DE LEIDSCHE COURANT
Onze Raadselwedstrijd
Wie nog niet klaar is, haaste zich.
Wie wel klaar is en de oplossingen nog
niet net overgeschreven heeft, beginne.
Den 25en is de einddatum.
Wie later komt, doet niet meer mee.
Er zijn er nu reeds over de 200 binnen.
Denkt er om:
Wie niet waagt, niet wint!
Oom WIM
CORRESPONDENTIE
Annie Bakker, R'Veen. Ik heb
je naam genoteerd Annie en jij bent we-
derkeerig zeker druk met de raadsels of
verhaal of aan een ander afd., bezig, is
wel? Deze wedstrijd wordt weer een suc
ces. Van alle kanten komen ze opdagen!
Het is gewoon een stormloop! En zie ik
jou ook het strijdperk binnen stappen? Ik
zal eens goed kijken, of ik het vroolijk
snuitje van Annie Bakker uit de menigte
halen kan. Veel groeten aan vader en
moeder ende negen broertjes en zus
jes!
Bep en Nico van der Meel, Lei
den. Zoo myn kleine vriendjes, zou
den jullie beidjes zoo graag in de verja
ringslij st willen opgenomen worden? Wel,
dan zal dat gebeuren! Ik zou den Isten
en 18 October eens goed kijken! Mis
schien, dat er dan een paar kinderen in
vermeld staan, die jullie kennen als je ze
ziet. Wedden! Dag jongens! Groet vader en
moeder van me en vraag eens aan vader
of .hij niet eens een handje helpen wil aan
de raadsels? Jullie bent immers op school?
Dag!
Annie Mooyman, Zoeterwou-
de. Wat is Haarlem mooi, hè Annie?
Leuk, dat je zoo'n doopplechtigheid mee
mocht maken en dat alle kinderen de ge
lukkige „gedoopte" aanstaarden, kan ik
me best begrijpen. En wat hadden jullie
op het strand een plezier gehad? Als men
zooveel plezier heeft, is een dag zoo om.
Dag Annie! Jij schrijft een zeer goeien
brief. Hoor ik nog eens wat? Groeten
thuis!
Marietje v. d. Krogt, Zoeter-
wou de. Zoo Marietje, snuffel jij al
tijd zoo goed in ons blaadje? Dat hoor ik
graag! Blijf dat maar doen ook. Er is al
tijd wat uit te leeren. Het huwelijksfeest
heb je keurig beschreven. Je verjaardag
heb ik ook genoteerd en die van Corrie
en Nico ook voor het volgend jaar. Dag
Marietje! Maak veel groeten aan vader en
moeder. Je wordt een flinke schrijfster!
Nel Olyerhoek, Z'woude. En
nu ons goeie Nelleke nog een antwoord
en dan heb ik alle briefjes van mijn Nicht-,
jes uit Z'woude beantwoord en kan ik
met een gerust hart een nieuwe „bezen
ding" brieven tegemoet zien. Zoo'n tochtje
naar zee op een vrachtauto lijkt me zoo
kwaad nog niet. Dat was ook een ont
moeting met dat ,,verloren jongetje". Wat
zullen jullie geschrokken zijn, maar nog
tlij der toen hij terecht was. En ben je nu
ook geweest? Dat vertel je me nu zeker
in kleuren en geuren in een volgenden
brief. Dag Nel! Groet je vader van me!
Voor jou de hand, die ik ook geef aan alle
Zoeterw. nichtjes van jouw klasse! Tot
ziensop den wedstrijd!
Albert Godee, Leiden. Dat was
een heele tocht per fiets naar Roosteren,
maar je deed er 214 dag over, en dan gaat
het nog wel. De Betuwe is vooral in den
bloeitijd mooi en verder van Weert naar
Roermond en tot Roosteren toe is zoo
als je zegt nu zoowat. hetzelfde. Ja Al-
bert, als men zoo geniet, is een week om,
eer men het weet. Zoo gaat het altijd in
het leven. Het aangename is zoo voorbij.
Dag Albert! Hoor ik nóg eens wat?
Jan Ruigrnk, Leiden. Jan, je
heb je echt met een...Jantje van Leiden'
eraf gemaakt. „Het rake antwoord" was
niet slecht, maar.... tekort. Rein is een
geestig manneke en ik wed, dat hij later
een brief schrijven zal van minstens
drie kantjes. Zul je zien, Jan! Dag
vriendje! Groet vader en moeder van
me!
Tonny Bokern, Leiden. Zoo'n
dagje naar het strand is en blijft voor
groot en klein een uitstapje waar men
dikwijls met genoegen aan terugdenkt. En
hoe gaat het op de H.B.S. Schrijf me dat
eens? Ik ben erg benieuwd, hoe het mijn
oude vrienden maken. Dan hoor ik met
een eens van George, hoe hij het maakte
temidden der duizenden op Vogelenzang.
Mij dunkt, dat hij nu nog van de Jambo
ree droomt en als hij het liedje door de
radio hoor,t dat hij dan een keeltje open
zet en meezingt zóó hard, dat zijn vrien
den in Amerika het hooren zullen. Dag
jongens! Groeten jullie vader en moeder
van me en alle broers en de twee zusjes
vooral niet vergeten! Denk om den wed
strijd! Allen meedoen! Veel kansen!
Pracht prijzen!
Daan v. d. Steen, Leiden. Ben
je de stad uitgeweest en nu krijg ik ze
ker eens een langen brief, waarin je me
uitvoerig vertellen gaat, wat jij zooal in
de vacantie beleefd hebt. Rotterdam is
een echte koopstad met een geweldige ha
ven en scheepvaart. De Artis is ook mooi
en het vliegveld in de buurt blijft een
attractie apart. En zoo'n dag vergeet men
niet licht. Dag Daan! Wanneer hoor ik
nog eens iets. Doe je ook aan den wed
strijd mee?
Denis v. B e r g e-H e n e g o u w e n,
Leiden. Zoo Denis, vind jij bij de
„titels" geen, waarvoor je een brief kunt
schrijven en daarom neem je iets anders,
zeg je? Dat mag! Maar was niet de be
doeling. Ik zal „Gefopte inhaligheid" on-
aer „Allerlei" een dezer dagen eens laten
afdrukken. Hoe gaat het Denis? Schrijf
me eens ,hoe het je bevalt op de H.B.S.?
Je gaat er immers heen is wel? Dag
vriendje! Groeten aan moeder en alle
huisgenooten.
Rinus Groene wegen, Leiden.
Lest, best! Jij doet de deur toe! Met
jou heb ik alle briefjes de revue laten
passeeren. De Tirolergeschiedenis heb ik
ook eens gelezen en zal ik net als bij De-
nis doen en het later onder „Allerlei" la
ten afdrukken. En dan verwacht ik een
langen brief, hoe jij de vacantie heb
doorgebracht. Dag vriendje! Groet vader
en moeder en zus van me en de broers
niet vergeten. Tot de volgende week.
Oom WIM.
Deze Raadselwedstrijd
door Mieke.
De raadselwedstrijd is er weer
Met .vele mooie prijzen.
Ik heb er dan voor dezen keer
Een versje bij te schrijven.
Weet u waarom; het is heel raar...
Ik durf 't niet te zeggen.
Het is.... omdat, ik zeg het maar
Voor 't eerst u wat kom zeggen.
Ik stuur voor 't eerst de raadsels in
En hoop 'n prijs te winnen.
Nooit had ik in die raadsels zin
Maar nu? Ik zou beginnen.
En doen als anderen voor mij deden,
Die na den wedstrijd, vroolijk blij,
Een prijsje sleepten in de wacht,
Wat ik nu hoop voor mij.
Nu eindig ik maar, 'k weet niets meer
'k Heb lang gedacht, hoe dit te schrijven
Nu wacht 'k maar tot de uitslag komt
Maar zal steeds trouw u blijven.
Geel nooil den moed op!
door Diederik
De raadselwedstrijd is er weer,
Nu allen aan den slag,
Men losse al de raadsels op,
Laat zien, wat u vermag.
"De prijzen zijn de moeite waard,
't Kan geen beletsel zijn.
Ze worden heusch' 't is zeker waar,
Begeerd door groot en klein.
Hoe of' het moet?- wel het gaat zoo,
U neemt een stuk papier,
Daar zet ge uw bevinding op.
Oom Wim doet dit pleizier.
Ja, allen, moeten mededoen
Da's duidelijk en klaar;
Laat thans eens zien wat of gij kunt,
Toont dit nu lezersschaar!
Lost allen eens de raadsels op,
Maak vers, zendt in dicté;
Een teekening, heel goed verzorgd,
Telt voor een prijsje mee.
Let ook vooral, bij al uw werk,
Op netheid, dit is eisch;
Want als u daaraan niet voldoet,
Dan ook geen kans op prijs.
Wie of een prijsje winnen zal?
't Geluk moet met u zijn;
Dat is in 't leven altijd zoo,
Wie wint, hij vindt dat fijn.
Maar als 't geluk niet dienstig is,
Al hebt ge nu een strop,
Probeert dan weer een volgend keer
Uw kans geeft moed nooit op!
De hond
door Anton Roels.
Hij blaft wat overdadig,
Hij bijt het kleed kapot.
Hij jaagt wat op de katten
En speelt wat met een vod.
Hij is een 'stevig eter,
Ook at hij aan de broek
Van onzen nieuwen buurman
Bij 't allereerst bezoek.
Maar overigens is hij
Een beste brave hond.
Zoo trouw, als hy, is niemand
En... h« ruikt spoedig lont
WIE ZIJN JARIG?
Van 24 tot en met 30 September
24 Sept. Piet de Groot Bloemistenl. 24.
24 Sept. Beppie Westgeest, Valkenburg-
scheweg la, Voorschoten.
24 Sept. Jan de Boer, Noordbuurt E 168,
Zoeterwoude.
24 Sept. George Gertenaar Hooigr. 63a.
24 Sept. Corrie v. d. Krogt Miening
E 132.
25 Sept. Jo Schouten, Noordwijkerhout.
26 Sept. Marie Disseldorp, Hoogmade
B 295.
26 Sept. Corrie v. Rijn, Os- en Paarde-
laan 34.
26 Sept. Johanna Kniest, Abspoelweg 5,
Oegstgeest.
26 Sept. Jeanne Hosman, Breestr. 115.
26 Sept. Wim Trel, Korenburgsteeg.
27 Sept. Mies van Dijk, Langegr. 81.
27 Sept. Son ja v. d. Berg, Kempenstr.
5, Oegstgeest.
27 Sept. Corrie van Fulpen, Tuinstraat
79, Boskoop.
27 Sept. Louis Bisschops, Jacobsgr. 1.
27 Sept. Wim Montanus, P. de la Court-
straat 53.
27 Sept. Johanna van Zon, Wilhelmina-
straat 48, Noordwijk B.
27 Sept. Leo Hoogenbcom, Achterdijk
224, Hoogmade.
28 Sept. Hendrik v. d. Akker, Zoeter
woude W.E. C 122.
28 Sept. Annie Kok, Alphen a. d. Rijn.
28 Sept. Jo v. d. Hoorn, Langeraar,
Kerkpad A 181.
28 Sept. Ploni Schreuder, Floris Schou
tenstraat 22, Sassenheim.
29 Sept. Piet Groeneweg, Utr. Veer 6.
29 Sept. Albert Vreeburg, Z.singel 20.
29 Sept. Jo Verberg, Levendaal 81.
29 Sept. Tilla Lagerberg, Wasstr. 13.
29 Sept. Willy v. d. Poel, Weipoort B 92,
Zoeterwoude.
30 Sept. Willy Biegelaar, Plantsoen 103.
30 Sept. Nelly Bertels, Heerenstr. 118.
30 Sept. Gretha v. Velzen, Kort Galge
water 19.
30 Sept. Willyv. Dorp, Sophiastraat 25.
30 Sept. Bep Angevaere, Zevenhoven 104
30 Sept. Piet Westgeest, Valkenb.weg lc
Voorschoten.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, ofbij het verlaten
der school van deze lijst wil afgevoerd
worden, schrijve me minstens 14 dagen
vóór den verjaardag.
Let op! Deze lijst is alleen en- uitslui
tend bestemd voor schoolgaande kinderen.
Oom WIM.
(Voor de kleinen).
Een prins van êên dag
In de tijden van Filips van Bourgondië
gebeurde iets heel leuks.
Filips hield nog al van grapjes. Toen hij
eens met zijn dienstknechten uit rijden
was door de Haagsche boschjes, zag hij 'n
dronken boer liggen die z'n roes lag uit te
slapen. „Pak dien kerel op", zei Filips,
„maar voorzichtig, anders wordt hij wak
ker."
Toen reden ze vlug naar 't paleis. Daar
kleedden ze hem uit en legden hem met
mooi nachtgewaad aan in bed. Toen hij
wakker werd, wist hij niet, wat hij zag.
Opeens kwamen er 'n paar kamerheeren
binnen, die hem mooie kleeren aandeden.
Hij zag er uit als een prins, want alles
was gepoetst en alles zag er even mooi
uit. Daarna werd hij in de eetzaal ge
bracht en hem allerlei spijzen en lekkere
dranken voorgezet. Toen dit gebeurd was,
werd hij naar buiten gedragen en op een
bank gezet in de tuin van den koning en
hij mocht er ook in rondwandelen. Het
was ongeveer 12 uur, toen hij in een eet
zaal gebracht werd Daar werd hem 'n heer
lijk maal voorgezet en allerlei spijzen, die
hij nog nooit geproefd of gezien had. Hij
was nog niet half klaar met eten, toen men
hem oppakte en op een paard zette. Fi
lips stelde hem een jachtpartij voor. Toen
gingen ze weg. Even later lieten ze de
paarden draven en onze Krelis de boer
zat te waggelen in 't zadel. De heeren van
het gevolg en Filips zelf hadden de groot
ste pret. Het werd ons boertje groen en
geel voor de oogen. 's Avonds kwamen ze
thuis in het paleis aan. Er werd een feest
maal aangericht maar Krelis zei: „Eten
jullie maar ik ga naar bed." Maar dat
hielp niet, hy moest mee.
Toen hij naar bed ging was hij weer
dronken. Midden in den nacht kwamen de
bedienden en namen hem weer op en
brachten hem waar ze hem den avond te
voren gevonden hadden, maar na vooraf
hem in zijn,eigen kleeren gestoken te heb
ben. Toen hij 's morgens wakker werd,
ging hij verbaasd naar huis en vertelde
alles aan z'n vrouw wat hem overkomen
was, want hij wist niet of hij gedroomd
had of werkelijk alles gebeurd was, zooals
hij meende. Zijn vrouw dacht er het hare
over en was allesbehalve vriendelijk, zoo
als te begrijpen is.
„VILLA ZEEZICHT"
XIII
door Anton Roels.
Op „Zeezicht" vlogen de dagen voorbij.
Voordat Piet het goed en wel wist, was
de laatste vacantieweek alweer aangebro
ken en daarmee eindigde dan ook zyn
verblijf aan de zee.
Het was een paar dagen minder gunstig
weer geweest, maar tante's groote huis
had zóóveel heerlijke hoekjes, dat je je
er nimmer behoefde te vervelen. Letter
lijk overal was wel iets te beleven. Was
het niet het schitterende uitzicht op de
golvende duinen, dan was het de woelige
zee, die in haar grootsche pracht een
eeuwig-durend lied scheen te ruischen.
En tante had zooveel prachtige boeken
met afbeeldingen van verre, vreemde ste
den en zonderling uitgedoschte menschen.
En ze had albums vol mooie foto's van
zichzelf, toen ze nog jong was en van
vader enmoeder. Piet zag zichzelf
ook hier en daar afgebeeld uit een tyd,
dien hij zich niet meer herinneren kon.
En als het bladeren door al dat moois
hem wat eentonig werd, speelde hij met
den hond Teddy, die zoo uitgelaten kon
blaffen en springen. Of hij „sjoelde" met
tante of ging naar Barend, die onverstoor
baar voor zijn huisje in den regen zijn
pijpje zat te rooken en dikken boeken las
vol griezelige geschiedenissen.
Aai den Zeerob had hij een heelen tijd
niet meer gezien. Die had een slecht hu
meur, als de zon niet scheen, vertelde Ba
rend. Aai zat dan in zijn huisje tusschen
de duinen voor zich uit te staren; soms
breidde hij netten en mompelde af en toe
iets onverstaanbaars.
Piet had al zoo vaak aan Barend ge
vraagd om hem eens mee te nemen naar
Aai's huisje, maar Barend had steeds ge-
zegd, dat hij dat niet durfde, want de
Zeerob beschouwde zijn hut zoo ongeveer
als het heilige der heiligen, waar nie
mand mocht binnentreden.
Maar Piet zette het niet uit zijn hoofd;
hij nam zich voor, het koste wat kost,
eens een kykje te nemen in de woning
van dien zonderlingen man. Zijn fantasie
zende hem, dat daar wel talrijke herinne
ringen moesten zijn aan de vele avontu
ren, die Aai had beleefd.
Op een middag zag Piet den Zeerob in
de duinen.
„Dag Aai! Wat ben je lang weggeble
ven!" riep hij. Aai hoorde het niet, want
hij was doof! Maar toen hy zich omkeer
de en naar zee keek, zag hij Piet.
„Wel alle haaien en dolfijnen, waar heb
jij gezeten? Ik dacht wel, dat je eens
naar den ouden Aai zou komen kijken!"
„En dat mag niet!"
„Wat zeg je? Wat mag niet? Wie mag
niet?"
„Barend heeft me verteld, dat niemand
in je huis mag komen!"
„Och Barend!" zei Aai en hij wees eens
naar zyn voorhoofd. „Kom maar gerust
hoor! Alleen vanmiddag niet, want ik
moet straks naar het strand; eens kijken,
of er niet wat te verdienen valt, want
Aai moet anders op zyn ouden dag nog
hongerlijden".
Piet was in de wolken en triomfantelijk
stapte hij naar de chauffeurswoning.
„Aai de Zeerob heeft verteld, dat ik
komen mag!" riep hij.
„Is het waarachtig? Nou, ik moet zeg
gen: het is een mooie meneer. Zijn beste
vriend mag niet binnenkomen
(Wordt vervolgd).
U vraagt?
1. Wat is een speculant?
2. Wat is een pietlut?
3. Wat is eigenlijk een kwakzalver? en
waar komt dit woord vandaan?
4. Wat beteekent: het is goed leven
onder den kromstaf".
5. Wat is een kruidje-roer-mij-niet?
6. Hoe komt men aan het woord nico
tine. Is dit vergift?
Wij antwoorden.
1. Een wager op hoop van winst;
komt van het Fransche woord speculer,
dat wagen beteekent en ook overpeinzen,
bespiegelen.
2. Een kleingeestig mensch.
3. Een kwakzalver is een grootspre
ker; een marktschreeuwer; wij zouden
zeggen een „blaaskaak". Dit woord komt
van het Engelsche, .quack"' dat boven
staande beteekenis heeft.
4. JDit beteekent het is goed te leven
onder een bisschop; te staan onder een
bisschop. De kromstaf is de bisschopsstaf.
5. Dit is een plantje. In fig. zin een krib
big, preutsch meisje. In het meervoud
spreekt men van: kruidjes-roer-mij-niet.
6. Nicotine heet naar den Franschman
Jean Nicot die in 1560 de tabaksplant van
Portugal naar Frankrijk bracht. Ook is
nicotine het scherpe en vergiftige be
standdeel in tabak.
DE VERLEIDING
door Jeanne v. d. Kr oft.
II
Het leek wel alsof de ander zijn ge
dachten raadde, want naar 't glas bier,
dat op de tafel stond, kijkend sprak hy:
„Ja, laat ik ook eens wat gebruiken, maar
geen bier", en minachtend keek hij naar
het bierglas. „Ik heb hier wel wat anders
en uit den binnenzak van zijn jas haalde
hij een langhalzige flesch met twee glaas
jes. „Je drinkt toch ook mee", vroeg hij
en toen hij zag, dat de jongeman weifel
de, sprak hij: „Maar weet je wel, dat dat
tegen de beleefdheid is en tegen de gast
vrijheid als je weigert", 't Was daar n.L
de gewoonte om als wanneer een vreem
deling uit gastvrijheid aan iemand een
„verfrissching" presenteerde,, dat aan te
nemen. De jongeman kleurde licht onder
deze terechtwijzing en daar hij niet on
beleefd wilde lijken, stemde hij toe. Het
smaakte goed, ja zelfs fijn. De ander die
z'n oogen ook niet in z'n zak had, zag dat
wel en schonk hem een tweede glas in. En
weer zwichte hij voor den gebiedenden
blik in de oogen van den man tegenover
hem. Toen hij het tweede glaasje op had,
vond hij, dat het nu toch welletjes was
en net wilde hij dit zeggen, toen hij zag
dat het glas alweer gevuld was, en daar
de drank goed smaakte en heb den moed
ontbrak om te weigeren, ledigde hij ook
dit glas. Was 't nu maar bij drie glaasjes
gebleven dan zou het nog wel gegaan zijn,
maar toen ook het vierde en vijfde glas
verdwenen was, begon zijn verstand lang
zaam maar zeker te benevelen. De ander,
die hem met een steelsche blik gadesloeg,
vond dat het tijd werd om zijn plan ver
der uit te voeren. Hij pakte den jongeman
by den arm en sprak op fluisterenden
toon, terwijl hy naar den dikken koop
man wees: „Die daar, schijnt ze nogal te
hebben, wat zitten de centen toch raar
verdeeld. Hij daar heeft alles, kan alles
krijgen wat zijn hartje begeert, terwijl
wij, die van den vroegen morgen tot den
laten avond aan het werk zijn, nog niet
eens genoeg hebben om in ons levens
onderhoud te voorzien. Hoe zou je het
vinden, als wy hem eens onverwachts
aanvielen en hem de portefeuille afhandig
maakte; dan hoefden wij ons verdere leven
nooit meer te werken voor de kost. Kijk,
't geluk is ons guiistig, de koopman staat
net op, zeker om zyn dronkemans-roes in
het bosch uit te slapen. Weet je wat we
doen, eerst sta ik op, slenter naar het
bosch om te kijken of de weg veilig is en
wacht daar op je. Na een kwartiertje kom
jij ook, je loopt dan met een vervelend
gezicht, alsof je met je vryen tijd geen
raad weet 't bosch in,* dan zal ik je wel
zien. Jy slaat de kerel dan tegen den
grond en onderwijl zal ik hem de porte
feuille afnemen. Nou wat zeg je er van?"
vroeg hy, toen de jongeman niets ant
woordde. Deze had met wazige oogen het
plan aangehoord en daar 't doel nog niet
lot zijn beneveld verstand was doorge
drongen, knikte hij van: ja. Onmiddellijk
sprong de ander van zyn stoel, schudde
de jongeman op kameraadschappelijke
manier de hand en verdween.
Slot volgt.
Allerlei
DE PAGE VAN FREDERIK DE GROOTE
Op zekeren avond zat Frederik de Groote
in zijn kamer. Hij had iets noodig en belde,
maar er kwam niemand. Nogmaals en nog
maals belde hij, maar de kamerdienaar
verscheen niet.
Toornig stond de koning op, begaf zich
in 't zijvertrek en vond den page slapende.
Hij wilde hem wekken doch daar zag hij
een brief liggen.
Nieuwsgierig geworden begon hij te le
zen. Het was een brief van zijn moeder.
Deze bedankte hem voor 't geld, dat hij
gestuurd had, waar zij van leven kon, en
zij vermaande haar zoon den vorst trouw
te dienen.
De koning ging naar zijn kamer terug,
haalde een rolletje goudgeld en liet dat in
de zakken van den slapenden kamerdie
naar glijden. Daarop belde hij zoo hard,
dat deze wel wakker moest worden. Ont
steld verscheen hij: „wel", vroeg hij, heb
je lekker geslapen?"
De jongeman keek bedremmeld voor zich
en stak toevallig zijn hand in zijn zak. Hij
veelde het rolletje geld en haalde het er
uit. Hij werd zoo bleek, als een doek en
stamelde: „Sire ze hebben een rolletje
goudgeld in mijn zak gestopt. Ik weet er
heusch niets van". De koning sprak: „Dan
heeft God het gedaan. Stuur het geld naar
je moeder en schrijf er bij, dat ik je loon
verdubbel. Want jy bent een eerlijke jon
gen en je moeder is een verstandige
vrouw."
Op school.
Onderwijzer: ,,Wraarom zijn de spieren
in mijn hoofd kleiner dar. in mijn arm?"
Jongen: „Omdat u ze mindei gebruikt!"