DE LEIDSCHE COURANT Correspondentie. Rie van Buël, Leiden. Ik dacht •wel, dat jij van de partij zoudt zijn, Rie! Jij doet altijd trouw mee en al krijg je bij loting niets, toch blijf je trouw mee doen! Dat is flink van je en wat de be schrijving van je uitstapje betreft, ik vind het zoo goed, dat ik jouw brief als voor beeld hier onder laat afdrukken. Zie maar eens! Dag Rie! Groeten aan je vader en broer! Een schuilnaam heb ik ook liever niet! Co v. d. Geest. Warmond. Neen maar, die is goed. Ik heb de lijst nog eens nagezien, enn gevonden in Januari wel An nie maar niet Co. In Juni vond ik je naam op 22 vermeld. Dat klopte! Maar hoe jij nu ook op 21 Juli in de lijst komt, begrijp ik ook niet. Enfin, nu zal het ^el in orde komen. Graag zou ik je geestig versje la ten afdrukken als het voor allen interes sant" was. Dag Co! De hand voor jou en alle huisgenooten. Theo Beiendsen, Leiden. Ik wist wel, dat het boek bevallen zou. Ik houd je aan je woord, Theo, als weer prijs raadsels komen, hoop ik jou en ook zusje weer te 'zien. Dag Theo! Groet vader en moeder van me! Henk v. d. Steen. Leiden. Zoo Henk, zou jij dat „verhaaltje" graag willen opgenomen zien! Maar dat verhaaltje is niet precies eigen werk. Ik heb zoo iets va ker gelezen, en als ik me niet vergis dit zelfde. Toch wil ik onder ..allerlei" jouw bijdrage laten plaatsen. De hand voor jou! Zie nu of de volgende week! Rachel Hartevelt, Leiden. Een uitnoodiging te krijgen om in Amster dam te komen logeeren, is wel een lucht sprong waard. Dat had je zeker niet ge dacht, dat de Dierentuin (de „Artis" zegt men in Amsterdam) zoo groot was, is wel? En dan die lange straten en hooge huizen en pracht-winkels. Ja, daar is Leiden niets bij! Jammer, dat de dagen dan omvliegen en de vacantie uit is, vóór men het weetf Dag lief Nichtje! Hoor ik nog eens wat van je? Groet ook je ouders van me! Marie Hockx, Leiden. Zoo Ma- rietje, was jij ook „bruidje" in de proces sie te Heiloo! Jij moest toen vroeg uit de veeren, zou ik meenen! Maar, dat moet men er voor over hebben. Als men zoo'n reis achter den rug heeft, smaakt de boterham wel! Heiloo is als dorp niet veel, maar de bedevaart er heen is er niet minder plechtig om! Zoo'n processie vergeet men niet licht! Dag Marie! Tot later! Groeten aan alle huisgenooten. Nellie de Groen, Leiden. Ja, in de zesde klas moet al heel wat geleerd worden! Viel het examen in: „veilig ver keer" zoo mee? Dat is een bewijs, dat de Juffrouw het jullie zeer goed geleerd had. En dan een „ijscootje" na zoo'n tocht, smaakt wel! Hoor ik later nog eens wat van je, hoeveel er slaagden? Met hand en groet! Maartje Berk, Z'woude. Zoo! is het boek zoo goed bevallen? Dat doet me pleizier te hooren! De Engelbewaarder is ook een fijn weekblaadje! Blijf maar goed Ons krantje lezen: er is altijd iets in, waar iets uit te leeren valt. en blijf in school goed je best doen. Als alles zoo goed gaat, als het schrijven, ben je zeker een van de eerstender klas! Dag Maartje! Groet je ouders van me en de Eerw. Zuster en de Juffrouw! Betje Vink, Z' woude. Schrij ven naar een vriendinnetje, die elders woont, is een pracht-oefening. Om te lee ren „stellen." Dat heeft de Zuster zeer goed bekeken. Wat zul je raar opgekeken hebben, toen dat vreemde meisje uit Rot terdam zoo pardoes voor je neus stond! Had je ook eens op hun „tandem" geze ten? Of durf je dat niet? Dag Betje! Ik groet je zeer en alle huisgenooten! en ook Truus! Schrijf haar dat maar! Martha v. Leeuwen, Z'woude. Ja Martha! Ik beantwoord alle briefjes. Wel moet men wel eens een poosje op ant woord wachten, maar dat geeft niets, is wel? Zoo'n fietstochtje is een feest op zich zelf. Bodegraven is nu precies niet naast de deiu\ Dat onderweg een ijsco smaakte, begrijp ik en dat in de vrije natuur de boterham bijzonder smaakt, heb ik ook va ker ondervonden. En wat kan men nu na zoo'n tocht veel vertellen en.... hoe heer lijk is het dan te droomen van al het goede, dat we weer dien dag ondervonden! Dag Martha! Met veel goeds vóór allen! Marietje Over de Vest, Z'wou de. Niets prettiger dan een groot huis houden! Wat zal Jootje verwend worden! Verstoppertje spelen in het hooi, is een al leraardigst spel. Dat nooit verveeld! En daarna slootje springen? Jonge nog toe! Ik wou wel eens met jullie meedoen! Zou ik het winnen? Ik betwijfel het zeer! Na zoo'n dag zal Zandman komen, eer men hem verwacht, is niet Marietje? Dag kind! Tot later dan hoor ik wel, weer eens wat van jullie. Piet Snijders! Dank voor dit verhaaltje! Ik laat het plaatsen! Hou me aanbevolen voor die „beloofde kiekjes". ATTENTIE. Allen neefjes en nichtjes, die eenige we ken vrij-af gekregen hebben, wensch ik een heerlijke, prettige, leuke, gezellige en aangename vacantie. Ik hoop, dat ik van velen uwer een gezellig briefje of een leuk kiekje of kaartje ontvang van de verschil lende uitstapjes, tochtjes, reisjes, die in deze vacantie ondernomen worden. Ook wensch ik U allen mooi weer toe, dan zal ik zelf er ook geen klagen over hebben. Oom W i m. Dag Piet! Groet vader en moeder van me en ik wensch jou in de vacantie heel veel plezier! Tonny Winkelmolen, Leiden. Bobby lijkt me een leuk dier te zijn! Een alleraardigst gezicht zal dat geweest zijn, toen hij met „den hengel achter zich aan sleepend, den tuin doorrende. Jo was wel bij de hand, om de melkboer te vragen om een handje te helpen. Het gebeurt an ders niet vaak „een hond aan den haak te hebben, zelfs voor men den hengel heeft uitgegooid." Dag Tonny! Schrijf me later ook eens hoe het je gaat op de H. B. S. Groet vader er moeder van me en de broer tjes en zusjes! Hierbij zullen we het laten. Tot de vol gende week! Dan gaan we door! Oom W i m. U vraagt? 1. Hoeveel Joden zouden wel uit Duitsch- land vertrokken zijn? 2. Wat zou de naam Joseph beteekenen? 3. Wanneer en waar is in ons land het Eucharistisch congres geweest? 4. Wie was ook weer de Nederlandsche Paus? 5. Hoeveel „Staten" zouden nog wel op de wereld zijn? 6. Mijn vader vraagt, wat „nestor" be- teekent? Wij antwoorden. 1. Meer dan 100.000 Voor den uittocht woonden er 517.000 jóden. 2. Hoe meen je dat? Joseph is de Fran- sche naam voor Jozef of Joop, zooals jij heet. Joseph beteekent oorspronkelijk (in het Hebreeuwsch): toename, vermeerde ring. Nu weet je het wel!! 3. In Amsterdam en wel in 1924. Als ver tegenwoordiger van den Paus was toen hier Kardinaal van Rossum; als legaat zoo als men dat anders noemt. 4. De Paus, in Nederland geboren, was Adriaan VI. Hij is nog geen twee jaar Paus geweest. Hij stierf den 14en Sept. 1523. 5. Het internationaal bureau voor Statis tieken heeft vastgesteld dat er op de we reld nog 305 officiéél erkende Staten be staan. Hieronder is n. t. ook „de Vaticaan- sche stad" begrepen; de Staat van den Paus als regeerend Vorst. 6. Nestor was een eerbiedwaardige grijs aard; fig. betgekent ,het woord de oudste; b. v. men spreekt van de Nestor der he- dendaagsche staatslieden; de Nestor der professoren enz. Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 30 Juli tot en met 5 Aug. 30 Juli: Agie Mank, Langeraar gem. Ter- Aar. 30 Juli: Hendrika Eling, Gasstraat 66. 30 Juli: Adriaan v. Leeuwen, Alphen. 3G Juli: Rika Vollebregt, Zegw. weg H. 35, Zegwaart. 30 Juli: Henk Overdijk, Hoogewoerd 168. 30 Juli: Annie van Oyen, Anna Paulowna- straat 1. 31 Juli: Piet Zwetsloot, Hoogmade B 252. 31 Juli: Cornel is Bik, Hoefstraat 21. 31 Juli: Henk Harmsen, 2de Haverstr. 71. 31 Juli: Mina Loogman, Heerenweg no. 73, Leimuiden. 31 Juli: Henk Herreur, Langebrug 29. 31 Juli: Johanna Rutten, Hoekeindschen- weg, Bleiswijk 62. 31 Juli: Adriaan v. d. Geest, Zijldijk 32. 2 Aug.: Johanna Hoogervorst, Munniken- straat 52. 2 Aug.: Adriaan v. d. Vooren, Jan van Houtkade 28. 3 Aug.: Louis van Kempen, Garenmarkt 3 Aug.: Jantje v. d. Meer, B 161 R'veen. 4 Aug.: Willy Zwetsloot, W. Singel 42. 4 Aug.: Wim Vesseur, A 33 Oude Wetering 5 Aug.: Frederik Friesema, Korevaar- straat 26. 5 Aug.: Toosje van Kestel, Kerkpad 95 C Ter Aar. 5 Aug.: Betrus Hoogeboom, Hoogmade B 328. 5 Aug.: Hubert Mentink, Zoeterw. weg 2. 5 Aug.: Cor Bernsen, Breestr. 157. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, of bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Oom Wim. „VILLA ZEEZICHT" door Anton Roels. VII. Ze bleven nog een uurtje aan het strand en Piet bouwde nog wat aan het pandpa- leis, dat door zijn vriendje in de steek was gelaten. Maar spoedig had hij er ge noeg van: de zon brandde zóó fel en het was zóó drukkend warm, dat hij maar wat ging uitblazen in de schaduw van Tantes badstoel. Snel kwam de vloed op en ze moesten terug, wilden ze niet midden in het water komen te zitten. „We zullen eens naar huis gaan", zei Tante, „je zult wel honger gekregen heb ben van ons zeereisje!" En Piet dacht er niet aan, dit te ontken nen. „Wie was toch die vriendelijke man, Tan te, die mij naar de boot droeg?" vroeg hij, terwijl ze een duin opklauterden. „Jahoe hij eigenlijk heet, weet nie mand. De menschen hier noemen hem alle maal „Aai de Zeerob". Hij komt 's avonds wel eens bij Barend om te kaarten. Hij moet erg veel hebben meegemaakt. Die twee kunnen soms urenlang zitten te pra ten. „Aai is dan aan één stuk aan het woord. Ik kan het hooren op mijn slaap kamer aan zijn zware, brommerige stem?" „Waarover vertelt hij dan, Tante?" „Ik denk over zijn avonturen op zee. Hij heeft jaren op een kleine zeilboot geva ren. Die boot is bij een zwaren storm ver gaan en „Aai" is de eenige, die het er le vend van heeft afgebracht. Je mag wel eens gaan luisteren, als hij aan het ver tellen is. Misschien komt hij vanavond wel." Onder het eten vroeg Tante, of Piet mee wilde naar het concert in de Kurzaal. „Of ga je liever naar Aai den Zeerob luiste ren?" Piet wist niet, wat te antwoorden. Voor zichzelf bekende hij, dat hij het liefst dit laatste deed, maar hij was bang, dat Tante het niet leuk zou vinden, als hij dat zei. Maar Tante Jo had den jongen al begre pen. „Ik vind het heelemaal niet erg hoor, als je thuis wil blijven. Ik begrijp het, dat je voor zoo'n concert nog niet veel voelt. Dat komt wel, als je wat ouder wordt. Je moeder was ook zoo muzikaalDan blijf je vanavond maar bij Barend, maar je moet me beloven, dat je niet meer naar het strand gaat!" Dankbaar keek Piet zijn Tante aan. „U bent een engel!" zei hij oprecht en hij vloog haar onstuimig om den hals. Barend bewoonde een vriendelijk huisje, achter den grooten tuin van „Villa Zee zicht". Het lag met zijn roode dak en zijn welig-tierend klimop temidden van het goudgeel der duinen en de bonte verschei denheid van bloemen, waar Barend met recht „een zwak" voor had. De gemoede lijke dikzak woonde daar alleen. Getrouwd was hij niet en hij wist niet, of hij nog wel familie op de wereld had. Hij vond dat ook niet erg, want hij had het best naar zijn zin en zou niet graag met een ander van lot willen ruilen. Zijn mevrouw was goed voor hem, hij had veel vrij en hij besteedde zijn tijd met zijn lievelingsbezigheden: Wild-West- en detective-verhalen lezen, kaarten en schaken. Als Barend aan het lezen was, moest je hem niet storen. Hij was dan humeurig en zei op alles: „Ja!" of „Nee!". Hij las lig gend op een bank voor zijn huisje, blies vervaarlijke rookwolken uit zijn pijp en trok zich niets van de heele wereld aan. Zoo stil en teruggetrokken als hij bij het lezen was, zoo druk maakte hij zich, als zijn vrienden met hem te kaarten zaten. Met vervaarlijke bonzen op tafel speelde hij zijn troeven uit en hij lachte dan, dat de ruiten ervan rinkelden en een van zijn kameraden zuur opmerkte: „Je kan wel hooren, wie er weer aan het winnen is!" En Barend als schaker! Neen, daar zul len we maar niet over spreken, want een Euwe of Aljechin kan niet méér van dat edele spel houden dan onze stevige, maar doodgoede vriend! (Wordt vervolgd). (Voor de Grooten). EEN HAAGSCH GEZIN IN HET JAAR 1672 door Joop Jollmann. III. Willem overdenkt dit niet alleen, maar hij wrijft ook met beide handen over zijn broek, die al heel wat slagen heeft moeten doorstaan. Maar hij treft het, want Meester, een vurige aanhanger van Johan de Witt, is te veel in beslag genomen door de politieke gebeurtenissen, dan dat hij het werk van de jongens nauwkeuriger bij het ophalen naziet. Zoo verloopt de dag vrij rustig en als Willem na schooltijd naar huis gaat, zijn de straten weer even kalm als anders. Thuisgekomen ziet hij vader met den on derschout staan praten en daar Willem voor deze laatste nog al respect heeft, loopt de jongen vlug naar de huiskamer. Moeder schenkt net de thee in en Willem doet zich te goed aan een kop; de kachel straalt een behagelijke warmte uit er. poeslief ligt er voor te spinnen. Juist wil onze vriend weer naar buiten gaan, als vader binnenkomt en zich in een stoel laat neervallen, terwijl hij zegt: „Johan de Witt is afgetreden als raadspensionnaris en Gaspar Fagel is hem opgevolgd. De relletjes zullen nu wel afgeloopen zijn. Zeg, Willem," wendt hij zich tot zijn zoon, „loop eens even naar het huis van je vriend en zeg hem, dat we vanavond ko men gelukwenschen". „Ja, vader", ant woordt Willem en met eenige sprongen is hij den winkel uit. Bij het deftige heerenhuis van Fagel is het een komen en gaan van koetsen; hee- ren met zijden kuitbroeken en groote ste ken, vergezeld van dames in fluweelen kleeren met wijde rokken stappen uit en gaan naar binnen. Willem vraagt Hein even alleen te spreken en hij gaat weer naar huis met een uitnoodiging tot het bij wonen van het groote avondfeest in den tuin van den nieuwen raadspensionnaris, die den gehaten „Lange Jan" is opgevolgd. Er zijn alweer een paar weken verloo- pen, als Willem Reymer op een avond met zijn vrienden door de stad wandelt. Voor het gebouw van het Hof van Holland is het erg druk. Willem informeert naar de re den ervan bij een van de kerels, die er staan te wachten. „Cornelis wordt aan de tand gevoeld, ze zeggen, dat ie den Prins heeft willen vermoorden en als dat waar is, zal ie wel door een hennepen venster moeten kijken", voegt de man met een grijnslach erbij. „Dat laatste beteekent niets anders dan ophangen, hoor", verdui delijkt hij zijn woorden. De jongens voelen er niets vor in de drukte te blijven en wandelen door. Voor de bollen- en gebaktent op de Kneuterdijk blijven ze staan en kijken begeerig naar de lekkernijen, die achter glazen platen uitgestald liggen. Daar nadert een kerel, breed-geschouderd en met een grimmige lach op het woeste gelaat. „Hier jongens", zegt hij gul, „heb je ieder twee wafels". De bollenbaas, die de wafels ruimschoots vergoed heeft gekregen wacht tot de milde gever verdwenen is, en zegt dan op fluis terende toon tegen de knapen: „Dat was Tichelaer, die Cornelis de Witt valsch heft beschuldigd. Oh, wat een schoft", en de dikke baas balt zijn vuisten. Natuurlijk krijgen vader en moeder het heele verhaal van a tot z te hooren. Mijn heer Reymer, die de rechtszaak tegen Cor nelis de Witt ook reeds vernomen heeft, scchudt het hoofd en zegt: „Ach Heer, als de ellende maar niet weer begint: Ik ben er bang voor. Het is anders mooi genoeg geweest met die relletjes. Die Tichelaer mogen ze wel opsluiten, maar ik geloof eerder, dat er velen zijn, die dezen scha vuit in bescherming nemen." Dien avond gaat het gezin Reymer uit. Oom Jacob is jarig en het belooft een echt feest te worden. (Wordt vervolgd). BEIDEN door Diederik. Beiden hadden afgesproken Dat zij zouden samen gaan Rijden op een mooie tandem, En., zoo'n tocht stond beiden aan. Beiden hadden ze vacantie, Daarom hadden zij den tijd; Gingen rijden op een tandem, Beiden werden toen benijd. Beiden vingen aan het tochtje, Beiden trapten even hard, Omdat dit voor tandem eisch is, En gelijk was ook de start. Beiden zittend op hun tandem, En genietend van natuur, Reden zij langs bosch en velden; Bovendien., het was niet duur! Beiden, in hun week vacantie, Fietsten door mooi Nederland; Zij bezochten mooie plekjes: Stad en dorp en zee en strand. Beiden waren zeer tevreden, Het is waar wat ik U zeg, Tandemtocht is hen bevallen En zij hadden haast geen pech. Beiden leerden ook begrijpen: Op dien tocht, bij tandemrit Eén in hand'len, één in denken Dat daar steeds veel kracht in zit! Beiden, samen, tandemrijdend, Voelend zij zich o zoo sterk! Beiden, samen, overwinnend, Licht werd zoo het zwaarste werk!! <0 BRIEF VAN RIE VAN BUEL waarin ze vertelt over 'n schoolreisje. Toen we Vrijdagmorgen om kwart over 8 wegginge,n was het 't prachtigste weer, dat we ons maar denken konden. Door Sassen- heim, Lisse, Hillegom en Heemstede ging het met een flink gangetje naar Haarlem. Daar het nog vrij vroeg was, zag je overal door de dorpjes, die we door kwamen, ka deren, die naar school gingen, en die ons, vooral in Hillegom. met open mond na staarden. Want drie autobussen met kin deren ziet men niet iederen dag. Drie auto bussen, ja, want de geheele M.U.L.O. ging mee, n.l. de 7e, 8e en 9e klas. Van Haarlem ging het nu naar Velsen, waar we met een pont het Noordzee-kanaal overstoken. Nu ging het langs akkers en weiden en door bosschen naar Alkmaar. Dat was een heele zit, maar we kortten ons den tijd met kijken, zingen en snoepen. Om kwart over 10 waren we in Alkmaar. Daar het Vrijdag was, troffen we het prach tig met de kaasmarkt. Het was een leuk gezicht, al die kaasdragers met hun roode, witte, blauwe, groene en gele hoeden, hun wagentjes kaas te zien wegrijden of hun soort „jukken", volgeladen met kaas, te zien dragen. Toen het van het Waaggebouw elf uur sloeg, zagen we op de toren de paardjes te voorschijn komen. Met een foto, waar zóowat de heele klas en een paar „kaasboerinnen" opstonden, namen we af scheid van Alkmaar; en toerden naar Ber gen. Nu zag je haast niets dan bosschen, pensions en villa's. In Bergen hebben we in een groote speel tuin onze boterhammen opgepeuzeld. Toen mochten we gaan spelen. Van alles was er in die speeltuin, zooals: 1. Een draaimolen met stalen stoeltjes, 2. een vliegend rad; 3. een hobbelende geit, d.w.z. een heele groote bak met bankjes, waar zoowat de heele klas in kon en die maar op en neer ging, 4. een kettingbrug, maar niet eens niet over 't water, maar over een diep dal; 5. Twee glijbanen, waarvan er een wel 10 m. hoog was; 6. een ja-schommel waar ook een heeleboel kinderen op konden, 7. een apenhok, 8. bedriegertjes, 9. een dwaaltuin; en nog veel meer. Die dwaaltuin was eenig. Je moest erg oppassen om den goeden weg te' vindën, nl die, bij welks uiteinde je bij het midden punt kwam. En dat was lang niet gemakke lijk. Telkens, als je dacht, den goeden weg gevonden te hebben, maakt, hij soms op eens een bocht.... en.... liep dood. Dan maar weer terug! Wanneer je dan eindelijk aan het einde was, mocht je lekker uitrus ten en dan kon je probeeren er weer uit te komen. Dan wachtte je nog een leuke ver rassing, n.l. een lachhuis. Dat was een groote kamer, waar verschillende lach spiegels in waren. Je kon daar lachen naar hartelust, want in de eene spiegel leek je al gekker dan in de andere. In een spiegel werd je zelfs geheele „omgedoopt" in een Lilliputter, met heele kromme beentjes. Om een uur of twee gingen we naar de bosschen. Verschillende spelletjes werden daar gedaan en natuurlijk ontbrak een foto toestel niet. Na een poosje gingen we weer naar de speeltuin terug, kochten onderweg allemaal een ijsco, en kregen bij onze terug komst nog een glas limonade. Toen kwam het glanspunt van dien mid dag, namelijk een wedstrijd op de hooge glijbaan. Dat was pas leuk. Je gleed gewoon naar beneden en wie dan onderaan 't verste doorgleed, had gewonnen. De le prijs was 2 reepen chocolade en de 2e prijs een reep. Het werd een spannende wedstrijd! Ik zelf was een heel eind doorgegleden, 't verste van allemaal. Het duurde een heele poos, voordat iemand me inhaalde, maar wat gaf dat nu? Het was toch maar een aardig heidje. Maar ook dit keer was Vrouwe Fortuna me niet gunstig, want ik werd ook van de 2e plaats verdrongen. Erg vond Ik 't niet, want de pret had ik alvast gehad. Het begon zoetjes-aan tijd te worden en we aanvaardden de terugtocht. Nu ging het over Egmond-Binnen, Driehuis, Wester- veld, waar we het crematorium heel goed konden zien, naar Velsen. Juist toen we voor de pond stonden, voer ons een groot Duitsch zeeschip voorbij: „Halle" genaamd, dat de hakenkruis-vlag achterop voerde. Nu wachtte ons nog een verrassing: n.l. de Ruïne van Brederode. We werden door een gids rondgeleid, die ons allerlei ver telde, over de vroegere bewoners van Bre derode. We mochten ook de eene toren be klimmen, vanwaar we een prachtig uit zicht hadden over de omgeving met Haar lem in de verte. Het was intusschen al laat geworden, dus zochten we onze bussen weer op, die ge duldig bij het hek waren blijven wachten. We gingen over Heemstede naar Lisse, Sas- senheim, Oegstgeest naar huis. Toen we om kwart over 9 het Levendaal opreden, waren we het er allemaal roerend over eens, dat het een heerlijke dag ge weest was!!!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14