Gala-concert in het Concertgebouw. De Koninklijke Familie bracht Woensdagmiddag na het^verlaten van het Oosterpark een bezoek aan het landgoed .Frankendael te Amsterdam, om daar een kinderhulde in ontvangst te nemen De uitvaart van wijlen generaal Mola heeft met groot ceremonieel te Burgos plaats gehad De Hertog en de Hertogin van Kent woonden in Regents Park te Londen deze week een tuinfeest bij. De aankomst der hooge gasten Een der jongste matroosjes van het opleidingsschip .Prinses Juliana aan de De Ruyterkade te Amsterdam biedt bloemen aan H. M. de Koningin bij het bezoek, dat de vorstin Woensdag aan het opleidingsschip bracht Het gala-concert in het Concertgebouw te Amsterdam werd Woensdagavond door de Koninklijke Familie bijgewoond. H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard tijdens het Wilhelmus De Duitsche minister van Buitenlandsche Zaken, Von Neurath, wordt bij zijn aankomst op het vliegveld van Semlin door den Jugoslavischen minister van Buitenlandsche Zaken Stojadinovic verwelkomd FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). M) „Je bent dus niet van plan ooit te trou wen", merkte hij een beetje ontoepasse lijk op. Ze haalde de schouders op. „Ik geloof dat een huwelijk mij niet aan trekt." „Dit leven moet een geweldige verande ring zijn geweest, na uw leven in Londen?" ging hij voort. „Mijn leven in Londen?" herhaalde ze, „ja, 't was zeker een heele verandering." „Ten kwade, zeker", zei hij. „Neen", antwoordde ze. „Toen mijn va der stierf, ben ik bij een tante gaan inwo nen, die in Bayswater, 'n deel van Londen woonde, u kent die buurt niet, denk ik?" „Ik heb er van gehoord", gaf hij toe. „Ik was er een soort van onbetaalde kin derjuffrouw en secretaresse", ging ze voort, „behalve nog veel meer dingen. Toen Oom Joe voorstelde, dat ik naar hier zou ko men, greep ik 't met beide handen aan en tijdens zijn leven was ik zoo gelukkig als ik maar zijn kon. Ik heb veel in hem verlo ren. Maar ik heb een paar goede vrien den, David Vanbrugh b.v. en een paar van zijn vrienden in Cardstown, inspecteur Kir- win en zijn vrouw, die buitengewoon aar dig zijn". „Ik geloof dat ik ze eens uit de verte gezien heb", hernam Warwick. „Hij is een man van middelbare lengte, niet, met vlas blond haar en een snor en een vlugge, vast beraden manier van spreken?" „Ja, hij is heel populair, eerlijk en on partijdig; breed van opvattingen en voor rede vatbaar. Zijn vrouw is een schat, aar dig en levendig,-ze ziet er heel jong uit." „Ja, ik heb Vanbrug wel over haar hoo- ren spreken. We moeten ze eens hier vra gen, als 't weer wat beter wordt. We zou den 'n picnic kunnen organiseeren met de Momingtons en Vanbrugh. Prachtkerel die Vanbrugh. Ik ben blij, dat hij en jij vrienden zijn." „Daar komt Gregory met de post", zei ze. „Nu moeten we heusch de lamp opsteken". Hij hield zich met een tijdschift bezig, ter wijl zij haar correspondentie doorlas. „En", merkte hij op, toen ze den laatsten brief weer in de enveloppe schoof. „Je vriend heeft je hoop ik niet in den steek ge laten?" „Neen," antwoordde ze, zacht glim lachend. „Hij mist niet dikwijls". Hij stopte zijn handen diep in zijn jas zakken, en staarde slecht gemutst naar zijn schoenen. „U bent zoo knorrig", zei ze. „Zal ik u voor 't eten wat voorlezen?" „O, dat hoeft niet, je zult je brieven nog wel eens graag willen overlezen, denk ik", was 't onvriendelijke antwoord. Ze lachte en ging door met naaien, maar plotseling stond hij op en liep zonder iets te zeggen, de kanjer uit. xvm. 't Was nu Februari en Warwick was naar Barnethan teruggekeerd; hij deed zijn be zigheden weer als gewoonlijk, ofschoon hij nog niet de oude was. Christian miste hem erg en voor hem had Barnethan ook een minder vroolijk aanzien dan gewoonlijk. Ze waren elkaar gedurende de dagen van zijn genezing veel nader gekomen en toch hadden zij elkaar sinds Warwick's vertrek van Carolay, maar weinig en met lange tus- schenpoozen ontmoet. Hij verwachtte steeds zilver-lood te zul len vinden en ofschoon hij overtuigd was, dat de ader er was, had hij haar nog niet voor den dag kunnen brengen. „Ik heb zoo'n idee", zei Mike op een avond tot Milly, dat de baas ziek wordt." „Onzin", antwoordde Milly, die bezig was in een diepen kom mais te weeken. „Hij is best in orde, ziet alleen nog een beetje bleek, wat geen wonder is." „Och, ik bedoel niet lichamelijk ziek", viel Mike uit, „ik bedoel dat hem alles hier, de mijn en dat geld-verspillen de keel uithangt". „Hebben jullie al iets bijzonders gevon den?" vroeg Milly. „Neen in 't begin was de baas be paald gek op die mijn, maar nu schijnt hij er, om de een of andere reden niet meer om te geven". „Hij heeft een schok gehad, weet je" ,zei Milly, langzaam haar hoofd schuddend. „Ik voor my verwacht niet, dat hij er ooit hee- lemaal bovenop komt. Tjonge, ik wou dat ik dien sluipmoordenaar op 't oogenblik onder mijn strijkijzer had." Miké sloeg dubbel in een onbedaarlijken, krampachtigen lach. „O, ik ben .er zeker van, dat hij vroeg of laat krijgt, wat hij verdient", sprak hij ernstig. „Ik ben er nog niet zoo zeker van", merk te Milly op. „In den regel houden boosdoe ners niet op met onruststoken, noch krij gen zij hun verdiende loon." „Zoo af en toe wel", lachte hij in z'n vuistje. Den volgenden dag was het Zondag en Gaddy en Lisette waren met toestemming van hun respectievelijke „machthebbers" op weg om een schaatsentocht op de rivier te maken. Hun afwezigheid bij 't middag maal veroorzaakte geen onrust, daar zij een pak boterhammen hadden meegenomen. Maar toen 't donker werd, en de avond kwam, begon Christian zich ongerust te maken. Ze liep de verschillende wegen af en floot; riep toen: „Gaddy, Gaddy", met haar heldere, vèrdragende stam; maar ze hoorde alleen het loeien van den wind en 't huiveringswekkend gehuil van den bosch- wolf aan den overkant van de rivier. Op 't zelfde oogenblik klonk er een ferme vlug ge stap op den beijzelden weg en Warwick verscheen. „Is Gaddy nog niet thuis?" vroeg hij. „Neen, maar hoe wist u dat hij vermist wordt?" Mike vertelde 't me; de kleine meid van Elwood is bij hem, is 't niet?" „Ja, ze zijn gaan schaatsenrijden, maar Gaddy had beloofd, voor 't donker thuis te zijn. Ik hoop, dat hun niets is overkomen." „Zal ik de rivier oprijden om te zien of er eenig teeken van hen te vinden is", stel de Warwick voor. „Ze zullen hoogstwaar schijnlijk de kant van Laylock opgereden zijn, omdat het benedenstrooms heel slecht is." „Ik had gedacht om zelf te gaan", en haar stem beefde licht, „maar als u ook mee wiltO, u hebt uw schaatsen bij u, zie ik; ik ook." Een paar minuten later reden ze de ri vier op tegen den stevigen wind in, maar beide waren goed tegen de koude gewapend en uitstekende en onvermoeide rijders. „Geef me uw hand", verzocht Warwick, toen ze ongeveer een paar mijl gereden hadden. Ze gehoorzaamde mechanisch en ze reden snel voort, gelijk uitslaand. Plotseling verbrak een schelle gil de stilte. Gaddy en zijn jonge satelliet waren op weg gegaan met 't plan, om den heelen nacht weg te blijven, zooals de onverschrok ken avonturiers, waarvan Gaddy in zijn boe ken gelezen had. Beide waren als kleine Eskimo's gekleed en ieder droeg een pak je proviand, „genoeg om 't tot den volgen den dag te kunnen uithouden. Maar de pakken waren lastig en de dra gers hongerig, zoodat er al heel spoedig behoorlijk gebruik van gemaakt was. „Ik ben moe", kondigde Lisette op het laatst aan. „Waar zullen we gaan slapen?" „In 't hol, als we dat kunnen vinden", antwoordde de onverschokken Gaddy. „Ik ben koud", jammerde de zwakkere tochtgenoote, toen nog 'n mijl was afge legd, maar minder glorieus, dan de vorige. „We zullen dadelijk een vuurtje stoken, als we 't hol gevonden hebben", antwoord de haar beschermer troostvol, ofschoon hij zelf allesbehalve warm was. Maar 't zij dat ze 't hol voorbij waren gereden, of dat Gad dy zich in de plaats had vergist, er kwam niets wat een hol leek in 't zicht, waar op Lisette op een besneeuwd dijkje bij de rivierbank ging zitten en wanhopig begon te huilen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5