GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 23 NOVEMBER 1937 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 EEN LANGDURIGE ZITTING OVER „AFVLOEIENDE" GEMEENTE AMBTENAREN EN -WERK LIEDEN WACHTGELDERS TEGEN HET DREIGEND WATERGE BREK IN LEIDEN BELANGRIJKE TRANSACTIE MET RIJ NSB URG. 18. Voorstel tot het wijzigen van: a. het Ambtenarenreglement 1934; b. de Wachtgeldverordening 1934. Allereerst komt het Ambtenaren-regle ment aan de orde. De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) zegt, dat het kardinale punt bij deze kwestie is, of de rijksregeling moet worden gevolgd voor een afvloeiingssysteem dan wel de regeling voorgesteld aoor de organisaties. Spr. is bang, dat het overnemen zonder meer van de rijksregeling in de practijk niets anders zal blijken als een wassen neus. Daarom heeft spr. met den heer Schüller een amen dement ingediend strekkende om de Alg. Ambtenaren en Werkliedencommissie te hooren over het plan van afvloeiing, dat ontworpen moet worden wanneer van de rangorde wegens dienstbelang moet wor den afgeweken. Wethouder Tepe (R.K.) licht de mee ning van de meeraerheid van B. en W. na der toe. Deze meerderheid wenscht over een eventueel afvloeiingsplan het G. O. niet te hooren. Het G.O. kan gehoord wor den (en is ook gehoord) bij het opstellen van algemeen bindende voorschriften, maar niet over de toepassing daarvan. En dat is de bedoeling van het amendement-v. d. VoortSchüller. Het G.O. is uitstekend be kwaam om advies te geven omtrent aige- meene voorschriften, maar volstrekt onbe kwaam om te adviseeren over de toepas sing. Men zou dan n.l. aan het G.O. moeten vragen of meneer A. dan wel meneer B. moet worden ontslagen; waarover het G.O. niet kan oordeelen. Het G.O. zou even goed ingeschakeld kunnen worden bij benoe mingen, bij promoties e.d. Een dergelijk toezicht van het G.O. zou wel eens niet in het belang van den dienst kunnen zijn. Een directeur moet vrij zijn om het dienst belang voor te laten gaan. Het G.O. zou moeten gehoord worden over het ontslag van bepaalde personen, personen, die geor ganiseerd zijn m de organisaties, waarvan de leden van het G.O. de vertegenwoordi gers zijn. Het gevaar dreigt, dat een ontslag dan een kwestie van een bepaalde organi satie zal worden. Ieder lid zou voor zijn eigen organisatie-menschen opkomen en zoo zou een verkeerd element in het G.O. komen. De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) verde digt nogmaals zijn amendement. Het eerste lid van art. 91 bis zal practisch niet in toe passing komen en alinea 2 zal de gewoon te zijn. Wat hierop neerkomt, dat het af vloeiingsplan steeds iets zal zijn, dat niet geregeld is door de verordening. Spr. ziet niet in, waarom het G.O. over de personen zelf moet spreken. De voorz.: Waarover zal in het G.O. dan wel gesproken kunnen worden als het afvloeiingsplan er ter tafel komt? De heer v. d. Voort (S.D.A.P.): Over algemeene normen. De heer Hessin g (S.D.A.P.) zegt, dat de organisaties zeer verantwoordelijk wer ken en het is onjuist te beweren, dat het voor een organisatie moeilijk zou zijn om een eigen lid te helpen ontslaan. Klachten van leden worden doof de orga nisaties steeds ernstig onderzocht, of zij wel reden van bestaan hebben. Spr. meent, dat het G.O. wel degelijk gehoord moet worden over een afvloeiingsplan; want elk plan is toch een algemeen bindende rege ling: Dat is geen uitvoering. Wethouder Tepe (R.K.) zegt, dat hij de voorstanders van het G.O. wel nooit zal kunnen overtuigen, dat het maken van een afvloeiirigsplan een kwestie is van uitvoe ring. Dat plan wordt gemaakt in bepaalde gevallen en krachtens het algemeen bin dende voorschrift van de regeling. Dat is toch uitvoering! Maar hoe dit ook zij, het brengen van een afvloeiingsplan in het G.O. is in het belang van het personeel werkelijk niet noodig. Iemand, die meent ten onrechte met ontslag te worden be dreigd, heeft verschillende wegen om het gemeentebestuur van z\jn onrecht te over tuigen. Wethouder V e r w e ij (S.D.A.P.) zet de meening van de minderheid van het col lege uiteen. Het hart van de kwestie is, dat de raad niet wil, dat over algemeene voor schriften het G.O. wordt gehoord. (Stemmen: Neen, dat is niet juist). Het gaat niet over de toepassing, maar over de niet-toepassing van de algemeene verordening. Daarom gaat spr. mee met het amendement-v. d. Voort. Het amendement wordt v er worpen met 18 tegen 15 stemmen. Voor: de S.D.A.P. en de heer v. Weizen. De verordening wordt daarna z. h. st. aangenomen. WACHTGELDVERORDENING. Vervolgens is aan de orde de Wachtgeld- verordening. Hierbij komt ter sprake een motie-v. d Voort-Schüller, de wenschelijkheid uitspre kende, dat een regeling wordt ontworper voor de herplaatsing van wachtgelders. Wethouder Tepe (R.K.) vraagt wat de strekking is van deze motie. De neer v. d. Voort (S.D.A.P.) heeft ge meend dat er een regeling moet zijn voor de tewerkstelling van wachtgelders. Het is spr. bijv. opgevallen, dat bij den Plantsoen- c -nst personen werden aangesteld, terwijl wachtgelders bleven rondloopen. Ook moet er een regeling komen bij tusschen- tijdsche werkverschaffing van wachtgel ders. Wethouder Tepe (R.K.) merkt op, dat dergelijke kwesties niet a bout pourtant be sproken kunnen worden Zelfs is de wen schelijkheid van een dergelijke motie niet één-twee-drie te beoordeelen. Spr. verzoekt den heer v. d. Voort dan ook zijn motie in te trekken. Zij houdt geen verband met het punt in kwestie. De voorzitter geeft den voorstellers dezen raad ook, omdat de redactie niet be paald duidelijk is. De heer Schüller (S.D.A.P.) licht nader de bedoeling toe. De motie wordt ver volgens ingetrokken. De heer Eikerbout (A.R.) bepleit een stilstand van de wachtgeldregeling ge narende den tija, dat een wachtgelder tij delijk weder te werk ges'eld wordt. Spr. be grijpt niet, dat het onmogelijk zou zijn om daarvoor een goede redactie te verzinnen. Hij zal echter geen voorstel dienaangaande indienen. Wethouder Tepe (R.K.) merkt op, dat daardoor de heele wachtgeldregeling over hoop gegooid zou worden De heer H e s s i n g (S.D.A.P.) toont aan, dat een dergelijke regeling toch zeer billijk zou zijn. In verschillende semi-officieele be drijven bestaat ook wel degelijk een derge lijke regeling. De heer Eikerbout (A.R dringt er op aan, dat deze zaak onder de oogen gezien zal worden. De verordening wordt daarna z.h.st. aan genomen. TEGEN WATERVERSPILLING. 19. Prae-advies op het verzoek van de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij om toestemming tot het uitbreiden en verbe teren van de waterwinningsmiddelen in de duinen onder de gemeenten Wassenaar en Katwijk. De heer Mand ers (R.K.) zegt, dat men door twee middelen watergebrek wil voorkomen, n.l. eenerzijds door uitbreiding van de ontvangmiddelen in de duinen en anderzijds door beperking van het verbruik. Het eerste juicht spr. toe, het tweede niet. Speciaal het middel om alle verbrui kers te bewegen tot het aanvaarden van het meter-tarief acht spr. niet juist. Het ver bruik zal er niet minder door worden en de kosten voor de verbruikers zullen sterk stijgen: speciaal voor de kleinere verbrui kers. De lieer Snel (S.D.A.P.) heeft het be zwaar. dat de menschen die hun minimum niet verbruiken, te veel betalen. De voorzitter: Uis totaal buiten de orde. De heer Manders trouwens ook. Het gaat niet over de tarieven. De heer v. E c k (S.D.A.P.) heeft bezwaar tegen het beperken van het debat. Het gaat over een heel systeem van waterbeperking. De v o o r z i 11 e r: De tarieven zijn reeds vastgesteld. De raad heeft daarover geen zeggenschap. De heer v. Eek (S.D A.P.): De invoering van de meters houdt toch verband mét de heele waterpolitiek. De voorzitter: De raad moet zich beperken tot het punt dat aan de orde is. De heer v. Ec k (S.D A.P.) vindt het een dwaasheid, dat men de menschen dwingt 'tot betaling voor een waterverbruik, dat men niet noodig heeft. De gemeente moet niet uitmaken, welke hoeveelheid water iemand moet verbruiken. Dat systeem moet toch besproken kunnen worden. Spr. verdedigt een betaling per meter zonder minimum-verbruik. Hij' dient een motie in, niet om deze thans te behandelen, maar om voor te leggen aan de directie van de L.D.M. Voorts vindt spr. het vreemd, dat er in de stukken gesproken wordt van een nader voorstel tot beoossching in werk verschaffing, terwijl er in feite reeds over beslist is. De zaak is ai in kannen en kruiken. De heer T o b (R.K.) zal tegen dit voor stel stemmen als de wethouder hem niet duidelijk maakt, waarvoor de meters be stemd zijn, waarvoor een bedrag van 110,000 is aangevraagd. De voorzitter: Dat staat niet in het voorstel. De heer Eikerbout (A.R.) zegt, dat het grootste bezwaar van den raad het ver plichte minimum-verbruik betreft. Betas^l wat je verbruikt, maar niet meer. Geen reden tot ongerustheid. Wethouder V e r w e ij (S D.A.P.) zegt, dat de L.D.M. zich reeds geruim en tijd met deze belangrijke zaak heelt bezig gehouden. Er is voor de naaste toekomst geen reden tot ongerustheid over de watervoorziening. Maar men moet verder zien dan de naaste toekomst. De materie is dan ook bestudeerd over een afstand van 30 a 35 jaar. Daarbij nebben wij rekening te houden met een toenemend waterverbruik deels door toe name der bevolking, deels door het toene men van wat men noemt de „waterbescha ving'' (.closets, vaste waschtafels e.d.). Ver schillende oplossingen zijn mogelijk. Men zou bijv. water van elders, van de Lek bijv. kunnen betrekken. De kwaliteit van het auinwater is echter verre te prefereeren boven rivierwater. Het is dus verstandig, wanneer wij ons zoo lang mogelijk bedie nen van duinwater. In ons voorstel wordt de watervang in de duinen vergroot en op de tweede plaats wordt de waterverspilling tegengegaan door de invoering van het metertarief. De raad heeft niets te maken met deze tarieven, doch de kwestie is van zoo groot belang, dat er toch alle reden is om erover te spreken. Over de uitbreiding van de watervang zal spr. weinig zeggen. De fi.nanceering zal ge heel kunnen geschieden uit eigen middelen. De kwestie van de waterverspilling brengt zijn eigenaardige moeilijkheden mee, doch de practyk heeft ons hierin den weg gewe zen. Het is gebleken, dat degenen, die een abonnement hebben, gemiddeld tweemaal zooveel water verbruiken als degenen, die een meter hebben. Dwang zal echter niet worden uitgeoefend, doen overgang tot een meter, zal het waterverbruik zeer beperken, terwijl het de L.D.W. heel wat kosten zal aan inkomen. Wat de minimum-afname be treft, zegt spr. dat dit minimum is gehand haafd om redenen van hygiënisch belang. Anders dreigt het gevaar, dat men op het water al te zeer gaat bezuinigen en gebruik gaat maken van minderwaardig water. Spr. doed een beroep op de burgerij om mede werking, teneinde de waterverspilling zoo gering mogelijk te doen zijn. Wat het onttrekken van recreatie-gebied betreft door de waterleidingsplannen, zegt spr. dat de gemeente daarvoor oog heeft ge had en besloten heeft tot bebossching en wel in werkverschaffing. Nadere voorstellen tornen nog aan de orde. Wat de heer v. Eek bedoelde, is een ander werk. Ook met de belangen van Katwijk is re kening gehouden door verduining van ka naal 5 buiten het uitbreidingsplan van Kat wijk. Spr. wijst er tenslotte op, dat wij moeten gaan besparen en wijst op Haarlem, waar door de invoering van meters het waterver bruik is gereduceerd tot de helft. De heer Manders (R.K.) is er nog niet gerust op, dat de kleinste woningen en de groote gezinnen niet de nadeelen van deze nieuwe tariefregeling zullen ondervinden. Spr. dient een motie in, waarbij de directie der L.D.M. in overweging wordt gegeven om meer rekening te houden met de minder gegoeden en de groote gezinnen, om de meter-tarieven zooda nig te regelen, dat het abonnementsta rief niet wordt overschreden. De neer v. Eek (S.D.A.P.) zegt, dat de bedoeiing van de motie niet is, om er direct een besluit over te nemen, doch dat de mo tie in preadvies wordt genomen. Meer beta len dan men verbruikt, werkt de slordigheid in de hand. De beide moties worden vervolgens in praeadvies genomen. Het voorstel van B. en W. wordt daarna z.h.st. goedgekeurd. Het Sportfondsenbad. a. Voorstel tot intrekking van het raads besluit van 10 Mei 1937 tot het instellen van beroep bij de Kroon tegen het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij goedkeu ring werd onthouden aan de raadsbesluiten van 21 December 1936 tol het veleenen van medewerking ten behoeve van de stich ting van een overdekte bad- en zwemin richting door de op te richten N.V. „Sport fondsenbad Leiden". De heer W i 1 m e r (R.K.) vraagt naar de motieven van deze standpunt wijziging. Op 10 Mei 1937 stond het reeds vast, dat het p:an-Koster er komen zou. En toch wilden B. en W. toen in beroep gaan. Waarom thans met meer? De heer Jongeleen (S.D.A.P.) vindt het jammer, dat hiermede tevens het plan van een tweede onoverdekte zweminrichting van de baan is. Overwegen B. en W. thans nog de inrichting van een tweede open zweminrichting? De heer Beekenkamp (A.R.) vraagt naar de consequenties wat betreft het uit breidingsplan op het Scnuttersveld. De voorzitter: Ik wist in Mei niet, dat de beslissing van de Kroon zoolang op zich zou laten wachten. De situatie is thans wezenlijk anders dan op 10 Mei 1937. De kwestie van een tweede openzwembad speelt wel degelijk een rol. Over de moge lijkheid daarvan valt te praten wanneer de plannen daartoe niet veerbonden zijn aan een overdekte zweminrichting Alles bijeen ljjkt het wenschelijk om het beroep thans niet verder door te zetten. De gemeente ziet de mogelijkheid van een tweede open zwembad zeker onder de oogen. Consequen ties voor het uitbreidingsplan heeft deze zaak z.L niet.- Daarna goedgekeurd. Grondverkoop. b. Voorstel inzake den verkoop van een gedeelte van de Binnenvestgracht, kadas traal bekend gemeente Leiden, Sectie A. No. 1317 (ged.) en Sectie C. No. 1605 (ged.) aan de N.V. Meelfabriek „De Sleutels", voorheen De Koster en Co., te Leiden. De heer Coster (R.K.) maakt aanmer king op den verkoopprijs. De heer G o s 1 i n g a (A.R.) zegt, dat verscheidene personen een stuk bouwgrond it die omgeving willen koopen, doch dat B en W. een beslissing daarover nog aan houden, omdat men het verloop van zaken 11 verband met het maken van een weg en een brug wil afwachten. Spr. stelt voor, ook dit punt aan te houden totdat meer bekend is over het tot stand komen van den aan te leggen brug. De vergadering wordt daarop verdaagd tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. De zitting wordt 's avonds te acht uur hervat. De heer Manders (R.K.) steunt het voorstel-Goslinga om het voorstel van B. en W. aan te houden. Spr. acht het ge- wenscht, dat de zaak opnieuw wordt on derzocht in verband met de bezwaren van den heer Marijt, die door de demping van het water gedupeerd wordt. De heer van Eek (S.D.) acht het even eens beter, dat de zaak wordt uitgesteld, omdat verschillende dingen hem niet hel der zijn. Wethouder Wilbrink (C.H.) heeft toch wel bezwaar tegen uitstel. Wat de heer Goslinga doet lijkt spr. niet erg lo gisch. De heer de Koster had geen behoefte aan grond, maar door het dempen van de Binnenvestgracht door de gemeente ont stond een anderen toestand. De stank, ont staan door de vervuiling ter plaatse slaat heel spoedig het meel en het graan aan, dat in de fabriek van de fa. de Koster ligt op geslagen. Deze firma komt dus wel in sterke mate in 't gedrang. Wanneer daartegenover andere belangen worden afgewogen, dan gelooft spr., dat de heer Marijt niet kan la ten gelden, dat hij de gebouwen, die hij er heeft staan, gebruiken moet als huiden- plooterij, want als zoodanig heeft hij de gebouwen nooit gebruikt. Het vervoer, dat de heer Marijt door de Binnenvestgraebt heeft, is niet van zeer groote beteekenis. Het huidenvervoer geschiedt zelfs vooral per as. De bezwaren van den heer Marijt heeft spr. dus niet zoo zwaar aangeslagen. De belan gen van de fa. de Koster wegen aanmerke- kelijk zwaarder. De gelegenheid is nu gun stig om het water te dempen. De grond gaat de fa. de Koster 6.— per M2. kosten. Dus zoo goedkoop is dat niet voor industrie terrein. Het voorstel van B. en W. is een consequente voortzetting van hetgeen tot nogtoe is besloten. De heer Goslinga (A.R.) wil toch lie ver de zaak nog eens aanzien. De bouw grond die er ios komt wordt immers ook nog niet verkocht. Wij moeten eerst eens zien hoe de toestand er wordt. De percee- len water kunnen wel bouwgrond worden. Ze liggen aan een weg. De heer van Weizen (Comm.) meent, dat de toestand die ter plaatse zal ont staan werkelijk niet zoo onduidelijk is. De bezwaren van den heer Marijt zijn opge schroefd. Spr. is dan ook tegen het uitstel- voorstel. De heer van Eek (S.D.) is door de uit eenzetting van den heer Wilbrink overtuigd en acht uitstel niet meer noodig. De heer Manders (R.K.) daarentegen is nog geheel niet overtuigd. Het belang van den heer Marijt is toch ook van betee kenis. Spr. zou nog wel eens gaarne onder zocht hebben of de bezwaren van den heer Marijt inderdaad opgeschroefd zijn. De heer Wilbrink vindt de argumen tatie van den heer Goslinga in hooge mate gezocht. De gemeente heeft daar geen en kel belang meer. Het uitstel-voorstel-Goslinga wordt ver worpen met 28 tegen 8 stemmen. Vcor stemden de heeren Eikerbout, Würtz, Lom- bert, v. d. Tas, Wilmer, Coster, Manders en Goslinga. 1 Het voorstel zelf. De heer Goslinga (A.R.) zegt daarna, het voorstel zelf behandelende, dat bij de demping geen enkel algemeen belang be trokken is. Het water is frisch en helder. Men mocht willen, dat het water van het Rapenburg zoo was. Men moet ook in het oog vatten, dat de heer Marijt een hinder wet-vergunning heeft om daar te plooten. Water is daarvoor onmisbaar. En nu gaat men daar het water dempen omdat er in de toekomst gevaar voor de gezondheid zou kunnen ontstaan. Is dit een rechtmatige overheidsdaad? Spr. betwijfelt dit. De heer Marijt zou de gemeente een proces kunnen aandoen. De bezwaren van den heer Marijt hebben op spr. intusschen niet de grootste indruk gemaakt. Het gaat over de zaak zelf, over de vraag of hier een algemeen belang in 't geding is. Een daarom kan hij zyn stem aan dit voorstel niet geven, tenzij de heer Wilbrink een aantal dikke Bertha's weet te gebruiken, die zijn betoog omver schieten. De heer Coster (R.K.) dient een voor stel in om den koopprijs van de te dempen grond te verhoogen van 20 op 40 ct. per M2. De heer Manders (R.K.) onderstreept het betoog van den heer Goslinga en zai ook voor het voorstel-Coster stemmen. De heer v. d. Kwaak (C.H.) zegt, dat reeds uit een oogpunt van stadsschoon het stukje gedempt moet worden. Ook de ver vuiling van het water is een feit. Er is wel degelijk een algemeen belang betrokken bij de demping. De heer Bergers (R.K.) gelooft, dat. de zaak moet uitgesteld worden tot de vol gende vergadering, omdat de belangen der belanghebbenden op de juiste wijze tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Wethouder Wilbrink (C.H.) behandelt nog eens de bezwaren van den heer Marijt. De hinderwet-vergunning is tot wederop- zeggens. Wat de prijs betreft merkt spr. op, i dat de fa. de Koster ook verplichtingen op zich genomen heeft, zoodat deze verkooping niet met een ander, die er een weinig op lijkt, kan vergeleken worden. De Voorzitter merkt op dat z.i. van een onrechtmatige daad tegenover de fa. Maryt hier geen sprake is. Het voorstel-Coster (verhooging van den prijs) wordt verworpen met 31 tegen 3 stemmen. Vóór de heeren Lombert, Coster en Manders. Het voorstel van B. en W. wordt aange nomen met 28 tegen 8 stemmen. Tegen de heeren: Eikerbout, Würtz, Lombert, Wil mer, Coster, Manders, Goslinga en Bee- kenkamp (de laatste bij vergissing). Belangrijke transactie met Rijnsburg. c. Voorstel inzake, het koopen van de gemeente Rijnsburg van het aan haar toe- behoorende gasbuizen- en kabelnet en ver dere inrichtingen, dienende voor de dis tributie van het gas en de electriciteit in die gemeente, het aangaan van overeen komsten met die gemeente betreffende de levering van gas en electriciteit door de Stedelijke Lichtfabrieken en tot vaststel ling van de desbetreffende begrotings staten. De heer De Reed e (C.H.) heeff tever geefs gezocht naar de argumenten die B. en W. tot dit voorstel hebben geleid. Zake lijke argumenten hebben niet kunnen gel den. Leiden doet hier een groote kapitaals uitgave, die in de toekomst niet terugge wonnen kan worden. Ook uit monopolisti sche overwegingen kan hier niet gehandeld worden, omdat een monopolistische positie in de omgeving toch niet kan worden be reikt. Spr. heeft de indruk, dat de Rijns burgers goede kooplieden zijn en dat zij in hun vuistje zullen lachen als dit voor stel aangenomen wordt. De heer Goslinga (A.R.) betoogt daartegenover, dat het van belang is, dat we in Rijnsburg in plaats van engros-ge- meente concessie-gemeente worden. Recht- streeksche levering aan de particulieren is altijd voordeeliger. Als dit voorstel afge stemd wordt, dan moet toch overgegaan worden tot verlaging van de engros-prijs. Dit moet ook in aanmerking genomen wor den. Het voordeel van de concessie komt niet a la minute, maar zal in de toekomst zeker niet uitblijven. De voorzitter wijst er op, dat inder daad de engrosprijs had moeten worden verlaagd. Dit zou eenzijdig tot verlies heb ben geleid. De thans voorgestelde regeling zal, naar B. en W. hopen, het verbruik van electrische stroom belangrijk opvoeren, waardoor de inkomsten uit Rijnsburg niet onaanzienlijk worden verhoogd. De heer de Reede heeft een rekening gemaakt, maar de Lichtfabrieken hebben dat ook gedaan en komen tot een geheel ander resultaat, dat aanmerkelijk voordeeliger voor Leiden is. De zaak is van alle zijden bekeken en da directie der Lichtfabrieken is tot de con clusie gekomen, dat deze transactie alles zins gerechtvaardigd is. De heer d e R e e d e (C.H.) geeft toe, dat zijn berekeningen eenigszins simplistisch zijn, maar hij is toch van meening, dat de vooruitgang van de afname in Rijnsburg niet zeer snel zal gaan. Het laat spr. steen koud of Leiden concessiegemeente wordt inplaats van grossier, wanneer Leiden daar van geen voordeel heeft. Het is beter Rijnsburg een prijsverlaging te geven, dan een riskante transactie aan te gaan. Spr. acht dit voorstel uit den boo ze en zeer in het nadeel van het algemeen belang van Leiden. Het voorstel van B. en W. wordt aange nomen met 26 tegen 7 stemmen. Tegen de heeren v. d. Kwaak, Tobé, Lombert, Wil brink, de Reede, v. d, Reyden en van Rosmalen. Tot 11 uur open. Spoedeischend wordt besloten op verzoek van de Leidsche Middenstandscentrale toe stemming te verleenen dat de winkels op 4 Dec. tot 11 uur mogen zijn geopend. J Schoenen of klompen. 20o. Prae-advies op het voorstel: a. van mevrouw Braggaarde Does in zake het verstrekken van schoenen met de daarbij behoorende reparatie, in plaats van klompen, aan behoeftige leerplichtige kinderen; b. van den heer van Eek inzake uitbrei ding van het aantal gemeentelijke verte genwoordigers in het bestuur van de ver- eeniging „Schoolkindervoeding en -klee ding"; c. van den heer Goslinga om warm voed sel verkrijgbaar te stellen voor daarvoor in aanmerking komenden en tegelijker tijd de schoolkindervoeding te beëindigen. Mevr. Braggaar de Does (S.D.A.P). is door het prae-advies zeer te leurgesteld. Zij is van de gedachte uitge gaan, dat haar voorstel de steun aan werk- looze schoenmakers zou verminderen met 8000.Uit het prae-advies blijkt, dat dit bedrag op slechts ƒ2.500 kan worden ge raamd. Spr. ziet zich daardoor genoodzaakt haar voorstel te wijzigen in dien zin, dat zij de schoen-reparatie uit haar voorstel laat vervallen. Spr. verdedigt daarna dit gewijzigde voorstel. Van de 1725 kinderen, die door de Vereeniging Schoolkindervoeding en -Klee ding worden gesteund waren er 549 die op medisch advies schoenen moesten dragen. Deze hebben daarmee 10 maanden gedaan, zoodat dit dus heel goed mogelijk blijkt te zijn. 668 andere kinderen hebben van klom pen geen gebruik gemaakt. Slechts 507 van de 1724 kinderen dragen dus de verstrek te klompen en men moet het schrijnend leed dezer kinderen niet onderschatten. Wat er overblijft van het argument, dat het ver strekken van schoenen het schoolbezoek be lemmert begrijpt spr. niet, als men let op de 1117 schoenendragers. Was daarom hot schoolverzuim zoo groot? Spr. leest daar na het oordeel van een medidus voor, die het dragen van klompen schadelijk acht. j Den heer v. d. Laan is het opgevallen, dat men hier blijkbaar het dragen van klompen als iets minderwaardigs beschouwt terwijl het dit toch heelemaal niet is. Klom- I pen dragen is, vooral in het winterseizoen, veel gezonder dan schoenen. Met gebrek- I kig schoeisel hebben de kindeden den gehee len dag koude en nuatte voeten, terwijl dit met klompen niet 't geval is. Dat schoenen niet 10 maanden lang meegaan staat vast. Het gevolg is schoolverzuim. De ouders de reparaitie laten betalen) daarvan komt niets terecht. Is ook het oordeel gevraagd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9