WOENSDAG lü NOVEMBER 1937
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 12
CORRESPONDENTIE
Antje Keizer, Zütphen. Neen,
maar, dat was me een verrassing jullie te
zien; samen, gezond en wel voor me te
zien. En kleine Japie ook al! Nou maar,
ik behoef zeker niet te zeggen, of ik jullie
deelname aan den wedstrijd op prijs stel.
En dan de bijdragen? Gerard voert de pen
als een professor en Antje? Nog met de
jaren niets verleerd. Fijn zoo! Dag jon
gens! Groeten van Tante Marie; de hand
voor U allen! Hoe is het met je vinger
Antje? Weer in orde?
Cor van Diemen, Zoeterwoude.
Wat een pracht-uitstapje was dat!
Heusch, daar had ik bij willen zijn. De
echo-put heb ik ook gezien, maar wat jü
vertelt van dat tonnetje, heb ik niet mee
gemaakt. Wat een bofferds zijn jullie! De
Prins en Prinses tweemaal te zien op dien
tocht: het lijkt een sprookje. Zoo'n dag
vergeet men niet licht, is wel? Dag Cor!
Groet je ouders van me!
Jans Meijer, Haarlemmer
meer. En waarom de raadsels niet
gemaakt? Waren ze te moeilijk? Dat kan
niet zijn. Den Haag en Scheveningen blij
ven voor alle vreemdelingen twee plaatsen
die men zien moet. Wat zal Bep al knap
zijn? Jongen nog toe, in de zevende klas
al! Dag Jans! Veel groeten wederkeerig
aan allen! Voor jou de vijf!
Nico Schram a, Voorschoten.
Het doet me plezier te hooren, dat je
mijn oud-vriendje uit Voorschoten weer
gezond is. Herman Timmerman ken ik
zeer goed. Zeg, wat' ben jij een kraan in
taal! In 12 zinnen maar drie fouten, dat
is gewoon schitterend. Het schrijven kon
wel beter zijn, zegje. Dat is waar! Maar
dat is geen hoofdvak. Geleerde menschen
schrijven doorgaans slecht. Let maar eens
op! Dag Nico! Groeten thuis! Hoor ik nog
eens wat?
Jeanne van Steijn, Noordwij-
kerhout. Maar mijn beste Jeanne,
niemand belet je om versjes in te sturen;
opstellen te maken en verhaaltjes voor
ons te schrijven. Begin maar en laat eens
wat zien. Wat goed is en een plaats waard
is, krijgt een beurt. De verjaardag is ge-
nateerd. Zie eens! Ik feliciteer je ook den
20sten dezer. Daag!
Marie Deckers, Zoeterwoude.
Het doet m eplezier te hooren, dat je
moeder zoo flink ter zijde staat. Dat moet
ook! Hoe ik de teekening van Cor vond?
Wel heel goed! Men moet altijd den leef
tijd in acht nemen en de wil voor de daad
Je moet de zakdoekjes toch gebruiken
Marietje! Daar zijn ze voor. Hoe is het nu
met de verkoudheid? Zeker wel in orde,
is wel? Dag Marie! Veel groeten aan Pa
en Moe en de broertjes en zusjes en voor
al aan den teekenaar van het mooie huis.
Anny van Dorp, Leiden. Zoo
als je gezien hebt, heb ik zusie nu op 30
Sept. geboekt. En wanneer is Rietje jarig?
En jij zelf dan? Hebben jullie geen broer
tjes? Dat zou jammer zijn! Dan konden
jullie drietjes dat kereltje eens fijn ver
wennen. Dag Anny! Gioet vader en moe
der en de zusjes van me!
Marietje v. d. Meer, R'veen.
Heb ik nu je ver^ardag oo 26 October ge
plaatst of niet? Uit je briefje zie ik, dien
datum en in de lijst vind ik je naam niet.
Hoe dit nu zit. Voor het volgend jaar ben
je ingeschreven. Het doet me plezier te
hooren, dat je ons krantje zoo mooi vindt.
Trouw blijven volgen, Marietje! Er valt
altijd iets uit te leeren. Dag Nichtje! Groe
ten aan pa en moe en alle broers en zus
jes.
Jo Disseldorp, Hoogmade.
Wel Jo, jij bent niet de eenige thuis, naar
Ik hoor. Als ik goed tel. ziin jullie met der
tienen. Wat zal dat gezellig zijn en als
ze allemaal goed zingen kunnen, zouden
jullie samen een zangkoor kunnen op
richten met vader als dirigent natuurlek.
En nu maar weer tot den volgenden keer.De
hand voor alle huisgenooten, bijzonder
van jou en vader en moeder!
Zwartkopje, Den Haag. Hoe
bevalt het je op die Handelsavondschool?
Zoo'n reisje naar Brabant en Limburg lijkt
me toch wel heerlijk, Limburg vooral is
voor een Hagenaar buitengewoon mooL
Wat een pechvogel, die zus van ie! Zeker
is „de ijzeren Man" me bekend. Daar ben
ik vaker gewest. Jij hebt al heel wat ge-
zienLiesje. En nu wacht ik op een volgen
den brief, waarin ik eens hoor. wat je
groote plannen ziin voor de toekomst en
wat je zooal in Den Haag uitspookt. Dag
Zwartkopje! Groet mn°der en zus van me!
Voor jou de stevige vijf. z
Hierbij zetten we een punt.
Het is voor vandaag welletjes.
Tot de volgende week.
Wie een brief schrijft, krijgt een ant
woord terug.
Oom W i m.
Dat nemen we niet
door Diederik.
De strijd is uit, het is gedaan,
Wie heeft het pleit gewonnen?
Het is bekend uit de courant,
Daarom was het begonnen.
Groot was het aandeel in den strijd-
Van jongens en van meisjes;
De raadsels werden opgelost:
Tot looneen aantal prijsjes.
Maar wat mij opviel dezen keer,
't Is duidelijk gebleken;
Dat 't meisjesaantal grooter was,
Bij jongens vergeleken.
Hoe of het komt, ik weet dit niet,
Maar't mag niet meer gebeuren;
Dat jongens moesten onderdoen
Voor meisjes, 't deed mij kleuren.
Dit feit alleen zegt ons genoeg,
Laat jongens nu probeeren
Dat bij een wedstrijd, volgend maal,
De jongenskansen keeren.
Wij zijn het sterkere geslacht,
Al zijn we nu geslagen
Door meisjes, 't zwakkere geslacht,
Wij mogen niet versagen!
Dus, als Oom Wim met raadsels komt,
Is er wat goed te maken;
Dan zal de strijd om 't aantal gaan,
Waarnaar de jongens haken.
Komt wedstrijd jongens opgelet
Men zal dan naar ons kijken;
Wij strijden voor de jongenseer,
Laat dit de meisjes blijken!?
Goed gezegd, Diederik. Zoo moet het ook
zijn den volgenden keer. Ik zal er nog eens
op wijzen, ofschoon ik zoo ook tevreden
ben geweest en daarom dubbel dank zeg
aan mijn vele nichtjes en ze alvast wel
kom toeroep voor den a.s. wedstrijd.
Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
Van 12 tot en met 18 November.
12 Nov.: Nelly Eling, Gasstraat 66.
12 Nov.: Nelly Salman, Rijndijk 65.
12 Nov.: Frank Habraken, Molenstr. 27.
12 Nov.: Jo Groenendijk, Oostdwarsgr. 15
13 Nov.: Gretha Straathof, Stompw. weg
C 86.
13 Nov.: Agatha en Lina Beijk, Bijdorp-
straat 6, Sassenheim.
13 Nov.: Arend v. d. Santen, Oostvlietweg
37, Stompwijk.
14 Nov.: Bep Koot, Groenendijk, H'woude.
14 Nov.: Janny Kluyvers, Pr. Hendr.str 42
14 Nov.: Elisabeth Peters, Haarl.str. 46a.
14 Nov.: Truus Verbij, Hoogmade.
14 Nov.: Frans van Niekerk, Steekster-
weg 89, Alphen
14 Nov.: Wim Vreeswijk, Zoeterwoude,
Stompw.weg C 92.
15 Nov.: Jopie Veeren, Breestr. 108a.
15 Nov.: Annie Piekaar, Joubertstr. 33a.
15 Novy.: Annie Oosterhout, Oranjestr. 39.
15 Nov.: Annie van Zonneveld, Janvossen-
steeg 24.
15 Nov.: Riet v. d. Drift, Schenkel weg C
76a, Zoeterwoude.
16 Nov.: Eddie v. d. Linden, Rijnsb.w. 54.
16 Nov.: Joop Zoet A 34, O. Wetering.
16 Nov.: Lien v. d. Post, Vliet E 7, Zoe
terwoude.
16 Nov.: Annie Noest, Korte Langestr. 8.
16 Nov.: Bennie Rozenstraten.
17 Nov.: Willy Verbij, Rietveld, Hazers-
woude.
17 Nov.: Flora en Rika Verby, Hoogmade.
17 Nov.: Anny Heetveld(, Anna van Sak
senstraat 8.
18 èNov.: Anka v. d. Berg, Lange Kerkstr.
93, Wassenaar.
18 Nov.: Kees Dévilé, Mare 98.
18 Nov.: Hendrik v. d. Burg, Resedastr 27.
18 Nov.: Geertruida v. d. Laan, Langeraar
no. A 50.
18 Nov.: Wim Hermans, Plantsoen 99.
18 Nov.: Reinhard Erhard. Stationsw. 11-13
18 Nov.: Anny Wayer, Dr. van Noortstr.
18 Nov.: Sofie de Jeu, N. Wetering C 39.
18 Nov.: Bets, Rijkelijkshuizen, Langeraar
A 23.
18 Nov.: Leo van Ammerlaan.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien of bij het verlaten
der school van deze lijst wil afgevoerd
worden, schrijve me minstens 14 dagen
vóór den verjaardag.
Oom Wim.
Vfsschen
door Hes v. d. Meer.
Uit visschen gaan in de vacantie,
Dat vind ik wel een leuk verzet,
Daarom ging ik op een morgen,
Op stap met hengel en met net.
Ik ging en koos een mooie plek,
Mijn hengel was weldra vischklaar,
En turend naar mijn kleine dobber,
Dacht ik vischje: hap nu maar!
En toen ik een uurtje later
Weer huiswaarts ging, o wat een pret,
Er zaten heel veel kleine vischjes
Spartelend in het zware net.
U vraagt?
1. Hoeveel heidenen zouden nog wel in
Oost- en West-Indië zijn?
2. Wat wil zeggen: de katholieke Kerk
is apostolisch?
3. In welk jaar stierf Willibrord?
4. Wat is een „minaret"?
5. Wat is eigenlijk een „mummie"?
6. Wat zijn piraten?
Wij anlwoortEen.
1. 69 millioen. Je ziet, het zal nog lang
duren, eer al die menschen „Christenen"
zijn.
2 Dat wil zeggen: dat zij de eenige ver-
eeniging van Christenen is, die door de
eeuwen heen, zonder onderbreking is te
rug te leiden tot Jezus Christus en zijn
aoostelen. (De Paus is de opvolger van den
H Petrus).
3. In den nacht van 6 op 7 Nov. 739: be
graven te Eohternach in het Groothertog
dom Luxemburg.
4. Fen minaret is een ronde toren
(zooals ze die op de Turksche moskeeën
zetten).
5. Dit is een gebalsemd lijk, dat geheel
uprredronM js j}e OU(jo F«votenaren ken
den in 't bijzonder de kunst om de lijken
te balsemen en ze zoo tegen ontbinding te
bewaren. In fig. zin is een mummie
iemand, die pr geelachtig, stroef, mager
en d^nog uitziet.
6. Dat zijn zeeroovers. Piraterie is zee-
rooverij.
Oom Wim
HERFSTKLANKEN
door Anny van Diest
Heerlijk nu te dwalen door het stille
berfstbosch. Zoo vredig en kalm; je hoort
niets dan 't ruischen van huoge boomen.
Wat zullen ze elkander te vertellen hebben?
Wellicht van de vele wandelaars, die in den
zomer 't bosch betraden en nu zoo lang
zamerhand allen wegblijven. Misschien ook
wel van jolige kinderstemmen, die in den
afgeloopen zomer tusschen de boomen
klonken als blijde klokjes. De kinderen
komen nog wel in 't bosch zij 't dan ook
minder luidruchtig, zoekende naar eikels,
kastanjes en beukennootjes. Zoo nu en dan
onderbreekt een sjirpenJ vogelgeluidje de
stilte, die nu in 't bosch hangt Een najaars
zonnetje schittert mat langs de stammen
der boomen, zet de bruine kruinen in gou
den gloed. Betooverend mooi is 't nu; geen
schilderspalet die deze schoonheid kan
evenaren!
Duizenden loovertjes tooveren de stralen
der najaarszonne op de zachte moskussen
tjes. Kabouterkussentjes! Daar vleien nu
die kleine wezentjes hun vermoeide hoofd
jes! O ja, ze zijn toch wel bekoorlijk, die
wond're sprookjes van kaboutertjes en
boschnimfen, die 's avonds, als de menschen
slapen, door 't bosch dwalen en rusten op
de paddestoelen die in bonte nuanceering
onder de boomen prijken. Van feeën ook
die heur herfstdraden spannen, waarmee
ze de aarde als met fijne, teere sluier toe
dekken. Die moet men vooral 's morgens
zien, wanneer de dauwdruppelen, in het
licht der morgenzon als parelen, die fijne
sluier bedekken, als met kwistige hand
daarop gestrooid!
Wanneer de avond gedaald is, de zonne
zich te ruste begeven heeft, gaat een zacht,
langgerekt gefluid door 't bosch. 't Klinkt
als 't fluisteren van den wind door hooge
toppen; alleen een scherp opmerker kan
dat beluisteren. Maar kabouters en elfen,
torren en krekels, vogels en spinnen heb
ben 't verstaan; het sein dat 't avondsfeest
zal gaan beginnen. Ze juichen en zingen,
huppelen en dansen; ze zijn dolgelukkig en
kennen geen vermoeidheid. Eindelijk als
de morgenzon komt gloren begeeft het
boschvolkje zich ter ruste; vogels kondigen
met hun zilveren geluid den nieuwen dag
aan.
De weemoedige stilte in 't bosch hangt
zwaar, maakt me stil.... Even wil ik hier
rusten, genieten van de betoov'rende
schoonheid! Even de heerlijk frissche na
jaarslucht in me opnemen, met volle teugen
inademen! Nog is hier 't wonder van ma
jestueuze pracht; nog is hier de schittering
van rijke natuur! Nog 't bladeren tapijt over
de paden uitgespreid, dat kraakt onder
ied're voetstap; de serene stilte verbrekend,
slechts licht hoorbaar. Straks komen de
gure najaarsvlagen; de vliedende orkaan-
wind, die de boomen van hun bonte pracht
ontrooft. De miezerige regen, die 't bladeren
tapijt tot vieze, modderige brei maakt; glad
en glibberig, degenen die zich dan nog in
't bosch wagen tot voorzichtigheid aanma
nend.
Sic transit gloria; zoo vergaat alle schoon
heid.
Nog eenmaal wil ik afscheid nemen van
de betoo vering die hier uitstraalt en dwaal
dan weer verder door door 't stervende na
jaarsbosch.
VERVOLG DER „DANKLIJST".
Nog kwamen bedankjes binnen van:
To v. d. Poel, Zoeterwoude.
Jan Zandvliet, Karpolder D 203, Rijpwe-
tering.
Pauline v. d. Berg, Vrouwenweg 75, te
Zoeterwoude. Oom Wim.
Weer naar school
door Trees v. d. Geest.
De vacantie is nu henen,
De schooltijd is weer daar.
Nu moeten wij gaan blokken,
Ons best doen altegaar.
Wat hebben wij genoten
Van de vacantiepret;
Maar alles heeft een einde,
Dus daar een punt gezet.
Nu is het plicht te leeren,
Stil zitten in de klas.
Gedachten laten werken.
Dat komt je daar van pas.
Eerst samen naai de kerk toe.
Je vraagt Ons Lieve Heer:
Wil mij vandaag weer helpen,
Schenk mij Uw zegen weer.
De schooldag zoo begonnen,
Zal ons ten zegen zijn;
Zal vlijtig ons doen leeren
Lief voor de Zusters zijn.
(Voor de Kleinen).
Voor het eerst naar school.
door Marie van Schagen.
Hansje is nu al 4 jaar. Gisteren is hij
jarig geweest en nu mag hij naar school.
Of de kleine man trots is! Moeder doet hem
z'n mooiste pakje aan, dat hij gisteren ge
kregen heeft. Nu zijn muts. Zoo, klaar is
hij! Hij stapt nu aan moeders hand stevig
door, zoodat ze er al gauw zijn. De zus
ter, die den nieuweling al heeft zien aan
komen, lacht hem vriendelijk toe. Hansje
doet het daarom ook maar. „Nu wat zeg
je nou tegen de zuster?" Hansje weet het
dadelijk. „Dag zuster", zegt hij en steekt
z'n handje toe. „Dag jongen", zei zuster,
„hoe heet je?" „Hansje zuster". „Wat een
mooie naam. Nu Hansje, kom dan maar
met me mee!" En zuster neemt Hans mee
naar een klas, waar nog meer kinderen
zitten. Daar zag hij Wim van den buur
man. „Dag Wim", roept hij en wil naar
hem toe, maar zuster heeft z'n hand ste
vig vast. „Kijk Hans", zei ze, „ga jij nou
daar naast Bartje zitten Hans doet het en
de zuster gaat eventjes weg. Maar even
daarna komt ze weer terug. Ze gingen bid
den en vermaakten zich de heele morgen
met blokken spelen, plakken, spelletjes en
zingen enz. Zoo ging de tijd gauw voorbij
en toen hij om 12 uur weer gehaald werd,
vroeg hij: „Moeder mag ik vanmiddag
weer naar school. Het was zoo fijn!"
Allerlei
De slimme toovenaar
Er was een. geit gestolen in het dorp. En
nog wel een geit van den blanken bestuur
der. Dat gaf wat spektakel. Alle nsgers
moesten op het groote plein bij elkaar ko
men, en toen moesten ze zeggen of ze de
geit gestolen hadden. Natuurlijk had nie
mand het gedaan. En toch was het beest
verdwenen. De blanke was er kwaad om,
dat begrijp je. „Als ik vanavond niet weet
wie het gedaan heeft", zei hij tegen het op
perhoofd van de negers, „dan haal ik tien
geiten bij jou weg".
Dat mocht die blanke natuurlijk niet
doen, maar het opperhoofd was toch erg
bang dat 't wel gebeuren zou. Daarom ging
hij met den toovenaar praten, of die ergens
raad op wist.
„O", zei die, „ik zal je wel helpen. Dat
kom ik gauw genoeg te weten. Daar ben
ik toch toovenaar voor!
Toen moesten alle negers weer bij el
kaar komen. De toovenaar gaf ze allemaal
j een stok mee, die moesten ze in hun huis
I bewaren tot 't avond was en dan terug
brengen.
j „En dan zal de stok van den dief een
i vingerlengte gegroeid zijn", zei hij, „dan
komt het vanzelf uit wie de dief ge
weest is".
Daarna konden alle negers afmarchee-
ren. 's Avonds waren ze er weer. Toen de
toovenaar de stokken bij elkaar haalde, zei
hij opeens tegen een neger: „Jij bent de
dief, haal maar gauw de geit te voorschijn",
en 't was werkelijk zoo. De man durfde 't
nu niet langer meer te ontkennen en hij
bracht de geit terug.
Daar zat wat op voor hem! Weet jullie
hoe die toovenaar 't gevonden had? De
stok was natuurlijk niet gegroeid, maar de
dief dacht, dat 't zeker gebeuren zou, om
dat de toovenaar 't gezegd had. En toen had
hij stilletjes een stuk van zijn stok afgesne
den. Dat had de toovenaar wel verwacht,
niet de langste maar de kortste stok was
van den dief.
Zoon' slimme toovenaar toch!
Het geheim van Agnes
Een oorspronkelijk verhaal van
Jeanne v. d. Kroft
II
Er trok 'n grijnslach om zijn mond toen
hij sprak. „Nee meisje, je bent hier niet
gekomen om ons te bedriegen, spreek de
waarheid of.... Hier slaakte het meisje
een luide gil en viel voorover op den kou
den vochtigen grond. Met een norsche trek
op het gelaat gelastte de hoofdman een
der mannen een soort van eau-de-cologne
te halen, wat deze deed en wreef daarmee
het voorhoofd in. Bijna onmiddellijk deed
het meisje de oogen open, doch toen ze in
de boosaardige oogen van den roover keek
sloeg ze de hare terstond weer neer. Dat
zag de hoofdman (die dacht, dat het meis
je zich schijnbaar bewusteloos wou hou
den) als een wilde sprong hij op en gilde
heesch: „Zeg er is kleine duivel, weet je
het nou nog niet, dat je hier niet gekomen
bent om ons voor den gek te houden,
spreekwant andershier schopte
de kerel haar ruw tegen het been aan.
Het meisje kromp ineen van pijn maar
stond toch op bevel van de hoofdman op.
„En nu antwoordt anders kun je nog
zoo'n schopje krijgen, maar dan een die
meer raak is.
„Nou", antwoordde ze met trillende
stem, „als jullie het dan zoo graag weten
wilt naar dat ik weet wel, en laat me
nu toch asjsbblieft naar huis gaan", voegde
ze er smeekend bij. Hier begon de hoofd
man hard te lachen, het was een ruwe
lach, maar klonk toch wel hartelijk en met
luide stem sprak hij, „omdat je ons zoo
eerlijk de waarheid gezegd hebt, vind ik
het goed maar eerst moet je ons toch nog
beloven dat je aan niemand iets van wat
hier gebeurd is, vertelt en voor niet te
gen je vader etn moeder, anders kan je
nog wel eens voor hetere vuren komen
te staan, beloof je me dat?" Het meisje
was het zelf niet met haar eigen eens wat
te zeggen en weifelend antwoordde ze:
„ja hoofdman".
„Zoo mag ik het hooren"e, en op een
wenk van den hoofdman stond een der
mannen op, stopte haar de prop in den
mond, waar iets bedwelmds in zat en droeg
haar 't hol uit het bosch in. Toen het meis
je de oogen opsloeg en zag waar ze was
ijlde ze naar de deur, opende die en gooide
hem met een smak achter zich dicht. Toen
ze in de kamer was aangekomen, viel ze
op een stoel neer en brak in een harts
tochtelijk schreien uit. Doodelijk ver
schrikt stond de toch al beangstigde moe
der op en pakte de klamme hand van het
meisje vast, terwijl ze met trillende stem
sprak. Toe kindje bedaar nou eens een
beetje en vertel eens, hoe het komt, dat
je zoo laat thuis bent". „Ik kan, ik mag
het nog niet zeggen", snikte Agnes. „Het
beste is", kwam vader tusschenbeiden, „dat
Agnes nu maar naar bed gaat". Dankbaar
keek het meisje haar vader aan en liep met
loome voeten naar de deur, terwijl ze haar
vader, die bij de deur stond, zacht toefluis
terde: „morgen zal ik 't jullie wel ver
tellen vadertje", haar vader keek haar met
een blik vol liefde na. Toen Agnes naar
bed was bleven vader en moeder nog een
heele tijd napraten over het lange uitblij
ven van hun kind.
HOOFDSTUK IH
Wat er in het bosch gebeurde.
Onderwijl vader en moeder in een zor
gelijk gesprek bijeen zaten sloop een don
kere gedaante van achter het huis te
voorschijn en sloop naar een verborgen
plek in het bosch, haalde wat gras en kruid
van den grond, waardoor er een luik zicht
baar werd, hij opende dit en terwijl hij het
trapje afliep sloot hij het weer. Toen hij de
gang doorgeloopen had, kwam hij aan een
deur, hy opende die en stapte binnen.
„Zij heeft zich kranig gehouden", wende
hij zich tot den hoofdman en hij vertelde
wat hij gehoord had. De hoofdman grijns
lachte. „Ja we hebben ze goed bang ge
maakt, dat mag ook wel, maar om op onze
plannen terug te komen, heb je al gekeken
of er een deur achter dat groen verborgen
is?" Gekeken heb ik wel, gezien nog niets,
maar ik kom het wel te weten op melk een
manier ook, ik zal het te weten komen,
waar die deur is en hij lachte veel betee-
kenend. De hoofdman, die wel wist, welk
een sluwe kerel hij hier voor zich had,
antwoordde maar niet en sprak tot de an
dere mannen.
(Wordt vervolgd).
Poesje Nel
door Corry v. d. Poel, 10 jaar.
't Was op een mooie zomerdag.
Dat vaders kat op 't schuurtje lag.
En tot zijn vrouw zei: „Poesje Nel,
Wij gaan naar 't kattenbadhotel.
Dien zelfden dag op reis gegaan
Kwam 't gezin te Poeswijk aan.
En al wat kat is „pootje baadt",
Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.