Toegejuicht door een geestdriftige menigte begint het Prinselijk Paar Zijn blijden intocht in de hoofdstad Een imposant overzicht op den Dam te Amsterdam tijdens de zang- hulde der duizenden voor d© Koninklijke Familie ter gelegenheid van den blijden intocht van het Prinselijk Echtpaar De Koninklijke Familie op het balcon van het paleis op den Dam te Amsterdam, waar zij met laaiend enthousiasme door de duizendkoppige menigte werd begroet Na afloop der zanghulde defileerden talrijke vereenigingen met haar vaan dels langs de Koninklijke Familie voor het Paleis op den Dam te Amsterdam Een stoomtrein van Eindhoven naar Utrecht ontspoorde bij het binnenrijden van het station Geldermalsen. De locomotief, een bagagewagen en drie personenwagens derailleerden. Het opr uimingswerk Minister mr. J. A. de Wilde verlaat de buitengewone zitting der Staten Generaal, welke Dinsdagmiddag door hem namens H. M. de Koningin ge opend werd Enthousiaste jeugd op den Dam te Amsterdam bij den feestelijken intocht van het Prinselijk Echtpaar in de hoofdstad FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch. door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 28) „Ik wil wedden, dat u blij zult zijn, dat u van mij af bent", hernam hij, opstaand en naar het venster komend. „Heb ik dien indruk op u gemaakt?" vroeg ze, zonder hem aan te zien. „Dat spijt me erg." „Neen, dien heb je vrij goed verborgen, maar toch weet ik, dat het zoo is." Plotseling draaide ze zich om en keek hem aan. „U moet dat niet van me denken, me neer Warwick en 't is niet aardig van u, dit te zeggen. Ik zal u erg missen en en „Ja Christian, en wat?" De deur werd zachtjes opengeduwd. „Kan ik u een oogenblik spreken?" zei Fraser aarzelend. „Ik heb tweemaal geklopt, maar u hoorde 't niet." „Ja zeker, Fraser", stemde Christian toe en verdween oogenblikkelijk. „Welverdraaid!" mompelde Warwick bin nensmonds. Den volgenden morgen woedde een ver blindende sneeuwstorm en Milly, die haar invloed als Warwick's verpleegster voelde afnemen, verbood hem om 't huis te verla ten. Christian, die een zware kou had ge vat, ging alleen maar even de mijn inspec- teeren en bleef verder den geheelen middag thuis, om verschillend achterstallig naai werk te doen. Gaddy wroette lustig in de sneeuw en met de hulp van een meisje van zijn leeftijd, Lisette genaamd, had hij tegen den avond een reuzen sneeuwpop ge maakt. „O Gaddy, die is prachtig", riep Lisette, verrukt op en neer dansend. „Wat ben jij vreeselijk knap!" „Natuurlijk kan ik 't beter dan jij, omda/ jij maar een meisje bent", was 't vernieti gende antwoord, „maar ik ben niet half zoo knap als meneer Warwick." „Kan hij ook een sneeuwpop maken?" vroeg de kleine. „Ik zou zeggen van wel, maar hij heeft er geen tijd voor. Ik ook niet, als ik groot ben, omdat ik dan wel wat anders te doen zal hebben." „Als ik groot ben", sprak Lisette, „denk ik dat ik moeder zal moeten helpen." Lisette was de dochter van een dege- lijken werkman op de Carolay, Elwood ge naamd, die getrouwd was met een nuffig naaistertje uit Ottawa, waar hij groote spijt van had. Hij was de eenige getrouwde werkman op de mijn en zijn vrouw klaagde vreeselijk over 't gebrek aan „geschikt ge zelschap" zooals zij 't noemde. „Ik weet niets van meisjeswerk af', meende Gaddy „Ik veronderstel, dat je moet doen wat je gezegd wordt, zooals de meeste meisjes". -„Hoeven jongens dat niet?" informeerde zijn trawante eerbiedig. „Wel neen, alleen maar als ze kleine kin deren zijn, meneer Warwick zegt, dat ik zoo langzamerhand een man wordt." „Gaddy", riep Christian uit 't venster in de zitkamer. „Waarom heb je de honden vastgelegd? Ga ze direct loslaten." „Zou je 't wel doen", waarschuwde Liset te nieuwsgierig; „ze zullen de sneeuwpop kapot maken". „Natuurlijk doe ik 't'\ en Gaddy bloos de. „Ik doe altijd was Christian me zegt, omdat ik vreeselijk veel van haar houd. Zelfs, groote mannen doen altijd, wat meis jes van wien ze veel houden, zeggen." „Als ik groot ben, zullen de jongens dan doen wat ik wil?" vroeg Lisette. „Dat weet ik niet", antwoordde Gaddy, terwijl hij Wag en Tartar van de ketting los maakte. „Ik zal 't niet doen. Zeg Li sette, 't heeft opgehouden met sneeuwen, willen we de schaatsen aanbinden en 't meertje achter den zaagmolen eens pro- beeren?" „Moeder heeft gezegd, dat ik niet mocht zonder haar te vragen". „Wat? Zij wist toch niet, dat ik op je zou passen. Maar als je niet wilt, dan ga je niet mee, natuurlijk." Maar Lisette wilde wel en ging mee, zich niet storend aan haar moeders verbod. Intusschen zaten Christian en Warwick binnen, in den warmen gloed van de haard te schemeren. Christian had al eenigen tijd geleden haar naaiwerk neergelegd en stond nu op, om de lamp op te steken, maar War wick zei vlug: „Neen, nog niet, 't is veel gezelliger zonder licht". „Maar ik wou doorgaan met naaien", betoogde ze. 't Sterke licht doet mijn oogen pijn", mompelde Warwick. „Nu, we kunnen ook wel wachten tot de post komt." „Verwacht u brieven?" vroeg hij. „Ja, ik verwacht er een paar. Ik heb een oud-vriend, een vriend van vroeger uit Londen, die mij eens per maand schrijft, en die brief zal vandaag komen." Warwick fronste het voorhoofd. „Een oud vriend? Een jonge man ver onder stel ik?" Ze antwoordde niet dadelijk, maar buk te zich en pookte in het vuur. Toen zei ze rustig: „Ja". Na een korte stilte vroeg hij op een toon, die van verre scheen te komen: „Ben je met hem verloofd?" Een lichte blos verscheen op haar ge zicht. „U hebt in 't geheel geen recht me dat te vragen." „Ik weet het, maar dat kan me niet sche len. Ben je met hem verloofd?" „Neen, we zijn alleen vrienden", ant woordde ze droomerig. „Poeh, er bestaat geen vriendschap tus- schen een man en een vrouw". „O nee?" vroeg ze met kalme stem. „Platonisch aangelegde menschen zijn goed voor verhalen", ging hij onbesuisd voort, „maar in 't werkelijke leven is het iets anders." „Ik ben 't niet met u eens", merkte ze op. „Vriendschap tusschen een man en een vrouw is 'n veel volmaakter en mooier iets, dan vriendschap tusschen twee vrouwen. In vee] gevallen is 't zelfs mooier dan lief de tusschen man en vrouw." „Je weet 't misschien zelf niet", zei hij verstoord, „maar je bent verliefd op dien man." Deze opmerking was natuurlijk abso luut ongeoorloofd, maar 't is de moeite waard te vermelden, dat Christian 't niet kwalijk scheen te nemen: haar gezicht dat in de schaduw was, straalde met een vreemd weifelend lachje. „Waarom laat hij je zoo'n ongeciviliseerd leven leiden?" vroeg hij kortaf. „Waarom komt hij niet hierheen om te zien, wat jij hier uitvoert. Waarom trouwt hij niet met je, inplaats van in Engeland te blijven, ter wijl jij hier mannenwerk verrioht." „Er is nooit sprake van een huwelijk tus schen ons geweest", antwoordde ze. „Ten minste ik meen ik „Wat, heeft hij je nooit ten huwelijk ge vraagd?" viel hij haar scherp in de rede. „Heeft hij je nooit gezegd, dat hij je lief had?" „Waarom zou hij?" „Dat had hij moeten doen. Iemand, die zoo onverantwoordelijk met een meisjes leven omgaat, moet eens met een zweep be werkt worden." Hij was opgestaan en liep de kamer op en neer, voor zoover dat in die beperkte ruimte mogelijk was. „Windt u zich alstublieft toch niet zoo op", zei ze. „Wat kan er u aan gelegen zijn, daarbij...." voegde ze er met een L^ste- risch lachje aan toe: ik had gedacht...." Ze hield plotseling op. „Maar U. fcan niet hebben, dat u mijn vriend verkeerd be oordeelt. Hij heeft me lang geleden ten. huwelijk gevraagd en ik weigerde, om dat ik hem niet liefhad en daarom zijn we nu gewoon vrienden Laten we er niet meer over spreken en gaat u zitten. U maakt me zenuwachtig met dat heen en weer loo- pen." Hij liet zich in zijn stoel vallen en staar de neerslachtig in het vuur. „Dus je bent van plan de rest van je le ven hier door te brengen?" vroeg hij plot seling. „Misschien". (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12