Uit Boskoops verleden.
HET VORSTENDOM VAN NIEUWERBRUG
ABDIJSIROOP
/(■A
VRIJDAG 10 DECEMBER 1937
DE LL.DSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
Hoe een bezitting van de abdij van Rijnsburg
groeide tot een dorp van interna
tionale vermaardheid.
Mag enig plaats of vlek op bloey en
welvaard roemen
Gewis het is dit Dorp, dus door de kunst
vertoond;
Daar vleit en ijver zig steeds ryklijk
zag beloond,
En dat zig daarom nooid dan als vermaard
hoord roemen.
't Geboomte dat hier word gekweekt
Maakt dat het Boskoop nooid alom aan
lof ontbreekt.
Met bovenstaand vers van den geschied-
schrij ver vangen wij de beschrijving aan van
de Heerlijkheid Boskoop, die geen Hooge
Heerlijkheid op zich zelf was, doch een
Ambachts-Heerlijkheid, die met Vrouwe-
venne, Ackerdijk en Vrouwe-regt tot het
Baljuwschap van Rynsburg behoorde, en
cudtyds een bezitting was van de Abdy van
Rijnsburg was.
Oorsprong. In vroeger tijden, vóór
Chr. geboorte waren deze streken drassig
land. Nu en dan werden ze overstroomd
door het water van den Rijn, waarna het
aangevoerde slib bezonk en zich op den bo
dem vastzette. Zoo werd deze ieder jaar
hooger, waardoor het land tenslotte boven
den waterspiegel van den Rijn uitkwam,
terwy'l de stroom, uit hooger gelegen bos-
schen, eikels en andere boomzaden mee
bracht, welke hier in riet en ruigte bleven
tangen, wat de oorsprong werd van uitge
strekte wouden. Deze wouden bestonden
grootendeels uit eiken, berken en esschen-
boomen en strekten zich uit tot over Rijn-
saterwoude, Esselijkerwoude, Hazerswoude,
Zoeterwoude, ja zelfs tot de plaats waar la
ter de Burcht van Leiden geplaatst werd.
Ook Boskoop moet zijn naam te danken heb
ben aan een groot bosch, een onderdeel der
■groote wouden, dat door den Romeisch*n
Keizer Claudius den naam kregen van
„Woud zonder genade" en waarvan oude
kronieken melding maken, dat men de be
ren hoorde grimmen en de everzwijnen „so
vreseliker gebaerden, dat eene mensche
gruwe mogte". Gedeeltelijk werden deze
wouden, door meerdere watervloeden, ge
paard gaande met hevige stormen teniet ge
daan.
Reeds in den jare 1223 werd de naam
Beukscoep genoemd in een brief van Graaf
Floris de Vierde, terwijl de kerlijke archie
ven in dat jaar melding maakten van den
naam Buckskoop. In een latere brief van
Gerrit van Amstel vond men den naam Bu-
kiscoope. Aangenomen wordt dan ook, dat
hier een bosch en hoogstwaarschijnlijk een
beukebosch, door de Abdije van Rijnsburg,
o. te voren door een ander, van den Graaf
van Holland werd gekocht, waaraan den
raam Gekogte Bos werd gegeven, ter on
derscheiding van andere bezittingen, welke
als Leenen van den Graaf moesten worden
aangemerkt en men dezen naam, in den
loop der tijden,gemakshalve veranderde in
Boskoop.
Ligging. Volgens den geschiedschrijver
was Boskoop omstreeks 1800 Heemraad
schap Rhijnland, in „eene zeer aangename
en schoone situatie" gelegen, om reden
het water de Gouwe midden door het Am
bacht heenstroomt en lang het Jaagpad een
menigte schuiten en vaartuigen werden ge
voerd, van en naar Gouda en andere steden
en plaatsen als Amsteldam, Leyden, den
Haag. „De doortocht" zoo wordt voorts
bescheven „van schepen en andere vaar
tuigen door de Gouwe maakt hier een aller
aangenaamst gewoel, wijl alle de vaartuigen
uit den Meer en den Rhijn na den IJssel wil
lende, gelijk mede alzo ook terug, door de
Gouwemen om de Stad Gouda heen vaa-
ren, waarom ook altoos na het schutten van
den IJsselsluis te Gouda de ophaalbruggen
van Boskoop, bijna alle'oogenblikken op en
meergelaaten moeten worden, dan daar mee-
migmaalen door het bezeilen langs het dorp
groote schadens zijn veroorzaakt en de brug
gen aan het hooft- en paalwerk daardoor al
toos veel te lijden hadden, zo hebben Dijk
graaf en Heemraaden van Rhijnland, ge-
keurt en geordonneert, dat op zekeren af
stand, aan iedere zijde der bruggen een
hand zou worden gesteld, voor welke alle
zeilen moeten worden gestreken."
Woordelijk luidt deze keure: „Dat nie
mand met staande masten en zal mogen
zelien binnen de handen ten wederzijde van
de Boskoperbrugge gesteld, zulks dat alle
schippers gehouden zullen weezen haare zei
len te strijken en geheel ter neder te leg
gen, aleer zij voorbij de voorz. handen zul
len varen, op een boete van tien ponden,
van 40 grooten het stuk ende bovendien
gehouden zyn te beeteren de schaden, die
door 't zeilen aan de bruggen zoude mogen
geschieden en zal de bekeuring van dezen,
'beneffens de Heemraadsboode gedaan wor
den bij den Schout, brugwagter en boode
van Boskoop ende elk van hun bizonder,
die daartoe geauthoriseerd werden, mits de
zen genietende een derdepart in de boeten,
blijvende twee derden-dealen voor den Dijk
graaf tot verzeekerheid van 't welk de geene
de bekeuring met er daat in bewarender
hand zal mogen neemen 't zeil, touw en de
takel, totdat de boeten zal weezen betaalt,
ende de schaade gebeterd."
Kerkgeschiedenis. Omtrent den
juisten tijd der stichting eener kerk, tast
men in het duister. Er werden hiervan geen
aanteekeningen gevonden, noch van den
tijd, noch van de omstan-ligheden, welke er
toe leidden, terwijl men ook voorheen geen
namen van Priesters vond, dan alleen den
Eerwaarde Isak Alewijnszoon, die de Pasto
rie in het jaai 1532 bedit-nde en de Kanon-
niksdy van St Philips en Jacobus in de St.
Pancras Kerk te Leyden bezat, welke ge
sticht werd door Midiel van der Heiden. In
Iedere man is brandweer-man - Als het eer
biedwaardig college vergadertEen
„onaihankelijkheidstoren" voor een onafhan
kelijke buurtschap.
vroeger tijden was de kerk gewijd aan St.
Jan de Dooper, terwijl de begeving der Pas
torie door de Abdis van Rijnsburg geschied
de, hetwelk blijkt uit oude archieven anno
1223. Daar Boskoop een bezitting der Ab-
dij van Rynsburg was, zoo heeft het dorp, i
in de dagen van den beeldenstorm en de I
verwoesting dier Abdij, zeer veel geleden, j
en werd ook de kerk in dien tijd van alle
sieraden beroofd.
Al vroeg na den jare 1600 werd de dienst
der Katholieke Kerk onder Randenburg,
waartoe de inwoners van Randenburg, Bos
koop, Reeuwijk, Sluipwijk, Zuydwijk en
Middelburg behoorden, waargenomen door
Pastoor Johan Kuysten, een Bosschenaar
van geboorte. Hij was Kanunnik te Würtz-
burg, werd vandaar door den Zwabischen
oorlog verdreven, kwam daarna te Oudewa
ter en later naar Randenburg, waar hij door
vervolging opnieuw moest wijken. Intus-
schen werd de Pastorie te Randenburg
waargenomen door Pastoor Maarten van
den Velden, die echter te Middelburg, onder
het lezen der H. Mis door onverlaten doo-
delijk gekwetst werd en aan de gevolgen te
Leiden overleed. Hierna werd Jacob Piek
als Pastoor, met vaste woonplaats te Ran
denburg, aangewezen, die na vijftien jaren,
met den onder-Pastoor Jacob Stalpaerd van
der Wielen, als Kanunnik naar Bonn ver
trok. Gedurende vier en twintig jaren stond
de Pastorie daarna onder leiding van Go-
vert Kuysten, broeder var, reeds genoemden
Johan Kuysten, tot hij den 28ste October
1678 overleed en in de kerk 'te Reeuwijk be
graven werd.
Hierna werd de Utrechtenaar Pieter Pelt
gezonden, maar deze werd door de weder-
spannigheid der boeren, bijgestaan door de
Regeering, uit de Pastorie verjaagd, waarna
achtereenvolgens tot Pastoor benoemd wer
den Kornelis Oosterlaan, geboren te Pijnac-
ker en den 11 Augustus 1705 te Randenburg
overleden, Jacob van Rijt, geboren te
Kethel, en den 7 Februari 1713 overleden
en opgevolgd door Pater N. Hansen. Ook bij
deze benoeming, wijl zij tegen den inhoud
der Verdragspunten zou zijn, ontstond eenig
ongenoegen, doch een en ander werd door
tusschenkomst van den Vicaris der Hol-
landsche Kerken bijgelegd.
Omstreeks 1800 stond de parochie onder
het bestuur van den Pastoor Joannes Koe-
leman, die daartoe in 1795 werd gezonden
en die behoorde tot het Aartspriesterschap
van Holland, terwijl voort de besturing,
der armen met vier arm meesters en die der
kerk, met vier kerkmeesters werd waarge-
genomen.
Voorrechten en verplichtin
gen. De Ambachts-Heerlijkheid Boskoop,
een bezitting van de Abdij Rijnsburg, is na
de vernietiging van gemelde Abdij, over
gegaan aan de Edelen en Ridderschap van i
Holland en West-Friesland, aan welke het
gebleven is tot 1795, toen dat college werd
vervangen door een Comité van Admini
stratie. Aan de Abdis van Rijnsburg en na
derhand aan de Ridderschap stond de Re
geering vele privileges toe, waartoe behoor
den het consenteeren in de kerkelijke be
roepen, waarop een Acte van Consent in
een der Classisboeken van Leyden en Ne
derland dato 18 Juni 1612 en een van Ker-
kenraaden dato 19 Juli van dat zelfde jaar
bevestigingen daarvan zyn. Voorts werden
ook rechten van tienden toegestaan, als
mede die der naasting, visscherijen en do
meinen.
In het jaar 1284 werd aan Boskoop door
Graaf Floris de Vijfde vergund, de deuren
van de sluis, welke te Gouda aan den Rijn
lag, af te nemen. In 1356 verkreeg Boskoop
door Graaf Willem van Beyeren de vergun
ning om door Waddinxveen in den IJssel
uittewateren. In 1400 werden door Albrecht
van Beyeren de beide handvesten geconfir
meerd en een bepaling gemaakt ten opzich
te der schouwing.
Voorts, Boskoop had voor heen het genot
van vrijdom aller Graaflijke Wassenaarsche
en Geervlietsche Tollen.
Reeds in vorige eeuwen was Boskoop be
kend en beroemd om zijn kweekerijen; de
boomen, welke men hier kweekte werden
voor de allerbeste van geheel Holland ge
houden en door alle werelddeelen gezocht.
Hetzelfde geschiedde met het fruit, dat hier
rijpte, waarvan vooral de Boskoopsche aard
beien binnen- en buitenlandsche bekend
heid genoten.
Sindsdien is Boskoop gegroeid tot een
plaats van belangrijke internationale be-
teekenis.
Vóór u het gaspedaal ftink Intrapt
moet u er altijd éven aan denken,
dat de remweg (afstand, noodig
om te stoppen) met de tweede
macht der snelheid stijgt. (Bij 40
km/u is de remweg 16 meter
bij 80 km/u echter 64 meter!)
Behalve lasten, waren er aan de
„Brandschouwen" voor de ingezetenen van
Nieuwerbrug ook nog lusten verbon
den. Bij het gereedkomen der brug werd
tevens bepaald dat alle inwoners der
„Brandsehouwerij Nieuwerbrug" vry toe
gang en overgang hadden over en door den
brug. Ook werd dit recht verleend aan een
tweetal schippers buiten deze Brand
sehouwerij Niu^werbrug omdat zij even
eens hadden bijgedragen aan de totstand
koming der nieuwe brug. Thans is er nog
één dezer schippers welke dagelijks van
dit oude recht uit 1542 profiteert, n.l. de
Leidsche firma Rothfusz, terwijl de in
gezetenen van Nieuwerbrug immer vrij
door- en overgang over de brug behouden
hebben.
Nadat dit alles zoo twee eeuwen was
verloopen, bleek er een tweede behoefte te
bestaan. Wanneer er brand ontstond, stond
Nieuwerbrug hier machteloos tegenover
daar zij geen middelen bezat om deze te
bestrijden. Ook het College van Brugge-
meesters had dit al vele malen besproken
tot in het begin van de 18e eeuw Nieuwer
brug zijn eigen brandweer kreeg.
Ook deze brandweer ressorteerde weer
onder het College van Bruggemeesters en
deze brandweer is zoo in de historie voort
blijven leven. Niet ver van den brug ver
wijderd bevindt zich een gebouw (enkele
jaren terug is er nog een geheel nieuw ge
bouw verrezen) waarin zich een tweetal
brandspuiten bevinden. Het zijn nog wel
spuiten waarop het stempel van de oude
tijd staat gedrukt en die in deze moderne
20e eeuw als antiek worden beschouwd,
doch, wanneer noodig, blijken die twee
hand-brandspuiten nog op volle capaciteit
te kunnen werken. -
Wij schreven reeds dat deze twee brand
spuiten weer geheel en al onder het beheer
staan van het College van Bruggemeesters
waaruit dus tevens voortvloeit dat deze
brandspuiten cn dus de geheele brand
weer van de Nieuwerbruggers zelf is. Ieder
heeft evenveel rechten er op en iedere in
gezetene is diensvolgens brandweerman.
Wanneer er brand uitbreekt in de „Brand
sehouwerij Nieuwerbrug" moet deze
plaatselijke brandweer uitrukken ter blus-
sching.
Iedere ingezetene is brandweerman, dus
bij het eerste alarm spoedt ieder zich naar
de plaats van den brandspuit, of, als deze
reeds vertrokken is, naar den brand waar
hij zijn taak moet vervullen, hetzij als pom-
per, lantaanrdrager, slangendrager, pijplei-
der, schroevendraaier en wat voor posten er
alzoo bij aanwezig zyn. Ieder heeft echter
zijn van te voren opgelegde taak te ver
vullen en behoeft nimmer te gaan vragen
wat hij. nu eigenlijk doen moet. Zoo heeft
men ook zijn „gewachtmakers" welke de
geheele Brandsehouwerij moeten gaan klop
pen (dit althans des nachts) om de inwo
ners attent te maken op den brand en op
hun plicht, die zij hebben te vervullen. De
,opper-gewachtmaker" moet de brand
meesters gaan wekken enz. Zoo heeft ieder
zijn taak en wordt met vereende krachten
gestreden tegen de „roode haan".
Wanneer een brand gewoed heeft, wor
den deze vrijwillige branweerlieden uitbe
taald door het Cellege van Bruggemeesters,
welke op hun beurt weer twee derde van
de kosten kunnen verhalen op de gemeente
in welke de brand gewoed heeft.
De brandmeesters zwaaien een
gekleurde scepter.
De Bruggemeesters worden hierbij na
tuurlijk geëscorteerd door een staf van
brandmeesters welke bij brand met de
opper-brandmeesters de leiding hebben.
Men kan de brandmeesters dadelijk her
kennen, daar hun waardigheid kenbaar is
aan een gekleurde stok, welke zij in de han
den houden en aan welks boveneinde staat
welke taak zij hebben bij brand als o.a.
deurwaarder e.d.
Iedere ingezetene is brandweer
man.
Het eigenaardige doet zich hier
tevens voor, dat bij brand de politie
hier moeilijk een gedeelte af kan zet
ten, zooals dat in andere plaatsen ge
beurt, daar iedere ingezetene brand
weerman is en daarom op de plaats van
den brand aanwezig moet zijn.
Deze brandweer kostte het College ech
ter geld en vermoedelijk is het hierom dat
in 1788 op den brug een tolhek verscheen,
waardoor dus de overgang over den brug
eveneens werd belast. In November 1788
werd aan het College van Bruggemeesters
door de Groot Mogende Heeren der Staten
Holland en West-Friesland vergunning ver
leend om een tol te plaatsen op den brug en
"tolgeld te heffen van ieder die zich met
een voertuig of vee over deze brug begaf.
De ingezetenen der Brandsehouwerij Nieu
werbrug waren ook hier weer vrij van ge
steld.
Tevens was echter by deze vergunning
door de Groot Mogende Heeren der Staten
Holland en West-Friesland beslist, dat deze
op te brengen gelden alleen mochten wor
den besteed aan ondergrond der brug en
brandweer. Het College mocht hiervan geen
winsten boeken.
Een moderniseering-, die geld in
het Iaadje bracht.
Terzijde van de Zuidelijke oprit der
brug bevindt zich nog het tolbord waarop
aangegeven staat de goedkeuring van hef
fing van tol door de genoemde Heeren, be
nevens het tarief. Toen echter in de 20e
eeuw het autoverkeer hand over hand toe
nam, moesten in de tarieven wijzigingen
worden gebracht daar auto's en dergelijke
niet op het tarievenbord vermeld stonden
en derhalve vrij waren van tolgeld te be
talen. In 1925 is dit echter herzien en goed
gekeurd, zoodat thans ook benevens het
tarief van den os, de koe, het schaap, het
paard en het paard onder den man etc. ook
de automobielen worden genoemd, bene
vens motorrijwielen met zijspan wagen en
motordriewielers.
Zoo bestaat thans na 400 jaren nog die
cude brug welke om de 6 jaren verpacht
wordt en gegund aan den hoogsten bieder
met zijn recht en zijn College van Brugge
meesters.
Het eerbiedwaardig college van
bruggemeesters.
Het College van Bruggemeesters is sa
mengesteld uit 3 leden en 3 reserve of
plaatsvervangende leden. Dit is tenminste
theoretisch zoo doch practisch bestaat het
College uit 6 leden benevens een secretaris-
penningmeester, die er aan toegevoegd is.
Jaarlijks treed een lid af en wordt een
plaatsvervangend lid in deze plaats gekozen.
Doch wij schreven reeds dat dit maar een
formule is en alle 6 leden altijd gezamenlijk
beraadslagen. Wel wordt de voorzitters
hamer ieder jaar door een ander lid ge
hanteerd zoodat elk lid van het College
één jaar in de 6 jaren voorzitter is.
Het College, dat geheel uit landbouwers
bestaat, t.w. uit twee Roomsch-Katholieke
en vie$ Protestantsche le£en, vergadert zoo
vaak 't noodig is. Éénmaal per jaar moeten
zij echter in openbare vergadering rekening
en verantwoording doen. Dit is in de maand
Januari, terwijl in de tweede helft van De
cember „kleine rekening" moet worden ge
daan.
In Januari van elk jaar moeten zy
echter in het openbaar „groote reke
ning" doen. Men kan dan, tenminste
als eigenaar van perceelen in de Brand
sehouwerij Nieuwerbrug, vragen stellen.
Men stelt echter zooveel vertrouwen in
het College dat nagenoeg nooit iemand
ter vergadering aanwezig is. Het Col
lege voert ook altijd op zoo nauwge
zette wijze zijn taak uit dat er niets op
aan te merken valt en zij alle lof ver
dient voor haar beheer en zorgen, te
meer daar het „postje" geheel een eere-
baan is en zij niets geen honorarium
ontvangen. Alles mag eenigszins ge
heimzinnig zijn in de heeren, toch be
hoeft daarom niet in het minst het
vertrouwen in het College geschokt te
worden, daar alles op de meest correcte
wijze wordt behandeld.
Wanneer er eventueel een vacature ont
staat, wordt deze door de overige leden zelf
weer bijgevuld door een benoeming van
een nieuw lid. Daar deze vacature bijna
nooit anders ontstaat dan door overlijden,
wordt meest de zoon in de plaats van zijn
vader benoemd. Althans blijft het iemand
uit het geslacht van den overledene. Hoe
wel dit nu dadelijk geen wet van Meden en
Perzen is, is dit een traditie welke ge
handhaafd gebleven is.
De Onafhankelijkheids-toren
wordt gebouwd.
Dat de Nieuwerbruggers groot vertrou
wen stellen in het College moge nog uit het
navolgende blijken.
Reeds lang werd de wensch gekoes
terd om een eigen toren te hebben.
Nieuwerbrug, dat nu al zooveel eeuwen
bestaansrecht had, kon nooit zien hoe
laat het was op een uurwerk dat als
officieel aangemerkt kon worden. Er
werd weer veel over gesproken tot ten
slotte de offervaardigheid der Nieu
werbruggers het met succes bekroonde.
Een rondgang 'door de Brandschouwery
Nieuwerbrug bracht het noodige geld bij
een, terwiji een groote steenfabrikant ter
plaatse de noodige steenen gratis beschik
baar stelde. Wij schreven toen 1913. Juist
toen kwam het denkbeeld sterk naar voren,
daar de Nieuwerbruggers, als trouwe Ne
derlanders, zich, evenals op andere plaatsen
in ons dierbaar Nederland, verheugd ge
voelden over de 100-jarige Onafhankelijk
heid van Nederland. Wat kon een prachtiger
aandenken hiervoor zijn dan een Onaf
hankelijkheidstoren. In vergulde cijfers op
een zwart marmeren plaat werden de jaar
tallen 18131913 aangebracht als gedach
tenis aan dit heugelijk feit. Toen de toren
met het uurwerk geheel gereed was werd
hij overgedragen door de ingezetenen aan
het College van Bruggemeesters, dat ver
der het beheer van deze toren op zich nam.
Daar de toren geplaatst was bij den brug
was dit tevens een teeken van saamhoo-
righeidsgevoel. Zoodoende heeft dus ook
het College het beheer over deze Onaf
hankelijkheidstoren.
Men liet zich niet dwingen.
Een aardige anecdote is hier nog van be
kend: Met de invoering van den zomertijd
bleef ri uurwerk dezer toren op ouden tijd
staan, daar men anti-zomertyd was. In die
dagen waren echter soldaten gehuisvest op
't fort „De Schans" (gelegen in de onmid
dellijke nabijheid van Nieuwerbrug) en
daar deze soldaten 's avonds nog al eens
de cafés bezochten in Nieuwerbrug, gingen
zy by het naar huis gaan steeds op het uur-
Hebt Gij het telkens
op de luchtpijpen?
neem dan bij het eerste verschijnsel, hoe
gering ook, dadelijk de nieuwe verstèrkte
Akker's Abdijsiroop en Ge zult ondervinden,
dat dit voor U hèt aangewezen middel ia,
Abdijsiroop is een natuurlijk kruiden-middel.
onschadelijk voor maag en hart en deze oude
beproefde ..genees-cruyden" heelen, verzachten
en versterken de ontstoken en .gevoelige slijm
vliezen van Uw ademhallngs-organen goed en
grondig. Bovendien bevat de nieuwe verstèrkte
Abdijsiroop de krachtig hoest-bedwingende stof:
codeïnewelke snel Uw verkoudheid doet
„rijpen", de slijm doet verdwijnen, de hoestprik-
kei verdrijft en die prikkelende hoest stopt en
bedwingt. Daarom noemt men Akker's Abdijsiroop
voor oud en jong ,,'s Werelds béate Hoeat-airoop
AKKER's verstèrkte
tegen Hoest, Griep, Bronchitis, Asthma*
Flacon 90 ct.. f 1.50, f .40. f 4 20. Overal verkrijgbaar.
Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik.'
werk dezer toren. Zij kwamen dan echter
altijd een uur te laat op het fort aan, daar
de toren oude tijd ging.
Van hoogerhand wilde men toen het
College dwingen het uurwerk om
bovenvermelde reden op nieuwen tijd 'te
zetten. Dit werd echter door het Col
lege van Bruggemeesters pertinent ge
weigerd en toen men toch bleef aan
dringen, werd het uurwerk doodgewoon
stil gezet. Men liet zich niet dwingen.
Voor de vreemdelingen, die heden ten
dage Nieuwerbrug bezoeken, doet zich een
eigenaardig verschijnsel voor en wel dit,
dat men aan de ééne zijde van den weg de
Onafhankelijkheidstoren vindt, terwyl aan
de andere zijde van den weg, recht tegen
over den toren, zich een kerk bevindt. De
toren staat dus los van de kerk. De oorzaak
hiervan moet echter gezocht worden in het
feit, dat de kerk eerst enkele jaren later
aan de toren is gebouwd. Vandaar dit
eigenaardige verschijnsel, dat ook weer
eenig is in zyn soort.
Wij leven thans in de moderne 20e eeuw,
doch de traditie en historie van lang ver
vlogen eeuwen leeft in Nieuwerbrug nog
steeds voort....
J. E.
De vestigingswet
Beleefd vraag ik opname van het vol
gende in uw veelgelezen blad.
Mijnheer de hoofdredacteur, uw geach
te medewerker heeft in uw blad de aan
staande moeilijkheden geschetst voor de
firma vader en zoon in de toekomst als
de vestigingswet in werking zou treden.
Zoo zal de zoon, die de zaak van zijn
vader tracht voort te zetten aan de door
de wet gestelde eischen, gelijk aan een
nieuw op te richten zaak moeten voldoen.
Nu doet zich de vraag voor, hoe staat
deze wet tegenover warenhuizen en ba
zars? Welke eischen stelt de wet aan een
nieuw op te richten warenhuis of bazar?
Warenhuizen zijn eigenlijk een verzame
ling van zeer veel winkels; is er nu voor
elke branche een aparte vergunning noo
dig?
En als er nu bij een warenhuis een an
dere directeur komt of in andere handen
overgaat, geldt dan dezelfde toepassing der
wat als die van de firma van vader en zoon?
De vestigingswet is waarschijnlijk toch
bedoeld als bescherming van de midden
stand?
Opmerker.
N a s c h i f t: Tegenover de Warenhuizen
en Bazars staat de Vestigingswet precies
hetzelfde als tegenover de andere winkels.
Wanneer in een of andere branche vesti-
gingseischen worden ingesteld, zullen ook
de beheerders van die afdeelingen in Wa
renhuizen aan de vestigingseischen moe
ten voldoen, indien die Warenhuizen na
het stellen dier vestigingseischen zullen
worden opgericht of met de desbetreffende
afdeelingen zullen worden uitgebreid. Ook
bij vervanging van directeuren geldt de
Vestigingswet.
De Vestigingswet !s niet bedoeld als
bescherming van den middenstand tegen
het groot-bedrijf, maar dient tot wering
van onbevoegden.
Dokter, wil me met
eerste kwaliteit pleister
verbinden, want ik ben
door een „Rolls Royce"
aangereden.
(Guerin Meschino.),