DEFILE DER MARINIERS De avontuurlijke opdracht Amsterdam In de sneeuw De grachten boden met haaf r» De autoriteiten tijdens den rondgang over de eerste Avicomi-tentoonstelling Epische gevels en hooge boogb.uggen een bijzondere Voor d« Mnden m het pa'k 's sneeuw en "5 «een p.elje Des I. d.nkb.ord.r plu.m.ee en konijnen, welke V.ijdag m de Apollo-hal te Amsl.rd.m bekoring zijn zij voor een toegeworpen broodkorst door nvnister mr. M P. L Steenbcghe geopend werd 2)e Êcicbdie 0oti4omt In verband met het 272 jarig bestaan van het korps mariniers werd Vrijdag te Den Helder gedefileerd voor vice admiraal T. I. Kruys, waarna een marseh door de stad werd gemaakt Speciaal het Oosten des lands is van een dikke sneeuwvacht voorzien en hoewel dit vele onaangenaamheden veroorzaakt, krijgen vele plekjes door hun witte kleed extra schoonheid. het° geen nevenstaande opname uit Deventer toont Mr. E J. Thomassen a Tuessmk van der Hoop van Slochteren, burgemeester varr Slochleren. groot kenner der ge schiedenis van ons vorstenhuis, die den leiddraad samenstelt van de te ver vaardigen Oranje-film FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). 54) Langzaam bewoog de deur. De kier werd grooter. Toen deze een halve meter be droeg, bewoog de deur niet meer. Lindsay's oogen gewend aan de duisternis, konden rechts, met 't hoofdeind tegen den muur, 't ■bed zien staan. De gloed van het vuur was zwakker nu, maar hij zag duidelijk de ope ning van de tusschendeur en de gordijnen voor de ramen. De omtrek van de linnen kast, waschtafel :n stoelen, kon hij even eens onderscheiden, alsook het witte lin nen en de dekens van het bed. Weer bewoog de deur. Een man kon er met gemak door. Uit den hoek waar hij stond, kor hij nog net het bed in het oog houden. Lindsay verwij derde zich iets van den muur. Als hy zich naar voren boog, kon hij meer zien. Hij wachtte, luisterde gespannen en hoorde een zwak, zeer zwak, keepend geluid. Het was geen voetstap of eenig ander geruisch, dat een mensch maakt, wanneer hij zich voortbeweegt. Het was langzaam, behoed zaam, net even hoorbaar en het kroop tel kens misschien een centimeter verder. Het was of Lindsay's hart even stilstond. Hij had een weeë herinnering aan den grooten python, Typhoon, met zijn kop rustend op de fraai geteekende kronkels van zijn lang lijf. Hij stelde zich voor, dat de lang zame golving van liet zware soepele lijf juist dat geluid moest maken, dat zijn ooren nu opvingen. Hij boog zich zoover mogelijk naar vo ren. Zijn hart kreeg weer een schok. Het ding, dat langzaam de kamer binnenschui- felde, was Typhoon niet. Anders zou hij een schemering van de sleepende kronkels hebben moeten zien, meende hij, maar dit, wat hier was, zag hij heelemaal niet. Het kroop een halven meter voor hem, maar alleen het bewegen kon hij waarnemen met zijn gehoorzintuig. En toen maakte eensklaps tusschen hem en het witte bed de vage, ronde omtrek van een mannenhoofd zich uit het donker los. Het hoofd was dicht bij den grond. Lindsay vermoedde, dat de bezoeker op handen en voeten het bed naderde. Soms bleef hij even wachten en dan bewoog hij zich weer centimeter bij centimeter ver der, tot Lindsay de ineengedoken gestalte ten slotte by het voeteneind van het bed zag. Lindsay stond op heete kolen. Wanneer zou de man ontdekken dat het bed leeg was? Als hij het bed straks volgens de re gelen der kunst opgemaakt had, dan zou hij het al gezien moeten hebben, maar hij had het beddegoed zóó neergelegd, dat hij er naderhand gemakkelijker tusschen zou kunnen kruipen. En het toeval wilde, dat het nu zelfs leek, of er een donkere plek op het kussen lag. Hij dacht er over na wat het zijn kon er herinnerde zich een groen zijden zakdoek op het bed gewor- pen te hebben toen hij zijn jas uittrok. Het donkere hoofd was goed zichtbaar bij het voeteneinde. Twee donkere handen werden opgehe ven en frommelden aan de dekens, zonder geluid. Na enkele seconden zakte het hoofd weer omlaag. Stilte. Duisternis, Lindsay wachtte en na een paar einde- looze minuten lag hy tusschen twee zwarte silhouetten: 'n ladenkast en de toilettafel een kleinen omtrek, die bewoog. Hij verloor het niet uit het oog vond 't weer verloor 't opnieuw uit 't oog en wachtte, terwijl een niet te onderdruk ken verlangen om te gapen, hem aangreep. Bij de toilettafel kwam iets omhoog, het dook weer weg en toen kroop het lang zaam verder, haast onmerkbaar naderko- mend. Lindsay spande zijn oogen in. De krui pende gedaante keerde zich een oogen- blik met het gezicht naar het licht en Lindsay zag twee kleine, schitterende, roodgloeiende cirkeltjes midden in het hoofd Het haardvuur had heel even in de oogen van den geheimzinnigen gast gesche nen en die oogen hadden het, als de oogen van een dier, weerkaatst. En gedurende dat ééne moment was de vorm van zijn ge zicht duidelijk te zien. Ibrahim, zei Lindsay tot zichzelf. De Egyptenaar- Jcróop verder. Hy was minder bedachtzaam -doch maakte geen ge luid. Zonder op te houden kwam hij bij de d^ur en verdween uit Lindsay's ge zicht. De deur draaide op goed gesmeerde scharnieren en werd geruischloos geslo ten. Lindsay ging weer tegen den muur staan. Hij zou Ibrahim een haif uur geven. De j lichtende wijzerplaat van zijn horloge ver telde hem dat het half twee was. Hij zou tot twee uur wachten. Later bedacht hij, dat hij nog nooit in zijn teven zoo'n ellen dig half uur had doorgebracht. Het scheen tergende eeuwigheden te duren in het be klemmende besef, dat, ergens in de ka mer, zich een paar vergiftige slangen be vonden. HOOFDSTUK XXXVI. Het halve uur verstreek Lindsay open de onhoorbaar de deur en keek de gang af. Gewoon brandde er den geheelen nacht een licht, toch, toen Ibrahim de kamer in kroop, was er geen lichtschijnsel meege komen. Nu brandde de lamp weer en was de gang van het begin tot het einde zicht baar. Lindsay deed de deur weer dicht, knipte het licht aan en probeerde den sleutel. De ze draaide gemakkelijk genoeg om, maar sloot de deur niet meer. Hij trok hem uit het slot en bekeek hem onderzoekend. Een van de uitsteeksels van den baard was weggevyld. Hij stak den sleutel weer in de deur en wijdde zijn aandacht aan het bed, den stok in de Land. Ibrahim was aan het voeteneinde bezig geweest. Lindsay ging naar het hoofdeinde greep het beddegoed beet en sloeg het te rug. Toen tweederde van het bed vrij kwam, zag hij een kleinen donkeren kop van een slang te voorschijn schieten, die door de bewegingen was gestoord. Hij trok met een ruk de dekens verder en liet zijn stok met kracht op het dier neerkomen. Het was een van de karaits, die Ibra him met een grijnzend ontblooten van zijn witte tanden, had aangeduid als: „kwaje rakkers, die karaits, meester". Lindsay vermoedde dat er méér dan een was. Die andere of anderen moesten ge vonden worden. Hij ging naar de toilettafel en keek daar om zich heen. De schoenen, die hy uitge trokken had. stonden in de gang, die, wel ke hij morgenochtend zou aantrekken, on der de tafel. Hij stak den stok in den rech terschoen, schudde dezen en zette hem toen weer neer. Terwijl hij den stok in de an dere schoen haakte, bewoog iets er tegen aan en bij het heen en weer schudden viel er een kleine slang uit. Een klein, maar zeer beweeglijk exemplaar. Het glipte blik semsnel over het vloerkleed en verdween onder de kleerenkast. Lindsay had een slang nog nooit zoo als een pijl uit een boog zien wegschieten. Hij kende alleen de trage, loome beesten, die opgerold in een kooi liggen. Die vaart van het dier vervulde hem met afgrijzen. Hij pookte met den stok onder de kast. Hij zocht den vloer af en vond niets. Toch moest hij die karait vinden. De kleerenkast was te zwaar om te ver plaatsen. Hij nam een electrische zaklan taarn en belichtte den grond onder de kast. De ruimte was leeg. Hij stond vlug op. Hij moest en zou die slang vinden, al duurde het den heelen nacht. Hij kon dien onpleizierigen knaap toch moeilyk hier vrij laten rondscharre len. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9