GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 23 NOVEMBER 1937
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
EEN LANGDURIGE ZITTING OVER „AFVLOEIENDE" GEMEENTE
AMBTENAREN EN -WERK LIEDEN WACHTGELDERS TEGEN
HET DREIGEND WATERGE BREK IN LEIDEN BELANGRIJKE
TRANSACTIE MET RIJ NSB URG.
18. Voorstel tot het wijzigen van:
a. het Ambtenarenreglement 1934;
b. de Wachtgeldverordening 1934.
Allereerst komt het Ambtenaren-regle
ment aan de orde.
De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) zegt, dat
het kardinale punt bij deze kwestie is, of de
rijksregeling moet worden gevolgd voor
een afvloeiingssysteem dan wel de regeling
voorgesteld aoor de organisaties. Spr. is
bang, dat het overnemen zonder meer van
de rijksregeling in de practijk niets anders
zal blijken als een wassen neus. Daarom
heeft spr. met den heer Schüller een amen
dement ingediend strekkende om de Alg.
Ambtenaren en Werkliedencommissie te
hooren over het plan van afvloeiing, dat
ontworpen moet worden wanneer van de
rangorde wegens dienstbelang moet wor
den afgeweken.
Wethouder Tepe (R.K.) licht de mee
ning van de meeraerheid van B. en W. na
der toe. Deze meerderheid wenscht over
een eventueel afvloeiingsplan het G. O.
niet te hooren. Het G.O. kan gehoord wor
den (en is ook gehoord) bij het opstellen
van algemeen bindende voorschriften, maar
niet over de toepassing daarvan. En dat is
de bedoeling van het amendement-v. d.
VoortSchüller. Het G.O. is uitstekend be
kwaam om advies te geven omtrent aige-
meene voorschriften, maar volstrekt onbe
kwaam om te adviseeren over de toepas
sing. Men zou dan n.l. aan het G.O. moeten
vragen of meneer A. dan wel meneer B.
moet worden ontslagen; waarover het G.O.
niet kan oordeelen. Het G.O. zou even goed
ingeschakeld kunnen worden bij benoe
mingen, bij promoties e.d. Een dergelijk
toezicht van het G.O. zou wel eens niet in
het belang van den dienst kunnen zijn.
Een directeur moet vrij zijn om het dienst
belang voor te laten gaan. Het G.O. zou
moeten gehoord worden over het ontslag
van bepaalde personen, personen, die geor
ganiseerd zijn m de organisaties, waarvan
de leden van het G.O. de vertegenwoordi
gers zijn. Het gevaar dreigt, dat een ontslag
dan een kwestie van een bepaalde organi
satie zal worden. Ieder lid zou voor zijn
eigen organisatie-menschen opkomen en
zoo zou een verkeerd element in het G.O.
komen.
De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) verde
digt nogmaals zijn amendement. Het eerste
lid van art. 91 bis zal practisch niet in toe
passing komen en alinea 2 zal de gewoon
te zijn. Wat hierop neerkomt, dat het af
vloeiingsplan steeds iets zal zijn, dat niet
geregeld is door de verordening. Spr. ziet
niet in, waarom het G.O. over de personen
zelf moet spreken.
De voorz.: Waarover zal in het G.O.
dan wel gesproken kunnen worden als het
afvloeiingsplan er ter tafel komt?
De heer v. d. Voort (S.D.A.P.): Over
algemeene normen.
De heer Hessin g (S.D.A.P.) zegt, dat
de organisaties zeer verantwoordelijk wer
ken en het is onjuist te beweren, dat het
voor een organisatie moeilijk zou zijn om
een eigen lid te helpen ontslaan.
Klachten van leden worden doof de orga
nisaties steeds ernstig onderzocht, of zij
wel reden van bestaan hebben. Spr. meent,
dat het G.O. wel degelijk gehoord moet
worden over een afvloeiingsplan; want elk
plan is toch een algemeen bindende rege
ling: Dat is geen uitvoering.
Wethouder Tepe (R.K.) zegt, dat hij
de voorstanders van het G.O. wel nooit zal
kunnen overtuigen, dat het maken van een
afvloeiirigsplan een kwestie is van uitvoe
ring. Dat plan wordt gemaakt in bepaalde
gevallen en krachtens het algemeen bin
dende voorschrift van de regeling. Dat is
toch uitvoering! Maar hoe dit ook zij, het
brengen van een afvloeiingsplan in het
G.O. is in het belang van het personeel
werkelijk niet noodig. Iemand, die meent
ten onrechte met ontslag te worden be
dreigd, heeft verschillende wegen om het
gemeentebestuur van z\jn onrecht te over
tuigen.
Wethouder V e r w e ij (S.D.A.P.) zet de
meening van de minderheid van het col
lege uiteen. Het hart van de kwestie is, dat
de raad niet wil, dat over algemeene voor
schriften het G.O. wordt gehoord.
(Stemmen: Neen, dat is niet juist).
Het gaat niet over de toepassing, maar
over de niet-toepassing van de algemeene
verordening. Daarom gaat spr. mee met het
amendement-v. d. Voort.
Het amendement wordt v er worpen
met 18 tegen 15 stemmen.
Voor: de S.D.A.P. en de heer v. Weizen.
De verordening wordt daarna z. h. st.
aangenomen.
WACHTGELDVERORDENING.
Vervolgens is aan de orde de Wachtgeld-
verordening.
Hierbij komt ter sprake een motie-v. d
Voort-Schüller, de wenschelijkheid uitspre
kende, dat een regeling wordt ontworper
voor de herplaatsing van wachtgelders.
Wethouder Tepe (R.K.) vraagt wat de
strekking is van deze motie.
De neer v. d. Voort (S.D.A.P.) heeft ge
meend dat er een regeling moet zijn voor
de tewerkstelling van wachtgelders. Het is
spr. bijv. opgevallen, dat bij den Plantsoen-
c -nst personen werden aangesteld, terwijl
wachtgelders bleven rondloopen. Ook
moet er een regeling komen bij tusschen-
tijdsche werkverschaffing van wachtgel
ders.
Wethouder Tepe (R.K.) merkt op, dat
dergelijke kwesties niet a bout pourtant be
sproken kunnen worden Zelfs is de wen
schelijkheid van een dergelijke motie niet
één-twee-drie te beoordeelen.
Spr. verzoekt den heer v. d. Voort dan
ook zijn motie in te trekken. Zij houdt geen
verband met het punt in kwestie.
De voorzitter geeft den voorstellers
dezen raad ook, omdat de redactie niet be
paald duidelijk is.
De heer Schüller (S.D.A.P.) licht
nader de bedoeling toe. De motie wordt ver
volgens ingetrokken.
De heer Eikerbout (A.R.) bepleit
een stilstand van de wachtgeldregeling ge
narende den tija, dat een wachtgelder tij
delijk weder te werk ges'eld wordt. Spr. be
grijpt niet, dat het onmogelijk zou zijn om
daarvoor een goede redactie te verzinnen.
Hij zal echter geen voorstel dienaangaande
indienen.
Wethouder Tepe (R.K.) merkt op, dat
daardoor de heele wachtgeldregeling over
hoop gegooid zou worden
De heer H e s s i n g (S.D.A.P.) toont aan,
dat een dergelijke regeling toch zeer billijk
zou zijn. In verschillende semi-officieele be
drijven bestaat ook wel degelijk een derge
lijke regeling.
De heer Eikerbout (A.R dringt er
op aan, dat deze zaak onder de oogen gezien
zal worden.
De verordening wordt daarna z.h.st. aan
genomen.
TEGEN WATERVERSPILLING.
19. Prae-advies op het verzoek van de
N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij om
toestemming tot het uitbreiden en verbe
teren van de waterwinningsmiddelen in
de duinen onder de gemeenten Wassenaar
en Katwijk.
De heer Mand ers (R.K.) zegt, dat
men door twee middelen watergebrek wil
voorkomen, n.l. eenerzijds door uitbreiding
van de ontvangmiddelen in de duinen en
anderzijds door beperking van het verbruik.
Het eerste juicht spr. toe, het tweede
niet. Speciaal het middel om alle verbrui
kers te bewegen tot het aanvaarden van het
meter-tarief acht spr. niet juist. Het ver
bruik zal er niet minder door worden en
de kosten voor de verbruikers zullen sterk
stijgen: speciaal voor de kleinere verbrui
kers.
De lieer Snel (S.D.A.P.) heeft het be
zwaar. dat de menschen die hun minimum
niet verbruiken, te veel betalen.
De voorzitter: Uis totaal buiten de
orde. De heer Manders trouwens ook. Het
gaat niet over de tarieven.
De heer v. E c k (S.D.A.P.) heeft bezwaar
tegen het beperken van het debat. Het gaat
over een heel systeem van waterbeperking.
De v o o r z i 11 e r: De tarieven zijn reeds
vastgesteld. De raad heeft daarover geen
zeggenschap.
De heer v. Eek (S.D A.P.): De invoering
van de meters houdt toch verband mét de
heele waterpolitiek.
De voorzitter: De raad moet zich
beperken tot het punt dat aan de orde is.
De heer v. Ec k (S.D A.P.) vindt het een
dwaasheid, dat men de menschen dwingt
'tot betaling voor een waterverbruik, dat
men niet noodig heeft. De gemeente moet
niet uitmaken, welke hoeveelheid water
iemand moet verbruiken. Dat systeem moet
toch besproken kunnen worden.
Spr. verdedigt een betaling per meter
zonder minimum-verbruik.
Hij' dient een motie in, niet om deze
thans te behandelen, maar om voor te
leggen aan de directie van de L.D.M.
Voorts vindt spr. het vreemd, dat er
in de stukken gesproken wordt van een
nader voorstel tot beoossching in werk
verschaffing, terwijl er in feite reeds
over beslist is. De zaak is ai in kannen
en kruiken.
De heer T o b (R.K.) zal tegen dit voor
stel stemmen als de wethouder hem niet
duidelijk maakt, waarvoor de meters be
stemd zijn, waarvoor een bedrag van
110,000 is aangevraagd.
De voorzitter: Dat staat niet in het
voorstel.
De heer Eikerbout (A.R.) zegt, dat
het grootste bezwaar van den raad het ver
plichte minimum-verbruik betreft. Betas^l
wat je verbruikt, maar niet meer.
Geen reden tot ongerustheid.
Wethouder V e r w e ij (S D.A.P.) zegt,
dat de L.D.M. zich reeds geruim en tijd met
deze belangrijke zaak heelt bezig gehouden.
Er is voor de naaste toekomst geen reden
tot ongerustheid over de watervoorziening.
Maar men moet verder zien dan de naaste
toekomst. De materie is dan ook bestudeerd
over een afstand van 30 a 35 jaar. Daarbij
nebben wij rekening te houden met een
toenemend waterverbruik deels door toe
name der bevolking, deels door het toene
men van wat men noemt de „waterbescha
ving'' (.closets, vaste waschtafels e.d.). Ver
schillende oplossingen zijn mogelijk. Men
zou bijv. water van elders, van de Lek bijv.
kunnen betrekken. De kwaliteit van het
auinwater is echter verre te prefereeren
boven rivierwater. Het is dus verstandig,
wanneer wij ons zoo lang mogelijk bedie
nen van duinwater. In ons voorstel wordt
de watervang in de duinen vergroot en op
de tweede plaats wordt de waterverspilling
tegengegaan door de invoering van het
metertarief. De raad heeft niets te maken
met deze tarieven, doch de kwestie is van
zoo groot belang, dat er toch alle reden is
om erover te spreken.
Over de uitbreiding van de watervang zal
spr. weinig zeggen. De fi.nanceering zal ge
heel kunnen geschieden uit eigen middelen.
De kwestie van de waterverspilling brengt
zijn eigenaardige moeilijkheden mee, doch
de practyk heeft ons hierin den weg gewe
zen. Het is gebleken, dat degenen, die een
abonnement hebben, gemiddeld tweemaal
zooveel water verbruiken als degenen, die
een meter hebben. Dwang zal echter niet
worden uitgeoefend, doen overgang tot een
meter, zal het waterverbruik zeer beperken,
terwijl het de L.D.W. heel wat kosten zal
aan inkomen. Wat de minimum-afname be
treft, zegt spr. dat dit minimum is gehand
haafd om redenen van hygiënisch belang.
Anders dreigt het gevaar, dat men op het
water al te zeer gaat bezuinigen en gebruik
gaat maken van minderwaardig water. Spr.
doed een beroep op de burgerij om mede
werking, teneinde de waterverspilling zoo
gering mogelijk te doen zijn.
Wat het onttrekken van recreatie-gebied
betreft door de waterleidingsplannen, zegt
spr. dat de gemeente daarvoor oog heeft ge
had en besloten heeft tot bebossching en
wel in werkverschaffing. Nadere voorstellen
tornen nog aan de orde. Wat de heer v. Eek
bedoelde, is een ander werk.
Ook met de belangen van Katwijk is re
kening gehouden door verduining van ka
naal 5 buiten het uitbreidingsplan van Kat
wijk.
Spr. wijst er tenslotte op, dat wij moeten
gaan besparen en wijst op Haarlem, waar
door de invoering van meters het waterver
bruik is gereduceerd tot de helft.
De heer Manders (R.K.) is er nog niet
gerust op, dat de kleinste woningen en de
groote gezinnen niet de nadeelen van deze
nieuwe tariefregeling zullen ondervinden.
Spr. dient een motie in, waarbij de
directie der L.D.M. in overweging wordt
gegeven om meer rekening te houden
met de minder gegoeden en de groote
gezinnen, om de meter-tarieven zooda
nig te regelen, dat het abonnementsta
rief niet wordt overschreden.
De neer v. Eek (S.D.A.P.) zegt, dat de
bedoeiing van de motie niet is, om er direct
een besluit over te nemen, doch dat de mo
tie in preadvies wordt genomen. Meer beta
len dan men verbruikt, werkt de slordigheid
in de hand.
De beide moties worden vervolgens in
praeadvies genomen.
Het voorstel van B. en W. wordt daarna
z.h.st. goedgekeurd.
Het Sportfondsenbad.
a. Voorstel tot intrekking van het raads
besluit van 10 Mei 1937 tot het instellen
van beroep bij de Kroon tegen het besluit
van Gedeputeerde Staten, waarbij goedkeu
ring werd onthouden aan de raadsbesluiten
van 21 December 1936 tol het veleenen
van medewerking ten behoeve van de stich
ting van een overdekte bad- en zwemin
richting door de op te richten N.V. „Sport
fondsenbad Leiden".
De heer W i 1 m e r (R.K.) vraagt naar de
motieven van deze standpunt wijziging. Op
10 Mei 1937 stond het reeds vast, dat het
p:an-Koster er komen zou. En toch wilden
B. en W. toen in beroep gaan. Waarom thans
met meer?
De heer Jongeleen (S.D.A.P.) vindt
het jammer, dat hiermede tevens het plan
van een tweede onoverdekte zweminrichting
van de baan is. Overwegen B. en W. thans
nog de inrichting van een tweede open
zweminrichting?
De heer Beekenkamp (A.R.) vraagt
naar de consequenties wat betreft het uit
breidingsplan op het Scnuttersveld.
De voorzitter: Ik wist in Mei niet,
dat de beslissing van de Kroon zoolang op
zich zou laten wachten. De situatie is thans
wezenlijk anders dan op 10 Mei 1937. De
kwestie van een tweede openzwembad
speelt wel degelijk een rol. Over de moge
lijkheid daarvan valt te praten wanneer
de plannen daartoe niet veerbonden zijn aan
een overdekte zweminrichting Alles bijeen
ljjkt het wenschelijk om het beroep thans
niet verder door te zetten. De gemeente
ziet de mogelijkheid van een tweede open
zwembad zeker onder de oogen. Consequen
ties voor het uitbreidingsplan heeft deze
zaak z.L niet.-
Daarna goedgekeurd.
Grondverkoop.
b. Voorstel inzake den verkoop van een
gedeelte van de Binnenvestgracht, kadas
traal bekend gemeente Leiden, Sectie A.
No. 1317 (ged.) en Sectie C. No. 1605 (ged.)
aan de N.V. Meelfabriek „De Sleutels",
voorheen De Koster en Co., te Leiden.
De heer Coster (R.K.) maakt aanmer
king op den verkoopprijs.
De heer G o s 1 i n g a (A.R.) zegt, dat
verscheidene personen een stuk bouwgrond
it die omgeving willen koopen, doch dat
B en W. een beslissing daarover nog aan
houden, omdat men het verloop van zaken
11 verband met het maken van een weg en
een brug wil afwachten. Spr. stelt voor, ook
dit punt aan te houden totdat meer bekend
is over het tot stand komen van den aan te
leggen brug.
De vergadering wordt daarop verdaagd
tot 's avonds 8 uur.
AVONDZITTING.
De zitting wordt 's avonds te acht uur
hervat. De heer Manders (R.K.) steunt
het voorstel-Goslinga om het voorstel van
B. en W. aan te houden. Spr. acht het ge-
wenscht, dat de zaak opnieuw wordt on
derzocht in verband met de bezwaren van
den heer Marijt, die door de demping van
het water gedupeerd wordt.
De heer van Eek (S.D.) acht het even
eens beter, dat de zaak wordt uitgesteld,
omdat verschillende dingen hem niet hel
der zijn.
Wethouder Wilbrink (C.H.) heeft
toch wel bezwaar tegen uitstel. Wat de
heer Goslinga doet lijkt spr. niet erg lo
gisch. De heer de Koster had geen behoefte
aan grond, maar door het dempen van de
Binnenvestgracht door de gemeente ont
stond een anderen toestand. De stank, ont
staan door de vervuiling ter plaatse slaat
heel spoedig het meel en het graan aan, dat
in de fabriek van de fa. de Koster ligt op
geslagen. Deze firma komt dus wel in sterke
mate in 't gedrang. Wanneer daartegenover
andere belangen worden afgewogen, dan
gelooft spr., dat de heer Marijt niet kan la
ten gelden, dat hij de gebouwen, die hij er
heeft staan, gebruiken moet als huiden-
plooterij, want als zoodanig heeft hij de
gebouwen nooit gebruikt. Het vervoer, dat
de heer Marijt door de Binnenvestgraebt
heeft, is niet van zeer groote beteekenis. Het
huidenvervoer geschiedt zelfs vooral per as.
De bezwaren van den heer Marijt heeft spr.
dus niet zoo zwaar aangeslagen. De belan
gen van de fa. de Koster wegen aanmerke-
kelijk zwaarder. De gelegenheid is nu gun
stig om het water te dempen. De grond
gaat de fa. de Koster 6.— per M2. kosten.
Dus zoo goedkoop is dat niet voor industrie
terrein. Het voorstel van B. en W. is een
consequente voortzetting van hetgeen tot
nogtoe is besloten.
De heer Goslinga (A.R.) wil toch lie
ver de zaak nog eens aanzien. De bouw
grond die er ios komt wordt immers ook
nog niet verkocht. Wij moeten eerst eens
zien hoe de toestand er wordt. De percee-
len water kunnen wel bouwgrond worden.
Ze liggen aan een weg.
De heer van Weizen (Comm.) meent,
dat de toestand die ter plaatse zal ont
staan werkelijk niet zoo onduidelijk is. De
bezwaren van den heer Marijt zijn opge
schroefd. Spr. is dan ook tegen het uitstel-
voorstel.
De heer van Eek (S.D.) is door de uit
eenzetting van den heer Wilbrink overtuigd
en acht uitstel niet meer noodig.
De heer Manders (R.K.) daarentegen
is nog geheel niet overtuigd. Het belang
van den heer Marijt is toch ook van betee
kenis. Spr. zou nog wel eens gaarne onder
zocht hebben of de bezwaren van den heer
Marijt inderdaad opgeschroefd zijn.
De heer Wilbrink vindt de argumen
tatie van den heer Goslinga in hooge mate
gezocht. De gemeente heeft daar geen en
kel belang meer.
Het uitstel-voorstel-Goslinga wordt ver
worpen met 28 tegen 8 stemmen. Vcor
stemden de heeren Eikerbout, Würtz, Lom-
bert, v. d. Tas, Wilmer, Coster, Manders en
Goslinga.
1
Het voorstel zelf.
De heer Goslinga (A.R.) zegt daarna,
het voorstel zelf behandelende, dat bij de
demping geen enkel algemeen belang be
trokken is. Het water is frisch en helder.
Men mocht willen, dat het water van het
Rapenburg zoo was. Men moet ook in het
oog vatten, dat de heer Marijt een hinder
wet-vergunning heeft om daar te plooten.
Water is daarvoor onmisbaar. En nu gaat
men daar het water dempen omdat er in
de toekomst gevaar voor de gezondheid zou
kunnen ontstaan. Is dit een rechtmatige
overheidsdaad? Spr. betwijfelt dit. De heer
Marijt zou de gemeente een proces kunnen
aandoen. De bezwaren van den heer Marijt
hebben op spr. intusschen niet de grootste
indruk gemaakt. Het gaat over de zaak zelf,
over de vraag of hier een algemeen belang
in 't geding is. Een daarom kan hij zyn
stem aan dit voorstel niet geven, tenzij de
heer Wilbrink een aantal dikke Bertha's
weet te gebruiken, die zijn betoog omver
schieten.
De heer Coster (R.K.) dient een voor
stel in om den koopprijs van de te dempen
grond te verhoogen van 20 op 40 ct. per M2.
De heer Manders (R.K.) onderstreept
het betoog van den heer Goslinga en zai ook
voor het voorstel-Coster stemmen.
De heer v. d. Kwaak (C.H.) zegt, dat
reeds uit een oogpunt van stadsschoon het
stukje gedempt moet worden. Ook de ver
vuiling van het water is een feit. Er is wel
degelijk een algemeen belang betrokken
bij de demping.
De heer Bergers (R.K.) gelooft, dat.
de zaak moet uitgesteld worden tot de vol
gende vergadering, omdat de belangen der
belanghebbenden op de juiste wijze tegen
elkaar afgewogen kunnen worden.
Wethouder Wilbrink (C.H.) behandelt
nog eens de bezwaren van den heer Marijt.
De hinderwet-vergunning is tot wederop-
zeggens. Wat de prijs betreft merkt spr. op,
i dat de fa. de Koster ook verplichtingen op
zich genomen heeft, zoodat deze verkooping
niet met een ander, die er een weinig op
lijkt, kan vergeleken worden.
De Voorzitter merkt op dat z.i. van
een onrechtmatige daad tegenover de fa.
Maryt hier geen sprake is.
Het voorstel-Coster (verhooging van den
prijs) wordt verworpen met 31 tegen 3
stemmen. Vóór de heeren Lombert, Coster
en Manders.
Het voorstel van B. en W. wordt aange
nomen met 28 tegen 8 stemmen. Tegen de
heeren: Eikerbout, Würtz, Lombert, Wil
mer, Coster, Manders, Goslinga en Bee-
kenkamp (de laatste bij vergissing).
Belangrijke transactie met
Rijnsburg.
c. Voorstel inzake, het koopen van de
gemeente Rijnsburg van het aan haar toe-
behoorende gasbuizen- en kabelnet en ver
dere inrichtingen, dienende voor de dis
tributie van het gas en de electriciteit in
die gemeente, het aangaan van overeen
komsten met die gemeente betreffende de
levering van gas en electriciteit door de
Stedelijke Lichtfabrieken en tot vaststel
ling van de desbetreffende begrotings
staten.
De heer De Reed e (C.H.) heeff tever
geefs gezocht naar de argumenten die B.
en W. tot dit voorstel hebben geleid. Zake
lijke argumenten hebben niet kunnen gel
den. Leiden doet hier een groote kapitaals
uitgave, die in de toekomst niet terugge
wonnen kan worden. Ook uit monopolisti
sche overwegingen kan hier niet gehandeld
worden, omdat een monopolistische positie
in de omgeving toch niet kan worden be
reikt. Spr. heeft de indruk, dat de Rijns
burgers goede kooplieden zijn en dat zij
in hun vuistje zullen lachen als dit voor
stel aangenomen wordt.
De heer Goslinga (A.R.) betoogt
daartegenover, dat het van belang is, dat
we in Rijnsburg in plaats van engros-ge-
meente concessie-gemeente worden. Recht-
streeksche levering aan de particulieren is
altijd voordeeliger. Als dit voorstel afge
stemd wordt, dan moet toch overgegaan
worden tot verlaging van de engros-prijs.
Dit moet ook in aanmerking genomen wor
den. Het voordeel van de concessie komt
niet a la minute, maar zal in de toekomst
zeker niet uitblijven.
De voorzitter wijst er op, dat inder
daad de engrosprijs had moeten worden
verlaagd. Dit zou eenzijdig tot verlies heb
ben geleid. De thans voorgestelde regeling
zal, naar B. en W. hopen, het verbruik van
electrische stroom belangrijk opvoeren,
waardoor de inkomsten uit Rijnsburg niet
onaanzienlijk worden verhoogd. De heer de
Reede heeft een rekening gemaakt, maar
de Lichtfabrieken hebben dat ook gedaan
en komen tot een geheel ander resultaat, dat
aanmerkelijk voordeeliger voor Leiden is.
De zaak is van alle zijden bekeken en da
directie der Lichtfabrieken is tot de con
clusie gekomen, dat deze transactie alles
zins gerechtvaardigd is.
De heer d e R e e d e (C.H.) geeft toe, dat
zijn berekeningen eenigszins simplistisch
zijn, maar hij is toch van meening, dat de
vooruitgang van de afname in Rijnsburg
niet zeer snel zal gaan. Het laat spr. steen
koud of Leiden concessiegemeente wordt
inplaats van grossier, wanneer Leiden daar
van geen voordeel heeft.
Het is beter Rijnsburg een prijsverlaging
te geven, dan een riskante transactie aan
te gaan. Spr. acht dit voorstel uit den boo
ze en zeer in het nadeel van het algemeen
belang van Leiden.
Het voorstel van B. en W. wordt aange
nomen met 26 tegen 7 stemmen. Tegen de
heeren v. d. Kwaak, Tobé, Lombert, Wil
brink, de Reede, v. d, Reyden en van
Rosmalen.
Tot 11 uur open.
Spoedeischend wordt besloten op verzoek
van de Leidsche Middenstandscentrale toe
stemming te verleenen dat de winkels op
4 Dec. tot 11 uur mogen zijn geopend.
J Schoenen of klompen.
20o. Prae-advies op het voorstel:
a. van mevrouw Braggaarde Does in
zake het verstrekken van schoenen met de
daarbij behoorende reparatie, in plaats
van klompen, aan behoeftige leerplichtige
kinderen;
b. van den heer van Eek inzake uitbrei
ding van het aantal gemeentelijke verte
genwoordigers in het bestuur van de ver-
eeniging „Schoolkindervoeding en -klee
ding";
c. van den heer Goslinga om warm voed
sel verkrijgbaar te stellen voor daarvoor
in aanmerking komenden en tegelijker
tijd de schoolkindervoeding te beëindigen.
Mevr. Braggaar de Does
(S.D.A.P). is door het prae-advies zeer te
leurgesteld. Zij is van de gedachte uitge
gaan, dat haar voorstel de steun aan werk-
looze schoenmakers zou verminderen met
8000.Uit het prae-advies blijkt, dat
dit bedrag op slechts ƒ2.500 kan worden ge
raamd. Spr. ziet zich daardoor genoodzaakt
haar voorstel te wijzigen in dien zin, dat zij
de schoen-reparatie uit haar voorstel laat
vervallen.
Spr. verdedigt daarna dit gewijzigde
voorstel. Van de 1725 kinderen, die door de
Vereeniging Schoolkindervoeding en -Klee
ding worden gesteund waren er 549 die op
medisch advies schoenen moesten dragen.
Deze hebben daarmee 10 maanden gedaan,
zoodat dit dus heel goed mogelijk blijkt te
zijn. 668 andere kinderen hebben van klom
pen geen gebruik gemaakt. Slechts 507 van
de 1724 kinderen dragen dus de verstrek
te klompen en men moet het schrijnend
leed dezer kinderen niet onderschatten. Wat
er overblijft van het argument, dat het ver
strekken van schoenen het schoolbezoek be
lemmert begrijpt spr. niet, als men let op
de 1117 schoenendragers. Was daarom hot
schoolverzuim zoo groot? Spr. leest daar
na het oordeel van een medidus voor, die
het dragen van klompen schadelijk acht.
j Den heer v. d. Laan is het opgevallen,
dat men hier blijkbaar het dragen van
klompen als iets minderwaardigs beschouwt
terwijl het dit toch heelemaal niet is. Klom-
I pen dragen is, vooral in het winterseizoen,
veel gezonder dan schoenen. Met gebrek-
I kig schoeisel hebben de kindeden den gehee
len dag koude en nuatte voeten, terwijl dit
met klompen niet 't geval is. Dat schoenen
niet 10 maanden lang meegaan staat vast.
Het gevolg is schoolverzuim. De ouders
de reparaitie laten betalen) daarvan komt
niets terecht. Is ook het oordeel gevraagd