Een onwrtioedsche aanval op bijzonder hooger onderwijs LANDBOUW-CRISISPOL1TIEK WOENSDAG 15 DECEMBER 1937 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Tweede Kamer N.S.B.'ers toonen zich openlijk anti-Joodsch Dienstplichtwet goedgekeurd. Mr. Oud werkt met zwaar doch oud geschut. - Een lange reeks Waterstaats-wenschen. Vergadering van gisteren. DIENSTPLICHTWET GOEDGEKEURD. Bij den aanvang der vergadering had de stemming plaats over het wetsont werp tot wijziging van de Dienstplicht wet. De Tweede Kamer heeft het wets ontwerp met 63 tegen 32 stemmen aan vaard. Tegen het wetsvoorstel hebben de sociaal-democraten, de vrijzinnig-de mocraten, communisten en Christen democraten gestemd. Het ministerie was bij deze stemming voltallig aanwezig. NATURALISATIE. Aan de orde zijn 72 wetsontwerpen tot naturalisatie van 1453 aanvragers. De heer DIETERS (N.S.B.) zegt, dat het opvalt, dat er zoo veel Joden onder de aan vragers zijn. Het is niet prettig voor de an deren op één lijst te staan met onuitspreek bare Joodsche namen. De heer DREES (S.D.) zegt u maar eens: de Marchant et d'Ansembourg! (rumoer en gehamer). De heer DIETERS betoogt verder, dat een Jood een Jood blijft. Zy worden niet saamhoorig met het volk, waar zij mee sa menwonen. Het anti-semitisme in Neder land is groeiende. Spr. zal dan ook zijn stem niet aan de wetsontwerpen geven. De heer WENDELAAR (Lib.) wenscht op de scherpste wijze te protesteeren tegen de woorden van den heer Dieters, die een imitatie zijn van een buitenlandsch volk op zijn slechtst. Dergelijke woorden zijn wij in het Nederlandsche parlement niet ge wend. Wij hebben elkander hier als men- schen leeren beoordeelen. Door het invtfe ren van het rassenelement vergiftigt men het parlementaire debat. De heer ALBARDA (S.D.) spreekt zijn afkeuring uit over den voorlaatsten spie ker. De Joden hebben zich zeer verdienste lijk jegens Nederland gedragen. De heer "ROST VAN TONNINGEN (N.S. B.) constateert, dat de woorden van den heer Dieters voor de Kamer nieuw zijn. Het doet hem genoegen met dit gezelschap te kunnen afrekenen. Deze Albarda (geha mer, rumoer) De VOORZITTER dreigt den heer Rost van Tonningen het woord te ontnemen. De heer ROST VAN TONNINGEN zegt, dat het Nederlandschap geen koopwaar is. Het departement van justitie is een fabriek van nieuwbakken Nederlanders. Spr. pro testeert tegen het toelaten van een stroom van Joden, waartegen ons volksbewustzijn zich verzet. (Luide afkeuring). De heer DE VISSER (Comm.) zou be zwaren maken tegen de naturalisatie van den heer Streicher. Hij ontzegt echter aan de partij, die ons land het liefst door een ander land zag „ingepikt", om bezwaar te maken tegen de naturalisatie van een aan tal Joden. De heer de Marchant et d'An sembourg was nog geen Nederlander, toen hü aangewezen werd tot lid der Eerste Ka mer. Het gaat niet aan, dat een lid (de heer Dieters), die zijn lesje niet mag uitzeggen daar zijn spreektijd verstreken is, zijn pa piertjes overgeeft aan een fractiegenoot, die bij het streepje verder gaat. Spr. kan het verstaan, dat men in Duitsch- land tegen het communisme strijdt, doch. dat men op grond van rasverschil een groep bestrijdt, gaat spr.'s verstand te boven. Dit gif zal geen blijvende verspreiding onder ons volk vinden. De heer KERSTEN (S.G.) heeft princi- pieele bezwaren tegen naturalisatie, welke echter los staan van de overwegingen van den heer Dieters. De MINISTER VAN JUSTITIE, de heer GOSELING, wil overwegen of de Neder landers van geboorte voortaan in één ont werp kunnen worden samengevat zoo daar tegen geen technisch bezwaar bestaat. En onderscheid naar ras of godsdienst kent de Nederlandsche wet niet. Er is dan ook geen aanleiding de joodsche groep afzonderlijk te klassificeeren. Wat het Jodenvraagstuk In het alge meen betreft, men weet dat dit kabinet wil streven naar de versteviging van de positief christelijke grondslagen van ons volk en daarbij behoort de eerbie diging van het Joodsche volk. Hij im mers, in Wien wij gelooven en als Ver losser erkennen, is voortgekomen uit het Joodsche volk en uit een Joodsche moeder. Wie dit in het Duitsch wil le zen neme in dezen tijd van voorberei ding op Kerstmis de drie preeken van kardinaal Faulhaber. (Applaus). Over het eerste ontwerp wordt gestemd. Het wordt aangenomen met 83 tegen 6 stemmen (S.G. en N.S.B.). De overige ont werpen worden z.h.s. aangenomen, met aanteekening van tegenstemmen van N.S. B. en S.G. GEDWONGEN INENTING WEER 2 JAAR UITGESTELD. Aan de orde is het wetsontwerp verlen ging van den geldigheidsduur van tijdelijke bepalingen betreffende de vaccinatie. Mevrouw DE VRIES BRUINS (S.D.) be toogt, dat een commissie als door de regee ring voorgesteld overbodig is. Het risico, aan vaccinatie verbonden, acht zij gering. Dr. VOS (Lib.) zou liever een vrijwillige vaccinatie zien dan dwang. De instelling van een commissie acht spr. uit den booze. Deskundigen zullen het nooit eens zijn. Het gaat om de verantwoorde lijkheid, dwang op te leggen of niet. Er moet op korten termijn iets gedaan worden. Den heer OUD (V.-D.) verbaast het in hooge mate, dat de regeering het vaccina- tievraagstuk weer voor den tijd van twee jaar wü ophangen aan de instelling van een staatscommissie. Hier valt niets te onver- zoeken, hier valt alleen te beslissen. Het verwondert spr. juist van dezen minister, die den indruk heeft gewekt van proble men aan te durven. De MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN, de heer ROMME, memoreert de geschiede nis van het vraagstuk sinds 1928. Spr. wil thans geen zuiver uitstel, doch de voorbe reiding van een goede oplossing. Er is nog wel een en ander te onderzoeken eer men de verantwoordelijkheid van een oplossing mag dragen, hetgeen gebleken is in de ver gadering van de Maatschappij voor Ge neeskunde in April van dit jaar. De notu len dezer vergadering geven geen voldoen de houvast voor de beoordeeling van de mo tieven waarop een groot aantal medici zich over het vraagstuk hebben uitgesproKen. Voor een degelijke oplossing is het noodig de zaak tegelijkertijd medisch, staatsrech telijk, theologisch, legislatief enz. te bezien. Vandaar de staatscommissie. De opschorting van twee jaren is bedoeld als uiterste termijn. Indien eerder een op lossing zal kunnen worden gevonden, zai de minister niet wachten. Spr. zal de com missie vragen allen spoed te betrachten Mevrouw DE VRIES-BRUINS (SD.) dringt nogmaals op spoed aan. Zij acht den toestand gevaarlijk. Zij stelt een amende ment voor, waarbij de verlenging van de tijdelijke bepalingen inzake vaccinatie slechts tot 1939 en niet tot 1940 wordt toe gestaan. De MINISTER acht den tijd dan te krap en ontraadt het amendement. Het amendement wordt verworpen met 49 tegen 30 stemmen. Het wetsontwerp wordt z,h.s. aangeno- BIJDRAGE VOOR DE UNIVERSITEITS STAD TE PARIJS. Aan de orde is een wetsontwerp supple toire begrooting 1937 o.a. betreffende de omzetting van verschillende hoogleeraar- schappen en het subsidie aan een gebouw in de Parijsche Cité Universitaire. De heer MOLLER (R.K.) acht het niet voltooien van het gebouw in de Cité Uni versitaire niet beschamend voor degenen, die onberaden met den bouw zijn begonnen. Spr. voelt er niet voor 200.000 te schenken aan een vreemde universiteit. Daarentegen zegt dr. VOS (Lib.) ver heugd te zijn over den bouw van het ge bouw en brengt hij hulde aan den gezant te Parijs voor het initiatief. De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUN STEN EN WETENSCHAPPEN, de heer SLOTEMAKER DE BRUiNE acht het niet billijk tegen te stemmen, omdat men schuld construeert bij de bouwers van 1925 In Frankrijk zal men de initiatiefnemers niet van het Nederlandsche volk scheiden en op ons volk zal het onvoltooide gebouw een blaam werpen. Artikel III van het wetsontwerp (Cité Universitaire) komt in stemming en ver werft 54 tegen 19 stemmen. Het wetsont werp wordt aangenomen. Aan de orde komt punt 85 van de agen da: Hoofdstuk VI (Ondeiwijs, K. eh W.) der Rijksbegrooting 1938. BEGROOTING VAN ONDERWIJS, K. EN W. Hooger Onderwijs. De heer VOS (Lib.) vraagt den minister te overwegen de verplichting van het be talen van collegegeld na het vierde jaar we der op te heffen. De opleiding van de geneeskundigen be hoeft dringend herziening. Er behoort een leerstoel te worden geschapen voor sociale geneeskunde en hygiëne, en wel als ver plicht studivak. Eveneens dient de leer der besmettelijke ziekten een verplicht studie vak te zyn. Een onverwachte aanval op het bijzonder onderwijs. De heer OUD (V. D.) maakt bedenking tegen de passage in de memorie van ant woord, waarin de minister gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onder wijs zegt niet te willen bespreken, daar het geld er niet voor aanwezig is. En als het geld aanwezig zou zijn? Zou de minister dan wel deze zaak willen overwegen? Spr. zou ernstig willen waarschuwen tegen het gaan op dien weg. Hij acht het niet verstandig, dat voor het bijzonder onderwijs door de belanghebbenden in het geheel niets extra's wordt bijgedragen. In beginsel wenscht spr. geen staats subsidie voor instellingen van bijzon der hooger onderwijs. De universiteit immers is een open markt, waar alle fruit te koop is en waar de studenten alles van hun gading kunnen kiezen. Daarom moet spr. subsidie aan instel lingen van bijzonder hooger onderwijs afkeuren. Daarom ook heeft spr. in dertijd tegen het subsidie aan de Til- burgsche handelshoogeschool gepleit. Het antwoord van den minister is dan ook gevaarlijk. De minister had de gelijkstelling van het bijzonder hoo ger onderwijs principieel moeten afwij zen! De heer TILANUS (C. H.) wil geen aca demisch debat over de financieele gelijk- steling van het openbaar en bijzonder on derwijs. Zijn standpunt mag bekend geacht worden. Practische vorming aan de universiteit ook van juristen verdient alle aandacht. Als „Rome" er weer niet aan te pas moest komen! Den heer KERSTEN (S. G.) verheugt het, dat de minister de financieele gelijkstel ling van openbaar en bijzonder hooger on derwijs afwijst, en hij kan zich aansluiten bij de kern van het betoog van den heer Oud. Aan Rome mag niet meer geofferd worden dan reeds geschiedt. De vruchten der Vrije Universiteit zijn niet bemoedi gend De heer ZIJLSTRA (A.-R.) noemt het woord „gelijkstelling" van openbaar en bij zonder hooger onderwijs een al te groot woord, daar wij nog lang niet zoover zijn. Spr. vindt het niet juist het vraagstuk op de wijze, als de heer Oud heeft gedaan, ter sprake te brengen. De heer Oud heeft zich beroepen op de objectieve wetenschap. Niemand gelooft meer aan wetenschap zonder vooronderstel ling. Wetenschap alleen aan den staat toe te vertrouwen is geen betrouwbaar systeem gebleken voor de objectiviteit: zie Duitsch- land. Katholiek afgevaardigde op de bres. De heer MOLLER (R.-K.) heeft met ver wondering gehoord dat de heer Oud heeft gesproken van „wetenschap, gehouden aan een dogma". De katholieke wetenschap gaat uit van wetenschappelijke beginselen, doch wacht zich voor valsche conclusies door de wetenschappelijke conclusies te toetsen aan de openbaring. Heeft de we tenschap ooit den materieelen inhoud van de katholieke leer trachten te ontzenuwen? Wat de beeldspraak-van den heer Oud be treft: kan de student het fruit vrij kiezen? Het is steeds bepaald fruit en hij kan het niet keuren. Zoowel de keus als het oor deel is beperkt. Er is geen reden Rotterdam te blijven subsidieeren en Tilburg niet. Rotterdam is een bijzondere hoogeschool en neutraal is ook een beginsel. Spr. bepleit de oprichting van een Von delleerstoel aan één der rijksuniversitei ten. Tegenover ds. Kersten plaatst spreker de meening van Vondel over gewetens dwang. In ingewijde kringen geloomt men niet aan de bezuiniging, waarvoor prof. van Calcar te Leiden ontslagen moest wor den. Welke zijn de bouwkosten van het laboratorium van den nieuwen profes sor. Spr. protesteert tegen den dwang jegens een oud-asSistent van prof. van Calcar, die botanist moet worden on danks het feit, dat hij dit vak nooit heeft beoefend. De heer WIJNKOOP (Comm.) zegt, dat de wetenschap weder vrij is geworden sinds het katholicisme het niet meer beheerscht. Het dialectische marxisme is een voor beeld van objectieve wetenschap. Moge de regeering haar standpunt ten opzichte van dit vraagstuk herzien. De Minister, de heer SLOTEMAKER DE BRUiNE vraagt zijn rede morgen te mo gen aanvangen. AVONDVERGADERING. BEGROOTING VAN WATERSTAAT. Aan de orde is hoofdstuk IX (dep. van Waterstaat) der rijksbegrooting voor 1938. Een lange rij van sprekers, met een nog langere rij van wenschen voerde het woord. MINISTER VAN BUUREN antwoordde, dat er t.a.v. de invordering van water schapslasten geen overeenstemming met zijn ambtgenoot van financiën is verkre gen. Spr. zal trachten, het overleg voort te zetten. Wat betreft de kustverdediging van Ame land, is spr. bereid, deze zaak nog eens onder het oog te brengen van de betrok ken waterstaatsambtenaren. Het werk fonds heeft gelden toegestaan voor verbe tering van den dijk by Nes-Buren. Inzake de zeewering van Goeree is over leg gaande met het provinciaal bestuur van Zuid-Holland. Spr. heeft met genoegen gehoord, hoe zeer men instemde met het bij de staats mijnen gevoerd beleid. S teen k ol en -mi jnen in de Peel. Bij de regcering is het vraagstuk der ontginning van de Peel in nadere studie genomen. Het is te voorzien, dat daarvoor alleen groote mijnen in aanmer king kunnen komen, en het gaat om groote kapitalen. Spr. is de zaak grondig gaan be- studeeren. Voorde naastetoekomst is er ruim voldoende voor raad kolen in Limburg; de zekere De minister zet zijn standpunt uiteen De minister van Landbouw Is naar hij in zijn antwoord over de begrooting van het landbouwcrisisfonds aan de Tweede Kamer mededeelt voornemens aan het grondbeginsel der tot heden gevoerde po litiek vast te houden. Of het huidige sa menstel van economische maatregelen daar toe gehandhaafd moet worden, hangt af van het verloop van het prijspeil van ieder product afzonderlijk. Wat de aardappelenregeling betreft kan de minister mededeelen, dat hem gebleken is, dat de drie centrale landbouworganisa ties bereid zijn te overwegen of het mo gelijk is, dat het ontwerpen en uitvoeren van regelingen voor de aardappelteelt, voor zoover deze nog wenschelijk worden ge acht, door de bedrijfsgenooten zelf ter hand zullen worden genomen. Het kleine tuindersvraagstuk heeft zijn bijzondere zijden, waardoor het treffen van een regeling zeer moeilijk is. De minister hoopt er in te kunnen slagen, reeds spoe dig nadere mededeelingen te doen omtrent bijzondere maatregelen voor deze cate gorie. Met zijn ambtgenoot van het departe ment van sociale zaken zal de minister overleggen, in hoever de kleine grondge bruikers meer nog dan voor deze regeling geschiedt, uit de werkverschaffing ge bracht zouden kunnen worden. De minister zal gaarne gevolg geven aan het door vele leden tot hem gerichte ver zoek mede zijn aandacht te schenken aan de behartiging van de belangen der land arbeiders. Peulvruchten. De minister is bereid na te gaan, of voor 1938 eenige verbetering ten aanzien van de peulvruchten, met name der groene erw ten, kan worden bevorderd. De suikerproductie. De minister kan zich niet vereenigen met de meening van sommige leden, dat de teelt van suikerbieten in ons land oecono- misch niet yerantwoord zou zijn. De leden, die aldus oordeelen, plaatsen zich op een te eng standpunt en vergeten de groote oeco- nomische belangen, die aan den verbouw van suikerbieten zijn verbonden. De tarweprijs. De minister kan niet onderschrijven, dat de tegenwoordige tarweprijs en die, welke voor het jaar 1938 in uitzicht is gesteld, on voldoende zou zijn. De teeltbeperkingen. Ook de minister is van oordeel, dat de beperking van de varkensteelt in stand gehouden moet worden, doch hij deelt niet de meening, dat de biggenteeltregeling zou kunnen worden vervangen door een rege ling betreffende het houden van var kens. Bij het door vele leden uitgesproken oor deel, dat er aanleiding bestaat de kalver- beperking te doen vervallen, kan de mi nister zich niet aansluiten. Melk en zuivel Dat verscheidene leden hebben betoogd, dat in Nederland de boter bij de marga rine zou zijn achtergesteld, is den minister niet duidelijk. Toen de boterprijzen zeer sterk daalden en de boterproducenten dien tengevolge in zeer groote moeilijkheden verkeerden, heeft de Nederlandsche regce ring niet geaarzeld de boter te bescher men. Tot het nemen van bijzondere maatrege len ten opzichte van de margarine zooals in het verslag wordt voorgesteld, kan de minister zijn medewerking niet verleenen. Hij is van meening, dat de thans getroffen maatregelen, ter bescherming van de boter voldoende zijn, daar de beoogde prijs- en consumptieverhoudingen van boter, marga- voorraad is stellig nog 500 millioen ton.. Bjj de buitengewone omstandigheden van thans mag men zich bovendien niet instel len op een zeer groote productie. Er is vooralsnog geen aanleiding om nieuwe ko lenmijnen te openen. Wegens den grooten tijd, gelegen tusschen onderzoek en ex ploitatie, is niettemin met de onderzoe kingsboringen ernstig begonnen. Geolo- gisch-mijnbouwkundige onderzoekingen moeten worden gedaan, economische mo gelijkheden, streekplannen enz. moeten worden nagegaan en getoetst. Met de Sta- ten-Generaal zal het noodige overleg om trent de exploitatie worden gevoerd. Spr. wacht met belangstelling af, wat de Internationale conferentie t. a. v. de 40- urige werkweek zal brengen. Instelling van bedrijfsraden is op tegenwerking van het particulier bedrijf afgestuit. Spr. is bereid, het vormen van bedrijfsraden hier te bevor deren. De handel in huisbrandkolen. De saneering van den handel in huis brandkolen is geschied in overleg met den minister van Economische Zaken. Ze da- deert uit den slechten tijd van mijnbe drijf, en is bedoeld allereerst voor de ko lenmijnen. De kolenconventie wil o.m. een geregelde verhouding bewaren tusschen koopers en verkoopers. Men schrijft haar dictatoriale daden toe; doch dat belang hebbenden ernstig worden geschaad, is I nergens naar voren gekomen. Eerst dan is het tijdstip gekomen voor de regeering om in te grijpen. Er zijn ook geen termen voor onverbindend-verklaring ten deze. Het begrootingshoofdstuk wordt z.h.st. aangenomen, evenals de begrooting i der Staatsmijnen voor 1938. I De vergadering wordt te 2.40 uur ver daagd tot des middags één uur. rine en andere spysvetten door middel van de heffingen en de productiebeperking van de margarine op genoegzame wijze worden bereikt. Uit het vorenstaande blijkt, dat het niet de bedoeling van den minister is, belang rijke wijzigingen aan te brengen en dat hij geen behoefte gevoelt om maatregelen te treffen, die, vergeleken met nu, de positie van de margarine ernstig zouden verzwak ken. De vraag van een mengverbod van bo ter en margarine is in onderzoek. Zoolang de export van boter nog in voor onze verhoudingen onbeperkte hoeveelhe den mogelijk is, al moge de te bedin gen prijs dan nog geen reden tot tevreden heid geven is er voor den minister geen aanleiding om in deze export-politiek wij ziging te brengen. Naar aanleiding van de in het verslag gestelde vraag, moge de minister mede deelen, dat er zich thans ongeveer 14 mil lioen gulden in den zuivelpot bevindt. Groenten-, fruit- en sierteelt. De nood in de veenstreek is ook aan den minister bekend; hij zal op korten termijn doen nagaan, in hoeverre, maar dan uitsluitend op den grondslag der bestaande steunverleening, nog iets ge daan kan worden. Dat de teeltregeling in den tuinbouw nog niet gemist kan worden, onderschrijft de minister ten volle. BINNENLAND PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND. De tweede gewone zitting. De Provinciale Staten van Zuid-Holland zyn gisterochtend te elf uur in de Ridder zaal bijeengekomen tot het houden van de tweede gewone zitting 1937. De voorzitter, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, gaf, in aansluiting aan het telegram, dat namens de Staten is gezon den, uitdrukking aan de voldoening van de Staten, dat Prins Bernhard na het ern stige ongeval thans herstellende is en dat hij voor zijn gezin en ook voor ons volk gespaard is gebleven. Moge, aldus spreker, ook in de komende weken Gods zegen rus ten op Prinses, Koningin en Prins. Bij het voorstel tot wijziging van het vaarwegenreglement voor Zuid-Holland, drong de heer D a m m e (S.D.) er op aan, in het belang van de beurtvaartonderne- mers, die van de vrachtautobedrijven reeds zooveel concurrentie ondervinden, de maximumvaarsnelheid van 250 m. per minuut te handhaven en derhalve af te zien van terugbrenging van dit maximum tot 225 meter. De heer Wilbrink (C.H.) achtte een snelheid van 225 meter voldoende, al gaf hij toe, dat in enkele gevallen een snelheid van 250 m., of wat meer, voor de beurt- vaartondernemingen noodig zou zijn. De heer De Bruin (Ged. Staten) ant woordde, dat van eenig bezwaar van schip- perszijde tegen het voorstel van Ged. Sta ten niet is gebleken, terwijl dit overigens slechts een beperkte beteekenis heeft. De heer D a m m e, repliceerend, zou de snelheidsgrens althans voor bepaalde vaarwegen niet willen zien verlaagd. De heer Wilbrink wees er nog op, dat het meren van vaartuigen ernstig wordt belemmerd, wanneer men vaarsnelheden van 15 km. en meer per uur toelaat. Er is z. i. geen aanleiding om aan de wen schen der „snelheidsmaniakken" toe te ge ven. De heer De Bruin handhaaft het voor stel van Ged. Staten. De heer D a m m e dient een voorstel in om in de bestaande maximum-vaarsnelheid geen wijziging te brengen. De voorzitter merkt op, dat in dit geval beter eerst kan worden gestemd over het voorstel van Ged. Staten. Met 46 tegen 21 stemmen wordt het voor stel van Ged. Staten aangenomen; het voorstel-Damme is hiermede vervallen. Aan de orde is het beroep, ingesteld door B. en W. van Dordrecht tegen het besluit van Ged. Staten, waarbij aan die gemeente de gevraagde vergunning tot uitbreiding der electrische centrale is ge weigerd, met het voorstel van Ged. Staten terzake. Te 5.15 uur wordt de vergadering ver daagd tot heden 11 uur. Uitvoerig wordt hierover gediscussieerd. DE WEG HAARLEM—HILVERSUM. Als onderdeel van den nieuwen weg van Haarlem naar Hilversum door de Haar lemmermeer stelden Ged. Staten van Utrecht het tracé voor van het gedeelte tusschen Vinkeveen en het Merwedeka- naal, ter lengte van 3500 meter door de Vinkeveensche plassen en van ongeveer 1300 meter door het waterschap Donker- vliet, waarvan de kosten werden geraamd op 1.700.000, in de onderstelling dat in derdaad het noodige zand in de omgeving kan worden gewonnen. Enkele leden uitten in de vergadering van de Prov. Staten van Utrecht hun be zorgdheid voor de gevolgen van een win ning van het zand uit de Vinkeveensche plassen, vooral met het oog op een toe komstige drooglegging. Namens Ged. S'a- ten stelde de heer Wijkamp deze leden gerust. Ged. Staten hebben hieromtrent nog geen besluit genomen en zullen alle mogelijke bezwaren ernstig in overweging nemen. By de vaststelling van het tracé kon geen rekening worden gehouden met de spoorbaan, daar de directie der Neder landsche spoorwegen op de handhaving van dit lijntje prijs stelt, zoolang de ver binding met Aalsmeer blijft gehandhaafd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 7