Z. K. H. Prins Bernhard op Waalsdorp. De AmericanClip- per is na behouden oceaantoeht te Foynes gedaald, waar de president De Valera de be manning verwel komde Prins Karei van Zweden is te Kvillinge in de provincie Oestergotland in het huwelijk getreden met gravin Elsa von Rosen Het jeugdig echtpaar na de huwelijksvoltrekking Z. K H. Prins Bernhard bracht Woensdag ter gelegenheid van het 108-jarig bestaan der brigade Grenadiers en Jagers een bezoek aan het kampement Waalsdorp, waar hij de beide regimenten inspecteerde Een prachtig exemplaar van de groote Engelsche nationale landbouw- en veeteelttentoonstelling te Wolverhampton De zesde étappe van den Tour de France. Ver- vaecke en Bartali bereiken den Col des Aravis De bekende Belgische ballonvaarder Demuyter (midden), winnaar van de Gordon Bennett-race, met zijn zoon en den kapitein van het Poolsche s.s. .Slask", waarmede hij Woensdag van zijn tocht te Antwerpen terugkeerde m FEUILLETON «SP WELKOM THUIS De wonderlijke belevenissen van dr. Kaiser lien door i WILL AMBERG. (Nadruk vemoaenj. 12) De eigenaresse van de woning doet zelf open. Zij is een kleine, grijze matrone, die niet in het minst imponeert. In haar oogen schijnt elk leven uitgebluscht en om haar mond ligt een trek, alsof zij voorgoed met deze wereld heeft afgedaan. Kaiserlien licht beleefd den hoed. „Pardon, mevrouw, ik hoop, dat ik niet derangeer; ik zou nL graag een van uw huurders willen spreken!" Zij, verheugd over deze onverwachte af wisseling in haar eentonig bestaan en on middellijk vol sympathie voor dezen vrien delijken jongeman, verzekert haastig, dat zij geheel tot zijn beschikking is. Wie weet, hóe lang zjj haar salon al niet meer voor bezoekers heeft open gesteld; Kaiserlien laat zij echter onmiddellijk binnen. Ongetwijfeld besteedt de goede vrouw al haar tijd aan de verzorging van haar woning. Het oude notenhouten buffet naast de met pluce gordijnen behangen ramen, de lage sofa met den geweldigen opzet, waarop natuurlijk eenige imitatie Chinee- sche vazen prijken; de voor de kleine ka mer veel te groote salonkast, waarop het letterlijk wemelt van vergeelde foto's dat zijn zoo de dingen, welke dagelijks me vrouw Reinhardt's volle toewijding genie ten. „Mijn naam is dr. Kaiserlien!" stelt hij zich voor. Zij reageert met iets van blijde verras sing. „Ach, dr. Kaiserlien! Zeker familie van m'n vroegeren huurder?" Kaiserlien gaat, zonder zich ook maar een moment te bedenken, op deze opmerking in. „Juist ja; ontdekt u eenige gelijkenis of geeft alleen de naam u aanleiding tot deze veronderstelling?" Mevrouw Reinhardt houdt haar hand beschermend boven de oogen, als staarde zij tegen een felle zon in en fixeert haar bezoeker eenige seconden lang. „Ja, als ik u goed bekijk, moet ik zeg gen, dat er wel eenige gelijkenis is. In de eerste plaats al het figuur en danuw neef was ook zwart." Overweldigend is deze persoonsbeschrij ving niet; er is althans geen bevel tot aan houding uit te formuleeren. Kaiserlien tast daarom verder: „Weet u, dat ik mijn neef zelfs nog nooit gezien heb? Ik ben namelijk van mijn jeugd af in 't buitenland geweest maar ik geloof, dat ik nu langzamerhand oud genoeg ben om eens met bijn familie kennis te maken". „Och, maar dan zal dr. Kaiesrlien het ze ker betreuren, dat u hem niet meer hebt aangetroffen", verzekert zij met oprechte deelneming. „Werkelijk, dat is jammer; hij is juist drie dagen geleden vertrokken". „Denkt hij lang weg te blijven?" Mevrouw Reinhardt haalt met een be denkelijk gezicht de schouders op. „Ja, ik vrees, dat hij in 't geheel niet meer zal terugkomen. Hij heeft wel twee maanden vooruit betaald, omdat hij zoo plotseling moest vertrekken en ik heb hem beloofd zijn kamer zoolang te reserveeren, maar ik geloof toch niet, dat hij weer te rugkomt, want hy heeft al zijn bagage mee genomen." „Dat is jammer!" zegt Kaiserlien en dat meent hij oprecht. „Heeft hij u niet ver teld, waar hij heenging?" „Hij zei, dat hij mij zijn adres nog zou meedeelen. Hij scheen n.l. zelf nog niet te weten, waar hij voor zijn beroep heen moest". „Welk beroep heeft hij dan?" Mevrouw Reinhardt lacht ietwat verle gen. „Ja, wat hij eigenlijk van zijn vak was, weet ik niet precies. Ik geloei haast, dat hij schrijver was of :oo iets, omdat hij zoo'n beetje deed, wat hij wilde. Eigenlijk was h(j altijd vrij." „Heeft hij lang bij u gewoond, me vrouw?" „Op den vijftienden van deze maand was het precies een half jaar. Maar we hebben het altijd goed met elkaar kunnen vinden en het heeft mij heusoh vreeselijk gespeten, toen hij zoo plotseling weg moest Ik weet wel, dat ik zoo'n aardige, nette, de gelijke huurder nooit terugkrijg. Hij eisch te zoo weinig! Als ik bedenk, wat ik vroe ger met verschillende heeren heb meege maakt! Maar uw neef was er steeds op ui om het mij zoo gemakkelijk mogelijk t' maken. Afgezien van het feit, dat de verdwene' Kaiserlien neiging toonde zijn schulden mei andermans geld te betalen, scheen hij dus een toonbeeld van deugdzaamheid te zijn geweest. Kaiserlien overleg+ hoe hij nog meer te weten zal kunnen komen. „Hebt u er mis schien eenig idee van, waar ik hem zou kunnen bereiken? Of had hij misschien vrienden, bij wie ik iets over zijn tegen woordig adres te weten zou kunnen ko men?" „Zijn beste vriend was meneer Stolzen- berg! Als die u zijn adres niet kan geven..." „Eduard Stolzenberg?" valt hij haar in de rede. „Stolzenberg hpe kon dat nu zijn beste vriend zijn?" Hij zwijgt plotseling, beseffend, dat hij zich daar danig versproken heeft, maar spoedig is hij weer meester van de situatie. „U moet weten, mijn neef heeft mij eeni- gen tijd geleden geschreven, dat een van zijn vroege kennissen, een zekere Stolzen berg een proces tegen hem begonnen was om een bedrag van van, ik weet niet meer hoeveel." „Van vijfentachtigduizend mark", weet mevrouw Reinhardt prompt. „O, weet u daar ook van? Heeft hij met u daarover gesproken?" Nu is het aan haar te erkennen, dat zij zich verraden heeft. Stotterend tracht zij de situatie te redden: „GesprokenNee, direct er over gesproken heeft hij niet. maar ik ben er door een toeval achter ge komen. U moet weten, op een dag, toen uw neef niet thuis was, bracht de post een aangeteekend stuk van de rechtbank, een door meneer Stolzenberg tegen hem ingediende klacht. En toen las ik toeval lig, dat meneer Stolzenberg een proces te gen hem was begonnen over licenties of zoo iets." Deze mededeeling is natuurlijk eenigszins bezijden de waarheid. Maar de goede vrouw kan na eenmaal bezwaarlijk op biechten, dat :ij wel eens in de schrijftafel van meneer Kaiserlien snuffelde en bij die gelegenheid kennis nam van den inhoud van het betreffende document. „Heeft mijn neef met u wel eens over dat proces-Stolzenberg gesproken?" vraagt Kaiserlien. „Neen, dat nooit. Maar ik geloof trou wens, dat er van dat geheele proces ten slotte niets terecht gekomen is, want de heeren hebben zich al gauw weer ver zoend. Kaiserlien is perplex. Van een verzoening tusschen die beide heeren had hij tot dus ver nog niets vernomen. „Zoo, hoe weet u dat?" „O, dat was gemakkelijk genoeg te zien", antwoordt mevrouw Reinhardt, „want nog geen twee dagen nadat meneer Kaiserlien het aangeteekende stuk had ontvangen, kwam meneer Solzenberg hem al weer op zoeken, alsof er niets gebeurd was. Zijn houding tegenover meneer Kaiserlien was toen precies zooals vroeger. Ik hoorde zelfs, hoe zij samen genoeglijk zaten te lachen o, 't was zoo'n opgewekt mensch, uw neef! en toen zij later samen weggingen, bood meneer Stolzenberg uw neef een si gaar aan. Daaruit meende ik gevoeglijk te concludeeren, dat de strijdbijl begraven was en daar was ik, eerlijk gezegd, blij om, want ik ben nu eenmaaJ geen mensch voor ruzie „En toen?" Kaiserlien is nog niet vol daan. En toen? Ja, nou, van dien dag af kwamen zij bijna dagelijks bij elkaar, zooals trou wens vroeger ook steeds het geval was ge weest. Zij waren onafscheidelijk mijn man zaliger zou gezegd hebben: als Castor en Pollux". (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8