SPOORWEGONGELUK TE BEST. De avontuurlijke opdracht Met het K.L-M.-vliegtuig .Buizerd" arriveerde Donderdag op Schiphol de heer Groeneveld, het eenlge lid van de «Specht*-bemanning, die het ongeluk bij Palembang overleefd heelt. De heer Groeneveld wordt door zijn verloofde begroet Actie gedurende den tweeden winter-golfwedstrijd voor dames, welke Donderdag op «De Pan» te Huis ter Heide werd gehouden Koning Leopold van België heeft in de omgeving van Namen de groote leger- manoeuvres bijgewoond. De Koning in gesprek met een der militaire autoriteiten Jh« mr. A M C van Asch van Wijck, secretaris-generaal van het departe- De voorbereidingen voor de negen-mogendheden-conierentie te Brussel. Een kijkje in de ment van Financiën, is belast met de vergaderzaal van het Palais des Academies, waar de gedelegeerden bijeenkomen waarneming der tunctie van duecteur- gene'aal der belastingen een gestroomlijnde locomotief, liep Donderdag te Best met groote vaart op een stootblok. De situatie na het déraillement IFEUILLETON Naar het En gelach bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). 18) De avond werd mistig. Elke straatlan taarn was een gele stip in den krans van Een gelig schijnsel. Hij moest den ingang van Leaham Road zieken en vroeg zich met schrik af, hoe hij Elsie Manning zou moe ten herkennen. En niet alleen, dat hij haar niet kende, hij wist evenmin, in welke ver houding zij tot Froth stond, maar de rela tie zou vermoedelijk wel van romantischen aard zijn. Het zou overigens niet gemakke lijk vallen zich voor Froth uit te geven te genover een meisje, dat naar alle waar schijnlijkheid verliefd was op zijn bemin den achterneef. Hij bleef staan op den rand van het trot toir. Zijn gelijkenis met Froth was ten minste oppervlakkig lag in de kleur van het haar, den vorm der gelaatstrekken, in lichaamsbouw en lengte. De steeds dikker wordende mist beroofde hem van zijn uiter lijkheden en maakte hem tot een toevallig nntmoete vreemde voor een meisje, dat tcherp-waarnemend geen moment Froth in hem zou zien. Hij moest maar probeeren het er zoo goed mogelijk van af te brengen *»n op zijn gelukkig gesternte vertrouwen. Hij nam zijn hoed af om zijn rood haar tot zijn recht te laten komen en ijsbeerde heen en weer onder den mistigen lichtcirkel van de lantaarn op den hoek, Als hij bespied werd, verried hij ook zichzelf. Er zat niets anders op dan die kans te nemen. Een to renklok in de buurt sloeg het kwartier. Zijn geduld werd niet op de proef ge steld. Iemand glipte uit den mist op hem toe, greep zijn ar am drukte zich tegen hem aan en hijgde: O je bent gekomen! Ik ben zoo blij! Ben je heelemaal beter? O ik was zoo bang, dat je niet komen zou! Ben je heusch heelemaal beter? Ze schudde hem licht, een hand op iederen arm. Waarom zeg je niets? Je bent haast net zoo somber als de mist. Er was intimiteit in haar aanraking, in haar manier van doen. Het schijnsel van de straatlantaarn, geel en diffuus scheen als een gordijn tusschen hen te hangen. Lind say kreeg een indruk van een warme kleur en schitterende oogen. Hij maakte zich los, schoof een hand door haar arm en voerde haar uit het licht naar een donkere plek. Maar Trevor! zei het meisje ver baasd. Lindsay sprak fluisterend: We kunnen hier niet blijven. Waar zullen we heen gaan? Ze fluisterde nu ook. Ik weet het niet. Sst! Ze schoof dichter tegen hem aan. Ze voelde klein aan en zacht klein en jong en zacht. Ze stonden dicht by elkaar; van den- overkant klonken eenzame voetstappen door den mist. Er was iets spookachtigs in. Het meisje legde bevend haar handen om zijn arm hij voelde haar warme adem tegen zijn ooren. Ik ben bang. Ga mee; vlug! fluisterde Lindsay scherp. En tegelijk pakte hij haar arm in een stevigen greep en spoedde zich met haar terug naar den hoek van Cannington Square, een nauwe zijstraat in die naar Fosdyke Row leidde. Elsie Manning kon hard loopen. Ze haast ten zich Fosdyke Row uit. Green Street in, sloegen weer een hoek om en kwamen in een straat met donkere, oude huizen, die achter sombere, in diepe nevel gehulde voortuinen lagen. Lindsay bleef staan, haar arm nog steeds vasthoudend Ze luisterden in doodsche stilte. Van het eene tot het andere eind der donkere, lan ge straat, was geen beweging te bespeuren. De venters hielden hun vage lichten als ge heimen vast geen deui ging open, geen voetstap klonk, geen auto reed voorbij. Het scheen een geschikte plek om rustig te pra ten. Het meisje hield haar adem in met een trillend geluid, dat op een lachje leek. Je hebt me niet eens een kus gegeven, zei ze en in het donker hief ze haar gezicht op. Lindsay bukte zich en kuste het zachte punt van den kleine neus. Een hinderlijk gevoel van schuld overviel hem en ver dween weer. De neus gleed weg en twee warme, zachte lippen beroerden de zijne. Toen deinsde Elsie Manning achteruit Wie ben je? hijgde ze. Lindsay zei zacht haar naam. Elsie.,,, Haar gedempte stem kwam hortend. O wie bent u! Elsie Ze kwam als een verschrikten vogel vlak bij hem staan. Hij kon haar niet zien, maar hij had een beeld van haar voor oogen. Een vogel, met heldere, verschrikte oogen, die tegen de vensterruit vliegt. Haar handen;» grepen, en schudde zijn arm. Wie bent u? Waar is Trevor? Wat is er met Trevor gebeurd? U moet het me ver tellen! Hij wist, dat hij verslagen was. Hij had haar niet moeten kussen, maar het resul taat zou hetzelfde zijn geweest, als hij ge weigerd had haar een kus te geven. Ze schudde nog steeds zijn arm heen en weer. Maar plotseling nam ze haar handen weg. Ze was achteruit gesprongen en had hem weggeduwd. Miss Manning. Hij kon haar niet zien, maar voelde, dat zij weer iets dichterbij kwam Toen ze sprak, wist hij het zeker Wie bent u? klonk het dringend Waarom denkt u, dat ik Trevor niet ben? Hij hoorde haar ongeduldig met haar voet op de steenen tikken Praat geen onzin! Zeg me wie u bent. Als u dat niet. Ze zweeg. Nu? Wat dan? Dan ga ik gillen. Lindsay lachte Maar waarom? =- Omdat u dat niet graag zou willen daarom! Waarom moesten we wegloopen? En voor wien moesten we wegloopen? Als ik gil, zullen ze me hooren. Lindsay had tijd gewonnen. Hij wilde haar laten praten, om zich een indruk te vormen van het meisje, dat de ontmoeting met Froth had gehad. Hij kreeg dien in druk, maar het was niet, wat hij verwacht te. Moed, tegenwoordigheid van geest, snel heid van denken en intuïtie dien indruk had hij van haar en de herinnering aan een zacht klein neusje en warme lippen. Ik hoop niet, dat u gaat gillen, zei Lindsay met zijn natuurlijke stem Zeg u me dan, wat dit te beteekenen heeft en wie u bent. Vertel me eerst, wie u bent. Dat weet u. Ik ben Elsie Manning. Hij hoorde, dat ze de handen ineenklem- de. Neen neen, dat is niet eerlijk. U kent mijn naam en ik weet niet den uwen. Als ik u mijn naam noem, antwoord de Lindsay, ja, het klinkt dramatisch maar om de waarheid te zeggen geloof ik dat ik dan mijn leven in uw handen leg. Onverwacht greep ze zijn arm weer. Zelfs nu kon hij haar nog niet zien. Ze klemde zich aan hem vast en vroeg ademloos: Is hij dood? Zeg het mij alstublieft als het zoo is. Lindsay klopte een beetje onhandig op den arm. Hij is niet dood. Het spijt mij vreese- lijk als ik u aan het schrikken heb gemaakt. Er mankeer hem niets. Hij is gezond en wel. Waar is hij? Dat kan ik u niet zeggen. Maar hij is heelemaal hersteld (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 17