Uit Boskoops verleden. HET VORSTENDOM VAN NIEUWERBRUG ABDIJSIROOP /(■A VRIJDAG 10 DECEMBER 1937 DE LL.DSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 13 Hoe een bezitting van de abdij van Rijnsburg groeide tot een dorp van interna tionale vermaardheid. Mag enig plaats of vlek op bloey en welvaard roemen Gewis het is dit Dorp, dus door de kunst vertoond; Daar vleit en ijver zig steeds ryklijk zag beloond, En dat zig daarom nooid dan als vermaard hoord roemen. 't Geboomte dat hier word gekweekt Maakt dat het Boskoop nooid alom aan lof ontbreekt. Met bovenstaand vers van den geschied- schrij ver vangen wij de beschrijving aan van de Heerlijkheid Boskoop, die geen Hooge Heerlijkheid op zich zelf was, doch een Ambachts-Heerlijkheid, die met Vrouwe- venne, Ackerdijk en Vrouwe-regt tot het Baljuwschap van Rynsburg behoorde, en cudtyds een bezitting was van de Abdy van Rijnsburg was. Oorsprong. In vroeger tijden, vóór Chr. geboorte waren deze streken drassig land. Nu en dan werden ze overstroomd door het water van den Rijn, waarna het aangevoerde slib bezonk en zich op den bo dem vastzette. Zoo werd deze ieder jaar hooger, waardoor het land tenslotte boven den waterspiegel van den Rijn uitkwam, terwy'l de stroom, uit hooger gelegen bos- schen, eikels en andere boomzaden mee bracht, welke hier in riet en ruigte bleven tangen, wat de oorsprong werd van uitge strekte wouden. Deze wouden bestonden grootendeels uit eiken, berken en esschen- boomen en strekten zich uit tot over Rijn- saterwoude, Esselijkerwoude, Hazerswoude, Zoeterwoude, ja zelfs tot de plaats waar la ter de Burcht van Leiden geplaatst werd. Ook Boskoop moet zijn naam te danken heb ben aan een groot bosch, een onderdeel der ■groote wouden, dat door den Romeisch*n Keizer Claudius den naam kregen van „Woud zonder genade" en waarvan oude kronieken melding maken, dat men de be ren hoorde grimmen en de everzwijnen „so vreseliker gebaerden, dat eene mensche gruwe mogte". Gedeeltelijk werden deze wouden, door meerdere watervloeden, ge paard gaande met hevige stormen teniet ge daan. Reeds in den jare 1223 werd de naam Beukscoep genoemd in een brief van Graaf Floris de Vierde, terwijl de kerlijke archie ven in dat jaar melding maakten van den naam Buckskoop. In een latere brief van Gerrit van Amstel vond men den naam Bu- kiscoope. Aangenomen wordt dan ook, dat hier een bosch en hoogstwaarschijnlijk een beukebosch, door de Abdije van Rijnsburg, o. te voren door een ander, van den Graaf van Holland werd gekocht, waaraan den raam Gekogte Bos werd gegeven, ter on derscheiding van andere bezittingen, welke als Leenen van den Graaf moesten worden aangemerkt en men dezen naam, in den loop der tijden,gemakshalve veranderde in Boskoop. Ligging. Volgens den geschiedschrijver was Boskoop omstreeks 1800 Heemraad schap Rhijnland, in „eene zeer aangename en schoone situatie" gelegen, om reden het water de Gouwe midden door het Am bacht heenstroomt en lang het Jaagpad een menigte schuiten en vaartuigen werden ge voerd, van en naar Gouda en andere steden en plaatsen als Amsteldam, Leyden, den Haag. „De doortocht" zoo wordt voorts bescheven „van schepen en andere vaar tuigen door de Gouwe maakt hier een aller aangenaamst gewoel, wijl alle de vaartuigen uit den Meer en den Rhijn na den IJssel wil lende, gelijk mede alzo ook terug, door de Gouwemen om de Stad Gouda heen vaa- ren, waarom ook altoos na het schutten van den IJsselsluis te Gouda de ophaalbruggen van Boskoop, bijna alle'oogenblikken op en meergelaaten moeten worden, dan daar mee- migmaalen door het bezeilen langs het dorp groote schadens zijn veroorzaakt en de brug gen aan het hooft- en paalwerk daardoor al toos veel te lijden hadden, zo hebben Dijk graaf en Heemraaden van Rhijnland, ge- keurt en geordonneert, dat op zekeren af stand, aan iedere zijde der bruggen een hand zou worden gesteld, voor welke alle zeilen moeten worden gestreken." Woordelijk luidt deze keure: „Dat nie mand met staande masten en zal mogen zelien binnen de handen ten wederzijde van de Boskoperbrugge gesteld, zulks dat alle schippers gehouden zullen weezen haare zei len te strijken en geheel ter neder te leg gen, aleer zij voorbij de voorz. handen zul len varen, op een boete van tien ponden, van 40 grooten het stuk ende bovendien gehouden zyn te beeteren de schaden, die door 't zeilen aan de bruggen zoude mogen geschieden en zal de bekeuring van dezen, 'beneffens de Heemraadsboode gedaan wor den bij den Schout, brugwagter en boode van Boskoop ende elk van hun bizonder, die daartoe geauthoriseerd werden, mits de zen genietende een derdepart in de boeten, blijvende twee derden-dealen voor den Dijk graaf tot verzeekerheid van 't welk de geene de bekeuring met er daat in bewarender hand zal mogen neemen 't zeil, touw en de takel, totdat de boeten zal weezen betaalt, ende de schaade gebeterd." Kerkgeschiedenis. Omtrent den juisten tijd der stichting eener kerk, tast men in het duister. Er werden hiervan geen aanteekeningen gevonden, noch van den tijd, noch van de omstan-ligheden, welke er toe leidden, terwijl men ook voorheen geen namen van Priesters vond, dan alleen den Eerwaarde Isak Alewijnszoon, die de Pasto rie in het jaai 1532 bedit-nde en de Kanon- niksdy van St Philips en Jacobus in de St. Pancras Kerk te Leyden bezat, welke ge sticht werd door Midiel van der Heiden. In Iedere man is brandweer-man - Als het eer biedwaardig college vergadertEen „onaihankelijkheidstoren" voor een onafhan kelijke buurtschap. vroeger tijden was de kerk gewijd aan St. Jan de Dooper, terwijl de begeving der Pas torie door de Abdis van Rijnsburg geschied de, hetwelk blijkt uit oude archieven anno 1223. Daar Boskoop een bezitting der Ab- dij van Rynsburg was, zoo heeft het dorp, i in de dagen van den beeldenstorm en de I verwoesting dier Abdij, zeer veel geleden, j en werd ook de kerk in dien tijd van alle sieraden beroofd. Al vroeg na den jare 1600 werd de dienst der Katholieke Kerk onder Randenburg, waartoe de inwoners van Randenburg, Bos koop, Reeuwijk, Sluipwijk, Zuydwijk en Middelburg behoorden, waargenomen door Pastoor Johan Kuysten, een Bosschenaar van geboorte. Hij was Kanunnik te Würtz- burg, werd vandaar door den Zwabischen oorlog verdreven, kwam daarna te Oudewa ter en later naar Randenburg, waar hij door vervolging opnieuw moest wijken. Intus- schen werd de Pastorie te Randenburg waargenomen door Pastoor Maarten van den Velden, die echter te Middelburg, onder het lezen der H. Mis door onverlaten doo- delijk gekwetst werd en aan de gevolgen te Leiden overleed. Hierna werd Jacob Piek als Pastoor, met vaste woonplaats te Ran denburg, aangewezen, die na vijftien jaren, met den onder-Pastoor Jacob Stalpaerd van der Wielen, als Kanunnik naar Bonn ver trok. Gedurende vier en twintig jaren stond de Pastorie daarna onder leiding van Go- vert Kuysten, broeder var, reeds genoemden Johan Kuysten, tot hij den 28ste October 1678 overleed en in de kerk 'te Reeuwijk be graven werd. Hierna werd de Utrechtenaar Pieter Pelt gezonden, maar deze werd door de weder- spannigheid der boeren, bijgestaan door de Regeering, uit de Pastorie verjaagd, waarna achtereenvolgens tot Pastoor benoemd wer den Kornelis Oosterlaan, geboren te Pijnac- ker en den 11 Augustus 1705 te Randenburg overleden, Jacob van Rijt, geboren te Kethel, en den 7 Februari 1713 overleden en opgevolgd door Pater N. Hansen. Ook bij deze benoeming, wijl zij tegen den inhoud der Verdragspunten zou zijn, ontstond eenig ongenoegen, doch een en ander werd door tusschenkomst van den Vicaris der Hol- landsche Kerken bijgelegd. Omstreeks 1800 stond de parochie onder het bestuur van den Pastoor Joannes Koe- leman, die daartoe in 1795 werd gezonden en die behoorde tot het Aartspriesterschap van Holland, terwijl voort de besturing, der armen met vier arm meesters en die der kerk, met vier kerkmeesters werd waarge- genomen. Voorrechten en verplichtin gen. De Ambachts-Heerlijkheid Boskoop, een bezitting van de Abdij Rijnsburg, is na de vernietiging van gemelde Abdij, over gegaan aan de Edelen en Ridderschap van i Holland en West-Friesland, aan welke het gebleven is tot 1795, toen dat college werd vervangen door een Comité van Admini stratie. Aan de Abdis van Rijnsburg en na derhand aan de Ridderschap stond de Re geering vele privileges toe, waartoe behoor den het consenteeren in de kerkelijke be roepen, waarop een Acte van Consent in een der Classisboeken van Leyden en Ne derland dato 18 Juni 1612 en een van Ker- kenraaden dato 19 Juli van dat zelfde jaar bevestigingen daarvan zyn. Voorts werden ook rechten van tienden toegestaan, als mede die der naasting, visscherijen en do meinen. In het jaar 1284 werd aan Boskoop door Graaf Floris de Vijfde vergund, de deuren van de sluis, welke te Gouda aan den Rijn lag, af te nemen. In 1356 verkreeg Boskoop door Graaf Willem van Beyeren de vergun ning om door Waddinxveen in den IJssel uittewateren. In 1400 werden door Albrecht van Beyeren de beide handvesten geconfir meerd en een bepaling gemaakt ten opzich te der schouwing. Voorts, Boskoop had voor heen het genot van vrijdom aller Graaflijke Wassenaarsche en Geervlietsche Tollen. Reeds in vorige eeuwen was Boskoop be kend en beroemd om zijn kweekerijen; de boomen, welke men hier kweekte werden voor de allerbeste van geheel Holland ge houden en door alle werelddeelen gezocht. Hetzelfde geschiedde met het fruit, dat hier rijpte, waarvan vooral de Boskoopsche aard beien binnen- en buitenlandsche bekend heid genoten. Sindsdien is Boskoop gegroeid tot een plaats van belangrijke internationale be- teekenis. Vóór u het gaspedaal ftink Intrapt moet u er altijd éven aan denken, dat de remweg (afstand, noodig om te stoppen) met de tweede macht der snelheid stijgt. (Bij 40 km/u is de remweg 16 meter bij 80 km/u echter 64 meter!) Behalve lasten, waren er aan de „Brandschouwen" voor de ingezetenen van Nieuwerbrug ook nog lusten verbon den. Bij het gereedkomen der brug werd tevens bepaald dat alle inwoners der „Brandsehouwerij Nieuwerbrug" vry toe gang en overgang hadden over en door den brug. Ook werd dit recht verleend aan een tweetal schippers buiten deze Brand sehouwerij Niu^werbrug omdat zij even eens hadden bijgedragen aan de totstand koming der nieuwe brug. Thans is er nog één dezer schippers welke dagelijks van dit oude recht uit 1542 profiteert, n.l. de Leidsche firma Rothfusz, terwijl de in gezetenen van Nieuwerbrug immer vrij door- en overgang over de brug behouden hebben. Nadat dit alles zoo twee eeuwen was verloopen, bleek er een tweede behoefte te bestaan. Wanneer er brand ontstond, stond Nieuwerbrug hier machteloos tegenover daar zij geen middelen bezat om deze te bestrijden. Ook het College van Brugge- meesters had dit al vele malen besproken tot in het begin van de 18e eeuw Nieuwer brug zijn eigen brandweer kreeg. Ook deze brandweer ressorteerde weer onder het College van Bruggemeesters en deze brandweer is zoo in de historie voort blijven leven. Niet ver van den brug ver wijderd bevindt zich een gebouw (enkele jaren terug is er nog een geheel nieuw ge bouw verrezen) waarin zich een tweetal brandspuiten bevinden. Het zijn nog wel spuiten waarop het stempel van de oude tijd staat gedrukt en die in deze moderne 20e eeuw als antiek worden beschouwd, doch, wanneer noodig, blijken die twee hand-brandspuiten nog op volle capaciteit te kunnen werken. - Wij schreven reeds dat deze twee brand spuiten weer geheel en al onder het beheer staan van het College van Bruggemeesters waaruit dus tevens voortvloeit dat deze brandspuiten cn dus de geheele brand weer van de Nieuwerbruggers zelf is. Ieder heeft evenveel rechten er op en iedere in gezetene is diensvolgens brandweerman. Wanneer er brand uitbreekt in de „Brand sehouwerij Nieuwerbrug" moet deze plaatselijke brandweer uitrukken ter blus- sching. Iedere ingezetene is brandweerman, dus bij het eerste alarm spoedt ieder zich naar de plaats van den brandspuit, of, als deze reeds vertrokken is, naar den brand waar hij zijn taak moet vervullen, hetzij als pom- per, lantaanrdrager, slangendrager, pijplei- der, schroevendraaier en wat voor posten er alzoo bij aanwezig zyn. Ieder heeft echter zijn van te voren opgelegde taak te ver vullen en behoeft nimmer te gaan vragen wat hij. nu eigenlijk doen moet. Zoo heeft men ook zijn „gewachtmakers" welke de geheele Brandsehouwerij moeten gaan klop pen (dit althans des nachts) om de inwo ners attent te maken op den brand en op hun plicht, die zij hebben te vervullen. De ,opper-gewachtmaker" moet de brand meesters gaan wekken enz. Zoo heeft ieder zijn taak en wordt met vereende krachten gestreden tegen de „roode haan". Wanneer een brand gewoed heeft, wor den deze vrijwillige branweerlieden uitbe taald door het Cellege van Bruggemeesters, welke op hun beurt weer twee derde van de kosten kunnen verhalen op de gemeente in welke de brand gewoed heeft. De brandmeesters zwaaien een gekleurde scepter. De Bruggemeesters worden hierbij na tuurlijk geëscorteerd door een staf van brandmeesters welke bij brand met de opper-brandmeesters de leiding hebben. Men kan de brandmeesters dadelijk her kennen, daar hun waardigheid kenbaar is aan een gekleurde stok, welke zij in de han den houden en aan welks boveneinde staat welke taak zij hebben bij brand als o.a. deurwaarder e.d. Iedere ingezetene is brandweer man. Het eigenaardige doet zich hier tevens voor, dat bij brand de politie hier moeilijk een gedeelte af kan zet ten, zooals dat in andere plaatsen ge beurt, daar iedere ingezetene brand weerman is en daarom op de plaats van den brand aanwezig moet zijn. Deze brandweer kostte het College ech ter geld en vermoedelijk is het hierom dat in 1788 op den brug een tolhek verscheen, waardoor dus de overgang over den brug eveneens werd belast. In November 1788 werd aan het College van Bruggemeesters door de Groot Mogende Heeren der Staten Holland en West-Friesland vergunning ver leend om een tol te plaatsen op den brug en "tolgeld te heffen van ieder die zich met een voertuig of vee over deze brug begaf. De ingezetenen der Brandsehouwerij Nieu werbrug waren ook hier weer vrij van ge steld. Tevens was echter by deze vergunning door de Groot Mogende Heeren der Staten Holland en West-Friesland beslist, dat deze op te brengen gelden alleen mochten wor den besteed aan ondergrond der brug en brandweer. Het College mocht hiervan geen winsten boeken. Een moderniseering-, die geld in het Iaadje bracht. Terzijde van de Zuidelijke oprit der brug bevindt zich nog het tolbord waarop aangegeven staat de goedkeuring van hef fing van tol door de genoemde Heeren, be nevens het tarief. Toen echter in de 20e eeuw het autoverkeer hand over hand toe nam, moesten in de tarieven wijzigingen worden gebracht daar auto's en dergelijke niet op het tarievenbord vermeld stonden en derhalve vrij waren van tolgeld te be talen. In 1925 is dit echter herzien en goed gekeurd, zoodat thans ook benevens het tarief van den os, de koe, het schaap, het paard en het paard onder den man etc. ook de automobielen worden genoemd, bene vens motorrijwielen met zijspan wagen en motordriewielers. Zoo bestaat thans na 400 jaren nog die cude brug welke om de 6 jaren verpacht wordt en gegund aan den hoogsten bieder met zijn recht en zijn College van Brugge meesters. Het eerbiedwaardig college van bruggemeesters. Het College van Bruggemeesters is sa mengesteld uit 3 leden en 3 reserve of plaatsvervangende leden. Dit is tenminste theoretisch zoo doch practisch bestaat het College uit 6 leden benevens een secretaris- penningmeester, die er aan toegevoegd is. Jaarlijks treed een lid af en wordt een plaatsvervangend lid in deze plaats gekozen. Doch wij schreven reeds dat dit maar een formule is en alle 6 leden altijd gezamenlijk beraadslagen. Wel wordt de voorzitters hamer ieder jaar door een ander lid ge hanteerd zoodat elk lid van het College één jaar in de 6 jaren voorzitter is. Het College, dat geheel uit landbouwers bestaat, t.w. uit twee Roomsch-Katholieke en vie$ Protestantsche le£en, vergadert zoo vaak 't noodig is. Éénmaal per jaar moeten zij echter in openbare vergadering rekening en verantwoording doen. Dit is in de maand Januari, terwijl in de tweede helft van De cember „kleine rekening" moet worden ge daan. In Januari van elk jaar moeten zy echter in het openbaar „groote reke ning" doen. Men kan dan, tenminste als eigenaar van perceelen in de Brand sehouwerij Nieuwerbrug, vragen stellen. Men stelt echter zooveel vertrouwen in het College dat nagenoeg nooit iemand ter vergadering aanwezig is. Het Col lege voert ook altijd op zoo nauwge zette wijze zijn taak uit dat er niets op aan te merken valt en zij alle lof ver dient voor haar beheer en zorgen, te meer daar het „postje" geheel een eere- baan is en zij niets geen honorarium ontvangen. Alles mag eenigszins ge heimzinnig zijn in de heeren, toch be hoeft daarom niet in het minst het vertrouwen in het College geschokt te worden, daar alles op de meest correcte wijze wordt behandeld. Wanneer er eventueel een vacature ont staat, wordt deze door de overige leden zelf weer bijgevuld door een benoeming van een nieuw lid. Daar deze vacature bijna nooit anders ontstaat dan door overlijden, wordt meest de zoon in de plaats van zijn vader benoemd. Althans blijft het iemand uit het geslacht van den overledene. Hoe wel dit nu dadelijk geen wet van Meden en Perzen is, is dit een traditie welke ge handhaafd gebleven is. De Onafhankelijkheids-toren wordt gebouwd. Dat de Nieuwerbruggers groot vertrou wen stellen in het College moge nog uit het navolgende blijken. Reeds lang werd de wensch gekoes terd om een eigen toren te hebben. Nieuwerbrug, dat nu al zooveel eeuwen bestaansrecht had, kon nooit zien hoe laat het was op een uurwerk dat als officieel aangemerkt kon worden. Er werd weer veel over gesproken tot ten slotte de offervaardigheid der Nieu werbruggers het met succes bekroonde. Een rondgang 'door de Brandschouwery Nieuwerbrug bracht het noodige geld bij een, terwiji een groote steenfabrikant ter plaatse de noodige steenen gratis beschik baar stelde. Wij schreven toen 1913. Juist toen kwam het denkbeeld sterk naar voren, daar de Nieuwerbruggers, als trouwe Ne derlanders, zich, evenals op andere plaatsen in ons dierbaar Nederland, verheugd ge voelden over de 100-jarige Onafhankelijk heid van Nederland. Wat kon een prachtiger aandenken hiervoor zijn dan een Onaf hankelijkheidstoren. In vergulde cijfers op een zwart marmeren plaat werden de jaar tallen 18131913 aangebracht als gedach tenis aan dit heugelijk feit. Toen de toren met het uurwerk geheel gereed was werd hij overgedragen door de ingezetenen aan het College van Bruggemeesters, dat ver der het beheer van deze toren op zich nam. Daar de toren geplaatst was bij den brug was dit tevens een teeken van saamhoo- righeidsgevoel. Zoodoende heeft dus ook het College het beheer over deze Onaf hankelijkheidstoren. Men liet zich niet dwingen. Een aardige anecdote is hier nog van be kend: Met de invoering van den zomertijd bleef ri uurwerk dezer toren op ouden tijd staan, daar men anti-zomertyd was. In die dagen waren echter soldaten gehuisvest op 't fort „De Schans" (gelegen in de onmid dellijke nabijheid van Nieuwerbrug) en daar deze soldaten 's avonds nog al eens de cafés bezochten in Nieuwerbrug, gingen zy by het naar huis gaan steeds op het uur- Hebt Gij het telkens op de luchtpijpen? neem dan bij het eerste verschijnsel, hoe gering ook, dadelijk de nieuwe verstèrkte Akker's Abdijsiroop en Ge zult ondervinden, dat dit voor U hèt aangewezen middel ia, Abdijsiroop is een natuurlijk kruiden-middel. onschadelijk voor maag en hart en deze oude beproefde ..genees-cruyden" heelen, verzachten en versterken de ontstoken en .gevoelige slijm vliezen van Uw ademhallngs-organen goed en grondig. Bovendien bevat de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop de krachtig hoest-bedwingende stof: codeïnewelke snel Uw verkoudheid doet „rijpen", de slijm doet verdwijnen, de hoestprik- kei verdrijft en die prikkelende hoest stopt en bedwingt. Daarom noemt men Akker's Abdijsiroop voor oud en jong ,,'s Werelds béate Hoeat-airoop AKKER's verstèrkte tegen Hoest, Griep, Bronchitis, Asthma* Flacon 90 ct.. f 1.50, f .40. f 4 20. Overal verkrijgbaar. Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik.' werk dezer toren. Zij kwamen dan echter altijd een uur te laat op het fort aan, daar de toren oude tijd ging. Van hoogerhand wilde men toen het College dwingen het uurwerk om bovenvermelde reden op nieuwen tijd 'te zetten. Dit werd echter door het Col lege van Bruggemeesters pertinent ge weigerd en toen men toch bleef aan dringen, werd het uurwerk doodgewoon stil gezet. Men liet zich niet dwingen. Voor de vreemdelingen, die heden ten dage Nieuwerbrug bezoeken, doet zich een eigenaardig verschijnsel voor en wel dit, dat men aan de ééne zijde van den weg de Onafhankelijkheidstoren vindt, terwyl aan de andere zijde van den weg, recht tegen over den toren, zich een kerk bevindt. De toren staat dus los van de kerk. De oorzaak hiervan moet echter gezocht worden in het feit, dat de kerk eerst enkele jaren later aan de toren is gebouwd. Vandaar dit eigenaardige verschijnsel, dat ook weer eenig is in zyn soort. Wij leven thans in de moderne 20e eeuw, doch de traditie en historie van lang ver vlogen eeuwen leeft in Nieuwerbrug nog steeds voort.... J. E. De vestigingswet Beleefd vraag ik opname van het vol gende in uw veelgelezen blad. Mijnheer de hoofdredacteur, uw geach te medewerker heeft in uw blad de aan staande moeilijkheden geschetst voor de firma vader en zoon in de toekomst als de vestigingswet in werking zou treden. Zoo zal de zoon, die de zaak van zijn vader tracht voort te zetten aan de door de wet gestelde eischen, gelijk aan een nieuw op te richten zaak moeten voldoen. Nu doet zich de vraag voor, hoe staat deze wet tegenover warenhuizen en ba zars? Welke eischen stelt de wet aan een nieuw op te richten warenhuis of bazar? Warenhuizen zijn eigenlijk een verzame ling van zeer veel winkels; is er nu voor elke branche een aparte vergunning noo dig? En als er nu bij een warenhuis een an dere directeur komt of in andere handen overgaat, geldt dan dezelfde toepassing der wat als die van de firma van vader en zoon? De vestigingswet is waarschijnlijk toch bedoeld als bescherming van de midden stand? Opmerker. N a s c h i f t: Tegenover de Warenhuizen en Bazars staat de Vestigingswet precies hetzelfde als tegenover de andere winkels. Wanneer in een of andere branche vesti- gingseischen worden ingesteld, zullen ook de beheerders van die afdeelingen in Wa renhuizen aan de vestigingseischen moe ten voldoen, indien die Warenhuizen na het stellen dier vestigingseischen zullen worden opgericht of met de desbetreffende afdeelingen zullen worden uitgebreid. Ook bij vervanging van directeuren geldt de Vestigingswet. De Vestigingswet !s niet bedoeld als bescherming van den middenstand tegen het groot-bedrijf, maar dient tot wering van onbevoegden. Dokter, wil me met eerste kwaliteit pleister verbinden, want ik ben door een „Rolls Royce" aangereden. (Guerin Meschino.),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13