DONDERDAG 10 JUNI 1937 üE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 12 Correspondentie. Simon Beugelsdijk, Lisse. Nu zullen we ook eens een woord zeggen, over het tweede ingezonden versje „Het Zonnetje". Dit vind ik minder geschikt. Het is te geleerd voor ons „Hoekje". Ik zal het nog eens bewaren! Je hebt zeker al vast eenige andere leuke dingetjes klaar voor onze lezersschaar is niet? Ik dacht dan ook af, wat volgen zal! Dag Simon! Ik druk je de kand ten afscheid en ik verzoek veel groeten te maken aan je ouders! (Maak eens wat over b.v.: „Aan 't strand. Een dag uit! Uit logeeren! Zondag!"). Mimosa Alphen. Dank voor dit leuke briefje! Zoo! Heb jij zoo leuk op de Rijn gevaren? En ook al een keertje zelf mogen roeien! Was dat niet gevaarlijk zoo met zes man in zoo'n klein roeibootje? Mij dunkt, dat er wel gevaar voor kantelen was of jullie zat buitengewoon stil. Of je nog eens schrijven mag. Zeker! Daar is deze rubriek voor bestemd! Een brief schrij ven moet geleerd worden en daar is oefe ning de beste manier voor om het te leeren. Dag Nichtje! Por je vriendinnetjes eens aan, ook eens te probeeren een brief te schrijven. Wie een schuilnaam kiest, moet onder den brief zijn eigen naam en leeftijd zetten. Niet vergeten! Jan v. d. Meer, Voorschoten. Zoo, ben jij bij Opa gelogeerd geweest! Ik kan me begrijpen, dat je eenige leuke dagen achter den rug hebt gehad. Daar leenden zich om te logeeren de Pinksterdagen ook erg goed voor! En ben je toen ook in Leiden geweest en heb je ook eens gekeken bij de Leidsche Courant! Waarom niet eens naar binnen gestapt? Misschien had je mij ook nog ontmoet! Dag Jan! Blijf goed ons Hoekje volgen! Het is zooals je zegt: „een mooi stuk werk"! Dora Jansen, Leiden! Ben jij met de Pinksterdagen in den Haag ge weest! En niet de Kóningin gezien! Dat zal wel! Ik geloof niet, dat ze toen op het Pa leis was! „En in Scheveningen was nog niets te beleven", zeg je! Neen! toen nog niet, maar kijk nu eens! Dan zie je wat anders! In de groote vacantie moet je met moeder daar eens een kijkje gaan nemen! Zal je? Dag Dora! Ik hoop vaker wat van je te hooren! Jij kunt een goeien brief stellen. Groet je Ouders van me! IrèneBernard, Kweekschool Amsterd am. Wat heb ik lang niets meer van jullie gehoord? Toch niet ziek, hoop ik. Ik hoop spoedig van elk uwer een langen brief te ontvangen met alle moge lijke belangrijke groote ervaringen en ge- weldigde gebeurtenissen in pracht-termen geboekstaafd te zien. Spreek eens met je vriendinnen hierover en laat ons spoedig het een en ander toekomen! Succes bij het as. examen. Dag jongens! De hand voor U vieren entot ziens! Ten slotte wil ik nog even zeggen, dat alle briefjes moeten onderteekend zijn, met voornamen voluit en ik zei het reeds (zie hieronder) wie een pseudoniem (schuilnaam) kiest moet daaronder zijn eigen naam erbij zetten. Hierbij zullen we de Correspondentie be sluiten. Tot de volgende week! Oom W i m. VEEL LICHT EN LUCHT GEEFT... I door Diederik. De uittocht is begonnen, De stad wordt weer ontvlucht; Verpozing gaat men zoeken, Gezocht wordt frissche lucht. Bepakt, belast, beladen, Trekt men naar bosch en Hei; Hoe heerlijk is kampeeren, Dan voel je je pas vrij. Ook vader met zijn kind'ren, De moeder met haar kroost; Hoera het buitenleven! Nu aan het strand verpoosd. Of men gaat naar de bosschen, En naar de schoone hei; Daar is het leven anders, Zet zorgen dra op zij. En dan de banken, Daar aan den duinenrand, Biedt 't strand volop vermaken, Want er is water, zand! De kleinen en de grooten Genieten volop daar, Zij roeien, zwemmen, baden. Pas op!.... er dreigt gevaar!? Als men gezond wil blijven, Hygiëne steeds betracht; Veel frissche lucht schenkt leven En zonlicht geeft U kracht! (Voor de grooten). GROOTE MANNEN door Anton Roels. ARY SCHEFFER. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat Ary Scheffer een der merkwaardigste Ne- derlandsche schilders is van de eerste helft der negentiende eeuw. Terwijl ande ren onder zijn tijdgenooten hun tijd voor uitwaren of misschien nog omzagen naar beroemde voorgangers, legde Scheffer het voelen en denken van zijn eigen tijd op het doek en heeft ons zoo een blijvend beeld van die periode geschonken. Ary Scheffer werd in 1795 in Dordrecht geboren. Zijn vader was een Duitsche kunstschilder, zijn moeder een Dordtsche kunstenares. Nauwelijks twee jaar oud, verhuisde Ary al met zijn ouders naar Den Haag, waar het gezin tot 1808 bleef wonen. Toen werd de vader benoemd tot hofschilder van Koning Lodewijk Napo leon en die betrekking bracht met zich mede, dat het gezin in de Nederlandsche hoofdstad moest gaan wonen. Het volgende jaar overleed echter de vader reeds. Hij had zijn jeugdigen zoon al eenig onder richt gegeven in de schilderkunst en Ary had getoond schrander en bevattelijk te zijn, zoodat men veel van hem mocht ver wachten. De weduwe trok met haar drie zoons (die allen kunstzinnig waren) naar Frank rijk en Ary ging eenigen tijd naar een kostschool in Rijsel. Zeventien jaar oud krijgt hij in Parijs les van den schilder Guérin en speciaal zijn medeleerlingen Géricault en Delacroix hebben wel in vloed op hem uitgeoefend. Zijn twee vrien den hadden succes met hun werk, maar aanvankelijk kon dit van Ary's schilde rijen niet worden gezegd en de jongen dacht er zelfs aan, voorgoed het penseel neer te leggen. Maar gelukkig is dat niet gebeurd. Door toedoen van den beroemden schilder Frangois Gérard werd Scheffer aangesteld tot teekenleeraar der kinderen van den Hertog van Orleans. Toen de Hertog ko ning geworden was, werd Scheffer een van de meest invloedrijke raadgevers op het gebied van de kunst aan het Koninklijk Paleis. Scheffer kwam met tal van vooraan staande personen in aanraking; zoo leerde hij ook de Markies de Lafayatte kennen, die bekend is van den Amerikaanschen Vrijheidsoorlog. Door hem kwam Scheffer ook op het gevaarlijke terrein der politiek en ontsnapte bij Belfort ternauwernood aan gevangenneming. In 1839 stierf Scheffer's Moeder voor wie de schilder altijd een groote vereering had gehad. Hij werd door dit smartelijk ge beuren geïnspireerd tot een van zijn beste werken, nl. het portret van zijn Moeder op het doodsbed. Ook maakte hij van mar mer een monument voor haar graf te Montmartre te Parijs, maar hij hield zóó zeer van dit monument, dat hij het liever bij zich hield en een afgietsel werd op het graf geplaatst. Rond 1840 stond Ary Scheffer op het toppunt van zijn roem. Hij kreeg tallooze bestellingen en moest vele portretten en stukken over godsdienstige onderwerpen maken. Doordat de schilder niet gauw te vreden was over zijn werk, kon het ge beuren, dat hij bepaalde onderdeelen wel eens verschillende malen uitwerkte en zoo doende treft men van hem /aak vele op elkaar gelijkende werken aan. Ary Scheffer behoorde tot de weinige getrouwen, die Koning Lodewijk Philips had behouden en toen deze koning over haast de vlucht moest nemen trok de kun stenaar zich geleidelijk uit het openbare leven terug. Zooals reeds gezegd, had hij kennisgemaakt met zeer veel vooraan staande personen van allerlei nationaliteit. Hij had ook bekende musici onder zijn vrienden en ik noem van hen: Chopin, Gounod, Liszt en Rossini; mannen dus, die tot heden ieders belangstelling genieten. Van Chopin maakte Scheffer een prachtig portret. In 1850 huwde de schilder met Francis Louisa Sophie Lauzun Marin, die van En- gelsche afkomst was. Ary was buitengewoon vrijgevig en lief devol jegens anderen. Toen zijn broeder Karei Arnold us in moeilijkheden kwam, nam hij hem in zijn huis op, waar Karei Amoldus tot zijn dood toe verbleef Vele kennissen en vrienden ontvielen den schilder door den dood en in 1856 over kwam het grootste leed. Toen stierf zijn geliefde echtgenoote, met wie hij pas zes jaar was getrouwd. De gezondheid van den schilder was al sterk achteruitgegaan en toen de plotse linge dood van de Hertogin van Orleans hem overviel, die in Engeland woonde, was hij diep geschokt. Hij reisde naar En geland om de plechtigheden van de begra fenis bij te wonen, maar hij kwam ziek terug. Het zag er aanvankelijk naar uit, dat hij wel weer zou herstellen, toen hij op zijn landgoed te Argenteuil, dat vlak bij Parijs ligt, was teruggekeerd. Maar 15 Juni 1858 stierf hij toch en was zijn vruchtbaar, welbesteed leven afgesloten. In zijn tijd werd Ary Scheffer op over- EEN PRIJSVRAAG. Inzet twee mooie boeken. Wie doet mee Wie een brief schrijft van minstens twee kantjes, loot mee. Je mag schrijven, waar over je wilt. Voor hen, d: niet weten, daarover, wil ik eenige punten geven. a. Een dag uit. b. Een dag naar 't strand. c. Op bezoek. d. Wat doe je als een dag geen school is. e. Op school. Wat zooal gebeurt, welke vakken: wat je graag doet; leuke voorval letjes bij het spelen. f. Na vier uur. Hoe je speelt; wat je speelt: waarmee je speelt en hoe lang! g. Over 't huiswerk. Over de H. Mis. Over een nieuwe hoed of nieuw pak voor de H. Communie. h. Bezoek van of aan tante en oom. i. Een fietstochtje, enz. Nu aan 't werk! Iedere brief wordt be antwoord. Met inkt schrijven! Ordelijk en netjes. Insturen VOOR 20 Juni. Aan Oom Wim van de Leidsche Courant, Leiden. Na de groote vacantie komt de groote Raadselwedstrijd. OOM WIM. ATTENTIE. Onze medewerker Ant. Poels de u bekende en gewaardeerde schrijver van zoovele mooie verzen en kleinere en groo- tere stukken, heeft voor u geschreven een lang vervolgverhaal, „Villa Zeezicht", waarmee we de volgende week een aan vang nemen. Lees dit met aandacht na; volg ieder week trouw dit stukje; knip het uit en je hebt aan het slot een mooi verhaal, dat je dan nog eens in zijn geheel kunt overlezen en waarmee je anderen nog eens blij kunt maken. OOM WIM. dreven wijze geroemd; daarna is hij in vergetelheid geraakt en ook dit is niet verdiend. Hij is een zeer merkwaardig schilder geweest, die echter gebrek aan zelfvertrouwen had. Scheffer verdient grootere bekendheid, dan hij op het oogen- blik geniet. Vermelden we nog, dat een zeer goede verzameling van Scheffer's werken is bij eengebracht in het schilderijenmuseum in zijn geboorteplaats, Dordrecht, in welke stad ook een standbeeld is opgericht. DE TWEELING door Greet Krol. „Hallo zeg! Gaan jullie mee vanmiddag voetballen op 't land van boer Klaassen". Zo begroette Kees Pijl op 'n Woensdag de tweeling Ad en Jan Verhage. „Nou na tuurlijk als we mogen van thuis" ant woordden ze allebei tegelijk. „Nou, dat is dan afgesproken" zei Kees. „Maar breng jullie de voetbal en 'n paar jongens mee? Dan zal ik voor de anderen zorgen. Om 2 uur op 't land wezen!" Dat vonden ze goed en ze gingen gauw naar huis, want de voetbal lieten ze altijd maar slingeren en dan moesten ze er ook altijd 'n tijd naar zoeken. Zo was 't nu ook! Om kwart voor twee hadden ze de voetbal nog niet gevonden. Op aanraden van Ad ging Jan alvast met 'n paar jongens naar 't veld. Dan zou Ad later volgen. Eindelijk had hij hem gevonden en hij holde naar 't veld. Toen hij voorbij 't woonwagenkamp kwam, zag hij 'n vreemde wagen staan met 'n circuswagen er naast. Een heleboel men sen liepen af en aan en sjouwden de wa gen leeg. Maar Ad die graag nog even gekeken had dacht er opeens aan dat 't al laat was en zette zijn tocht voort. Op 't weiland gekomen stonden de anderen al op hem te wachten. „Jongens" zei hij: „Morgen gaan we naar het circus kijken. Er staat 'n circuswagen in 't kamp" en toen de jongens hem verwonderd aanke ken vervolgde hij: „Onder het zeil door hoor!" „Hè ja", vielen de anderen bij en weldra stonden ze druk te bespreken. Alvast voor morgen! Maar daardoor ver gaten ze heelemaal het voetbalspel, tot Ad opeens riep: „Jongens gaan jullie mee voetballen?" Nou dat wilden ze wel en weldra stonden allen op hun plaats en kon 't spel beginnen. Die middag vloog om en toen zij dien avond in bed lagen, droom den zij nog van 't voetballen. Vooral Ad. Die trapte in plaats van de bal al de de kens het bed uit, zodat Jan (die naast hem sliep) ook wakker werd. De volgende middag gingen alle jongens om twee uur naar de circustent. Stil sloo- pen zij er achter en gluurden onder 't zeil door. Ad die dacht, dat hij 't mooiste plaatsje wist, ging aan den anderen kant van de tent. Maar hier zag hij helemaal niets. Toen hij 'n tijdje gezocht had, begon het hem te vervelen en ging hij hij eens verder kijken. Al gauw bevond hij zich in 't eigenlijke kamp. Er was daar veel te zien en hij vergat er helemaal de tijd door. Toen het zes uur was, wilden de andere jongens naar huis gaan maar ontdekten geen spoor van Ad. Nog lang liepen zij te zoeken tot 7 uur maar vonden hem niet. Toen gingen allen naar huis. „Misschien is hij wel thuis", veronderstelde Jan en ging ook maar naar huis. Maar daar was Ad ook niet. Om acht uur werden ze pas goed ongerust, daar Ad helemaal niet was komen opdagen. Vader belde de politie op, of die hem soms gezien had, maar die had niets gezien en zou gaan zoeken. Ondertussen was Ad nog in 't Zigeuner kamp. Hij had 'n zigeunerknaap gezien en was daarmee wezen spelen. Tegen etens tijd wilde hij naar huis gaan, maar Japie,. het zigeunerknaapje zei tot hem: „Kom maar met mij mee, dan krijg je wel 'n boterham". Ad was met Japie meegegaan en had gegeten in de woonwagen. Hij had ook 'n glas limonade gehad. Tenmin ste, dat dacht hij. Maar het was 'n vloei stof met een slaappoeder er in. Na 't eten had hij nog even zitten luisteren naar de zigeunerman, die zat te vertellen en toen was hij, zonder dat hij 't wist, in slaap gezakt. Ondertussen zette de wagen zich in beweging en verliet de stad. En Ad, on bewust van 't gevaar waarin hij zich be vond, sliep rustig door. Toen hij .wakker werd, was het dag en zag hij de vrouw van den zigeuner bezig met de tafel af te nemen. „Waar ben ik?" vroeg hij, ver schrikt? En toen vertelde de vrouw hem dat hij mee moest helpen aan 'n diefstal. „Dat doe ik nooit" zei Ad met nadruk. Doch de vrouw haalde haar schouders op. (Slot volgt). WIE ZIJN JARIG? Van 11 tot en met 17 Juni. 11 Juni Jan van Bameveld, Leliestraat 2. 11 Juni Betsie Groenendijk, Billitonstr. 2. 11 Juni Annie Fijnacker, Oude Singel 64. 11 Juni Marietje Albers, Havenplein 26, Wassenaar. 11 Juni Phielke Fritssen, Schelpenk. 60. 12 Juni Coba v. Leeuwen, Rijndijkstr. 10. 12 Juni Lena Zwetsloot, B 252 Hoogmade 12 Juni Marie Rotteveel, B 5252 Hoogmade 12 Juni Tonny Rozier, Deutzstr. 15, Oegst- geest. 13 Juni Jan Zandvliet, Rijpwetering, Kas- polder D 203 13 Juni Koos Hogenboom, Roelofarends- veen B 209. 13 Juni Maria Rocxe, Langeraar A 97. 13 Juni Dick Becking, Wijtenbachweg 44, 13 Juni Annie Bekkerin, Bootstraat 17. 14 Juni Wim Prins, Gasstraat 44. 14 Juni Gerard Bergers, Dozastraat 8. 14 Juni Paul en Karei Pollmann, Hoog straat 3. 15 Juni Rietje van Dorp, Sophiastraat 25. 15 Juni Anton Dévilé, Hoogl. Kerkst. 4. 16 Juni Matieus Bronsgeest, Zeemanlaan. 16 Juni Walter Stol, Rijndijkstraat 38. 16 Juni Leny Hogenboom, Roel of arends veen B 209. 16 Juni Corrie Breedeveld, Spoorstraat. 17 Juni Freddy Kok, Vrouwensteeg 6. 17 Juni Josephina Vuurbouten, Galgewa ter 50. 17 Juni Stientje van Amsterdam, De Wet straat 26. 17 Juni Marietje Hogenboom, Roelof- arendsveen B 209. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien of bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd wor den schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Oom WIM. U vraagt? 1. Wie is de uitvinder van de brandspuit? 2. Hoeveel vliegvelden zijn in Nederland? 3. Wat is een kremlin? 4. Ik zag in de krant t.z.t. Wat beteekent dat? 5. Onze hond heet Filax wat beteekent die naam? 6. Wat verstaat men onder kombuis? Wij antwoorden. 1. De uitvinder van de slangenbrandspuit is Jan van der Heijden in 1672; geboren in 1637 te Gorkum. 2. 26 vliegvelden; 61 eigenaren van vlieg tuigen. 3. Kremlin of Kreml, is Russisch en is de naam van het keizerlijk paleis te Moscou. 4. Dat beteekent „te zijner tijd". Ik schrijf wel eens bij een ingezonden opstel: „dit wordt t.z.t. geplaatst" en zeg dan dat het later (te zijner tijd) geplaatst zal worden. 5. Phylax is Grieksch en beteekent „wachter"; een uitstekende naam voor een waakhond. 6. Een kombuis is de naam voor de keu ken op een schip. Het accent valt buis let hierop bij de uitspraak. De ontdekking van Amerika door Columbus VII. Na eenigen tijd echter ontwaakten ze. Toen gingen allen vergaderen. En aan, wien men kon zien, dat hij bevelhebber was, beraadslaagden over den aanval. Eenigen pakten hun buit op en verdwenen, in de oerwouden, gevolgd door de ande ren. Heinrich, Herkules en mijnheer V. Straten waren blij gestemd, dat ze afge trokken waren. Hun blijdschap was echter van korten duur, toen zij zagen dat de zwarten weer terug kwamen en naar de onderaardsche gewelven gingen, en ver volgens naar den oever waar de kanoneer booten lagen. „Wij zijn verloren", riep Heinrich uit. „Ze hebben Nicolaas zeker bevrijd uit het gewelf. Nu hebben we een vreeselijken strijd in het vooruitzicht.." En werkelijk zagen ze Nicolaas in beraad slaging met 't hoofd der zwarten. Toen kwam Nicolaas op het huis van zijn mees ter af en hij zeide dat men vrede wilde sluiten. „En welke zijn de voorwaarden", vroeg mijnheer v. Straten". „Gij moet ons Herkules en uw neef uitleveren. Indien gij dit niet doet, zult gij weldra bedolven zijn onder de puinen van uw woning", zei Nicolaas. „Begin den strijd, ellendeling," zeide Van Straten, woedend. Er viel na deze woorden een regen van pijlen en kogels op de villa. Allen weerden zich moedig, doch Heinrich wilde geen wapen meer gebruiken Hij stak een stok uit het raam met een witte zakdoek eraan. Hijzelf wilde uitge leverd worden, maar men mocht geen haar van 't hoofd van z'n vriend kren ken." De heer van Straten aan de grootste ontroering ten prooi, wilde z'n neef niet la ten vertrekken. Doch deze was er niet van af te brengen. Heinrich omhelsde nog eens zijn oom en toen ging hij naar Nico laas, terwijl hij zei: „Hier ben ik verra der; doe wat ge wilt. Ik vrees niets en lach met uw woede. Mijn laatste blik zal u zeggen hoe diep ik u veracht." Nicolaas trok zijn mes en wilde er den dapperen jongen mee doorsteken, doch plotseling sprong een neger tusschen hem en den jongen terwijl hij zeide: „Deze blanke behoort mij. Hij staat onder mijn bescherming, niemand mag hem aanraken." De opzichter trok zijn hand terug en vroeg: „Waarom schendt Barux het geslo ten verdrag. Gij hebt mij beloofd dengene die mij beleedigd heeft over te leveren, waar is Zamba, die mijn woorden kan be vestigen?" „Ja, de blanke heeft waarheid gesproken", zei Zamba, die intusschen naderbij gekomen was. „Als Barux zijn eed niet houdt, is hij een slecht mensch". De opzichter wilde zich weer op Heinrich werpen, toen Baruc zei: „Hij die dezen Blanke aanvalt, zal sterven". Hij gaf 'n teeken aan zijn krijgers, die zich terstond om Heinrich schaarden, om hem te verdedigen. De andere hoofden wilden de reden weten van 't vreemde gedrag van Baruc. „Baruc zal spreken", zei hij. „Baruc kwam in»'t woud blanke jongeling tegen en hij wilde hem dooden, toen hij fétisch van Ginga zien liet. Hij een vriend der zwarten is. Daarom beloofde Baruc hem bescherming. Doch als ik geweten had dat Nicolaas op z'n leven gezet had, nooit ik had toegestemd in den aanval. Baruc heb ben woord gegeven en niet aarzelen 't te houden. Jongeling noch in persoon, noch in goederen benadeeld". Doch alle negers zonder uitzondering, be gonnen te morren. Ze waren wel bereid om den blanke te beschermen, maar niet om hem de geroofde schatten te rug te geven. „Men moet gehoorzamen", zei Baruc. „Ik wil het!..,." Doch niemand wilde aan 't bevel gehoor zamen. „Gehoorzaamt niet", riep een der onte vredenen. „Hij is een vriend der blanken. Doodt hem!" „Ja doodt hem!" riep de opzichter en hy wilde tegelijk de daad bij 't woord voegen. Doch Baruc verloor z'n koelbloedigheid niet, hij sprak echter op ijskouden toon: „Doodt fcèm, hij heeft uw opperhoofd beleedigd!" Niemand echter wilde de beleediging wreken, wel werd Baruc zelf aangevallen door zijn onderdanen, terwijl zijn getrou wen hem ternauwernood konden verdedi gen. Plotseling werd Heinrich doodsbleek en 't volgende oogenblik zakte hij inelkaar. Men lei hem op de sofa en toen men hem nauwkeurig onderzocht bemerkte men dat de giftige pijl reeds gif in z'n lichaam had! verspreid. Na een uur sloeg hij de oogen op en zag allen om hem heen staan, 't Gif •kon men gelukkig nog verwijderen. Toen stond hij op en hij zeide: ,,'t Is Baruc, die mij van den dood gered heeft. Wat is er echter met Nicolaas gebeurd?" „Daar is hij", zei Hercules, en toen voer de men het lijk naar een eenzame plek waar men hem begroef. Den volgenden dag kon men reeds de schatten vinden. Zoo kon dus alles weer hersteld worden. Ook wilde mijnheer van Straten dat de negers door missionarissen werden onderwezen. Zoo werd nu Hein- rich's goede gedachte vervuld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12