Kent U 's-werelds gróó en? Hoe luiden hun namen Welk is hun beroep Ik had vannacht een rare droom, Ik sprak diverse menschen, Niet enkel hier uit Nederland, Ook óver onze grenzen. En ik, die anders óltijd juist Precies weet, hoe ze heeten, Ik heb nü liefst de hêéleboel Dwars door elkaar gesmeten f De namen, maar ook bovendien 't Beroep, of wat ze deden, En 't is gewoonweg hopeloos, Dien chaos te ontleden Misschien dat U er kans toe ziet? En 't U kan int'resseeren Welaanhieronder volgt m'n droom, Dan kunt U het probeeren 1 Ik zag dan eerstde dirigent Hans Timmermans geheeten, Tezamen met de zangeres Hie Temple, haring eten! En onze gróóte wielrenner Benito Chevalier, Die zat bij Jo de Boer van Rijk Het filmkind, op de thee! De schrijver Henry Hitler schreef Een humoristisch boek, Hetwelk bestemd was voor d'actrice Shirley Mastenbroek. En dóór kwam Felix Mengelberg, De keeper aangeloopen, Dictator Leo Ford hield gauw De deur nog voor hem open. Max Pijnenburg, de filmartist, Met nóg zo'n held Jan Halle Wierp kushandjes naar 't zwemstertje Esther Vincent, die malle! Maar zij deed nét of ze 'tniet zag, En keek een beetje scheel Naar Maurice Mussolini, ja, Een groot-industrieel! Toen klopte plots de Führer Willem Euwe bij me aan. Die kwam net bij den-schaker Adolf Albers ja, vandaan! 't Is tijd! sprak hij de klok slaat acht! Kom uit je bed, zeg makker. Luid bonsde hij de deur weer dicht, En toentoen schrok ik wakker Met hoofdpijn en een kloppend hart En met een droge keel Wel lezers, durft U 't zaakje aan? 't Is niets, al lykt het veel I •©Mng xepj eg ••renïH JTOPV r-w-njnj ©g •pioj Aruan qssujsnpunoojg ©a •^©ojquajsepj ©TH :©CJJ©;SUI©MZ J©H •sraqiv SUBH :tstvreuinj ©P©©MJ ©a u©neA©qo ©oune]Aj ijsrireuqu ©jsaa© ©a •pinossn^ oiraag jojeaoip ©g "9TT5H °3T :J9d©©3f ©g •^frg tn?A J©og ©p aatpsg :©oujoe ©g •sueuuauiuxtx xTPjT :J9Aftqos ©g •©ldui©x iCaiJiqg :pupfuijTj j©g 'Sonqusufig tref :j©uu©jt©ia\ ©g ■juaouTA of :s©j©3uez ©g *3a©qi©3u©i/\i uianiM :iu©3mp »a l n©)99JJ3 spi©j©M s, g 1U^H :3ujssoido Een Sint-N colaas- surprise Wanneer je een surprise maakt, komt het er dikwijls meer op aan hoe je iets geeft, dan wel wat je geeft. Daarom zal ik je eens leeren hoe Je een aardig bonbondoosje kunt maken, dat in het bijzonder op Sint-Nicolaas-avond een grap- pigen indruk zal maken. De onderstaande afbeeldingen zijn zoo duidelijk, dat ze je al een heel eind op weg helpen. Eerst van al hebben we twee kurken noodig. Dat zijn op de teekening A en B. C is een rond doosje, E en D twee ronde schijven karton. F en G worden vervaardigd van een stukje zacht hout, dat je zelf kunt snijden. Denk eromvoorzichtig met messen, anders ge beuren er ongelukken. Vraag maar liever stilletjes aan een groote broer om die bee- nen te snijden. Z Op de tweede teekening staat alles al goed op zijn plaats. Het deksel wordt voorzien van een. eenvoudige vorm van scharnier, die je van een stukje ijzerdraad kunt buigen. Op het deksel wordt een metalen staafje met een oogje aan het eene uiteinde aan gebracht. Van dit staafje loopt een draadje naar den voet van het Zwarte-Piet-figuurtje Als je alles goed volgens de tekening aan elkaar hebt zitten, dan is een zachte druk tegen het doosje voldoende om het Zwarte Pietje voor de menschen te laten buigen en hun een bonbon aan te bieden. Als je een tamelijk diepe ronde doos neemt, kun je op dezelfde wijze een siga rettendoos voor Vader maken. Is Zwarte Piet helemaal klaar, dan kun je hem kleuren. Je kunt daar gewone water verf of gekleurde inkt voor nemennog mooier is het als je aan een paar restjes lak- verf weet te komen. De beide armen van Zwarte Piet kun je op het doosje schilderen, je kunt ze ook los maken van een stukje karton. En dat is aliosdusvéél suc ces!.... Laat nu maar eens zien of je een handige knutselaar bent. OUDE ST. NI COL AAS VERSJES. FEESTVREUGDE. Sinterklaas is jarig, O, wat zijn we blij, Hij is lang niet karig Op wat lekkernij. Mooie prentenboekjes Heeft hij in zijn zak, Lekk're krentekoekjes, Speelgoed en gebak. Alle brave kinderen Mogen vroolijk zijn, Niets zal ons meer hind'ren Weg met alle pijn. ST. NICOLAAS IS OP HET PAD. St. Nicolaas ts op het pad, hoezee, En gaat ln stilte door de stad, hoezee, 't ls avond en wij merken 't niet, Dat hij door raam en venster ziet. Hoe hij daar gluurt door d'open deur, hoezee En alles ziet in eigen kleur, hoezee. Dus, kinderen, goed nu opgepast Ais u St. Nicolaas soms verrast. Hoezee, hoezee, hoezee 1 Ziet hij u soms onwillig, stout, hoezee, Bedenkt, dat hij 'tgoed onthoudt, hoezee. Zijn knecht schrijft alles netjes aan, En alles blijft in 't boekje staan. Hoezee, hoezee, hoezee St. Nicolaasviering Als je zoo in den St. Nicolaastijd door de straten loopt en je ziet al die mooie verlichte winkels, die met eikaar wedijveren in het uitstallen van het mooiste en aanlokkelijk- ste speelgoed, dingen zóó fijn, dat je ze wel allemaal tegelijk aan den Sint zoudt willen vragen, dan kun je je haast niet indenken, dat die St. Nicolaaspret in vroeger tijden soms verboden is geweest. En toch is dal zoo. Uit het oude Holland van de 17de eeuw is een „keur" of „ordonnantie" bekend dat is wat wij tegenwoordig een politie verordening zouden noeemn waarin het „setten van craemen opten Nicolaesavond" verboden werd. De overheid van dien tijd vond dat „teghens alle goede ordre ende polityc" en daarom, zoo stond er, behoort het „niet en getolereerd" te worden. Getole reerd is toegestaan, dat begrepen jullie mis schien al wel. De menschen gebruikten in dien tijd veel Fransche woorden nóg meer dan tegenwoordig! Ook de vroede vaderen van Arnhem waren vroeger weinig te spreken over de Daar stond het zwervertje naast den Heiligen man. „Waarom haal je die koeken weg", begon Sint Nicolaas bedroefd. „Je weet toch dat je dat niet doen mag". Er kwam geen antwoord, het zwervertje snikte zacht „Piet", sprak Sint nu tegen den knecht, „breng deze jongen naar mijn kamer in het hotel en zorg dat hij niet ontsnappen kan". Nou, toen de menschen dat zervertje met Zwarte Piet door Parijs zagen loopen, dach ten ze minstensdaar zit wat voor dat ventje op. Enkele uren daarna kwam Sint Nicolaas thuis en daar kon hij voor het eerst eens met het ventje praten. En Sint vernam alles. Hoe moeilijk het in vroeger eeuwen. St. Nicolaasviering. Het zetten van een schoen en het bakken van Sinterklaaskoek vonden ze heelemaal niet te pas komen. In een keur van het jaar 1622 werden die beide dingen verboden tot groot verdriet van alle Arnhemsche kinderen en ook van vele ouderen want die lustten de Sinterklaas- koek ook wel! En de reden zullen jullie vragen? Wel, men dacht, dat de viering van den verjaardag van den goeden Heilige de menschen zou afleiden van „de ware Godes- dyenst". Later heeft men wel ingezien, dat men daar niet bang voor hoefde te zijn en toen kon de Sinterklaaspret overal onge stoord zijn gang gaan. Trouwens uit een oud liedje, óók uit dien zelfden tijd toen sommige menschen vrees den, dat de vereering van God onder de St. Nicolaasviering zou lijden, kun je al zien, dat bij alle vereering van den goeden bis schop God heelemaal niet werd vergeten en dat Hem de hoogste eer werd gelaten. Dat liedje, dat in 1658 m Gouda veel werd ge zongen, luidde Sint-Niklaas bisschop, goed heilig man. Wilde wat in mijn schoentje geven, God l loont u dan. Geefde mij een beurs met bellen, Zoo zal ik u niet meer kwellen, Zoolang als het God gelieft, Heb ik Sint-Niklaasje lief. DE MILDE SINT. Sint Nicolaas, de kindervriend, deed schier niets dan geven, Had voor allen alles veil, lijf en ziel en leven. Ziet daar sluipt hij in den nacht, Blijder dan een koning. Met een welgevulde beurs Naar een schaamle woning. OplossingSt. Nicolaas-rebus. Opl.Van de punt van de mijter naar beneden: Klaas; 2. Sint Nicolaas; 3. zakken roller; 4. kok; 5. kar; 6. dat; 9. bar; 10. U.L.O.; 11. vod; 12. als; 13. was; 14. U.S.O.; 15. mis; 16. Ata; 17. lip; 18. los; 19. kas; 20. Kerstmis; 21. das; 22. AKO; 23. ons 24. oom; 25. Utr.; 26. Roermond. Ieder jaar wanneer Sint Nicolaas zijn jaardag viert, branden er in zijn paleis duizenden kaarsen. Nu denk je misschien dat er in het paleis geen electrisch licht is. Neen hoor, het paleis is altijd schitterend verlicht, maar aan die verlichting met kaarsjes is voor de Heilige Sint een bi- zondere herinnering verbonden. In 1681 toen Sint Nicolaas met zijn zwarte knecht eens in een groote winkel in Parijs was, slenterde daar ook een klein ziek zwervertje rond. Niemand lette op het ventje. Iedereen had een vrolijk gezicht en zocht mooie geschenken uit en zoo kwam het, dat niemand er aan dacht dat het kleine zwer vertje dat daar liep, vreeselijke honger zou hebben. Emdelijk (Sint Nicolaas had het ventje al een half uur gadegeslagen), kwam zijn handje tn een bak met dikke koeken terecht en rrrrrts.... daar verdween de koek in de zak van het zwervertje. „Breng dat ventje eens bij me", fluisterde Sint Nicolaas tegen Zwarte Piet, „maar een beetje kalm aan hoor Piet. Geen opschud ding verwekken". leven voor kleine schooiertjes is. Hoe ze altijd honger hebben, altijd kou. Hoe er nooit eens iemand is die hun eens echt feest laat vieren, noch met Sint Nicolaas, noch met Kerstmis. „Jij gaat met rnjj mee naar Spanje", riep de oude Sint. „Daar kom je bij een goeden boer en als je flink je best doet, dan maak ik een kérel van je, waar iedereen van op kijkt". Dat was naar den zin van het schooiertje „Maar", fluisterde Sint Nicolaas nu, „daar mee is alles nog niet uit. Je hebt me verteld dat je altijd steelt; als je maar iets vinden kunt, neem je het mee. Dat moet nu uit zijn hoor. Ik maak een afspraak met je. Telkens als je bij de boer waar je nu komt iets weg wilt halen, zeg je tegen jezelf: „dat doe ik niet. Ik ben een flinke jongen". En je legt een kaars opzij en als ik dan mijn verjaardag vier, dan kom je in mijn paleis en steekt al de kaarsjes aan die je op deze wijze hebt weggelegd". Zoo kwam het dat bij het volgende Sint Nicolaasfeest het heele paleis verlicht was, allemaal met de kaarsjes die het zwervertje had opgespaard. Er stonden zóóveel kaarsen in alle gangen, kamers en zalen, dat Sint Nicolaas er van schrok. Juist wilde hij een van zijn knech ten een uitbrander over die verkwisting geven, toen de Heilige Man daar het zwer vertje ontdekte. „Zoo, zoo", riep Sint Nicolaas, „dat is waar ook. Al die kaarsjes zijn van jou. Jongen, wat had je dikwijls ondeugend wil len zijn. Maar nu ben ik trotsch op je. Kom naast me aan tafel zitten. Nu vieren we dubbel feest. Je bent een flinke stierentem- mer geworden. Je zult nog eens beroemd zijn. En ik ben daar dubbel blij om, want nu weet ik dat je ook een brave jongen bent geworden". Er kwam die dag geen eind aan het feest, zoo opgetogen was die goede oude Sint. „En weet je wat", riep Sint Nicolaas tegen het vroegere zwervertje. „Voor ieder kaarsje mag je een paar schoenen uitzoeken, en al die schoenen brengen we naar Parijs en die geven we weg aan de arme jongens en meisjes. Wat zullen ze blij zijn". Enkele dagen daarna vertrok er een schip, een groot schip, volgeladen met schoenen. Op het dek stond het vroegere zwervertje. Hij had zijn mooie pakje aan. Hijzelf zou al de schoenen in Parijs mogen uitdeelen, Nou, Je begrijpt dat het ventje trotsch was. En de schooiertjes uit Parijs niet minder, want die hepen dat jaar allemaal met splin ternieuwe schoenen rond 11 Het zwervertje, dat later zeer beroemd is geworden, omdat het de beste stierentemmer van Spanje was, leefde nog lang daarna. Elk jaar mocht hij op de feestdag van Sint Nico laas naast den Heiligen Man aan tafel zitten. En dan brandden er kaarsen, evenveel als de eerste keer. En dat is zoo gebleven, hoe wel de plaats waar het zwervertje zat, voortaan leeg is. Want het zwervertje is dood; alleen de herinnering leeft voort in het paleis van den goeden Sint. Daarom bran den er nu nog altijd op 6 December zooveel kaarsen, hoewel er volop elertrisrh licht is. Sint-Nicolaas Rebus Van de punt van de mijter naar beneden: Af korting van Nicolaas. 2. Een bekende kindervriend. 3. Iemand voor wien je op moet passen. 4. Een man die kookt. 5. Een vervoer middel. 6. Aanwijzend voornaamw. 9. Heel erg. 10. Uitgebreid lager onder wijs. 11. Los. Van links naar rechts 12. Een ander woord voor „wanneer". 13. Dat maken de bijen. 14. Afkorting van Utrechtsch Stedelijk Orkest. 15. Niet raak. 16. Bekend schuurmiddel. 17. Deel van den mond. 18. Niet vast 19. Waarin men geld be waart. 20. Een groot feest op het eind van het jaar. 21. Wat je om je hals doet. 22. Krantenjongen aan de stations. 23. Gewicht. 24. Familielid. 25. Afkorting van Utrecht. 26. Stad in Limburg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 16