HOOPVOLLE TEEKENEN VAN „OPLEVING" ïïINSDAG 15 JUNI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Daling werkloosheid VOOR HET EERST GEDAALD ..BENEDEN HET NIVEAU VAN 1934... De directeur van den Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe middeling deelt mede, dat in de week van 24 tot en met 29 Mei 1937 bij gesubsidieer de vereenigingen met werkloozenkas waren aangesloten 461.000 personen (de landar beidersbonden met 73.000 leden zijn daarin niet begrepen). Van deze 461.600 personen was in ge noemde week 23.8 pCt. geheel werkloos (in de vorige verslagweek, 3 tot en met 8 Mei 1937, was dit percentage 24.6). Naast de bovenbedoelde is een aan tal arbeiders een gedeelte der week werkloos. Rekent men deze voor een derde (dus voor gemiddeld twee da gen werkloosheid per week) mede, dan zijn de totale werkloosheidspercenta ges: eind Mei 1934 25.1, 1935 30.-, 1936 31- en eind Mei 1937 24.7. Uit deze cijfers blijkt, dat de werk loosheid niet alleen kleiner is dan in de overeenkomstige week van 1935 en 1936, doch thans ook (voor het eerst) is gedaald beneden het niveau van 1934. Bij 1053 organen der openbare arbeidsbe middeling stonden op 29 Mei 1937 in totaal 345.832 werkzoekenden ingeschreven, onder wie 328.014 mannen. Van deze werkzoekenden waren er 329.905 werkloos, onder wie 316.706 man nen. Vergeleken met het overeenkomstige tijd stip van 1936 zijn er thans ongeveer 64.000 personen minder bij de organen der open bare arbeidsbemiddeling ingeschreven. Het aantal werkloozen onder de ingeschreve nen is ongeveer 63.000 lager. Aan het cultureel werk voor werkloozen namen einde Februari 1937 deel: a. cursus sen 38.047 personen; b. werkobjecten (ge middeld) 2.236 personen; c. centrale werk plaatsen 2.508 personen; d. kampen voor jeugdige werkloozen 1.894 personen. Het bestuur van het werkfonds deelt mede, dat op 3 Juni 1937 rond 85.000 arbei ders aan het werk waren met behulp van dit fonds. Op de Arbeidsmarkt OPLEVING IN DE NIJVERHEID. Uitvoer gestegen. Blijkens mededeeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek, toonen de re sultaten van het onderzoek naar den alge meenen bedrijfstoestand en den stand de arbeidsmarkt in het eerste kwartaal va 1937 aan, dat de opleving in onze nijver heid zich bleef ontwikkelen en in het laatst van het kwartaal steun kreeg van de gewone seizoenverbetering. Het verst was het herstel gevorderd in verschilllen- de industrieën van productiemiddelen en een aantal exportbedrijven, welke in ver band met hun aard het meest reageerden op de verbeterde wereldconjunctuur. Vele ondernemingen in deze branches waren behooflijk of zelfs ruim van orders voorzien, al kon dit geenszins van alle ge tuigd worden. Bevredigend werk was er o.m. ook in een aantal bedrijven, welke hulpstoffen voor nijverheid., landbouw, handel en verkeer vervaardigden. Overi gens was de toestand echter in dit onder deel van het bedrijfsleven nog sterk ge schakeerd, waarbij slapte vaak de over hand behield. De opleving begon voorts mede door te werken in een deel van de industrieën van verbruiksgoederen. Een be langrijke rol speelden hierbij het oploopen- de prijspeil en het terugkeerende vertrou wen, welke meebrachten, dat grossiers en 'kleinhandelaren zich van daarvoor in aan merking komende artikelen voorraden ver schaften, ook al volgde niet dadelijk meer vraag van de zijde der verbruikers. In sommige gevallen leidde deze laatste omstandigheid tot eenige reactie. Het geringst of nog uitgebleven was de verbetering v.n.l. in verschillende bedrijven, welke voedings- en genot middelen fabriceeren en daarbij in hoofdzaak of geheel op de binnenland- sche markt zijn aangewezen. Al viel ge deeltelijk wel eenige toeneming van de vraag te constateeren, overwegend werd de toestand hier nog beheerscht door de beperkte koopkracht van ve len. Deze drukte niet alleen den afzet, doch vormde, met de scherpe concurrentie, bo vendien een belemmering tot aanpassing van de vaak toch reeds onvoldoende prij zen bij de veelal gestegen prijzen der grondstoffen. Weinig of geen herstel was er ook in somige exportbedrijven, welke meer dan andere hinder bleven ondervinden van in voerbeperkingen in het buitenland. In het buiten de eigenlijke nijverheid vallende bouwbedrijf was de seizoensop leving in verschillende plaatsen wel iets grooter dan in 1936, maar over het geheel tonde het nog een weinig opwekkend beeld mede ten nadeele van de onderscheidene industrieën, welke er materiaal aan leve ren. De uitvoer, met de herleving der scheep vaart de directe bron van de verbteering, steeg voor fabrikaten en half-fabrikaten samen vergeleken bij het eerste kwartaal van 1936 van 1.454 tot 1.644 millioen K.G., di.. met ruim 13 pet. Naar de waarde ge meten nam hij toe van 106 tot 165 mil lioen, derhalve met meer dan 50 pet. Deze laatste stijging heeft uiteraard maar een betrekkelijke beteekenis, omdat rekening gehouden moet worden met de depreciatie van den gulden en het opgeloopen prijspeil der grondstoffen. De invoer van fabrikaten beliep 976 mil- licen K.G. (ad ƒ127 millioen), tegen 968 millioen K.G. (ad ƒ102 millioen) in 't le kwartaal van 1936. Naar het gewicht gere kend was er dus weinig verschil met het vorige jaar. De invoer van half-fabrikaten steeg, vergeleken bij 1936, van 663 tot 760 milloen K.G. en van 38 tot 65 millioen, waarbij echter moet worden bedacht, dat verscheidene half-fabrikaten voor onze in dustrie als grondstof dienen. De klachten over concurrentie van den buitenlandschen invoer zijn na de depreciatie van den gulden vermin derd, doch niet opgehouden. Nieuwe contingenteeringen kwamen intusschen in het afgeloopen kwartaal niet tot stand. De bestaande, die aflie pen, werden echter op slechts enkele uitzonderingen na verlengd. De Middenstand In de „Nederlandsche Mercuur" gaat dr. F. L. Muiswinkel na, welke resultaten de winkeldrijvende middenstand van de hui dige „opleving' ondervindt. Hij gaat daar bij uit van Duitsohe gegevens. In Duitsch- land keerde de conjunctuur reeds in het jaar 1933. Het aantal werkloozen liep te rug en de koopkracht der massa werd groo ter. Dat deze opleving kunstmatig was en nauw verband hield met de herbewapening en met crediet-inflatie doet hier minder ter zake. Na de noodige voorbehouden ge maakt te hebben, want men kan natuur lijk de kunstmatige en door overheids ingrijpen gekenmerkte conjunctuur in Duitschland niet zonder meer met de na tuurlijke opleving bij ons vergelijken komt dr." Muiswinkel tot de volgende con clusie: „Vraagt men zich nu af, welke ontwik keling zich in Nederland bij het aanhou den van de conjunctuuropieving zal baan/breken, dan realiseere men zich in de eerste plaats, dat de vermindering der werkloosheid zich aanvankelijk vermoede lijk niet sterk zal openbaren in de levens middelenbranches. De verstrekte steungel den toch waren over het algemeen voldoen de om de aanschaffing van levensmiddelen te financieren. (Toch wel vaak in zeer be perkte mate! Red. L. Crt.). Een achterstand heeft de arbeidersklasse echter in te halen ten opzichte van de kleeding en van het huisraad; in het algemeen ten aanzien van die behoeften, welke niet dagelijks doch periodiek bevredigd plegen te worden. Ook in Duitschland trad dit verschijnsel aan den dag, met name ten aanzien van de aanschaffing van nieuwe werkkleeding der mannen, die opnieuw in het productiepro ces werden ingeschakeld. De omzetver- meerdering in de levensmiddelen- en in de textielbranche kon in Duitschland worden toegeschreven aan het verschijnen van tal van nieuwe en het terugkeeren van oude klanten, die in de voorafgaande periode van werkloosheid ten deele in natura on dersteun werden. Met de versteviging van de grondslagen van het inkomen stegen in Duitschland zoowel de hoeveelheden als de kwaliteiten der aan bepaalde klanten verkochte goe deren. Als gezegd steeg de totale kleinhandels- omzet in Duitschland in de jaren 1933 tot 1935 met 18.8 pet. Het verloop was voor alle branches echter niet gelijk. De gemiddel de stijging werd b.v. eenigermate over schreden door den kleinhandel in textiel- waren. Een zeer sterke toeneming boven het gemiddelde viel te constateeren bij de volgende branches: versnaperingen en sui kerwerk. meubelen, huisraad en ijzerwa ren, piano's, foto-artikelen, juweelen en horloges. De sterkste vermeerdering van den omzet boekten de kleinhandel in auto's, kantoormachines, benevens de afbetalings magazijnen. De kleinhandel in levensmiddelen daar entegen bleef bij de gemiddelde omzetstij ging ten achter". Uit het citaat blijkt, dat ook de midden stand, voor zoover hij dat nog niet deed, in de opleving zal deelen. Maar óók, dat een der branches, die het meest over-bezet is, het bakkersbedrijf, van de opleving het minst zal merken. Inderdaad wordt er als regel in crisistijden méér brood gegeten dan in jaren van voorspoed. Begrafenisstoeten hebben nu officieel voorrang, 't Getuigt van weinig eer bied bij sommige weggebruikers voor 's menschen laitsten gang, dat dit voorschrift in de wet moest komen! En omdat sam'enwerking en beleefd heid langs den weg voor veilig ver keer onmisbaar zijn, rekent de A. N. W. B. op üw medewerking op üw goede voorbeeld! Koninklijk bezoek aan Amsterdam DE LAATSTE DAG. Gisteren, den laatsten dag van het Ko ninklijke bezoek aan Amsterdam, was het weder niet zoo fraai als de voorafgaande dagen; de lucht was met wolken bedekt, maar het bleef droog. De Koningin en de Prinses bleven ten paleize. Hare Majesteit ontving daar, zooals gemeld, de ministers van Lidth de Jeude en de Graeff, in ver band met de kabinetsformatie. Prins Bernhard bracht in de morgenuren een officieus bezoek aan het Koloniaal In stituut, waar hij ook bleef lunchen. Gistermiddag heeft het huldigingscomité- Trip ten paleis aan de leden der Konink lijke Familie een herinneringspenning aan geboden, geslagen ter gelegenheid van de blijde inkomst van het Prinselijke Paar binnen Amsterdam. De Koningin heeft bij deze gelegenheid aan Haar waardeering voor het werk der commissie, ook namens het Prinselijke Paar, uiting gegeven. Te kwart voor vier zou de Koninklijke Familie het paleis verlaten, om zich naar het Centraal Station te begeven, vanwaar een extra-trein Haar naar Baarn zou bren gen. Prins Bernhard bezoekt het Koloniaal Instituut. Z. K. H. Prins Bernhard heeft Maandag morgen nog een officieus bezoek gebracht aan het Koloniaal Instituut aan de Mau- ritskade, waarbij hij vergezeld was van zijn particulieren secretaris jhr. mr. C. Dedel en zijn adjudant jhr. ir. W. G. Röell. Op het instituut is Z. K. H. verwelkomd door den voorzitter van den raad van be heer, mr. dr. A. baron Röell, den onder voorzitter den heer W. C. Bonebakker, den penningmeester, den heer Herbert Cremer, den algemeen secretaris, den heer mr. E. P. Westerveld en de leden, de heeren H. B. Defoer, mr. D. Crena de Iongh, Gottfr. H. Crone, mr. L. J. A. Trip, den directeur van de afdeeling handels museum prof. dr. L. Ph. le Cosquino de Bussy, den directeur van de afdeeling tropische hygiëne, prof. dr. W. A. P. Schüffner, den waarnemend directeur van de afdeeling volkenkunde den heer Lamster, en den directeur van de Neder landsche handelmaatschappij, den heer A. A. Pauw. Het bezoek droeg een algemeen oriën- teerend karakter en gold alle afdeelingen van het instituut en het museum. Nadat Zijne Koninklijke Hoogheid in het gebouw van het instituut de lunch had gebruikt, is hij omstreeks kwart over twee, onder luide toejuichingen van de 'voor het instituut verzamelde volksmenig te, vertrokken. HET VERTREK. Kwart voor vier, de deuren van het pa leis openen zich en onder daverend gejuich van de menigte treden H. M. de Koningin Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard naar buiten. De Koningin en de Prinses dragen ieder een fraai bouquet. Bevelen weerklinken; de muziek speelt het Wilhel mus, de stoet zet zich in beweging, voor afgegaan door het eere-escort huzaren zwenken de rijtuigen het Damrak op. Di rect op het escorte volgen de rijtuigen van den burgemeester dr. W. de Vlugt en den hoofdcommissaris den heer J. Versteeg. Daverende toejuichingen weerklinken op den Dam en langs het Damrak; vriendelijk buigen en gróeten de Koningin en de Prin ses, stram salueert Prins Bernhard, die den uniform van ritmeester draagt, even voor vieren naderde de stoet het Central Sta tion, waarvoor zich honderden verdrongen om nog een laatsten blik op te vangen van het vorstelijk gezin, dat Amsterdam een week lang in zijn midden heeft gehad. De deuren van den koninklijken ingang waren geopend en de rijtuigen reden door de monumentale poort tot voor den staatsie trap, welke naar cle koninklijke wachtka mer leidt. Hier onderhielden de vorstelijke perso nen zich nog eenige oogenblikken met de autoriteiten, die hen uitgeleide kwamen doen. In het bijzonder richtte H. M. de Konin gin eenige woorden van dank tot den bur gemeester, dr. W. de Vlugt. Op het tweede perron en op de beide niet-afgezette uitloopers had zich een vrij groote menigte belangstellenden verza meld. Toen ongeveer te vijf minuten over vier H. M. de Koningin het eerste perron betrad, hief deze menigte een luid gejuich aan. H. M. de Koningin, gevolgd door het Prinselijke Paar, begaf zich onmiddellijk naar den eere-wacht, bestaande uit hon derd man der koninklijke marine en de marinekapel en inspecteerde de keurig in' het gelid staande mariniers, terwijl de pij pers den eeremarsch speelden. Daarop het Wilhelmus van de marinekapel, door alle aanwezigen met ontbloot hoofd aange hoord. Het oogenblik was nu gekomen, waarop de Koninklijke Familie afscheid zou ne men. Vóór den ingang van den extra-trein welke uit één locomotief en twee A. B.-rij- tuigen bestond, groetten de vorstelijke per sonen een laatste maal de aanwezige auto riteiten, het laatst burgemeester de Vlugt, met wien de Koninklijke Familie zich ook na het instijgen voor het venster van haar coupé nog eenige oogenblikken onderhield. Toen de trein dan langzaam in beweging kwam, klonk 'krachtig een driewerf hoera op voor de Prinses en voor den Prins, die dezen laatsten groet met hartelijk handge- wuif beantwoordden. De trein was spoedig uit het gezicht ver dwenen en hiermede was het einde geko- DANKBETUIGING VAN H. M. DE KONINGIN. Telegram aan burgemeester de Vlugt. De burgemeester van Amsterdam deelt mede, dat hij gisteravond het volgende tele gram van H. M. de Koningin heeft ontvan gen: „Teruggekeerd op Het Loo wensch Ik, mijnheer de burgemeester, nogmaals de ver zekering te geven mijner vreugde en groote voldoening, getuige te hebben mogen zijn van de blijde inkomste Mijner kinderen in de hoofdstad des Rijks en van alles wat hun in de afgeloopen dagen van de zijde van Amsterdam's burgerij is ten deel ge vallen, en U Mijn warmen dank te herhalen voor de zoozeer uit het hart gekomen ont vangst, welke ook Mij is bereid. WILHELMINA". men van een feestweek, welke ongekende hoogte punten van enthousiasme heeft ge bracht en die inderdaad heeft bewerkt, wat de Prins bij zijn aankomst op het Centraal Station nu bijna een week geleden gezegd had te verhopen: dat de band tus- schen Oranje en de hoofdstad werd ver sterkt. De Vorstelijke Familie te Baarn. Precies op tijd te 4.50 uur stoom de gistermiddag de koninklijke trein met den standaard op de locomotief, het sta tion Baarn binnen. De trein stopte voor de koninklijke wachtkamer op het eerste per ron. Nadat eerst een gedeelte van het gevolg was uitgestapt, verscheen H. M. de Konin gin, in het grijs gekleed, vervolgens de Prinses, in 't blauw en als laatste van de Koninklijke Familie Prins Bernhard in de huzaren-uniform. Na enkele oogenblikken in de wachtka mer te hebben vertoefd, begaf het gezel schap zich naar het Stationsplein. Hier werd het vorstelijk gezin door duizenden belangstellenden begroet. De Koningin begaf zich vervolgens met een hofdame in een voor haar gereed staande auto. Bij het vertrek wuifde zij haar kinderen hartelijk toe. Prinses Juliana en Prins Bernhard ble ven nog even onder den luifel van de wachtkamer staan. Na van enkele leden van het gevolg afscheid te hebben geno men, stapten zij in een auto om zich naar het paleis Soestdijk te begeven. In het paleis Soestdijk werd het Prinse lijk Paar verwelkomd door den intendant van het paleis, jhi\ J. A. de Jonge van Zwijnsbergen. H. M. de Koningin is recht streeks naar het Loo vertrokken. H. M. de Koningin op het Loo teruggekeerd. H. M. de Koningin is gistermiddag om zes uur per auto, waarvan de kap was neergelaten, van Haar bezoek aan Am sterdam op het paleis Het Loo terugge keerd. H. M. was vergezeld van een groot aan tal leden der hofhouding, die Haar per auto volgden. Te Apeldoorn reed de Koningin over den Amersfoortsche weg en de Paleislaan naar het paleis, waar enkele tientallen belangstellenden de vorstin begroetten. BINNENLAND DE KONINGIN NAAR DEN HAAG. H. M. de Koningin is hedenmiddag om half twee van het Loo vertrokken en heeft zich naar den Haag begeven. ,H. M. zal gedurende eenige dagen in Huis, ten Bosch verblijf houden. PRINS BERNHARD BIJ DE OPENING VAN HET LANDBOUWCONGRES. Naar wij vernemen zal prins Bernhard Donderdag a.s. tegenwoordig zijn bij de opening van het internationaal ïandbouw- congres te s-Gravenhage. DE TUIN VAN HET PALEIS TE SOESTDIJK. De Nederlandsche* Dahliavereeniging ontvang dezer dagen van H. K. H. Prinses Juliana een dankbetuiging voor de zeer ge waardeerde aanbieding, ter gelegenheid van haar huwelijk, van de beplanting van den tuin van het paleis Soestdijk met een col lectie van de nieuwste, door Nederland sche kweekers gewonnen dahlia's. Thans is de beplanting geheel gereed. Er is een smaakvollen tuin van gemaakt, doorsneden met wandelpaden, zoodat alle soorten goed bezien kunnen worden. Dat was wel noo- dig, want er zijn niet minder dan 68 soor ten geplant, zes planten van elke soort, van eenige soorten meer dan zes planten. Zoo als reeds eerder medegedeeld zijn alleen de nieuwste door Nederlandsche kweekers gewonnen dahlia's geschonken, verdeeld over de volgende klassen: 35 verscheidenheden semi-cactus dahlia's, 1 verscheidenheid cactus-dahlia, 24 ver scheidenheden decoratieve dahlia's, 6 ver scheidenheden pioenbloemige dahlia's en 1 verscheidenheid halskraag dahlia. De beplanting werd uitgevoerd door drie bestuursleden van de Ned. Dahliavereeni ging, de heeren W. Bruidegom te Baarn, H: Carlee te Heemstede en H. Hornsveld te Baarn. De Kabinetsformatie Mr. STEENBERGHE BIJ Dr. COLIJN. Dr. Colijn heeft gistermiddag met mr. Steenberghe een onderhoud gehad, dat zeven kwartier heeft geduurd. De ministers Oud en Van Lidlh de Jeude hebben, na gistermorgen bij de Koningin te zijn geweest, overleg gepleegd onder scheidenlijk met vrijzinnig-democratische en liberale leden der Tweede Kamer. EEN ONDERHOUD VAN DR. COLIJN MET OUD-MINISTER WELTER. Gistermorgen heeft, aldus het „Volk", de heer Ch. J. I. M. Weiter, oud-minister van Koloniën en lid der Tweede Kamer, op het departement van Koloniën aan dr. Colijn een zeer langdurig bezoek gebracht. Het onderhoud van dr. Colijn met den heer Weiter heeft ruim twee en een half uur geduurd. De katholiek Welter is reeds herhaalde lijk genoemd als minister van Koloniën in het kabinet dat dr. Colijn bezig is te vor men. Charles Joseph Ignace Marie Welter is geboren op 6 April 1880 te Den Haag, waar hij de Hoogere Burgerschool heeft afge loopen. Van 1898 tot 1901 studeerde hij aan de Indologische instelling te Delft. In laatst genoemd jaar slaagde hij voor het groot ambtenaarsexamen, waarna hij, van 1902 tot 1909, als ambtenaar bij het binnen- landsch bestuur op Java en Madoera werkzaam was. Hij werd in 1909 tot con troleur a la suite ter algemeene secretarie benoemd en in 1911 tot adjunct-inspecteur voor agrarische zaken. Nadat hij van 1915 tot 1921 verschillende rangen ter algemeene sechetarie had door- loopen, werd hij in laatstgenoemd jaar aan gesteld tot algmeen secretaris van het gou vernement van Nederlandsch-Indië, in wel ke belangrijke functie hij tot 1924 werk zaam bleef. Daarna volgde zijn benoeming tot lid van de Raad van Nederlandsch-In- dië. Het jaar daarop werd hij reeds naar Nederland geroepen om het ministerschap van Koloniën te aanvaarden in het coalitie- kabinet-Colijn, dat op 4 Augustus 1925 tot stand kwam. Zijn bewind duurde slecht kqrt, want reeds op 11 November daaraanvolgende struikelde het kabinet als gevolg van de aanneming, door de Tweede Kamer, van het amendement-Kersten betreffende op heffing van het gezantschap bij het Vati- caan. Het demissionnaire ministerie-Colijn bleef tot 8 Maart 1926, toen het werd ver vangen door het intermezzo-kabinet-De Geer. De heer Weiter verdween daardoor al ras van het tooneel der moederlandsche politiek. Maar zijn ontslagneming als mi nister maakte geenszins een eind aan zijn openbare loopbaan, want nog in 1926 ver trok hij paar Indonesië, opnieuw benoemd tot lid van den Raad van Indië, waarvan hem in 1929 het vice-presidentschap ten deel viel. Hij bekleedde dit tot 1931. Gerepatrieerd, is hij zich in het open bare leven blijven bewegen. Sedert heeft hij van zich doen spreken als voorzitter der staatscommissie tot verlaging der rijks uitgaven, de Bezuinigingscommissie-Wel- ter. In 1933 is de heer Weiter benoemd tot voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië, de organisatie der Europeesche cultuur- en andere onderne mingen, welker belangen hij geroepen werd te behartigen. Uit deze functie heeft hij onlangs, met ingang van 1 November a.s., ontslag ge vraagd in verband met het feit, dat hij op 26 Mei tot lid der Tweede Kamer is geko zen. DE BACONVERGOEDING. De aan particuliere en coöperatieve bacon- bedrijven betaalde prijzen en de gemaakte verdeeling. De Centrale landbouworganisaties had den den minister van landbouw en vissche- rij verzocht, de vergoeding voor de coö peratieve baconbereiding te herzien, opdat de wensch van den minister: het in stand houden van deze bedrijven, in vervulling kon gaan. Verder verzochten zij het in schrijvingsstelsel af te schaffen en het te vervangen door een regeling van vergoe ding met in achtneming van de over capaciteit der baconbedrijven. De minister heeft thans aan de C.L.O. geantwoord, dat aan laatstgenoemd bezwaar bij de jongste inschrijving bereids is te gemoet gekomen, terwijl de veronderstel ling, dat alle particuliere bedrijven hun ca paciteit voor 45 pet. konden gebruiken, niet juist is. Het bedrag is voor de coöp. bedrijven voorloopig vastgesteld op 1.15 per 100 kg. geslacht gewicht. Aan den Crisis-accoun tantsdienst is een nader onderzoek toij de coöp. baconbedrijven opgedragen; op grond van het resultaat van dit onderzoek zal worden overwogen of dit bedrag nog ge wijzigd moet worden. Het geheele inschrijvingssysteem is thans in studie bij den Oeconomischen Raad, waarvan de minister het rapport afwacht, alvorens zich over het vigeerende inschrij vingssysteem nader uit te spreken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 7