DONDERDAG 10 JUNI 1937
üE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 12
Correspondentie.
Simon Beugelsdijk, Lisse.
Nu zullen we ook eens een woord zeggen,
over het tweede ingezonden versje „Het
Zonnetje". Dit vind ik minder geschikt. Het
is te geleerd voor ons „Hoekje". Ik zal het
nog eens bewaren! Je hebt zeker al vast
eenige andere leuke dingetjes klaar voor
onze lezersschaar is niet? Ik dacht dan
ook af, wat volgen zal! Dag Simon! Ik druk
je de kand ten afscheid en ik verzoek veel
groeten te maken aan je ouders! (Maak
eens wat over b.v.: „Aan 't strand. Een dag
uit! Uit logeeren! Zondag!").
Mimosa Alphen. Dank voor dit
leuke briefje! Zoo! Heb jij zoo leuk op de
Rijn gevaren? En ook al een keertje zelf
mogen roeien! Was dat niet gevaarlijk zoo
met zes man in zoo'n klein roeibootje? Mij
dunkt, dat er wel gevaar voor kantelen
was of jullie zat buitengewoon stil. Of
je nog eens schrijven mag. Zeker! Daar is
deze rubriek voor bestemd! Een brief schrij
ven moet geleerd worden en daar is oefe
ning de beste manier voor om het te leeren.
Dag Nichtje! Por je vriendinnetjes eens
aan, ook eens te probeeren een brief te
schrijven.
Wie een schuilnaam kiest, moet onder
den brief zijn eigen naam en leeftijd zetten.
Niet vergeten!
Jan v. d. Meer, Voorschoten.
Zoo, ben jij bij Opa gelogeerd geweest! Ik
kan me begrijpen, dat je eenige leuke dagen
achter den rug hebt gehad. Daar leenden
zich om te logeeren de Pinksterdagen ook
erg goed voor! En ben je toen ook in Leiden
geweest en heb je ook eens gekeken bij de
Leidsche Courant! Waarom niet eens naar
binnen gestapt? Misschien had je mij ook
nog ontmoet! Dag Jan! Blijf goed ons
Hoekje volgen! Het is zooals je zegt: „een
mooi stuk werk"!
Dora Jansen, Leiden! Ben jij
met de Pinksterdagen in den Haag ge
weest! En niet de Kóningin gezien! Dat zal
wel! Ik geloof niet, dat ze toen op het Pa
leis was! „En in Scheveningen was nog niets
te beleven", zeg je! Neen! toen nog niet,
maar kijk nu eens! Dan zie je wat anders!
In de groote vacantie moet je met moeder
daar eens een kijkje gaan nemen! Zal je?
Dag Dora! Ik hoop vaker wat van je te
hooren! Jij kunt een goeien brief stellen.
Groet je Ouders van me!
IrèneBernard, Kweekschool
Amsterd am. Wat heb ik lang niets
meer van jullie gehoord? Toch niet ziek,
hoop ik. Ik hoop spoedig van elk uwer een
langen brief te ontvangen met alle moge
lijke belangrijke groote ervaringen en ge-
weldigde gebeurtenissen in pracht-termen
geboekstaafd te zien. Spreek eens met je
vriendinnen hierover en laat ons spoedig
het een en ander toekomen! Succes bij het
as. examen. Dag jongens! De hand voor U
vieren entot ziens!
Ten slotte wil ik nog even zeggen, dat
alle briefjes moeten onderteekend zijn, met
voornamen voluit en ik zei het reeds
(zie hieronder) wie een pseudoniem
(schuilnaam) kiest moet daaronder zijn
eigen naam erbij zetten.
Hierbij zullen we de Correspondentie be
sluiten.
Tot de volgende week!
Oom W i m.
VEEL LICHT EN LUCHT GEEFT... I
door Diederik.
De uittocht is begonnen,
De stad wordt weer ontvlucht;
Verpozing gaat men zoeken,
Gezocht wordt frissche lucht.
Bepakt, belast, beladen,
Trekt men naar bosch en Hei;
Hoe heerlijk is kampeeren,
Dan voel je je pas vrij.
Ook vader met zijn kind'ren,
De moeder met haar kroost;
Hoera het buitenleven!
Nu aan het strand verpoosd.
Of men gaat naar de bosschen,
En naar de schoone hei;
Daar is het leven anders,
Zet zorgen dra op zij.
En dan de banken,
Daar aan den duinenrand,
Biedt 't strand volop vermaken,
Want er is water, zand!
De kleinen en de grooten
Genieten volop daar,
Zij roeien, zwemmen, baden.
Pas op!.... er dreigt gevaar!?
Als men gezond wil blijven,
Hygiëne steeds betracht;
Veel frissche lucht schenkt leven
En zonlicht geeft U kracht!
(Voor de grooten).
GROOTE MANNEN
door Anton Roels.
ARY SCHEFFER.
Het is aan geen twijfel onderhevig, dat
Ary Scheffer een der merkwaardigste Ne-
derlandsche schilders is van de eerste
helft der negentiende eeuw. Terwijl ande
ren onder zijn tijdgenooten hun tijd voor
uitwaren of misschien nog omzagen naar
beroemde voorgangers, legde Scheffer het
voelen en denken van zijn eigen tijd op het
doek en heeft ons zoo een blijvend beeld
van die periode geschonken.
Ary Scheffer werd in 1795 in Dordrecht
geboren. Zijn vader was een Duitsche
kunstschilder, zijn moeder een Dordtsche
kunstenares. Nauwelijks twee jaar oud,
verhuisde Ary al met zijn ouders naar
Den Haag, waar het gezin tot 1808 bleef
wonen. Toen werd de vader benoemd tot
hofschilder van Koning Lodewijk Napo
leon en die betrekking bracht met zich
mede, dat het gezin in de Nederlandsche
hoofdstad moest gaan wonen. Het volgende
jaar overleed echter de vader reeds. Hij
had zijn jeugdigen zoon al eenig onder
richt gegeven in de schilderkunst en Ary
had getoond schrander en bevattelijk te
zijn, zoodat men veel van hem mocht ver
wachten.
De weduwe trok met haar drie zoons
(die allen kunstzinnig waren) naar Frank
rijk en Ary ging eenigen tijd naar een
kostschool in Rijsel. Zeventien jaar oud
krijgt hij in Parijs les van den schilder
Guérin en speciaal zijn medeleerlingen
Géricault en Delacroix hebben wel in
vloed op hem uitgeoefend. Zijn twee vrien
den hadden succes met hun werk, maar
aanvankelijk kon dit van Ary's schilde
rijen niet worden gezegd en de jongen
dacht er zelfs aan, voorgoed het penseel
neer te leggen. Maar gelukkig is dat niet
gebeurd.
Door toedoen van den beroemden schilder
Frangois Gérard werd Scheffer aangesteld
tot teekenleeraar der kinderen van den
Hertog van Orleans. Toen de Hertog ko
ning geworden was, werd Scheffer een van
de meest invloedrijke raadgevers op het
gebied van de kunst aan het Koninklijk
Paleis.
Scheffer kwam met tal van vooraan
staande personen in aanraking; zoo leerde
hij ook de Markies de Lafayatte kennen,
die bekend is van den Amerikaanschen
Vrijheidsoorlog. Door hem kwam Scheffer
ook op het gevaarlijke terrein der politiek
en ontsnapte bij Belfort ternauwernood
aan gevangenneming.
In 1839 stierf Scheffer's Moeder voor wie
de schilder altijd een groote vereering had
gehad. Hij werd door dit smartelijk ge
beuren geïnspireerd tot een van zijn beste
werken, nl. het portret van zijn Moeder
op het doodsbed. Ook maakte hij van mar
mer een monument voor haar graf te
Montmartre te Parijs, maar hij hield zóó
zeer van dit monument, dat hij het liever
bij zich hield en een afgietsel werd op het
graf geplaatst.
Rond 1840 stond Ary Scheffer op het
toppunt van zijn roem. Hij kreeg tallooze
bestellingen en moest vele portretten en
stukken over godsdienstige onderwerpen
maken. Doordat de schilder niet gauw te
vreden was over zijn werk, kon het ge
beuren, dat hij bepaalde onderdeelen wel
eens verschillende malen uitwerkte en zoo
doende treft men van hem /aak vele op
elkaar gelijkende werken aan.
Ary Scheffer behoorde tot de weinige
getrouwen, die Koning Lodewijk Philips
had behouden en toen deze koning over
haast de vlucht moest nemen trok de kun
stenaar zich geleidelijk uit het openbare
leven terug. Zooals reeds gezegd, had hij
kennisgemaakt met zeer veel vooraan
staande personen van allerlei nationaliteit.
Hij had ook bekende musici onder zijn
vrienden en ik noem van hen: Chopin,
Gounod, Liszt en Rossini; mannen dus, die
tot heden ieders belangstelling genieten.
Van Chopin maakte Scheffer een prachtig
portret.
In 1850 huwde de schilder met Francis
Louisa Sophie Lauzun Marin, die van En-
gelsche afkomst was.
Ary was buitengewoon vrijgevig en lief
devol jegens anderen. Toen zijn broeder
Karei Arnold us in moeilijkheden kwam,
nam hij hem in zijn huis op, waar Karei
Amoldus tot zijn dood toe verbleef
Vele kennissen en vrienden ontvielen
den schilder door den dood en in 1856 over
kwam het grootste leed. Toen stierf zijn
geliefde echtgenoote, met wie hij pas zes
jaar was getrouwd.
De gezondheid van den schilder was al
sterk achteruitgegaan en toen de plotse
linge dood van de Hertogin van Orleans
hem overviel, die in Engeland woonde,
was hij diep geschokt. Hij reisde naar En
geland om de plechtigheden van de begra
fenis bij te wonen, maar hij kwam ziek
terug. Het zag er aanvankelijk naar uit,
dat hij wel weer zou herstellen, toen hij
op zijn landgoed te Argenteuil, dat vlak
bij Parijs ligt, was teruggekeerd. Maar
15 Juni 1858 stierf hij toch en was zijn
vruchtbaar, welbesteed leven afgesloten.
In zijn tijd werd Ary Scheffer op over-
EEN PRIJSVRAAG.
Inzet twee mooie boeken.
Wie doet mee
Wie een brief schrijft van minstens twee
kantjes, loot mee. Je mag schrijven, waar
over je wilt.
Voor hen, d: niet weten, daarover, wil
ik eenige punten geven.
a. Een dag uit.
b. Een dag naar 't strand.
c. Op bezoek.
d. Wat doe je als een dag geen school is.
e. Op school. Wat zooal gebeurt, welke
vakken: wat je graag doet; leuke voorval
letjes bij het spelen.
f. Na vier uur. Hoe je speelt; wat je
speelt: waarmee je speelt en hoe lang!
g. Over 't huiswerk. Over de H. Mis.
Over een nieuwe hoed of nieuw pak voor
de H. Communie.
h. Bezoek van of aan tante en oom.
i. Een fietstochtje, enz.
Nu aan 't werk! Iedere brief wordt be
antwoord.
Met inkt schrijven! Ordelijk en netjes.
Insturen VOOR 20 Juni.
Aan Oom Wim
van de Leidsche Courant,
Leiden.
Na de groote vacantie komt de groote
Raadselwedstrijd.
OOM WIM.
ATTENTIE.
Onze medewerker Ant. Poels de u
bekende en gewaardeerde schrijver van
zoovele mooie verzen en kleinere en groo-
tere stukken, heeft voor u geschreven een
lang vervolgverhaal, „Villa Zeezicht",
waarmee we de volgende week een aan
vang nemen. Lees dit met aandacht na;
volg ieder week trouw dit stukje; knip
het uit en je hebt aan het slot een mooi
verhaal, dat je dan nog eens in zijn geheel
kunt overlezen en waarmee je anderen nog
eens blij kunt maken.
OOM WIM.
dreven wijze geroemd; daarna is hij in
vergetelheid geraakt en ook dit is niet
verdiend. Hij is een zeer merkwaardig
schilder geweest, die echter gebrek aan
zelfvertrouwen had. Scheffer verdient
grootere bekendheid, dan hij op het oogen-
blik geniet.
Vermelden we nog, dat een zeer goede
verzameling van Scheffer's werken is bij
eengebracht in het schilderijenmuseum
in zijn geboorteplaats, Dordrecht, in welke
stad ook een standbeeld is opgericht.
DE TWEELING
door Greet Krol.
„Hallo zeg! Gaan jullie mee vanmiddag
voetballen op 't land van boer Klaassen".
Zo begroette Kees Pijl op 'n Woensdag de
tweeling Ad en Jan Verhage. „Nou na
tuurlijk als we mogen van thuis" ant
woordden ze allebei tegelijk. „Nou, dat is
dan afgesproken" zei Kees. „Maar breng
jullie de voetbal en 'n paar jongens mee?
Dan zal ik voor de anderen zorgen. Om
2 uur op 't land wezen!" Dat vonden ze
goed en ze gingen gauw naar huis, want
de voetbal lieten ze altijd maar slingeren
en dan moesten ze er ook altijd 'n tijd
naar zoeken. Zo was 't nu ook! Om kwart
voor twee hadden ze de voetbal nog niet
gevonden. Op aanraden van Ad ging Jan
alvast met 'n paar jongens naar 't veld.
Dan zou Ad later volgen. Eindelijk had
hij hem gevonden en hij holde naar 't veld.
Toen hij voorbij 't woonwagenkamp kwam,
zag hij 'n vreemde wagen staan met 'n
circuswagen er naast. Een heleboel men
sen liepen af en aan en sjouwden de wa
gen leeg. Maar Ad die graag nog even
gekeken had dacht er opeens aan dat 't al
laat was en zette zijn tocht voort. Op 't
weiland gekomen stonden de anderen al
op hem te wachten. „Jongens" zei hij:
„Morgen gaan we naar het circus kijken.
Er staat 'n circuswagen in 't kamp" en
toen de jongens hem verwonderd aanke
ken vervolgde hij: „Onder het zeil door
hoor!" „Hè ja", vielen de anderen bij en
weldra stonden ze druk te bespreken.
Alvast voor morgen! Maar daardoor ver
gaten ze heelemaal het voetbalspel, tot
Ad opeens riep: „Jongens gaan jullie mee
voetballen?" Nou dat wilden ze wel en
weldra stonden allen op hun plaats en kon
't spel beginnen. Die middag vloog om en
toen zij dien avond in bed lagen, droom
den zij nog van 't voetballen. Vooral Ad.
Die trapte in plaats van de bal al de de
kens het bed uit, zodat Jan (die naast hem
sliep) ook wakker werd.
De volgende middag gingen alle jongens
om twee uur naar de circustent. Stil sloo-
pen zij er achter en gluurden onder 't zeil
door. Ad die dacht, dat hij 't mooiste
plaatsje wist, ging aan den anderen kant
van de tent. Maar hier zag hij helemaal
niets. Toen hij 'n tijdje gezocht had, begon
het hem te vervelen en ging hij hij eens
verder kijken. Al gauw bevond hij zich in
't eigenlijke kamp. Er was daar veel te
zien en hij vergat er helemaal de tijd
door.
Toen het zes uur was, wilden de andere
jongens naar huis gaan maar ontdekten
geen spoor van Ad. Nog lang liepen zij te
zoeken tot 7 uur maar vonden hem niet.
Toen gingen allen naar huis. „Misschien
is hij wel thuis", veronderstelde Jan en
ging ook maar naar huis. Maar daar was
Ad ook niet. Om acht uur werden ze pas
goed ongerust, daar Ad helemaal niet was
komen opdagen. Vader belde de politie
op, of die hem soms gezien had, maar die
had niets gezien en zou gaan zoeken.
Ondertussen was Ad nog in 't Zigeuner
kamp. Hij had 'n zigeunerknaap gezien en
was daarmee wezen spelen. Tegen etens
tijd wilde hij naar huis gaan, maar Japie,.
het zigeunerknaapje zei tot hem: „Kom
maar met mij mee, dan krijg je wel 'n
boterham". Ad was met Japie meegegaan
en had gegeten in de woonwagen. Hij
had ook 'n glas limonade gehad. Tenmin
ste, dat dacht hij. Maar het was 'n vloei
stof met een slaappoeder er in. Na 't eten
had hij nog even zitten luisteren naar de
zigeunerman, die zat te vertellen en toen
was hij, zonder dat hij 't wist, in slaap
gezakt. Ondertussen zette de wagen zich
in beweging en verliet de stad. En Ad, on
bewust van 't gevaar waarin hij zich be
vond, sliep rustig door. Toen hij .wakker
werd, was het dag en zag hij de vrouw
van den zigeuner bezig met de tafel af te
nemen. „Waar ben ik?" vroeg hij, ver
schrikt? En toen vertelde de vrouw hem
dat hij mee moest helpen aan 'n diefstal.
„Dat doe ik nooit" zei Ad met nadruk.
Doch de vrouw haalde haar schouders op.
(Slot volgt).
WIE ZIJN JARIG?
Van 11 tot en met 17 Juni.
11 Juni Jan van Bameveld, Leliestraat 2.
11 Juni Betsie Groenendijk, Billitonstr. 2.
11 Juni Annie Fijnacker, Oude Singel 64.
11 Juni Marietje Albers, Havenplein 26,
Wassenaar.
11 Juni Phielke Fritssen, Schelpenk. 60.
12 Juni Coba v. Leeuwen, Rijndijkstr. 10.
12 Juni Lena Zwetsloot, B 252 Hoogmade
12 Juni Marie Rotteveel, B 5252 Hoogmade
12 Juni Tonny Rozier, Deutzstr. 15, Oegst-
geest.
13 Juni Jan Zandvliet, Rijpwetering, Kas-
polder D 203
13 Juni Koos Hogenboom, Roelofarends-
veen B 209.
13 Juni Maria Rocxe, Langeraar A 97.
13 Juni Dick Becking, Wijtenbachweg 44,
13 Juni Annie Bekkerin, Bootstraat 17.
14 Juni Wim Prins, Gasstraat 44.
14 Juni Gerard Bergers, Dozastraat 8.
14 Juni Paul en Karei Pollmann, Hoog
straat 3.
15 Juni Rietje van Dorp, Sophiastraat 25.
15 Juni Anton Dévilé, Hoogl. Kerkst. 4.
16 Juni Matieus Bronsgeest, Zeemanlaan.
16 Juni Walter Stol, Rijndijkstraat 38.
16 Juni Leny Hogenboom, Roel of arends
veen B 209.
16 Juni Corrie Breedeveld, Spoorstraat.
17 Juni Freddy Kok, Vrouwensteeg 6.
17 Juni Josephina Vuurbouten, Galgewa
ter 50.
17 Juni Stientje van Amsterdam, De Wet
straat 26.
17 Juni Marietje Hogenboom, Roelof-
arendsveen B 209.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien of bij het verlaten der
school van deze lijst wil afgevoerd wor
den schrijve me minstens 14 dagen voor
den verjaardag.
Oom WIM.
U vraagt?
1. Wie is de uitvinder van de brandspuit?
2. Hoeveel vliegvelden zijn in Nederland?
3. Wat is een kremlin?
4. Ik zag in de krant t.z.t. Wat beteekent
dat?
5. Onze hond heet Filax wat beteekent
die naam?
6. Wat verstaat men onder kombuis?
Wij antwoorden.
1. De uitvinder van de slangenbrandspuit
is Jan van der Heijden in 1672; geboren in
1637 te Gorkum.
2. 26 vliegvelden; 61 eigenaren van vlieg
tuigen.
3. Kremlin of Kreml, is Russisch en is de
naam van het keizerlijk paleis te Moscou.
4. Dat beteekent „te zijner tijd". Ik schrijf
wel eens bij een ingezonden opstel: „dit
wordt t.z.t. geplaatst" en zeg dan dat het
later (te zijner tijd) geplaatst zal worden.
5. Phylax is Grieksch en beteekent
„wachter"; een uitstekende naam voor een
waakhond.
6. Een kombuis is de naam voor de keu
ken op een schip. Het accent valt buis
let hierop bij de uitspraak.
De ontdekking van Amerika
door Columbus
VII.
Na eenigen tijd echter ontwaakten ze.
Toen gingen allen vergaderen. En aan,
wien men kon zien, dat hij bevelhebber
was, beraadslaagden over den aanval.
Eenigen pakten hun buit op en verdwenen,
in de oerwouden, gevolgd door de ande
ren. Heinrich, Herkules en mijnheer V.
Straten waren blij gestemd, dat ze afge
trokken waren. Hun blijdschap was echter
van korten duur, toen zij zagen dat de
zwarten weer terug kwamen en naar de
onderaardsche gewelven gingen, en ver
volgens naar den oever waar de kanoneer
booten lagen. „Wij zijn verloren", riep
Heinrich uit. „Ze hebben Nicolaas zeker
bevrijd uit het gewelf. Nu hebben we een
vreeselijken strijd in het vooruitzicht.."
En werkelijk zagen ze Nicolaas in beraad
slaging met 't hoofd der zwarten. Toen
kwam Nicolaas op het huis van zijn mees
ter af en hij zeide dat men vrede wilde
sluiten. „En welke zijn de voorwaarden",
vroeg mijnheer v. Straten". „Gij moet ons
Herkules en uw neef uitleveren. Indien
gij dit niet doet, zult gij weldra bedolven
zijn onder de puinen van uw woning", zei
Nicolaas.
„Begin den strijd, ellendeling," zeide
Van Straten, woedend. Er viel na deze
woorden een regen van pijlen en kogels op
de villa. Allen weerden zich moedig, doch
Heinrich wilde geen wapen meer gebruiken
Hij stak een stok uit het raam met een
witte zakdoek eraan. Hijzelf wilde uitge
leverd worden, maar men mocht geen
haar van 't hoofd van z'n vriend kren
ken." De heer van Straten aan de grootste
ontroering ten prooi, wilde z'n neef niet la
ten vertrekken. Doch deze was er niet
van af te brengen. Heinrich omhelsde nog
eens zijn oom en toen ging hij naar Nico
laas, terwijl hij zei: „Hier ben ik verra
der; doe wat ge wilt. Ik vrees niets en
lach met uw woede. Mijn laatste blik zal u
zeggen hoe diep ik u veracht."
Nicolaas trok zijn mes en wilde er den
dapperen jongen mee doorsteken, doch
plotseling sprong een neger tusschen hem
en den jongen terwijl hij zeide: „Deze
blanke behoort mij. Hij staat onder mijn
bescherming, niemand mag hem aanraken."
De opzichter trok zijn hand terug en
vroeg: „Waarom schendt Barux het geslo
ten verdrag. Gij hebt mij beloofd dengene
die mij beleedigd heeft over te leveren,
waar is Zamba, die mijn woorden kan be
vestigen?"
„Ja, de blanke heeft waarheid gesproken",
zei Zamba, die intusschen naderbij gekomen
was. „Als Barux zijn eed niet houdt, is hij
een slecht mensch". De opzichter wilde zich
weer op Heinrich werpen, toen Baruc zei:
„Hij die dezen Blanke aanvalt, zal sterven".
Hij gaf 'n teeken aan zijn krijgers, die zich
terstond om Heinrich schaarden, om hem
te verdedigen. De andere hoofden wilden
de reden weten van 't vreemde gedrag van
Baruc.
„Baruc zal spreken", zei hij. „Baruc
kwam in»'t woud blanke jongeling tegen
en hij wilde hem dooden, toen hij fétisch
van Ginga zien liet. Hij een vriend der
zwarten is. Daarom beloofde Baruc hem
bescherming. Doch als ik geweten had dat
Nicolaas op z'n leven gezet had, nooit ik
had toegestemd in den aanval. Baruc heb
ben woord gegeven en niet aarzelen 't te
houden. Jongeling noch in persoon, noch
in goederen benadeeld".
Doch alle negers zonder uitzondering, be
gonnen te morren. Ze waren wel bereid om
den blanke te beschermen, maar niet om
hem de geroofde schatten te rug te geven.
„Men moet gehoorzamen", zei Baruc. „Ik
wil het!..,."
Doch niemand wilde aan 't bevel gehoor
zamen.
„Gehoorzaamt niet", riep een der onte
vredenen. „Hij is een vriend der blanken.
Doodt hem!"
„Ja doodt hem!" riep de opzichter en hy
wilde tegelijk de daad bij 't woord voegen.
Doch Baruc verloor z'n koelbloedigheid niet,
hij sprak echter op ijskouden toon: „Doodt
fcèm, hij heeft uw opperhoofd beleedigd!"
Niemand echter wilde de beleediging
wreken, wel werd Baruc zelf aangevallen
door zijn onderdanen, terwijl zijn getrou
wen hem ternauwernood konden verdedi
gen.
Plotseling werd Heinrich doodsbleek en
't volgende oogenblik zakte hij inelkaar.
Men lei hem op de sofa en toen men hem
nauwkeurig onderzocht bemerkte men dat
de giftige pijl reeds gif in z'n lichaam had!
verspreid. Na een uur sloeg hij de oogen
op en zag allen om hem heen staan, 't Gif
•kon men gelukkig nog verwijderen. Toen
stond hij op en hij zeide: ,,'t Is Baruc, die
mij van den dood gered heeft. Wat is er
echter met Nicolaas gebeurd?"
„Daar is hij", zei Hercules, en toen voer
de men het lijk naar een eenzame plek waar
men hem begroef.
Den volgenden dag kon men reeds de
schatten vinden. Zoo kon dus alles weer
hersteld worden. Ook wilde mijnheer van
Straten dat de negers door missionarissen
werden onderwezen. Zoo werd nu Hein-
rich's goede gedachte vervuld