Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN Kortsluiting 29ste Jaargang WOENSDAG 17 NOVEMBER 1937 No. 8881 S)e Gcickcfie (Soti^aut DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent Der weekj 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week S 2.60 per kwartaal Franco per post f 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent. met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I! GIRONUMMER 103093, POSTBUS No. il DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT t Gewone Advertentlën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES "an ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: 1 0.50 CULTUUR Een Vondel boek voor ons Roomsche Volk1) Er mag vandaag geen Nederlander of Nederlandsche zijn, die niet met hart en gedachte een oogenblik naar Keulen trekt, het eerbiedwaardige Keulen van de 16de eeuw, waar op dezen 17den November, nu 350 jaar geleden, Joost van den Vondel ter wereld kwam. Men kan zich moeilijk voorstellen, dat er nog iemand is in heel het land, die niet op een of andere wijze van dit Vondel-jubileum vernomen heeft. Onze bladen hebben er bij herhaling van gesproken en telkens werd weer onze aan dacht geprikkeld door de aankondiging van bepaalde feestelijkheden, samenkom sten of opvoeringen, naar aanleiding van dit Vondeljaar op touw gezet. Men mag wel zeggen, dat moeite nog kosten ge spaard zijn, om heel ons volk aan 't Vonde- len te brengen en wij kunnen deze po gingen slechts vreugdig begroeten. Het is dan ook in -dezen geest, dat we vandaag de aandacht vestigen op een Vondeluitga ve, die goed begrepen en aangewend, in de Vondel-herleving een heel aparte plaats zal hebben. We bedoelen d.e Vondelbloem lezing „Op 's hemels ronde spil", door Pa ter Maximilianus O.M.C. bij het Thijm- fonds in 't licht gegeven. Een uitgave, die geheel in de lijn van het Thijfonds ligt, omdat weinigen zoo goed a1- Thijm de beteekenis van een herleving van Vondel voor de katholieke emancipatie begrepen hebben. Pater Maximilianus volgde bij de samen stelling van dit Vondelboek een eigen procédé. Hij had zich tot taak kunnen stel len, een volledig overzicht van Vondel's werkzaamheid te geven, door fragmenten van zijn meest karakteristieke werken chronologisch aaneen te rijgen en zoo te gelijkertijd het levensverloop van den wijd- schen meester als in zijn verzen tot uiting te brengen. Dat had ongetwijfeld z'n voor deden gehad op literair-historisch gebied: het had den lezer in staat gesteld den groei van den dichter te volgen. Maar de samensteller heeft dat niet ge wild. En wel omdat hij het niet het voor naamste vond. Het was zijn bedoeling niet, zegt hij, Vondel te leeren kennen als mensch, als historische figuur, als cultuur schepper van den eersten rang, hij wilde „enkel maar de aandacht vestigen op het mooie dat Vondel geschapen heeft". Zijn doel, zegt hij, was zuiver aesthetisch: deze bundel moet ons volk de schoonheid van het Vondelsche vers leeren proeven. Daar toe koos hij een aantal teekenende frag menten uit, die hij onder een elftal hoof den gegroepeerd heeft. Bijvoorbeeld over de natuur en het gezin, een reeks rouw gedichten. schilderingen van ons vaderland en vooral van Vondel's geliefd Amster dam, zijn ernstige levenskijk en zijn ba rokke, maar volkomen gekerstende helden- vereering, ten slotte een aantal getuigenis sen van zijn gloeiende Christusliefde en zijn theo-centrische wereld- en levensbe schouwing. Pater Maximilianus heeft een gelukkige keuze gedaan. Hij stelt zich voor, de schoon heid van Vondel's verzen voor oningewij- den te ontsluiten: terecht zag hij in, dat hij dan niet met lange gedichten aan moest komen, stukken, die heel veel studie van taal en historische entourage vereischen. Ook begreep hij, dat het nuttig en noodig was, door voetnoten den soms duisteren zin te verhelderen en ongebruikelijke woorden te verklaren. Hij heeft uit Von del's overvloed een aantal kostelijke pa rels saamgelezen. Hij weet wel, dat er heel wat uit z'n verband gerukt werd en losgemaakt van een geheel, waarin het eigenlijk nog schooner is, maar hij beseft terecht, dat „het beste de vijand van het goede zou zijn". Hij wil bereiken, dat deze stukken allereerst gelezen worden: wie waarlijk begrepen en genoten heeft, gaat vanzelf naar meer verlangen. Men moet zich eens enkele dagen met dezen Vondelschat in een hoeksken ver bergen: men zal een wereld ontdekken. Want dat is Vondel: een wereld. De oude Grieken wisten al, dat de mensch een mi- krokosmos is, een wereld in 't klein. Von del is zoo'n mikrokosmos van het grootste formaat. Hij is een grootste onder de men sch en. Wie begint met Vondel te lezen, zal al lereerst op den renaissance-mensch stoo- ten, den man vol eruditie, vol kennis van klassieken en mythologie. Velen voelen zich dan afgeschrikt en leggen het boek weer weg: het komt er opaan, eens enkele dagen dóór te lezen; men zal tot zijn vreugdige verwondering bemerken, dat er onder dat uiterlijke geraamte van my thologische beelden en klassieke voornaam heid een levenswarme mensch verbor gen is. Een onvervalschte mensch, die schreien en lachen kan, toornen en vertee- derd zijn, vermanen en juichen en vlijm scherp hekelen of schamper spotten. Maar een, die dat alles in grootsche stijl doet, met iets koninklijks in zijn gebaar, in zijn oogen en in zijn stem. „Vondel of de ma jesteit" noemt Th. de Jager de studie, wel ke hij voor enkele dagen (als een speciaal Roeping-nummer) verschijnen liet: dat „majesteit" is een meesterlijke vondst; het teekent Vondel ineens ten voeten uit. Ze ker heeft de meester iets meegekregen van die klassieke hoofdschheid, die in zijn dagen tot de bon ton behoorde van het intellec- tueele publiek. Maar deze mode hoofdsch heid alleen kan de geestelijke voornaam heid van den Amsterdamschen kousen koopman niet verklaren. Dit lag veel die per; het was zijn innerlijke grootheid zelf, die hem als noodzakelijk het majesteite lijke woord deed zoeken; hij zag het leven grootsch naar alle kanten; hij moest zijn visie wel verbeelden in een prinselijken vorm. En de voornaamste reden, waarom hij alles zoo grootsch zag, was deze: hij zag alles rustend in God of voortkomend uit Zijn hand. Zijn theo-centrische wereld visie is wellicht zijn meest teekende eigenschap; ik geloof niet, dat het mogelijk zou zijn. een Vondelbloemlezing samen te stellen, waarbij deze diep-godsdienstige le vensopvatting geheel verdoezeld werd. Zij zou in elk geval het Vondel-beeld tot in den grond vervalschen. Deze verheven kijk op het leven uit zich bij Vondel in twee vormen, die zich aan den buitenstaander als een tegenstelling voordoen, maar die men bij den echten Christen altijd tezamen vindt, omdat zij in het waarachtig Christelijke leven elkan der veronderstellen en vervolledigen. Vooreerst is er de ernstige vorm van Vondel's theocentrische levensopvatting. Het leven is hem in den grond een ern stige, verheven zaak, waar men niet luch tig en gemakkelijk overheen kan gaan. Hij ziet de tegenstelling in het leveny den strijd tusschen goed. en kwaad, de vergankelijk heid en kortstaondigheid van deze aarde, het heerlijke van zedelijke grootheid, de wonderbare glans vooral van de ootmoed. Rondom deze thema's heeft hij een me nigte verzen geschreven, zelfs kan men zeg gen, dat zijn poëzie zich voor't grootste deel rond deze onderwerpen beweegt. Men heeft hem iri dit. verband het „zingende geweten" genoemd van zijn tijd. Daarbij mag men toch niet vergeten, dat deze ernstige le venskijk nimmer tot een star en dor pu ritanisme verviel, maar steeds een mild omhoogzien tot achtergrond had. Waar Vondel zijn stoere, onwrikbare levensbe ginselen verkondigt, heeft hij toch niets van den vervelenden zedenpreeker: eer der doet hij denken aan een kerkvader of een profeet. Als typeerend voorbeeld kiezen we het volgende gedicht, een fragment uit Jephta: Het alziende oog ziet neer door alle starren, En nevels, hoe wij hier beneden warren In schaduwen, verbijsterd en verblind Van aardsheid, daar men troost noch heil bij vindt. Geen aardsheid kan den rijksten mens meer geven Dan aards 'genot, een kort onzeker leven, Vol ziyarigheên. Men plukt geen roos, of voelt Den doren, die de hand kwetst. Hoe men woelt Om rijkdom; hoe men zweet om eer en staten; Met Icronegoud en scepteren bezaaid, En diamant en perlen: schijngoed paait Geen gierigaard; geen wellucht wulpse zinnen. In Gode is 't al, daar buiten niets te winnen. Of we denken aan een kort fragment uit Faëton, dat in deze bundel als „zang der uren" werd afgedrukt: Wij passen op ons ronde, Gedurig op de wacht, Verzuimen geene stonde, Voltrekken dag °n nacht Het ambt, ons hoog bevolen. Wat dwaalt, of nimmer dwaalt, Dit uurwerk mag niet dolen. Geen zonnewijzer faalt In 't merken van zijn streken. Al hoort men klok noch klank, Ons stomme tongen spreken, En roepen: „Gaat uw gank. Verzuimt geen ogenblikken. Het leven rent voorbij, o Mensen, kost ge wikken en wegen uw getij, Dat nimmer weer zal keren, Gij zoudt den tijd waarderen." Maar nooit is Vondel in dezen ernst ten onder gegaan; altijd weer zag hij hem uit monden in vreugden zonder eind; hij was in zijn diepste wezen een blije mens. Zijn leven was vol van verrukkingen, bovenal om de wonderbare heerlijkheden, die ons hierboven te wachten staan. En hij kon aan dat innerlijk vervuld-zijn uiting geven met de vervoerende spontaneïteit van het kind. Vondel, de majesteit, was in zijn grond een kinderziel. Luister eens een oogenblik naar dit feestelijke, ongedwongen Kerst lied, dat recht uit het hart gezongen werd en u overrompelt met zijn jubelende blfjd- Wat zon is komen dalen In den maagdelijken schoot! Ziet hoe schijnt ze met heur stralen Alle glansen doof en dood. Ai hoe schijnt dit hemels Kind, Aller zielen licht en hoeder, Zon en maan en starren blind, Uit den schoot der zuivre moeder! Englen, daalt van 't Paradijs: Zingt den hemel eer en prijs, En met vree de harten kroont, Daar een goede wil in woont Men zou veel meer willen aanhalen om alle kanten van deze edele, wijdsche, rijke natuur te openbaren. Men zou zijn plas tisch taalvermogen willen laten zien, hem toonen als de schouwende metaphysicus en mysticus, de zwierige renaissancist, de tee- dere huisvader, de aangrijpende dramaturg, de minnaar van natuur en schoonheid, het jubelende kind. Maar dat voerde ons veel te ver: de bedoeling van ^eze beschouwing is juist den lezer te verwijzen naar den bundel, dien Pater Maximilianus met zoo veel kennis en smaak heeft saamgelezen en ingeleid. Slechts willen we besluiten met een frag ment uit de opdracht aan de Heilige Maagd, dat ons in feestelijke glansenen toch innig en diep de Boodschap des en gels voor den geest brengt. Hoe wemelde de Geesten, die vast drongen, Te Nazareth, ort uwe bruiloftscel! Hoe blo, hoe heus ontvingt gij Gabriel! Wat bruiloftslied hebt gij hem nagezongen! Een vlam ontstak terstond uw bruiloftskamer. Gods Geest, een kracht, een Duif van 't hemels dak Omhelsde en kuste uw kuisheid, zonder vlak; Die dronk het Woord; geen dauw drupt aangenamer. Op 't lelieblad. Hoe wierd u toen te moede! Schaamroode ziel, Gods wellust, Hemelbruid. Uw Bruigom leidde u Gods geheimnis uit. Gij kleedde God, het Woord met uwen bloede; Den schoonsten van 't ontelbre tal der mensen, Zo zag men Hem, van Jesse's struik en stam, Te Bethlehem; waar Hij te voorschijn kwam, 't Beloofde Zaad, begroet met zoo veel wensen. Dr HENRI VAN ROOIJEN, Kruisheer. Zoeterwoude, 17 Nov. '37. 1.) Op 's Hemels ronde spil. Poëzie van Vondel. Bijeengebracht en ingeleid door P. Maximilianus O.M.C. Uitg. Thijmfonds, Rotterdam, (2.90 en 3.75). EEN ARBEIDER ERNSTIG GEWOND. Storing in den trein- en tramdienst tusschen Haarlem en Amsterdam, Een zeer ernstig ongeluk in het onder- station van de P.E.G.E.M. aan den Ouden weg te Haarlem heeft hedenmorgen sto ring veroorzaakt voor de treinen en trams op het traject AmsterdamHaarlem. Om ongeveer 9 uur was in het genoem de onderstation een arbeider aan het werk in een kabelhokje. Doordat men waar schijnlijk vergeten had den stroom uit te schakelen, ontstond er plotseling in het hokje kortsluiting, wat een geweldige vlam veroorzaakte. De man liep ernstige brandwonden op en is na voorloopig ver bonden te zijn in zorg wekend en toestand naar het St. Elisabeth-gasthuis te Haar lem .overgebracht. De politie maakte procesverbaal op. Doordat de stroom in het ondemtation was uitgeschakeld en daardoor ook de toe voer naar de bovenleiding van de treinen en trams op 't traject Amsterdam-Haar lem, konden deze voertuigen plotseling niet meer verder. Op het station te Haai- VLIEGRAMP BIJ OOSTENDE EU personen omgekomen In den mist tegen een schoorsteen gevlogen Nabij Oostende is een vliegtuig van de lijn MuenchenBrusselOostende, de O. O AUB. Ju 52, neergestort, Het vliegtuigongeluk heeft elf menschen het leven gekost. Nader wordt vernomen, dat bij het on geval om het leven zijn gekomen: de we duwe van den onlangs overleden groother tog Ernst Ludwig von Hessen, Elionore, groothertog Gerorge Donatus von Hessen, zijn echtgenoote Cecilie, geboren prinses van Griekenland, en hun beide zoons Lud wig Ernst en Alexander Gerog, verder Freiherr von Riedessel zu Eisenbach, inge nieur Martens en het kamermeisje van de groothertogin, Lina Hahn. De groothertogelijke familie was op weg naar Londen om tegenwoordig te zijn bij het huwelijk van den broeder van den groothertog, Louis Hermann. Verder is geheele bemanning bestaande uit den bestuurder, den radio-telegrafist en den werktuigkundige om het leven geko men. De oorzaak van de ramp moet in den mist gezocht worden. Het vliegtuig was te 13.53 uur van Frank fort vertrokken in verband met^de weers omstandigheden was het niet te Brussel geland. De bestuurder wilde te Steene, een buitenwijk van Oostende, dalen, doch de machine kwam daarbij in botsing met een fabrieksschoorsteen. Een vleugel werd van het toestel losgescheurd, het vliegtuig stort te neer en vloog in brand. De lijken der slachtoffers waren verkoold. Het vliegtuig was een toestel van de „Sabena". Tot het oogenblik van het ongeval stond het vlieg tuig in draadlooze verbinding met het vliegveld. Gendarmes houden een aanzienlijke me nigte nieuwsgierigen op een afstand van het wrak. Den geheelen nacht is de afzetting rond om de overblijfselen van het verongelukte vliegtuig gehandhaafd. Het toestel is uit gebrand, men heeft echter nog niet het stoffelijk overschot der slachtoffers uit de overblijfselen geborgen. Voorts heeft men het wrak zoodanig afgeschut, met takke- busschen etc. dat het van het vliegveld niet meer gezien kan worden. Vanmorgen vroeg reeds was het parket uit Brugge ter plaatse, vergezeld van een drietal deskundigen, teneinde voor zoover mogelijk de oorzaak van het ongeluk vast te stellen. Er bestaat echter weinig twijfel aan of de voornaamste oorzaak zal in den dikken mist gezocht moeten worden, die ten tijde van de ramp boven het vliegveld hing. De tot op flinken afstand weggesprongen brokstukken van het toestel zijn thans alle verzameld. Het lijk van den piloot heeft men reeds kunnen identificeeren. Het blijkt, dat hij bij de botsing van het toe stel tegen den schoorsteen een schedel breuk bekomen heeft, zoodat als- vast staand mag worden aangenomen, dat hij bewusteloos was, toen het toestel tegen den grond sloeg en in brand vloog. Men meent verder het stoffelijk overschot van verschillende andere slachtoffers te heb ben geïdentificeerd, doch met een defini tieve uitspraak dienaangaande wacht men tot Ludwig von Hessen zal zijn aangekomen, die den laatsten tijfel zal kunnen wegne men. In afwachting hiervan heeft men de stoffelijke resten nog ter plaatse gelaten. Wel heeft men het wrak zoo ver uiteenge- zaagd. dat de lijken op ieder gewenscht oogenblik kunnen worden geborgen. Men verwacht hier, behalve den Belgi schen minister van verkeerswezen, Marcel lem werden zoo spoedig mogelijk ïoco- I mo-tieven in dienst gesteld, die de electri- I sche treinen over het stroomlooze traject brachten. Om ongeveer kwart voor tien was de toevoer weer hersteld en werd ook de treinenloop weer normaal. De trams van de N.Z.H.T.M. moesten echter van Sloterdijk tot Haarlem op de rails blyven stilstaan gedurende de drie kwartier dat de toevoer was verbroken. De Forensen trams waren gelukkig reeds in Amster dam, zoodat de forensen er geen last van ondervonder. Dit nummer bestaat uit vier bladen. VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland Maisky verklaart, dat Rusland de niet- inmengings-resolutie onvoorwaardelijk aanneemt. (2de blad). De toestand van den H. Vader. (2de blad). Grootsche ontvangst van koning Leo pold te Londen. (2de blad). Bij Oostende is een Belgisch lijnvliegtuig neergestort. Elf dooden. (1ste blad). Binnenland De Vondel-herdenking te Amsterdam. (3de blad). De Staatsbegrooting in de Tweede Ka mer. (3de blad). Storing in treinenloop HaarlemAm sterdam tengevolge van arbeidsongeval. (lste blad). Op den weg LcchemDiepenhelm reed gisteravond een auto met vier personen te water; een der inzittenden overleed. (4de blad). Doodelijk geval van gasverstikking t« Groningen. (4de blad). Zware brand te Scheveningen. (4de bL). Lelden Jeugd van alle richtingen heeft vandaag eendrachtig Vondel geëerd, (lste blad). Sport en Wedstrijden De achttiende partij dr. Euwe—dr. Al- jechin afgebroken. (4de blad). Henri Jaspar, ook de Duitsche minister van buitenlandsche zaken, freiherr von Neuratb. Zoodra de lijken definitief zijn geïdenti ficeerd, zullen zij worden overgebracht naar de kerk van Conterdam, vanwaar zij, vermoedelijk nog in den loop van van daag, naar Duitschland zullen worden vervoerd. VUURPIJLEN TE LAAT AFGEVUURD Het ongeluk met het toestel van de Sa bena bij Oosteinde kan niet geweten wor den aan den piloot aldus het oordeel van den vlieger Georges Hamet, die getui ge geweest is van de ramp en die een on derhoud heeft toegestaan aan een verte genwoordiger van de „Dernière Heure". De oorzaak moet gezocht worden in de gebrekkigheid van de vuurpijlen, die men had moeten afschieten, om den piloot Lam- botte het vliegveld aan te wijzen. De eerste vuurpij1 functionneerde goed. De tweede mislukte en de derde werd te laat de lucht ingezonden. Lambotte, die hier had willen landen, begon met de landingsma- nceuvre na vuurpijlen voor de plaatsbe paling te hebben aangevraagd. Daar de vuurpijlen echter te laat kwamen, vloog hij over het vliegveld heen en botste tegen het obstakel, dat aan den anderen kant stond. DE NIEUWE ZEPPELIN L.Z. 130. BERLIJN, 17 November. (A. N. P.). De nieuwe Zeppelin „L. Z. 130", welke op het oogenblik wordt gebouwd en waarvoor helium zal worden gebruikt, zal laat in het voorjaar van 1938 gereed komen. Op het oogenblik worden de stalen cy linders gemaakt, waarin het helium van de Vereenigde Staten naar Duitschland zal worden gebracht, zoodra zij gereed zullen zijn, zullen zij naar de Vereenigde Staten worden gezonden, om te worden gevuld. Het luchtschip zou oorspronkelijk in het najaar van 1937 gereed gekomen zijn, doch het vaartuig moest worden, omgebouwd voor het gebruik van helium.. Het oude luchtschip „Graf Zeppelin" zal te Frank furt am Main als een „museumstuk" wor den bewaard, aangezien het te duur zr komen het geschikt te maken voor het g bruik van helium.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 1