WOENSDAG 1 SEPTEMBER 1937 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 Correspondentie. Jeanne Blikman, Leiden. In het Plantsoen is heel wat te beleven. En dat broertje niet uitverteld kwam, ge loof ik graag! Een pelgrimstocht naar Heilo is zeker interessant, en vooral die proces sie in den tuin. Ik meen ook Jeanne, dat je een pracht-dag gehad hebt en dat je zoo'n tochtje met zoo'n pracht-preek van Pater Snoek zeker nog eens wil doen. Dag Jean ne! Henk Du i.n dam. Leiden. Ja Henk. die uitstapjes naar Noordwijk (zoo met de heele klasse) vergeet ik ook niet. Dat was voor jullie een even leuke dag als voor mij. En dat jullie aan 't strand en in de duinen naar hartelust speelden en ravotten en buitelden over elkaar, wie zou dat vergeten. Hoor ik nog eens wat, maar dan een brief van minstens drie bladzijden vol. De hand voor jou en mijn beste groeten voor je Ouders en alle broertjes en zusjes! Jan Boersma, Leiden. Dat briefje van jou zal ik beschouwen als de inleiding van een langen brief, dien ik na de vacantie tegemoet kan zien. Zoo'n tocht naar Rotterdam, is op zich zelf, al in teressant. En dan een boottocht op de Maas; naar Waalhaven de luchtschepen bewon deren; in Wassenaar daarna nog voetballen en ten slotte in den speeltuin terecht komen, hoe kan dit alles op één dag, zou ik zoo zeggen. En nuJantje, neem ik van jou afscheid. Maak veel groeten aan je Ouders en ik houd me nu eens aanbevolen voor een brief van minstens drie kantjes vol. Jij kunt, dus doe! Theo van Riet, Leiden. Als men uitgaat en z'n fototoestel bij zich heeft, kan men heel wat mooie kiekjes ma ken, vooral op Ypenburg valt wat te kieken. Heb je niet een kiekje van je zelf? Stuur me dat eens! Ik heb een heele collectie van mijn neefjes en nichtjes en jou wil ik er bij heb ben. Trouwens van alle vriendjes uit jouw klasse! Dat zijn allemaal nog oude bekende van me! Dag Theo! Denk er eens over! Jeanne v. d. Kroft, Warmond. Van het boek begrijp ik ook niet. Het is afgestuurd, maar hoe dan ook, jij krijgt een boek en je zult er schik mee hebben. Trouwens verdiend heb je het wis en ze ker! Ik heb dit lange verhaal, verdeeld in drieën. De volgende of de week daarop beginnen we met no. I en dan als Ant. Roels klaar is, dan komt jouw „roman" aan de beurt. Dag Jeanne! Jouw brieven zijn waard te worden afgedrukt, maar dit zal ik maar niet doen, hé? Groet alle huis genooten van me. Laat ze maar plagen, ze meenen het zoo kwaad niet. Daag! Ria Deckers, Z'woude. Wel Ria, heb jij zoo'n fijnen dag gehad! En zoo echt genoten in den strandstoel! En ook nog naar den speeltuin geweest en de Hema bezocht! Jammer hé, dat zoo'n dag zoo omvliegt, is wel. Dag Rial Groet vader en moeder van me en alle huisgenooten. Jij schrijft buitengewoon goed en ver dient wel een pluimpje! Daaag! Jan Schamper, Leiden. Ik heb de raadsels en het verhaaltje ontvan gen. Om je pleizier te doen zal ik de raadsels opgeven en als nog veel ruimte is ook het verhaaltje een beurt geven. Maar wat ik bij dat alles niet vond, was een brief. Goed, dat je me den brief zelf ter hand stelde, anders had ik niet gewe ten, wat ik met het een en anderdoen moest. Geloof je ook niet. Voortaan een woord apart, vriend! Dag Piet! Groeten thuis! A. J. v. d. V. te H. Zooals u gezien hebt, is Leen uit de lijst geschrapt en zijn op uw vriendelijk verzoek de andere drie in de lijst opgenomen. Laat Leen me nu eens schrijven, wat ze nu gaat doen. Ik wensch haar n. t. veel pleizier in haar nieuwen wekkring, al zal ze toch af en toe nog eens met vreugde denken aan de schooljaren, die nu achter haar liggen. Mej. C. O. te R'veen. Ik begrijp cok niet, hoe op dien datum zijn naam ver zeild is geraakt. Een drukfout is het ook niet. Misschien dat het is, zooals u zegt, dat een vriendje destijds dat verkeerd heeft doorgegeven. De twee zusjes zijn ge boekt. Ook voor volgende jaren. Veel groeten aan het jonge volkje Maartje Berk, Z'woude. Je vond het fijn een briefje te mogen schrij ven en ik vind het fijn een nieuw briefje van jullie allen weer eens te krijgen. Het feest van het H. Hart schijnt buitengewoon geslaagd te zijn. Dat hoor ik van alle kan ten en juist dit feest is in alle toon aarden bezongen. Jammer van het glas; de limonade was gauw genoeg weer inge schonken! Dag Maartje! Ik hoor dus nog eens wat! Dan' de hand en groet voor alle huisgenooten. Leni v. d. Akker, Z'woude. Een kwartier naar school loopen is ver Lenie, maargezond. Je zult eens kijken, wat een flinke meid jij later bent. Je hoort zoo graag de Zuster vertellen, zeg je? Nou maar, dat geloof ik! Wie zou dan ook niet beide ooren wijd open zetten. Moeder heeft gelijk „rekenen is het voornaamste", maar de andere vakken komen ook later te pas. Was je niet bang in „het helse bos"? En was het daar niet vreeselijk warm? Schrijf mij dat eens! Dag Lenie! Groet vader en moeder van me en de zes broertjes, en zusjes! Theo Berendsen, Leiden. Ik ben over jouw brief en de vertelling naar „Schiphol en Amsterdam" zeer goed te vreden, zoo zelfs, dat ik jouw opstel hier achter een plaatsje zal geven. Ik hoor ze ker nu wel eens van me, hoe je de vacan tie hebt doorgebracht en zoo het een en ander, wat voor onze neefjes en nichtjes interessant zal zijn. Dag Theo! Veel groe ten thuis! Hierbij zullen we het laten. De volgende week gaan we door. Wie een brief schrijft, krijgt een ant woord terug. Oom W i m. ATTENTIE. De volgende week komt de groote raad selwedstrijd, met schitterende prijzen en raadsels voor eiken leeftijd van de school gaande jeugd en daarboven. Oom W i m. OPLOSSINGEN DER RAADSELS van verleden week, door Dora Kniest opgegeven waren: Opl. I: Onderwijzer: rond wijn zee dor. Opl. H: boek koek zoek doek. Opl. Hl: tafel t nat tafel hen 1. Opl. IV: De Leidsche Courant. Opl. V.: Oom Wim. Opl. VI: Abonneert U allen op: „De Leidsche Courant". NIEUWE RAADSELS. ingestuurd door: A. Jan van Mil. Verborgen plaatsnamen. 1. Jan teekende op zijn lei dennen en sparren. 2. Ja Henk, huizen staan hier niet veel. 3. Fred en Piet gingen wandelen. 4. Jan en Er win schoten in de roos. 5. Wij maakten op het strand een hooge zandvesting. B. Dora van MiL Verborgen Meisjesnamen: 1. Wij gaan niet naar de Dierentuin, Piet! 2. Aan een el heb je wel genoeg. 3. Ad, aan wien heb je je boek uitge leend? 4. Rie naai even die knoop aan mijn jas? 5. Hans je moet je voeten vegen! De oplossing niet opsturen. Deze ge ven Jan en Dora de volgende week zelf. Oom Wim. De school begint weer... door Anton Roels. De luilak zegt: „Hé, bah! die lessen! Daar snap ik heelemaal niets van! Misschien kan ik ze overschrijven, Ik vraag het straks wel eens aan Jan!" „Geef mij maar weer genist vacantie, Ik houd niet van die nare klas! Die akelige rekensommen, Die komen tóch je nooit te pas!" De bolleboos zegt: „Reuze! Heerlijk! Nu kan ik weer fijn blokken gaan! Ik wil bij alle repetities Mijn knapste kameraden slaan!" „Ik zal den onderwijzer helpen, Bij 't zoeken naar een vreemde plant; En 's avonds maak ik eerst mijn sommen Dan ben ik spoedig uit den brand!" De eerste jongen komt nooit verder, De ander krijgt een fijne „baan"; Let wel: het zal een groote luilak Niet immer naar den vleeze gaan. De vacantie is voorbij door Corrie van Diemen. Een week of vijf geleên, Brak de vacantie aan voor mij; De school ging toen op slot De kind'ren waren blij! Nu is die tijd voorbij, Maar 't ging toch veel te vlug. Al denk ik met plezier Nog aan dien tijd terug. Ik ben geweest bij Nichtje Cor, Dat is 'n leuke klant. Daarom was ik het meest Bij haar en aan 't strand. Nog langer kon ik praten, Maar wordt mijn vers te lang, Dan zijn Oom Wim en anderen Boos op mij ben ik bang! Geen nood Corrie, al had je het vers je 4 keer zoo lang gemaakt en het was een plaatsje waard dan nog zou ik niet boos zijn. Integendeel! Oom Wim. 31 Augustus door Diederik. De Koningin van Nederland Was jarig, daarom elke stand Bracht op dien dag Haar eere; De Landesvrouwe, zoo bemind Door groot en klein, tot zelfs het kind, 't Was feest te Harer eere! Heel Holland was in feestgewaad, Êen groote drukte op de straat En rood-wit-blauw, oranje. Want jarig was de Koningin, Die in ons hart een plaats neemt in, De Vrouwe van Oranje! Luid klonk er op dit feestgetij Uit aller kelen, vroolijk blij: „Wilhelmus van Nassauwe". Ter eere van ons Wilhelmien, Daar allen toch zoo gaarne zien, De eed'le Koningsvrouwe! WIE ZIJN JARIG? Van 3 tot en met 9 September. 3 Sept. Frans Langebroek, Aloëlaan 49. S Sept. Fransje Hosman, Breestraat 115. 4 Sept. Dikkie van Vegten, Alexander- straat 66a. 4 Sept. Jeroen Need, Kooihof 5. 4 Sept. Annie Driessen, Heerensingel 31. '5 Sept. Josina Loomans, Hazerswoüde D 244. 5 Sept. Toos van Kessel, Ter Aar, Kerk- pad C 95. 5 Sept. Clasina Karreman, Metzustr. 1. 5 Sept. Henk van Baarsen, St. Jacobsge- sticht. 5 Sept. Jopie Lek, Groote Brug, Lan- geraar. 5 Sept. Apolonia Verdegaal, Tespelduin 210, Noordwijkerhout. 6 Sept. Corrie Bik, Seringenstraat 4. 6 Sept. Jozef van Berge Henegouwen, Hoogewoerd 169. 6 Sept. Corrie van Britsum, Zijlstr. 7. 6 Sept. Gretha van Dam, Oude Vest 85. 6 Sept. Rietje Broers, St. Aagtenstraat. 8 Sept. Ria Zoet, A 34, Oudewetering. 8 Sept. Nellie Driessen, Heerensingel 31. 8 Sept. Treesje Snijers, Botermarkt 15. 8 Sept. Annie Gründemann, Lorentzkade 8 Sept. Piet Schouten, Zoeterwoude Zuid- buurt C 59. 8 Sept. Nico Rodenwijk, Weipoort B 56, Zoeterwoude. 9 Sept. Tilly Lagerberg, Wasstraat 13. 9 Sept. Tinie Slats, Vinkenlaan 35 Noord ken wijk-binnen. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook hij of zij, die bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden, schrijve me ook minstens 14 dagen vóór dien ver jaardag. Oom WIM. Naar Schiphol en Amsterdam per boot door Theo Beren dse: Wij waren, mijn ouders, broertje en zus je, om negen uur 's morgens present op de Turfmarkt, want om dien tijd Zou de boot vertrekken. Door de Oude Vest ging het heel langzaam, wegens de vele bruggen, die geopend moesten worden. Buiten Lei den gekomen, begon de boot vlugger te va ren en spoedig lag Leiden achter ons en naderden we de Kagermeer. Een groote plas, waarin eenie eilandjes lagen, om zoomd met hoog riet. Tusschen dat riet la gen bootjes met hengelaars, die probeer den een vischje te vangen. Ook hadden bij eenige daar staande boerderijen kampeer ders hun tenten opgeslagen, die daar waar schijnlijk hun vacantie doorbrachten. Daar na ging de boot rechtsaf de Ringvaart in, links zagen we de groote vlakte van de Haarlemmermeer, rechts zagen we de dorpjes Nieuwe Wetering, Oude Wetering en Leimuiden. Spoedig naderden we nu Aalsmeer met zijn bloemkweekerijen. Te vens bleek, dat we dicht bij Schiphol kwa men, want we zagen al geregeld verschei dene vliegtuigen in het luchtruim. Na een poosje waren we bij Schiphol; de boot stopte en vele menschen, waaronder ook wij, stapten aan wal en gingen het vlieg veld op. We zagen vliegmachines opstij gen en dalen, waarbij ook eenige buiten- landsche. Toen we alles bezichtigd hadden, gingen we met een andere boot naar Am sterdam. Eerst een wandeling door de stad; wij kwamen ook op het Leidsche Plein. Wat een drukte en verkeer daar. Toen we genoeg van de drukte hadden gin gen we een rustiger plekje opzoeken, nl.. het prachtige Vondelpark. Wat een groot en mooi park is dat! De tijd verstreek veel te gauw, want nadat we iets gegeten hadden, begon 't uur van vertrek al weer te naderen. We zochten de boot weer op en bemachtigden nu zelfs een heel mooi plaatsje voor op de boot. 't Vertrekuur brak aan en langzaam maakte zich de boot van de kade los en ging weer in de richting naar huis. Wat was dat mooi zoo bij avond door de Ring vaart en de Kagermeer. Zoo'n mooïen tocht 's avonds over onze mooie meren is haast niet te beschrijven. In gezellige stemming naderden we Leiden en het leek wel, hoe dichter we bij Leiden kwamen hoe gezelliger het werd. Ik denk dan ook nog steeds met pleizier aan dat uitstapje op. die dag terug en hoop dit nog eens over te doen. U vraagt? 1. Waar woonde de vader van Kardinaal van Rossem en wat deed hij? 2. Wat is eigenlijk wantrouwen? 3. Ik lees van een Russische moejik; wie is dat? 'En wat zijn „popen"? 4. Hoe komt men aan 't woord telegraaf en telefoon? 5. Wat beteekent „troubadour"? 6. Ik las van „tutti frutti". Wat is dat voor een taal? 7. Wat zijn „watermerken"? 8. Wat is een „wichelroede". W antwoord 1. Hij woonde in Zwolle en was kuiper van beroep. Daar in Zwolle is ook de latere kardinaal geboren, met name Willem Ma- rinus. Niemand zal bij zijn geboorte op 3 Sept. 1854 gedacht hebben, dat ie eenmaal worden zou de trots van zijn geboortestad en van heel Nederland, en een sieraad van den Priesterstand der heele wereld. 2. Wantrouwen is niet of slecht ver trouwen. Maar nu zal ik je eens het toppunt van wantrouwen leeren. Dit is: als iemand je de hand heeft gege ven en je telt je vingers na of je ze nog allemaal hebt.... Onthoud dat! 3. Dat is een Russische boer. Popen zijn priesters van de Grieksche kerk in Rus land. 4. Telegraaf is eig. verschrijven; mid del om woorden snel over te brengen. Te lefoon is vérspreken. 5. Is oorspronkelijk een Fransch minne zanger in de middeleeuwen; ook dichter. 6. Dat is It#iaansch en bet. allerlei. 7. Dat zijn figuren in papier bij de be reiding ontstaan. 8. Dat is een tak van een hazelnoteboom met gaffelvormig uiteinde. Men gelooft met deze roede bronnen, schatten, gangen en oudheden te kunnen aanwijzen. Hoe dat gaat, weet ik ook niet. (Voor de grooten). Een schilder der vroclijkheid door Anton Roels. n. (Slot). Het lijkt njij het beste toe om met jullie een van Jan Steen's beste werken te be spreken, en, om dan een echt typisch meesterwerk te nemen, heb ik „De Dans les" uitgekozen, waarvan ons Amster- damsche Rijksmuseum de gelukkige be zitter is. We staan voor een aardig binnenhuisje. Op en om een ongedekte tafel in een dui delijk onopgeruimde kamer zitten vier kinderen; ze vermaken zich met een jonge kat, die door een der jongens aan beide voorpooten wordt vastgehouden, zoodat het arme dier schijnt te dansen op de mu ziek die een meisje op de fluit maakt. Er is echte jool om het potsierlijk figuur wat de arme viervoeter op de tafel maakt. Het ligt de kat heelemaal niet een ballet uit te voeren. Een kat is goed om in de zon te zitten spinnen of desnoods op muizenjacht te gaan; een jonge kat kan bovendien nog alleraardigst spelen met een bal of een propje papier of een onnoozel draadje, maar dansen met muziekbegeleiding nog al liefstneen, dat ligt onze tijgerach tige huisdiertjes allerminst!! Welnu, poes heeft ook heelemaal geen schik, het zou wellicht haar plaaggeest krabben als het daar kans toezag, maar daar past de bengel wel voor op! De hond is ook komen kijken naar het spel met zijn doodsvijand. Misschien vind hij het wel leuk, dat zijn huisgenoot zoo getreiterd wordt, wellicht ook staat hij alleen maar verbaasd te kijken, want zoo'n uitgelaten schouwspel heeft hij nog niet vaak gezien. Boven door een raampje naast de schouw ziet een oude man neer op het spel der kinderen. Zal hij een paar vermanende woorden spreken en zeggen- „Wat moet dat daar bengels? Is dat nou werk van Hollandsche jongens cm zoo'n stom dier zoo te sarren?" Maar het is ook best mo gelijk, dat hij in zich zelf moet lachen en denkt, dat ook hij jong is geweest en dus vol kattekwaad heeft gezeten. Hij kijkt echter schijnbaar ernstig; het past niet bij zijn waardigheid van ouden man om zich nog druk te maken om zoo'n flauwe aar digheid. Maar de kinderen amuseeren zich won- dergoed. 't Luitspeelstertje schijnt tezeer op te gaan in haar spel om nog veel drukte te maken, maar Qen dei jongens reikt de „VILLA ZEEZICHT" door Anton Roels. XI. Maar met dat al: wat moest ik begin nen? Dat ik gauw op mijn eilandje zou uitgekeken zijn, was aan geen twijfel on derhevig. En om hier als Robinson Cru- soë te blijven zitten, daar had ik geen puf in. Ik hechtte nog teveel aan de men schen om zoo in mijn eentje het leven door te brengen. Ik trok dus mijn overhemd uit, brak een boompje middendoor en plantte dit zelf gemaakte dundoek op het hoogste punt, dat ik vinden kon. En daar zit je nou met je goeie gedrag Aai de zeerob! Een fijn stormpje was dat, hè?" „Van mijn saaie leventje op dat stille niemandseüand behoef ik je niet veel te vertellen. De zon kwam op en ging weer onder; het regende er af en toe, precies als in Holland. En verder ging alles er zijn regelmatig, onafgebroken gangetje. (Hoe lang ik daar nu al weer zat, weet ik niet. Ik telde de dagen maar niet en ik begon werkelijk te wanhopen, dat ik nog ooit uit mijn eenzaamheid verlost zou worden. Tot.op een snikheeten dag ik op eens aan den horizon wat rook zag. Mijn hart stond bijna stil, want het kwam naderbij: ik ontdekte al een schoorsteen en een paar masten. Als een hazewind rende ik naar mijn vlot. Je moet namelijk weten, dat ik in mijn vrijen tijd van wat bijeen gezameld hout en stengels een primitief vlot had gebouwd, dat me wel eens van pas zou kunnen komen. En warempel, ik had mijn „schip" nu brood en broodnoodig! Ik roeide wat ik kon. De zee stond nog al hol en ik was aan het eind van mijn krachten, vóór ik er erg in had. Maar toch was het geluk mij ditmaal welgezind. Want men had mij op het schip gezien en in allerijl werd een sloep uitgezet. Doodmoe maar dolblij werd ik erin getrokken. Een uurtje later zat ik, in frissche ma trozenplunje gestoken, aan boord van het Britsche stoomschip „Caesar", dat op weg van Kaapstad naar Londen was. Weinige weken later zat ik weer in Holland, alsof er niets was gebeurd. De schipbreuk leek me al zóó lang ge leden en ik kon me niet goed voorstellen dat ik voor een klein jaar uitvoer met „De Goede Vaart". Op een dag zat ik bij een vriend te kaarten. We pauzeerden even en ik keek een oude krant in, die ik gebruikte om onder mijn vel papier te leggen, waarop ik de punten noteerde. Mijn oog viel op een kort artikel, dat ik nu nog precies herinner. Het luidde: „Het Portugeesche zeilschip „Sancta Theresia", dat op weg was van Kaapstad naar de Kaap Verdische Eilanden,is bij den hevigen storm met man en muis ver gaan!" Dat liegen ze! riep ik en ik sloeg met mijn vuist op tafel. Hou je een beetje gedekt! zei mijn vriend, wat is er nou weer aan het handje? Lees dit maar eens! Karei las het stukje en keek me verwonderd aan. Leef ik dan niet meer? Zit ik dan van avond niet met je te kaarten? Nou en ik heb ook op de „Sancta Theresia" geva ren! Wel gefeliciteerd dan, zei bijn vriend doodleuk, dan is er. ook geen reden om zoo kwaad te worden! Dat zag ik ook gauw in en ik zag maar af van mijn voornemen om de redactie een nijdigen brief te schrijven". Aai stak zijn pijp opnieuw aan, blies dikke rookwolken uit en keek zijn toe hoorders triomfantelijk aan. „Verdraaid", zei Barend, „ik moet gauw met den wagen weg, mevrouw ha len. Gaat de jongeheer even mee?" „Dat wil dus zeggen, dat ik in kan ruk ken!" bromde Aai: „ik heb mijn vertel seltje weer gedaan! Nou jongelui, ik ga mijn kooi maar weer eens opzoeken. Ik zeg maar zoo: een zeeman moet vroeg uit de veeren!" „Mag ik nóg eens een keer komen luis teren?" vroeg Piet. „Met alle plezier hoor! Je hebt ten minste je mond dichtgehouden...." En Aai slofte weg, tevreden aan zijn steen en pijpje trekkend.... (Wordt vervolgd). arme kat smalend zijn pijp, een ander valt bijna om van het lachen. We stellen ons voor, dat de schilder plots zoo'n tafereeltje heeft gezien. Hij kreeg een inval, maakte een schetsje en zette zich later op zijn gemak neer om het heele geval in warme kleuren en spran kelende levendigheid op het doek te bren gen. Maar hoe dit ook zij, wij zijn er een aardig schilderij rijker door geworden en niemand zal spijt hebben, dat Steen dit komisch tafereel op een zonnigen middag gebeuren zag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 10