Een onwrtioedsche aanval op bijzonder
hooger onderwijs
LANDBOUW-CRISISPOL1TIEK
WOENSDAG 15 DECEMBER 1937
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
Tweede Kamer
N.S.B.'ers toonen zich openlijk anti-Joodsch
Dienstplichtwet goedgekeurd. Mr. Oud
werkt met zwaar doch oud geschut. - Een
lange reeks Waterstaats-wenschen.
Vergadering van gisteren.
DIENSTPLICHTWET GOEDGEKEURD.
Bij den aanvang der vergadering had
de stemming plaats over het wetsont
werp tot wijziging van de Dienstplicht
wet. De Tweede Kamer heeft het wets
ontwerp met 63 tegen 32 stemmen aan
vaard.
Tegen het wetsvoorstel hebben de
sociaal-democraten, de vrijzinnig-de
mocraten, communisten en Christen
democraten gestemd.
Het ministerie was bij deze stemming
voltallig aanwezig.
NATURALISATIE.
Aan de orde zijn 72 wetsontwerpen tot
naturalisatie van 1453 aanvragers.
De heer DIETERS (N.S.B.) zegt, dat het
opvalt, dat er zoo veel Joden onder de aan
vragers zijn. Het is niet prettig voor de an
deren op één lijst te staan met onuitspreek
bare Joodsche namen.
De heer DREES (S.D.) zegt u maar eens:
de Marchant et d'Ansembourg! (rumoer en
gehamer).
De heer DIETERS betoogt verder, dat
een Jood een Jood blijft. Zy worden niet
saamhoorig met het volk, waar zij mee sa
menwonen. Het anti-semitisme in Neder
land is groeiende. Spr. zal dan ook zijn
stem niet aan de wetsontwerpen geven.
De heer WENDELAAR (Lib.) wenscht
op de scherpste wijze te protesteeren tegen
de woorden van den heer Dieters, die een
imitatie zijn van een buitenlandsch volk
op zijn slechtst. Dergelijke woorden zijn
wij in het Nederlandsche parlement niet ge
wend. Wij hebben elkander hier als men-
schen leeren beoordeelen. Door het invtfe
ren van het rassenelement vergiftigt men
het parlementaire debat.
De heer ALBARDA (S.D.) spreekt zijn
afkeuring uit over den voorlaatsten spie
ker. De Joden hebben zich zeer verdienste
lijk jegens Nederland gedragen.
De heer "ROST VAN TONNINGEN (N.S.
B.) constateert, dat de woorden van den
heer Dieters voor de Kamer nieuw zijn.
Het doet hem genoegen met dit gezelschap
te kunnen afrekenen. Deze Albarda (geha
mer, rumoer)
De VOORZITTER dreigt den heer Rost
van Tonningen het woord te ontnemen.
De heer ROST VAN TONNINGEN zegt,
dat het Nederlandschap geen koopwaar is.
Het departement van justitie is een fabriek
van nieuwbakken Nederlanders. Spr. pro
testeert tegen het toelaten van een stroom
van Joden, waartegen ons volksbewustzijn
zich verzet. (Luide afkeuring).
De heer DE VISSER (Comm.) zou be
zwaren maken tegen de naturalisatie van
den heer Streicher. Hij ontzegt echter aan
de partij, die ons land het liefst door een
ander land zag „ingepikt", om bezwaar te
maken tegen de naturalisatie van een aan
tal Joden. De heer de Marchant et d'An
sembourg was nog geen Nederlander, toen
hü aangewezen werd tot lid der Eerste Ka
mer.
Het gaat niet aan, dat een lid (de heer
Dieters), die zijn lesje niet mag uitzeggen
daar zijn spreektijd verstreken is, zijn pa
piertjes overgeeft aan een fractiegenoot,
die bij het streepje verder gaat.
Spr. kan het verstaan, dat men in Duitsch-
land tegen het communisme strijdt, doch.
dat men op grond van rasverschil een groep
bestrijdt, gaat spr.'s verstand te boven. Dit
gif zal geen blijvende verspreiding onder
ons volk vinden.
De heer KERSTEN (S.G.) heeft princi-
pieele bezwaren tegen naturalisatie, welke
echter los staan van de overwegingen van
den heer Dieters.
De MINISTER VAN JUSTITIE, de heer
GOSELING, wil overwegen of de Neder
landers van geboorte voortaan in één ont
werp kunnen worden samengevat zoo daar
tegen geen technisch bezwaar bestaat. En
onderscheid naar ras of godsdienst kent de
Nederlandsche wet niet. Er is dan ook geen
aanleiding de joodsche groep afzonderlijk te
klassificeeren.
Wat het Jodenvraagstuk In het alge
meen betreft, men weet dat dit kabinet
wil streven naar de versteviging van de
positief christelijke grondslagen van
ons volk en daarbij behoort de eerbie
diging van het Joodsche volk. Hij im
mers, in Wien wij gelooven en als Ver
losser erkennen, is voortgekomen uit
het Joodsche volk en uit een Joodsche
moeder. Wie dit in het Duitsch wil le
zen neme in dezen tijd van voorberei
ding op Kerstmis de drie preeken van
kardinaal Faulhaber. (Applaus).
Over het eerste ontwerp wordt gestemd.
Het wordt aangenomen met 83 tegen 6
stemmen (S.G. en N.S.B.). De overige ont
werpen worden z.h.s. aangenomen, met
aanteekening van tegenstemmen van N.S.
B. en S.G.
GEDWONGEN INENTING WEER 2 JAAR
UITGESTELD.
Aan de orde is het wetsontwerp verlen
ging van den geldigheidsduur van tijdelijke
bepalingen betreffende de vaccinatie.
Mevrouw DE VRIES BRUINS (S.D.) be
toogt, dat een commissie als door de regee
ring voorgesteld overbodig is. Het risico,
aan vaccinatie verbonden, acht zij gering.
Dr. VOS (Lib.) zou liever een vrijwillige
vaccinatie zien dan dwang.
De instelling van een commissie acht spr.
uit den booze. Deskundigen zullen het nooit
eens zijn. Het gaat om de verantwoorde
lijkheid, dwang op te leggen of niet. Er
moet op korten termijn iets gedaan worden.
Den heer OUD (V.-D.) verbaast het in
hooge mate, dat de regeering het vaccina-
tievraagstuk weer voor den tijd van twee
jaar wü ophangen aan de instelling van een
staatscommissie. Hier valt niets te onver-
zoeken, hier valt alleen te beslissen. Het
verwondert spr. juist van dezen minister,
die den indruk heeft gewekt van proble
men aan te durven.
De MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN,
de heer ROMME, memoreert de geschiede
nis van het vraagstuk sinds 1928. Spr. wil
thans geen zuiver uitstel, doch de voorbe
reiding van een goede oplossing. Er is nog
wel een en ander te onderzoeken eer men
de verantwoordelijkheid van een oplossing
mag dragen, hetgeen gebleken is in de ver
gadering van de Maatschappij voor Ge
neeskunde in April van dit jaar. De notu
len dezer vergadering geven geen voldoen
de houvast voor de beoordeeling van de mo
tieven waarop een groot aantal medici zich
over het vraagstuk hebben uitgesproKen.
Voor een degelijke oplossing is het noodig
de zaak tegelijkertijd medisch, staatsrech
telijk, theologisch, legislatief enz. te bezien.
Vandaar de staatscommissie.
De opschorting van twee jaren is bedoeld
als uiterste termijn. Indien eerder een op
lossing zal kunnen worden gevonden, zai
de minister niet wachten. Spr. zal de com
missie vragen allen spoed te betrachten
Mevrouw DE VRIES-BRUINS (SD.)
dringt nogmaals op spoed aan. Zij acht den
toestand gevaarlijk. Zij stelt een amende
ment voor, waarbij de verlenging van de
tijdelijke bepalingen inzake vaccinatie
slechts tot 1939 en niet tot 1940 wordt toe
gestaan.
De MINISTER acht den tijd dan te krap
en ontraadt het amendement.
Het amendement wordt verworpen met
49 tegen 30 stemmen.
Het wetsontwerp wordt z,h.s. aangeno-
BIJDRAGE VOOR DE UNIVERSITEITS
STAD TE PARIJS.
Aan de orde is een wetsontwerp supple
toire begrooting 1937 o.a. betreffende de
omzetting van verschillende hoogleeraar-
schappen en het subsidie aan een gebouw
in de Parijsche Cité Universitaire.
De heer MOLLER (R.K.) acht het niet
voltooien van het gebouw in de Cité Uni
versitaire niet beschamend voor degenen,
die onberaden met den bouw zijn begonnen.
Spr. voelt er niet voor 200.000 te schenken
aan een vreemde universiteit.
Daarentegen zegt dr. VOS (Lib.) ver
heugd te zijn over den bouw van het ge
bouw en brengt hij hulde aan den gezant te
Parijs voor het initiatief.
De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUN
STEN EN WETENSCHAPPEN, de heer
SLOTEMAKER DE BRUiNE acht het niet
billijk tegen te stemmen, omdat men schuld
construeert bij de bouwers van 1925 In
Frankrijk zal men de initiatiefnemers niet
van het Nederlandsche volk scheiden en
op ons volk zal het onvoltooide gebouw een
blaam werpen.
Artikel III van het wetsontwerp (Cité
Universitaire) komt in stemming en ver
werft 54 tegen 19 stemmen. Het wetsont
werp wordt aangenomen.
Aan de orde komt punt 85 van de agen
da: Hoofdstuk VI (Ondeiwijs, K. eh W.)
der Rijksbegrooting 1938.
BEGROOTING VAN ONDERWIJS,
K. EN W.
Hooger Onderwijs.
De heer VOS (Lib.) vraagt den minister
te overwegen de verplichting van het be
talen van collegegeld na het vierde jaar we
der op te heffen.
De opleiding van de geneeskundigen be
hoeft dringend herziening. Er behoort een
leerstoel te worden geschapen voor sociale
geneeskunde en hygiëne, en wel als ver
plicht studivak. Eveneens dient de leer der
besmettelijke ziekten een verplicht studie
vak te zyn.
Een onverwachte aanval op het
bijzonder onderwijs.
De heer OUD (V. D.) maakt bedenking
tegen de passage in de memorie van ant
woord, waarin de minister gelijkstelling
van het bijzonder met het openbaar onder
wijs zegt niet te willen bespreken, daar
het geld er niet voor aanwezig is.
En als het geld aanwezig zou zijn?
Zou de minister dan wel deze zaak
willen overwegen? Spr. zou ernstig
willen waarschuwen tegen het gaan op
dien weg. Hij acht het niet verstandig,
dat voor het bijzonder onderwijs door
de belanghebbenden in het geheel
niets extra's wordt bijgedragen.
In beginsel wenscht spr. geen staats
subsidie voor instellingen van bijzon
der hooger onderwijs. De universiteit
immers is een open markt, waar alle
fruit te koop is en waar de studenten
alles van hun gading kunnen kiezen.
Daarom moet spr. subsidie aan instel
lingen van bijzonder hooger onderwijs
afkeuren. Daarom ook heeft spr. in
dertijd tegen het subsidie aan de Til-
burgsche handelshoogeschool gepleit.
Het antwoord van den minister is
dan ook gevaarlijk. De minister had de
gelijkstelling van het bijzonder hoo
ger onderwijs principieel moeten afwij
zen!
De heer TILANUS (C. H.) wil geen aca
demisch debat over de financieele gelijk-
steling van het openbaar en bijzonder on
derwijs. Zijn standpunt mag bekend geacht
worden.
Practische vorming aan de universiteit
ook van juristen verdient alle aandacht.
Als „Rome" er weer niet aan te
pas moest komen!
Den heer KERSTEN (S. G.) verheugt het,
dat de minister de financieele gelijkstel
ling van openbaar en bijzonder hooger on
derwijs afwijst, en hij kan zich aansluiten
bij de kern van het betoog van den heer
Oud. Aan Rome mag niet meer geofferd
worden dan reeds geschiedt. De vruchten
der Vrije Universiteit zijn niet bemoedi
gend
De heer ZIJLSTRA (A.-R.) noemt het
woord „gelijkstelling" van openbaar en bij
zonder hooger onderwijs een al te groot
woord, daar wij nog lang niet zoover zijn.
Spr. vindt het niet juist het vraagstuk op
de wijze, als de heer Oud heeft gedaan,
ter sprake te brengen.
De heer Oud heeft zich beroepen op de
objectieve wetenschap. Niemand gelooft
meer aan wetenschap zonder vooronderstel
ling. Wetenschap alleen aan den staat toe
te vertrouwen is geen betrouwbaar systeem
gebleken voor de objectiviteit: zie Duitsch-
land.
Katholiek afgevaardigde
op de bres.
De heer MOLLER (R.-K.) heeft met ver
wondering gehoord dat de heer Oud heeft
gesproken van „wetenschap, gehouden aan
een dogma". De katholieke wetenschap
gaat uit van wetenschappelijke beginselen,
doch wacht zich voor valsche conclusies
door de wetenschappelijke conclusies te
toetsen aan de openbaring. Heeft de we
tenschap ooit den materieelen inhoud van
de katholieke leer trachten te ontzenuwen?
Wat de beeldspraak-van den heer Oud be
treft: kan de student het fruit vrij kiezen?
Het is steeds bepaald fruit en hij kan het
niet keuren. Zoowel de keus als het oor
deel is beperkt.
Er is geen reden Rotterdam te blijven
subsidieeren en Tilburg niet. Rotterdam is
een bijzondere hoogeschool en neutraal is
ook een beginsel.
Spr. bepleit de oprichting van een Von
delleerstoel aan één der rijksuniversitei
ten. Tegenover ds. Kersten plaatst spreker
de meening van Vondel over gewetens
dwang.
In ingewijde kringen geloomt men niet
aan de bezuiniging, waarvoor prof. van
Calcar te Leiden ontslagen moest wor
den. Welke zijn de bouwkosten van het
laboratorium van den nieuwen profes
sor. Spr. protesteert tegen den dwang
jegens een oud-asSistent van prof. van
Calcar, die botanist moet worden on
danks het feit, dat hij dit vak nooit
heeft beoefend.
De heer WIJNKOOP (Comm.) zegt, dat
de wetenschap weder vrij is geworden sinds
het katholicisme het niet meer beheerscht.
Het dialectische marxisme is een voor
beeld van objectieve wetenschap.
Moge de regeering haar standpunt ten
opzichte van dit vraagstuk herzien.
De Minister, de heer SLOTEMAKER DE
BRUiNE vraagt zijn rede morgen te mo
gen aanvangen.
AVONDVERGADERING.
BEGROOTING VAN WATERSTAAT.
Aan de orde is hoofdstuk IX (dep. van
Waterstaat) der rijksbegrooting voor 1938.
Een lange rij van sprekers, met een nog
langere rij van wenschen voerde het woord.
MINISTER VAN BUUREN antwoordde,
dat er t.a.v. de invordering van water
schapslasten geen overeenstemming met
zijn ambtgenoot van financiën is verkre
gen. Spr. zal trachten, het overleg voort
te zetten.
Wat betreft de kustverdediging van Ame
land, is spr. bereid, deze zaak nog eens
onder het oog te brengen van de betrok
ken waterstaatsambtenaren. Het werk
fonds heeft gelden toegestaan voor verbe
tering van den dijk by Nes-Buren.
Inzake de zeewering van Goeree is over
leg gaande met het provinciaal bestuur
van Zuid-Holland.
Spr. heeft met genoegen gehoord, hoe
zeer men instemde met het bij de staats
mijnen gevoerd beleid.
S teen k ol en -mi jnen
in de Peel.
Bij de regcering is het vraagstuk der
ontginning van de Peel in nadere
studie genomen. Het is te voorzien, dat
daarvoor alleen groote mijnen in aanmer
king kunnen komen, en het gaat om groote
kapitalen. Spr. is de zaak grondig gaan be-
studeeren. Voorde naastetoekomst
is er ruim voldoende voor
raad kolen in Limburg; de zekere
De minister zet zijn
standpunt uiteen
De minister van Landbouw Is naar hij
in zijn antwoord over de begrooting van
het landbouwcrisisfonds aan de Tweede
Kamer mededeelt voornemens aan het
grondbeginsel der tot heden gevoerde po
litiek vast te houden. Of het huidige sa
menstel van economische maatregelen daar
toe gehandhaafd moet worden, hangt af
van het verloop van het prijspeil van ieder
product afzonderlijk.
Wat de aardappelenregeling betreft kan
de minister mededeelen, dat hem gebleken
is, dat de drie centrale landbouworganisa
ties bereid zijn te overwegen of het mo
gelijk is, dat het ontwerpen en uitvoeren
van regelingen voor de aardappelteelt, voor
zoover deze nog wenschelijk worden ge
acht, door de bedrijfsgenooten zelf ter hand
zullen worden genomen.
Het kleine tuindersvraagstuk heeft zijn
bijzondere zijden, waardoor het treffen van
een regeling zeer moeilijk is. De minister
hoopt er in te kunnen slagen, reeds spoe
dig nadere mededeelingen te doen omtrent
bijzondere maatregelen voor deze cate
gorie.
Met zijn ambtgenoot van het departe
ment van sociale zaken zal de minister
overleggen, in hoever de kleine grondge
bruikers meer nog dan voor deze regeling
geschiedt, uit de werkverschaffing ge
bracht zouden kunnen worden.
De minister zal gaarne gevolg geven aan
het door vele leden tot hem gerichte ver
zoek mede zijn aandacht te schenken aan
de behartiging van de belangen der land
arbeiders.
Peulvruchten.
De minister is bereid na te gaan, of voor
1938 eenige verbetering ten aanzien van
de peulvruchten, met name der groene erw
ten, kan worden bevorderd.
De suikerproductie.
De minister kan zich niet vereenigen
met de meening van sommige leden, dat de
teelt van suikerbieten in ons land oecono-
misch niet yerantwoord zou zijn. De leden,
die aldus oordeelen, plaatsen zich op een te
eng standpunt en vergeten de groote oeco-
nomische belangen, die aan den verbouw
van suikerbieten zijn verbonden.
De tarweprijs.
De minister kan niet onderschrijven, dat
de tegenwoordige tarweprijs en die, welke
voor het jaar 1938 in uitzicht is gesteld, on
voldoende zou zijn.
De teeltbeperkingen.
Ook de minister is van oordeel, dat de
beperking van de varkensteelt in stand
gehouden moet worden, doch hij deelt niet
de meening, dat de biggenteeltregeling zou
kunnen worden vervangen door een rege
ling betreffende het houden van var
kens.
Bij het door vele leden uitgesproken oor
deel, dat er aanleiding bestaat de kalver-
beperking te doen vervallen, kan de mi
nister zich niet aansluiten.
Melk en zuivel
Dat verscheidene leden hebben betoogd,
dat in Nederland de boter bij de marga
rine zou zijn achtergesteld, is den minister
niet duidelijk. Toen de boterprijzen zeer
sterk daalden en de boterproducenten dien
tengevolge in zeer groote moeilijkheden
verkeerden, heeft de Nederlandsche regce
ring niet geaarzeld de boter te bescher
men.
Tot het nemen van bijzondere maatrege
len ten opzichte van de margarine zooals
in het verslag wordt voorgesteld, kan de
minister zijn medewerking niet verleenen.
Hij is van meening, dat de thans getroffen
maatregelen, ter bescherming van de boter
voldoende zijn, daar de beoogde prijs- en
consumptieverhoudingen van boter, marga-
voorraad is stellig nog 500 millioen ton..
Bjj de buitengewone omstandigheden van
thans mag men zich bovendien niet instel
len op een zeer groote productie. Er is
vooralsnog geen aanleiding om nieuwe ko
lenmijnen te openen. Wegens den grooten
tijd, gelegen tusschen onderzoek en ex
ploitatie, is niettemin met de onderzoe
kingsboringen ernstig begonnen. Geolo-
gisch-mijnbouwkundige onderzoekingen
moeten worden gedaan, economische mo
gelijkheden, streekplannen enz. moeten
worden nagegaan en getoetst. Met de Sta-
ten-Generaal zal het noodige overleg om
trent de exploitatie worden gevoerd.
Spr. wacht met belangstelling af, wat de
Internationale conferentie t. a. v. de 40-
urige werkweek zal brengen. Instelling van
bedrijfsraden is op tegenwerking van het
particulier bedrijf afgestuit. Spr. is bereid,
het vormen van bedrijfsraden hier te bevor
deren.
De handel in huisbrandkolen.
De saneering van den handel in huis
brandkolen is geschied in overleg met den
minister van Economische Zaken. Ze da-
deert uit den slechten tijd van mijnbe
drijf, en is bedoeld allereerst voor de ko
lenmijnen. De kolenconventie wil o.m. een
geregelde verhouding bewaren tusschen
koopers en verkoopers. Men schrijft haar
dictatoriale daden toe; doch dat belang
hebbenden ernstig worden geschaad, is
I nergens naar voren gekomen. Eerst dan is
het tijdstip gekomen voor de regeering om
in te grijpen. Er zijn ook geen termen voor
onverbindend-verklaring ten deze.
Het begrootingshoofdstuk wordt z.h.st.
aangenomen, evenals de begrooting
i der Staatsmijnen voor 1938.
I De vergadering wordt te 2.40 uur ver
daagd tot des middags één uur.
rine en andere spysvetten door middel van
de heffingen en de productiebeperking van
de margarine op genoegzame wijze worden
bereikt.
Uit het vorenstaande blijkt, dat het niet
de bedoeling van den minister is, belang
rijke wijzigingen aan te brengen en dat hij
geen behoefte gevoelt om maatregelen te
treffen, die, vergeleken met nu, de positie
van de margarine ernstig zouden verzwak
ken.
De vraag van een mengverbod van bo
ter en margarine is in onderzoek.
Zoolang de export van boter nog in voor
onze verhoudingen onbeperkte hoeveelhe
den mogelijk is, al moge de te bedin
gen prijs dan nog geen reden tot tevreden
heid geven is er voor den minister geen
aanleiding om in deze export-politiek wij
ziging te brengen.
Naar aanleiding van de in het verslag
gestelde vraag, moge de minister mede
deelen, dat er zich thans ongeveer 14 mil
lioen gulden in den zuivelpot bevindt.
Groenten-, fruit- en sierteelt.
De nood in de veenstreek is ook aan
den minister bekend; hij zal op korten
termijn doen nagaan, in hoeverre, maar
dan uitsluitend op den grondslag der
bestaande steunverleening, nog iets ge
daan kan worden.
Dat de teeltregeling in den tuinbouw nog
niet gemist kan worden, onderschrijft de
minister ten volle.
BINNENLAND
PROVINCIALE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
De tweede gewone zitting.
De Provinciale Staten van Zuid-Holland
zyn gisterochtend te elf uur in de Ridder
zaal bijeengekomen tot het houden van de
tweede gewone zitting 1937.
De voorzitter, jhr. mr. dr. H. A. van
Karnebeek, gaf, in aansluiting aan het
telegram, dat namens de Staten is gezon
den, uitdrukking aan de voldoening van
de Staten, dat Prins Bernhard na het ern
stige ongeval thans herstellende is en dat
hij voor zijn gezin en ook voor ons volk
gespaard is gebleven. Moge, aldus spreker,
ook in de komende weken Gods zegen rus
ten op Prinses, Koningin en Prins.
Bij het voorstel tot wijziging van het
vaarwegenreglement voor Zuid-Holland,
drong de heer D a m m e (S.D.) er op aan,
in het belang van de beurtvaartonderne-
mers, die van de vrachtautobedrijven
reeds zooveel concurrentie ondervinden,
de maximumvaarsnelheid van 250 m. per
minuut te handhaven en derhalve af te
zien van terugbrenging van dit maximum
tot 225 meter.
De heer Wilbrink (C.H.) achtte een
snelheid van 225 meter voldoende, al gaf
hij toe, dat in enkele gevallen een snelheid
van 250 m., of wat meer, voor de beurt-
vaartondernemingen noodig zou zijn.
De heer De Bruin (Ged. Staten) ant
woordde, dat van eenig bezwaar van schip-
perszijde tegen het voorstel van Ged. Sta
ten niet is gebleken, terwijl dit overigens
slechts een beperkte beteekenis heeft.
De heer D a m m e, repliceerend, zou de
snelheidsgrens althans voor bepaalde
vaarwegen niet willen zien verlaagd.
De heer Wilbrink wees er nog op,
dat het meren van vaartuigen ernstig wordt
belemmerd, wanneer men vaarsnelheden
van 15 km. en meer per uur toelaat. Er
is z. i. geen aanleiding om aan de wen
schen der „snelheidsmaniakken" toe te ge
ven.
De heer De Bruin handhaaft het voor
stel van Ged. Staten.
De heer D a m m e dient een voorstel in
om in de bestaande maximum-vaarsnelheid
geen wijziging te brengen.
De voorzitter merkt op, dat in dit
geval beter eerst kan worden gestemd
over het voorstel van Ged. Staten.
Met 46 tegen 21 stemmen wordt het voor
stel van Ged. Staten aangenomen; het
voorstel-Damme is hiermede vervallen.
Aan de orde is het beroep, ingesteld
door B. en W. van Dordrecht tegen het
besluit van Ged. Staten, waarbij aan die
gemeente de gevraagde vergunning tot
uitbreiding der electrische centrale is ge
weigerd, met het voorstel van Ged. Staten
terzake.
Te 5.15 uur wordt de vergadering ver
daagd tot heden 11 uur.
Uitvoerig wordt hierover gediscussieerd.
DE WEG HAARLEM—HILVERSUM.
Als onderdeel van den nieuwen weg van
Haarlem naar Hilversum door de Haar
lemmermeer stelden Ged. Staten van
Utrecht het tracé voor van het gedeelte
tusschen Vinkeveen en het Merwedeka-
naal, ter lengte van 3500 meter door de
Vinkeveensche plassen en van ongeveer
1300 meter door het waterschap Donker-
vliet, waarvan de kosten werden geraamd
op 1.700.000, in de onderstelling dat in
derdaad het noodige zand in de omgeving
kan worden gewonnen.
Enkele leden uitten in de vergadering
van de Prov. Staten van Utrecht hun be
zorgdheid voor de gevolgen van een win
ning van het zand uit de Vinkeveensche
plassen, vooral met het oog op een toe
komstige drooglegging. Namens Ged. S'a-
ten stelde de heer Wijkamp deze leden
gerust. Ged. Staten hebben hieromtrent
nog geen besluit genomen en zullen alle
mogelijke bezwaren ernstig in overweging
nemen. By de vaststelling van het tracé
kon geen rekening worden gehouden met
de spoorbaan, daar de directie der Neder
landsche spoorwegen op de handhaving
van dit lijntje prijs stelt, zoolang de ver
binding met Aalsmeer blijft gehandhaafd.