Britsch Indiërs te Volendam. Bewondering voor de Hollandsche .wooden shoes" te Volendam, waar Maandag een Britsch Indisch gezelschap, Het Damrak te Amsterdam In feesttooi ter gelegenheid van het vorstelijk be- dat van de Engelsche kroningsfeesten terugkeert, een bezoek bracht zoek aan de hoofdstad Amsterdam ontvangt de Koninklijke Familie. Hierboven de typische versiering van den Heiligeweg De generale repetitie voor de ontvangst der Koninklijke Familie te Amsterdam had Maandagmiddag plaats. Een snapshot voor het paleis op den Dam Mr. J. Alingh Prins, voorzitter van den Octrooiraad, tijdens zijn rede bij de viering van het 25-jarig bestaan van deze instelling in de Ridderzaal te Den Haag .Een vreemde vogel in de Amsterdamsche grachten". De „Kieviet", het onlangs bij Athene beschadigde K.L.M.-vliegtuig, kwam Maandag met het s.s. Orestes" te Amsterdam aan eo werd vandaar per dekschuit naar Schiphol vervoerd FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 27) „Arm meisje, je hebt hier buiten een ake lig leven, je bent practisch overgeleverd aan de mannen, die in je dienst zijn. Hoe weet je, dat die man, die Fraser, je niet bedriegt, zooals Raeburn gedaan heeft?" „Weten doe ik het natuurlijk niet, maar ik ben er vrij zeker van, dat hij 't niet doet." Na een poos vervolgde hij: „Heb je den laatsten tijd iets van Owen gemerkt?" „Neen, gelukkig niet." „Christian", ging hij aarzelend voort. toen zweeg hij en wreef met een vermoeid gebaar met de hand over zijn oogen. „Ik moet je niet bij je naam noemen, vermoed ik", en er klonk iets geïrriteerds in zijn zwakke stem, „maar ik kan het niet helpen. Ik geloof, dat ik van je gedroomd heb, toen ik bewusteloos was en ik droomde, dat ik je Christian noemde, 't Is een wonder lijke naam. Laat mij je zoo noemen, totdat ik weer beter ben. Ik zal er aan denken, dat ik 't alleen maar tot zoolang zal doen." „Heel goed", zei ze kalm. „Maar wat wil de u me zooeven zeggen?" „Ik wou je een vraag doen, een vraag, die ik niet 't recht heb te doen, en die je me misschien kwalijk zult nemen." „Dan zou ik u aanraden, 't niet te doen", klonk het kalm. „Maar ik kan 't niet helpen, zwakke men- schen zijn grillig, weet je. Wat ik je wilde vragen en wat ik me steeds afvraag, se dert ik hier lig is, of je in staat bent diepe re genegenheid voor iemand te voelen." Ze bloosde en werd toen bleek. „Neen", erkende ze, „ik denk van niet. Ik geloof, dat ik een van die vrouwen ben, wier stemmingen als 't ware op 't middel ste register zijn afgestemd, 't Is me onmo gelijk, om me te verheffen tot 't hoogste, of neer te dalen tot op het laagste punt der gemoedsaandoeningen." Waarom zij deze onwaarheid zei, kon zij zich niet begrijpen. Ongetwijfeld schonk 't haar een geheime voldoening. Warwick lag voor een oogenblik heel stiL Toen zei hij met zachte stem: „Ik had gelijk destijds, dat dacht ik wel." Terwijl hij sprak, zuchtte hij en bewoog zich moeilijk. „Hebt u pijn?" vroeg ze. „O ja, mijn hoofd bonst zoo, alsof 't zal barsten." „Zal ik Milly roepen?" „Neen, zij bet mijn hoofd met natte doe ken en dat maakt het nog erger". 'n Oogenblik aarzelde ze: toen leunde ze voorover en legde haar koele, stevige, klei ne hand op zijn voorhoofd. „Hè, dat is heerlijk", fluisterde hij na een minuut. De kaars begon te spatten, vlamde weer op en ging toen uit. „Steek haar niet meer aan", mompelde hij met slaperige oogen. „Ik houd van de ster ren: ze zijn erg helder vannacht, is 't niet?" „Ja, 't is een heerlijke nacht, maar erg koud". Een oogenblik was het stil, het hout knet terde zacht in den haard en de vlammen maakten eigenaardige op en neer gaande schaduwen op de ruwe wanden. Op dit mo ment bewoog Christian zich haast onmerk baar. „Neem je hand niet weg", sprak hij vlug. „Ik heb een gevoel alsof er een sneeuwvlok op mijn voorhoofd is gevallen; tenzij 't je vermoeit." „Neen, 't maakt me heelemaal niet moe. Maar ik geloof, dat ik nu moet weggaan, dan kan Milly u voor den nacht klaarma ken." „Nog niet; ik heb heusch nog geen slaap; ik zou toch maar wakker liggen, naar de klok luisteren en naar de sterren kijken. Wat zijn ze groot en helder vannacht!" „Ja, nietwaar? Ik lig ook vaak naar ze te kijken." Er viel een plotselinge stilte, die op 't plaatst verbroken werd doordat de deur zachtjes geopend werd en Milly binnen kwam, een brandende kaars dragend en een blad met een kopje en een lepel. „Ik geloof, dat u nu weg moet, juffrouw Christian", maande ze, „meneer Warwick had al lang moeten slapen en droomen om dezen tijd." Haar stem had een licht bestraffenden toon en Christian stond op en zei Warwick goeden nacht. „Goeden nacht", zei hij, „en dank je wel", en voor ze 't begreep, had hij haar hand naar zijn lippen gebracht en gekust, welke handeling voor Milly verloren ging, daar deze haar aandacht aan het vuur wijdde. Warwick had een onrustigen nacht en de dokter, die 's morgens kwam, vond hem minder goed. Maar toen de dagen verliepen, werd hij sterker; hij kon aangekleed worden en ge durende 't grootste deel van den dag in een bamboe schommelstoel zitten. Op een avond kwam Mike juist voor het eten en ondanks zijn pogingen om zijn ge wone kalmte te toonen, slaagde hij er niet in, zijn opwinding te verbergen. „Ik heb een paar dingen van u gevon den, baas", kondigde hij aan. „Ik dacht, dat u ze graag zoudt willen hebben" en al spre kende legde hij een gouden horloge en een gouden zegelring op de tafeL „O", zei Warwick lusteloos, „waar heb je die gevonden? Ik ben blij, dat ik ze weer heb." Mike glimlachte, een vreemd, stil lachje. „Ik heb ze op den weg gevonden, niet ver van de Curlew mijn", antwoordde hij. „Ze waren moeilijk te krijgen", voegde hij er met 'n half onderdrukten lach aan toe, „maar op 't laatst lukte het." En hij dacht aan de stijve, starre gedaante, die tusschen de puinhoopen bij de oever van de Koo- tenay lag. In Mike's geboorteplaats, een paar dui zend mijlen ver, was een menschenleven niet veel waard. Hij sliep niet minder goed, at niet minder smakelijk dan vroeger en volgens zijn eenvoudig primitief geloof had hij zich gewroken voor de beledigingen, zijn baas, die hij aanbad, aangedaan. Maar dat hield hij voor zichzelf, want hij wist, dat de baas er andere opvattingen op na hield dan hij. Misschien dat Christan 't vermoedde, want ze kende de bewoners van die streek beter dan Warwick. Op 'n avond, vroeg in het jaar waren Christian en Warwick in de kleine zitka mer op Carolay alleen. Gaddy was met tegenzin naar bed ge gaan en Milly hield zich bezig met huis houdelijke aangelegehneden in de bijge bouwen. „Dit is mijn laatste nacht in de schoot der weelde", zei Warwick verstoord „Is dit, wat men noemt, de schoot dei weelde?" vroeg zij lachend, terwijl ze 't eenvoudige vertrek rondkeek. „Alles naar verhouding", antwoordde hij. ,,'t Is luxe voor mij, op meer dan een ma nier". „Maar u kunt altijd komen, wanneer v zich eenzaam voelt." „Dank u, graag", was 't afwezige ant woord. „Verlangt u niet naar uw werk terug?" vroeg zjj. „Neen, dat kan ik niet zeggen. Ik speel op de een of andere manier een verloren spel." „Ik ben bang, dat ik zal moeten komen, om uw avonden op te vroolijken", zei z« met een glimlach. „Ik wou, dat u 't deed", antwoordde hij sneL „Onzin, ik maakte maar een grapje", en ze bloosde licht. „Ik ben veel te moe, om op 't eind van den dag nog bezoeken af te leggen." Ze was opgestaan en keek ir den hel deren, kouden, door de maan verlichten nacht, ,,'t Begint te sneeuwen", hernam ze. „U kunt morgen onmogelijk naar Barne- than terug." „Maar ik zal wel moeten gaan, sneeuw of geen sneeuw", antwoordde hij kalm; ,4k ben hier al veel te lang geweest." Zij zweeg even, waarna ze zonder eenige emotie zei: „Zooals u wilt natuurlijk." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12