoover een
uitroep van verbazing te doen hooren, toen
2ij op de drempel bleef staan als versteend
ot het gezicht van een kind op haar mees
ters knieën.
„Wel.... Wel bewaar me", hijgde zij,
hare verbazing voor het oogenblik de over
hand latend op eerbied. .Wat is dat nu
Een kind?"
Haar laatste woorden-gingen half verloren
in een gelukkig lachen van Renfrew, die
met z'n hoed nog op, het jongetje op zijn
knieën had.
„Juffrouw Peilatt", zei hij tot zijn huis
houdster, zóó genoeglijk, dat deze er even
stom verbaasd over was, als over het lachen,
ik heb er nog eens over nagedacht en ge
loof nu toch, dat u galijn hebt, en dat een
schelvisch piet bepaald geschikt is voor een
feestmaal.
„Het is zes jaar geleden, dat wij kalkoen
hadden. Wij zullen er morgen weer een eten,
een groote en roast-bief, een plumpudding,
neten, amandelen; eeh kerstboom," hulst ên
surprisesvergeet deze laatsten vooral-
niet dozijnen surprisesEn ook wijn,
juffrouw Peilatt. Champagne en een flesch
whisky. Ik geef morgen een groot feest en
dus geloof ik dat het beter zal zyn als je
een meisje neemt om je te helpen en
ehje kunt ieder die je maar wilt bij je
ir de keuken vragen om te eten en je ge
zelschap te houden. Dien het diner in de
puntjes verzorgd op en dan zal er voor jou
100 gulden zijn om eens mooie kleeren te
koopen. De japon die je aan hebt hindert
my, zoo versleten is zij."
„De Heere zegene u, mynheer, ik geloof
dat u gek geworden bent!!"
Die woorden ontglipten haar lippen, vóór
2y het kon verhoeden, maar het had alleen
een nieuwe lach-uitbarsting van Renfrew
tengevolge.
„Warempel. Ik heb dat zooeven zelf ge
dacht. Maar heusch, ik ben het niet, juf
frouw Peilatt. Ik ben net zoo goed bij mijn
zinnen als u, alleen ben ik ongelooflijk ge
lukkig."
„Kom hier, jij oude dwaas, in plaats van
my aan te staren, alsof ik een ontsnapte
krankzinnige was, en kijk eens naar dat
kind. Op wie lijkt het?"
Een oogenblik keek die magere juffrouw
Peilatt onderzoekend naar het lieve ver
legen gezichtje, dat naar haar werd opge
heven en plotseling kwam er een mist voor
haar oogen. „Het is alsof ik juffrouw
Daphne zie, zooals zy was op dien leeftyd",
fluisterde zij. „Oh het zou zelfs een kind
van haar kunnen zyn, mijnheer!"
Renfrew lachte, terwijl hy zich voorover
boog en het kind teedei op het voorhoofd
kuste. „Zou 't haar kind kunnen zijn", her
haalde hij. „Ik zou wel denken dat het was,
juffrouw Peilatt. Haar moeder wordt
Daphne genoemd en haar vader Jim. Hij
heet Johnie Brayton. Zou er iets duidelijker
kunnen zijn? Zij wonen in Logan Road No.
182. Het schijnt dat de vader eenige weken
werkloos is en mijn dochter winkeljuffrouw
in een chocoladewinkel. Mijn Daphne ach
ter de toonbank!!! Lieve hemel, juffrouw
Peilatt, dat ik mijn straf verdiend heb.
Mijn meisje moet zoo arm zijn ais een kerk
rat en ikwel ik ben de vrek Renfrew,
terwijl ik voor mijn kinderen hoorde te
zorgen en genieten van mijn duizenden en
duizenden guldens rente".
De oude man zette het kind op den grond
en stond op. De kamer doorloopend open
de hij 'n ouderwetsche brandkast.
„Viert u geheel alleen Kerstmis, mijn
heer?"
De huishoudster vroeg het bijna smee
kend, hoewel zij het antwoord wel kon
raden, voor zij het kreeg.
„Alléén Kerstmis vieren!!!" riep Renfrew,
toen hij met een bundeltje banknoten in
de hand naar de vrouw keek. „Lieve hemel,
juffrouw Peilatt, dacht je dat ik dit voor
iemand anders dan voor hen doe? Hier
zijn 250 gulden. Koop daarvoor alles wat je
noodig hebt. Kleed dit kind eens goed aan
en geef het speelgoed. Ik ga met een taxi
regelrecht naar de Logan Road. Oh, dat het
arme kind daar moest komen te wonen!!!"
„En als ze nu eens niet thuis wil komen,
mijnheer? Ze heeft de trots der Renfrews".
„Zij zal met mij terugkeeren, juffrouw
Peilatt", riep de oude man haar toe, ter
wijl hij zyn brandkast met een smak sloot.
„De trots der Renfrews heeft zes lange
jaren van mijn leven bedorven en ik zal
er voor zorgen, dat het haar niet gebeurt".
Glimlachend keek hij toe, hoe de schrale
huishoudster "hét kind. iü Raar armen .nam
eh trok zijn overjas aan.
Een oogenblik later stond hij op de be
sneeuwde straten en riep een taxi aan. Tot
groote verwondering van een toekykenden
buurman, stapte hij daarin en reed in vlug
ge vaart naar den kant der Logan Road.
Het was een armoedige straat, en op het
zien van de morsige i/ervallen huisjes,
kromp het hart van Renfrew ineen.
Hij klopte op de deur van no. 182 en
vroeg het meisje dat open deed, onmiddel
lijk Mrs. Brayton te spreken.
„Zeg haar, dat Johnnie gevonden is", zei
Horizontaal:
1. wapen
4. wijnmaat
5. tuingereedschap
7. vischschuit
8. God v. d. oorlog
10. achting
12. klap
14. zoogdiertje
16. afsluiting
17. wild zwijn
19. schoenmakers
gereedschap
21. boomloot
22. vaartuig
25. viervoeter
26. uurwerk
28. eng
31. onderaardsch
gewelf
32. pers. voorn.
woord
34. drank
36. overste
38. halsdoek
40. edelsteen
41. vrucht
42. gewicht
43. hoofdbedeksel
45. voorzetsel
46. goud- of zilver
boordsel
48. voorwerp ter
verlichting
50. rieten pijp
52. zuivelproduct
54. ontkenning
57 bergplaats
58. 1000 K.G.
60. plantvezel
62. breekbaar
64. zie 17
65. getal
67. waterblaasje
69. bewoner van
Afrika
70. zangstem
71. fonkelend
72. vloerbedekking
75. plaat.
Ter aangename tydpasseering tijdens
de Kerstdagen plaatsen wij deze week een
prijspuzzle, waarvoor wy de aandacht
onzer lezers (essen) vragen.
Voor de goede oplossers stellen wij
twee prijzen beschikbaar, de eerste van
5.de tweede van f 2.50.
Oplossingen moeten vóór Donderdag
30 December, des middags te 12 uur in
ons bezit zijn.
Op de enveloppe te vermelden; P r ij s-
puzzle.
Verticaal:
2. iemand van adel
3. laatkomer
5. staaf
6. gewicht
9. naschrift
11. beroemd geleerde
13. soortelijk gewichl
14. kunstwerktuig
15. noot
18. voorzetsel
20. Romeinsche
legerafdeeling
23. uitstel van
betaling
24. harnas
26. bedehuis
27. 1000 M.
29. wijnsoort
30. landbouwwerk
tuig
32. stad in N. H.
33. zonnegod
35. klein
37. weegschaal
39. handelen
43. specery
44. oudste
47. viervoeter
48. onderwijzer
49. naschrift
51. voertuig
52. vogel
53. jaargetij
55. pakjesdrager
56. voorbehoud
58. afstand
59. klinknageltje
61. zwemvogel
62. spijs
63. hindering
66. om lijnen te
trekken
68. werkkracht
72. meisjesnaam
73. deftig
74. lidwoord.
b
-
-
M
W
-
-
98
fo
tT
-
-
<v
,fj
ty
-
hij kortaf en haar op de hielen volgend,
trad hij juist de kamer in, toen het zenuw
achtige meisje hem aandiende als een re
chercheur, die nieuws had over het vermiste
kind.
Nooit kan een ontroering grooter zyn ge
weest, dan die Renfrew ondervond, toen hy
met den rug naar de inmiddels gesloten
deur staande, zijn dochter en haar man van
aangezicht tot aangezicht zag.
„Daphne en jijJim, ik ben gekomen
om je te zeggen, dat je kind gevonden is!!
God zond zijn verdwaalde voetjes naar myn
deur en bracht zonneschijn in het hart van
een ongelukkig man. Daphne, ik heb zes
jaar naar je verlangd en ben nu gekomen
om te vragen mee naar ons huis te gaan.
jij en Jim. Ik.... ik ben zoo eenzaam,
liefste!!"
Een oogenblik heerschte er stilte.
Toen klonk een kreet van blijdschap door
de kamer en het snikken van een vrouw,
toen Renfrew zijn dochter tegen zijn borst
drukte en zijn hand naar Brayton uitstak.
„God zegen je, mijn jongen", fluisterde
bij, toen hij zijn vingers in een stevige
handdruk: voelde omvat. „Wy zullen mor
gen het mooiste Kerstfeest vieren, die wij
ooit gehad hebben en op de gezondheid
drinken van Johnnie, die kleine vredes
engel. Ssttü! Laat haar maar uithuilen,
Jim. Het zal haar goed doen, want ik ben
op de een of andere manier te plotseling ge
komen".
„Gelukkig Kerstfeest, jongen!"
En dat werd het. Want toen Kerstmis aan
brak in het huis van Renfrew, werd dit in
plaats van een sombere, droefgeestige ge
beurtenis, een gelukkig en heerlijk feest.
Als de dieren spreken
Veel verspreid was vroeger het volksge
loof, dat in de Kerstnacht tusschen 11 en
12 uur de dieren met elkaar spreken en
dan de toekomst voorspellen.
Dit bijgeloof zal wel een overblijfsel zijn
geweest uit den ouden Leidenschen tijd
der Germanen, die geloofden, dat tydens
hun winterfeesten de goden op aarde kwa
men en rondwandelden in de gedaante van
dieren.
Vooral de runderen in de stal zouden in
den Kerstnacht druk gebabbeld hebben!
Maarslechts enkele menschen kon
den de spraak der dieren aanhooren, zon
der gevaar voor hun leven, d.w.z. het le
ven van die menschen.
Dat ondervond een boer in IJsland. Hy
had zich op Kerstnacht in de stal verbor
gen en werkelijk hoorde hij tegen 12 uur
een der koeien zeggen: ,,'t Is tijd om te
praten."
Maar een andere koe waarschuwde: „Er
is een mensch in den stal, die ons hooren
kan"
„Dan zullen we dien nieuwsgierigen
mensch krankzinnig maken", zei een der
de koe.
En inderdaad werd de boer op slag sta
pelgek!
Een boerenknecht in Pommeren verging
't niet veel beter.
Hij hoorde in den Kerstnacht de os zeg
gen: „Wat zullen we in 't nieuwe jaar te
doen hebben?" En een rund antwoordde:
„We zullen eerst en vooral onze nieuws
gierige knecht naar *t kerkhof hebben te
brengen". De knecht schrok zoo geweldig
dat hij er ernstig ziek van werd en
stierf! Op de ossenkar werd hij naar het
kerkhof gebracht. En evenzoo kostte zijn
nieuwsgierigheid ook het leven aan een
Zwitsersche boer.
In sommige streken van ons land, ge
loofde men, dat het vee in den Kerstnacht
elkaar verhaalde de geboorte van Christus
in den stal van Bethlehem.
In Overijssel en Brabant vertelde men,
dat klokslag 12 uur in de Kerstnacht het
stalvee even opstaat en dan weer gaat lig
gen, en ook dat de koeien op dat uur op
de knieën een gebed doen, waarby zy zich
met de kop naar het Oosten keeren om
het kindje Jezus te groeten.
Deze verhalen over het vee In de stal
zullen wel ontstaan zyn doordat Jezus
immers in een stal te midden van het vee
geboren werd.