Vorstelijk bezoek te Vogelenzang.
Drukte op het station Vogelenzang tijdens de dagen der
Wereldjamboree, welke duizenden belangstellenden trekt
Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Doesburg werd Woensdag
een allegorische optocht gehouden, waarvan hierboven een detail
Een overzicht tijdens het vlaggendéfilé voor de Koninklijke
Familie tijdens het vorstelijk bezoek van Woensdagmiddag
aan de Wereldjamboree te Vogelenzang
De aankomst van
H. M de Koningin
en Z. K. H. Prins
Bernhard op het
demonstratie-ter
rein der Wereld
jamboree tijdens
het bezoek van
Woensdagmiddag
Koning George van Engeland bezocht deze week het kamp
te Southwold in SuHolk, waar hij vroeger als Hertog van York
ieder jaar vertoefde. Een aardige toto tijdens het bezoek
In de haven van Oslo stortte deze week een vliegtuig neer, waarbij vijf
personen om het leven kwamen. Het bergingswerk
FEUILLETOH
WELKOM THUIS
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
door
WILL AMBERG.
(Nadruk verboden).
36)
„Gelooft u het nu?" vraagt Hasenstab,
die innerlijk geniet van Kaiserlien's rade
loosheid. Kaiserlien hoort de vraag niet
eens. Zijn blik blijft onafgebroken op de
foto gericht. Edith Gotron staat er uitste
kend op; zij zal toen 2 of 3 jaar jonger zijn
geweest. Haar oogen kijken opgewekt de
wereld in; haar gelaat straalt van levens
lust. Voor den man aan har zijde gevoelt
kaiserlien een hevige antipathie. De ezel
draagt een monocle en deze verwringt zijn
gezjcht tot een weerzinwekkende grimas.
In zijn blik ligt iets gemeens, iets geraf
fineerds, dat onmiddellijk wantrouwen op
wekt. Zóó zou de man er uit kunnen zien,
die zich voor mij uitgegeven heeft, denkt
Kaiserlien. Maar misschien komt zijn anti
pathie wel voort uit jaloezie.
„Wat moet die foto kosten, meneer Ha
senstab?" vraagt hij, plotseling tot een be
sluit komend.
Hasenstab weet prijzen te nemen. „Met
m'n reiskosten mee driehonderd francs!"
Maar Kaiserlien dingt niet af. Met een
woedend gebaar haalt hij zijn portefeuille
te voorschijn en legt drie bankbiljetten op
tafeL
,Dank u!" zegt Hasenstab kort. „Als u
mij nog eens noodig mocht hebben, ik ben
steeds tot uw dienst, doctor!"
„Bah!" zegt Kaiserlien half luid, als Ha
senstab hem den rug heeft toegekeerd en
dit „Bah!" heeft betrekking op alles, wat
hij zooeven heeft doorgemaakt: op Hasen
stab, die van de intimiteiten zijner mede-
menschen leeft, op Edith Wismuth, die de
mannen om haar vinger windt, hen be
driegt en die misschien zelfs een oplicht-
ster is en op de heele wereld, die tegen hem
schijnt samen te spannen en waarin laag
heid en gemeenheid zegevieren over eer
lijkheid en waarheid.
„Ik zal Montreux moeten verlaten", denkt
Kaiserlien „Het heeft geen zin hier nog
langer te blijven. En dat, wat mij hier over
komen is, weegt misschien nog zwaarder
en is zeker nog pijnlijker dan Starnberg en
Berlijn te zamen.
Als het maar niet zoo moeilijk wat tot
een besluit te komen. Het beste was het
alles te kunnen vergeten, alles....
Maar daartoe komt hij voorloopig niet.
De gebeurtenissen overvallen hem, de een
na de ander. Hij wordt aan de telefoon ge
roepen; een intercommuniaal gesprek. Een
oogenblik juicht het in hem. Dat is Edith.
Zij zal hem opheldering geven, waarom zij
zoo plotseling vertrokken is en waar hij
haar kan bereiken. Maar ook slechts een
oogenblik doet deze hoop hem opleven.
Dan ontneemt de telefoonjuffrouw hem
de illusie: „Opgebeld door Berlijn".
Berlijn dat kan Edith Gotron niet
zijn. Als zij gisteravond laat Montreux
heeft verlaten kan zij nu nog niet in Ber
lijn zijn. Dan leeft zijn hoop weer op: ten
zij.... zij een vliegtuig heeft genomen..."
Spoedig echter wordt ook deze verwach
ting de bodem ingeslagen.
„Hallo, met Hammer!" klinkt het aan het
andere einde van de draad. „Be njij daar
Kaiserlien?"
Had Hammer op dit oogenblik Kaiser
lien's teleurgesteld gezicht kunnen zien, hij
zou zich waarschijnlijk minder de trouwe
kameraad hebben gevoeld, die er slechts
op uit was zijn vriend ee ndienst te bewij
zen en hem werk en inkomsten te verschaf
fen.
„Ja, met Kaiserlien!"
„Hoor eens even, Kaiserlien", zegt Ham
mer, ben je op het oogenblik vrij?"
„Wat bedoel je daarmee?"
„Wel, het syndicaat heeft je noodig. Je
moet nog eens voor twee maanden terug
naar Palestina. Versta je me? Er komt een
commissie, die ter plaatse een en ander in
oogenschouw wil nemen".
„Is dat noodig?" vraagt Kaiserlien.
„Zeer zeker is dat noodig!" geeft Ham
mer ten antwoord. „Het syndicaat heeft je
vandaag vierduizend mark doen toekomen,
zoodat je de reis onmiddellijk kunt aan
vaarden. Over twaalf dagen wordt je in
Haifa verwacht. De boot vertrekt in het be
gin van de volgende week van Genua. Ga je
daarmee accoord?"
„Daar moet ik toch eerst nog eens over
denken", protesteerd Kaiserlien zwakjes.
„Er is niets om over te denken!" snijdt
Hammer alle bezwaren af. Dat zou nog
mooier worden, als Kaiserlien nu zelf een
streep door de rekening haalde Hij heeft
nota bene die heele reis naar Palestina al
leen geënsceneerd om zijn vriend onder een
plausibel voorwendsel voorloopig nog te
kunnen ondersteunen tot hy er in geslaagd
zal zijn hem een anderen werkking te ver
schaffen. „Wij hebben je noodig en daar
mee uit. Bovendien zit je nog aan je con
tract vast!"
Dat helpt. Als men Kaiserlien aan zijn
plichten herinnert, is dat een argument,
waaraan hij zich niet kan onttrekken. Bo
vendien gaat hem op dit oogenblik door het
hoofd: 't Laat me allemaal koud. Tenslotte
is het misschien beter, dat ik daar wat
verstandigs aanpak dan dat ik hier de eene
teleurstelling na de andere beleef. En dat
tot een besluit komend:
„Goed dan. Je kunt op mij rekenen!"
VIERDE DEEL.
I.
Kaiserlien bestijgt den weg, welke naar
het Karmel hotel leidt.
De breede baai van de zee, de vlakke
daken van de stad, de grijze silhouet van
de cementfabriek Nescher op den achter
grond, de olijfboomen links en rechts tegen
de hellingen, dat alles komt hem zoo be
kend voor, alsof hij hier gisteren nog met
Nora Tilden heeft gewandeld. Het kost
hem werkelijk eenige moeite om aan te ne
men, dat er sinds zijn vertrek uit- en te
rugkeer in het heilige land twee maanden
zijn verloopen, twee maanden, die zoo rijk
geweest aan zonderlinge gebeurtenissen.
Het zijn slechte dagen, welke hij achter
zich heeft en aan zijn reis voral bewaart
hij de onaangenaamste herinneringen. Eerts
drie dagen in Genua, waar hij zijn hotel
geen oogenblik verliet, omdat hij van uur
tot uur op post wachtte, post van haar,
welke hem van Montreux per expresse zou
worden nagezonden. Toen de pijnlijke ont
goocheling, welke het noodlot hem twee
uur voor het vertrek van het schip be
reidde; hy stond juist op het punt om het
hotel te verlaten, toen de portier hem een
expresse brief overhandigde. Alles jubel
de in hem, maar helaas, het was niet Edith
Gotron, die hem schreef, doch de, naar
nieuwe winstbronnen speurende heer Ha
senstab. Deze had zich, in de hoop op een
behoorlijk honorarium, beijverd Kaiser
lien een in zijn oogen zeed belangrijk do
cument te doen toekomen, een trouwboek
je, hetwelke de mededeeling behelsde, dat
op 5 Juli 19dus ongeveer twee jaar ge
leden, juffrouw Edith Wismuth en de eco
nomist en jurist, dr. Hans Körthe door den
ambtenaar van den Burgerlijken Stand te
Saarlouis in den echt waren verbonden.
Dat was het laatste geweest, wat hij van
Edith had gehoord. En nu was hij weer
hier in het heilige land en moest hij wer
ken. Daar boven in het hotel zaten mis
schien reeds drie of vijf, misschien ook ze
ven heeren op hem te wachten. De com
missie, waarvan Hammer had gewaagd, die
de practische uitvoerbaarheiod zou onder
zoeken.
En misschien bevond ook Nora Tilden
zich daarboven in het hotel en als die hem
zag, zou zij zeker gelooven, dat zijn terug
keer slechts haar gold. Natuurlijk zou zij
dan met alle haar ten dienste staande mid
delen trachten hem opnieuw aan zich te
binden en ook dat zag hij aankomen
zy zou daar ongetwijfeld in slagen, al zou
zij dan niet kunnen voorkomen, dat hij in
haar tegenwoordigheid slechts aan Edith
Wismuth dacht. Misschien was het wel
goed voor hem, dat hij hier ten minste
weer geregeld aan het werk kon gaan.
(Wordt vervolgd).