s«SÉSSS'5»ïï Nederland bouwt bruggen „De Leidsche Courant1' Katholiek gezin Nederland bouwt bruggen. Da prachtige brug over de Maas bij Hedel nadert thans snel haar voltooiing. Een kijkje tijdens het plaatsen der eindstukken in den enormen boog welke de doorvaartruimte overspant Artillerie in actie tijdens den landstormdag welke Dinsdag op het landgoed .De Zwaluwenburg' te Oldebroek is gehouden Aan den vooravond van de vermaarde Derby te Epsom. Met de noodige voor zichtigheid werden de paarden naar de plaats van bestemming gebracht Almeria, de Spaansche stad, die door Duitsche oorlogsschepen gebombardeerd werd als represaille op het bombardement van de .Deutsehland" door Spaansche vliegtuigen is huisvriend in ieder De Nederlandsche Handelsmissie naai Zuid Amerika onder leiding van jhr. mr. H. A. van Karnebeek, is Dinsdagavond in Den Haag teruggekeerd. Jhr. Van Karnebeek in gesprek met den Aigentijnschen gezant Z. Exc. Llobet, na aankomst aan het station H.S. FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 22) „U hebt 't nieuws zeker al gehoord?" ging hij voort, zijn lip krullend in een lee- lijken grijns. „Ik heb geen bijzonder nieuws gehoord", gaf zij koel ten antwoord. „O, dan zult u het van mij hooren", zei hij met een onaangenamen lach. „Uw vriend Warwick krijgt den kous op den kop." „Ik begrijp u niet", klonk het uit de hoogte, maar ze ws toen geschrokken. ,,'t Is niet zoo moeilijk te begrijpen, mijn waarde jonge dame. Hij schijnt een beetje te voortvarend geweest te zijn met de Bar- nethan; iemand anders had er al een claim op, voordal hij op de proppen kwam. zoo dat hij voor een verrassing zal komen. Hebt u wel eens een hond gezien, met z'n staart tusschen de pooten? Nu, zoo zal Warwick er over veertien dager, uitzien." Christian's lippen trokken strak. „Waarom bent u :oo vulgair?" „O. daar zal over 'n tijdje geen reden meer voor zjjn" en hij richtte zich in 't zadel op, „daar een zekere gentleman-bedrieger zich uit de voeten gemaakt heeft." Christian verhaastte haar stap en floot de honden. „Wacht even", zei Owen, haar arm grij pend, terwijl hij afsteeg. „Je moet niet op zoo'n zelfingenomen manier op me neer kijken, alsof ik een stuk vuil onder je voe ten was! Ik ben niet goed genoeg voor jou, hè? Je wilt met dien bedrieger, met dien verwaanden gek trouwen? Dat is jouw smaak, is 't niet? Nu, laat ik je dan vertel len. „Neem die hand van mijn arm weg", barstte ze uit. „Hoort u me?" „O ja, dat is allemaai goed en wel, maar je moet eerst naar mij luisteren. Zooals ik je vroeger al zei, ben ik van plan met je te trouwen, Christian Cunninghame. Ik heb dat allang gewild, en daar ben ik niet van af te brengen Je kunt flirten, zoovee. je wilt, maar je zult mijn vrouw worden!" „Laat me gaan", hijgde ze. „Als u me niet loslaat, zai ik de honden tegen u ophitsen!" „Wat kan mij die honden schelen, daar reken ik gauw genoeg mee af', smaalde hij, onaangenaam lachend. „Hoor eens, je hebt met me gespeeld en me voor den gek ge houden, en me iD 't heele district belache lijk gemaakt, en nu zul je er gedeeltelijk voor betalen. Ik wil een kleine belooning voor mijn geduldoefening". Terwij] hij dit zei, greep hij haar met z'n arm om hel middel. „Ik wil één kus hebben, ééntje maar, als voorschot op het geen nog komt, m'n meisje! Wees nu niet verlegen! Ais 't Warwick was, zou je wel willen hè?" Terwijl hij dit zei, kwam deze juist met zijn geweer onder den arm, op den voet gevolgd door Perry, een bocht van 't pad om. Christian snelde met een zachten, in gehouden schreeuw vooruit. „O, ik ben zoo blij dat u komt. Wilt u alstubieft met mij naar de mijn terugloo- pen?" „Zeker", zei hy, „ik hoop dat er niets aan de hand is! Ik hoop, dat meneer Owen u niet gehinderd heeft!" Terwijl hij sprak, keek hij Owen aan op een manier, waardoor deze in woede ont stak. „Zeg", antwoordde de laatste onbeschoft: „wat heb jij er mee te maken? Waar moet jij je neus in steken, terwijl je heelemaal niets gevraagd wordt? Hoe kom je altijd juist op mijn weg, als ik een tête-a-tête heb met mijn toekomstige vrouw?" „Staan de zaken zoo, juffrouw Cunning hame?" vroeg Warwick koeltjes. „Zeker niet", was 't verontwaardigd ant woord, „dat hoeft u nauwelijks te vragen, zou ik denken". „Dat is dus gelogen; dat dacht ik wel", en toen tot Owen, die weer was opgestegen en zijn paard omkeerde om hem den weg af te snijden, „ga op zij, alsjeblieft". „Vervloekt, ik heb met jou een appeltje te schillen", klonk het woest en terwijl hij sprak, hief hij den rijzweep op en s.oeg Warwick ermee over den nek. In een se conde had deze hem uit het zadel getrokken en hem de zweep uit de hand gerukt „Je hebt 'n afstraffing aoodig, schobbejak", siste hij tusschen zijn tanden. „Loopt u even door, alstublieft, juffrouw Cunninghame", voegde hij er op gezagheb- benden toon aan toe. Maar Christian liep slechts tot aan den bocht van het pad, waar zij zich doodelyk beangst op 'n steen zette, want ze wist, dat als Owen de kans kreeg, hij zonder aarze len zijn revolver zou gebruiken. De honden, ruzie voorziend, blaften en renden vol waanzinnige verrukking rond. Toen smeet Warwick met een doodsbleek gezicht zijn geweer neer, greep Owen ste viger in zijn kraag en gaf hem een flink pak ransel. Owen worstelde en schopte als een wilde, maar de onbarmhartige vingers hielden hem steeds bij zijn kraag vast en de mee- doogenlooze zweep daalde welgemikt en regelmatig op zijn ineengekrompen lichaam neer. De honden sprongen om het slacht offer heen en hapten strijdlustig naar zijn beenen, tot een slag Lu hun richting hen jankend deed terugtrekken. Eindelijk, toen Warwick buiten adem en de zweep gebroken was, liet hij zijn ge vangene los en smeet hem aan den kant van den weg, waar hy een paar seconden kreunend en half bewusteloos bleef liggen. Toen krabbelde hij langzaam overeind. „Duiveisch", riep hy met een dikke tong, „daar zul je voor boeten!" Warwick haalde de schouders op. Owen hinkte pijnlijk naar zijn paard, dat vredig aan den kant van den weg stond te grazen, en moeizaam erop klimmend, reed hij langzaam weg. Christian, vervuld van afkeer, kwam de bocht van 't pad om, en liep aarzelend tot de plaats, waar Warwick met gefronste wenkbrauwen zijn verdwijnenden vijand stond na te kijken. „Nu hebt u zich een gevaarlijken vijand gemaakt", zei ze met een niet al te vaste stem. „Mogelijk", sprak hij, terugvallend in de koele afwijzende houding, die hij sedert den maanverlichten nacht toen hy zijn liefde had verklaard, tegenover haar had aan genomen. „Een vijand meer of minder is niet zoo erg belangrijk." Maar het meisje keek verontrust. „U kent hem niet, als ik", klonk het gedwongen. „Hy is een gewetenloos mensch, u weet niet wat u riskeert". Hij keek haar met nauwelijks verborgen verbazing van ter zijde aan. „Ik ben niet bang uitgevallen", merkte hij, even glimlachend op. „Ik denk dat ik voor onzen vriend een vrij goede tegen partij ben". Zij wandelden langzaam in de richting van Carolay en toen ze bij de eerste hut aangekomen waren, bleef hij staan en nam zijn hoed af. „Goeden middag", zei hij, zonder haar een hand te geven. Ze voelde een eigenaardige trilling in haar gezicht. „Meneer Warwick", stamel de ze „ik ben u zoo dankbaar. Ik weet niet. „Er is niets om dankbaar voor te zyn. U hebt me de gelegenheid gegeven, te doen, waar ik al dagen lang zoo naar verlangd het Mijn rekening mei Mottige Samm> is nog niet vereffend. Ik kan u verzekeien, dat tk heel voldaan ben over mijn werk van Ter wij) hij sprak, keerde hij zich weer af, maar Christian legde haar hand op zijn arm, hem tegenhoudend. „Meneer Warwick" begon ze onzeker, met vuurroode wangen. „Ja", klonk het koel en beleefd. „Ik wilde u zeggen", ging ze haastig voort, „ik had 't u al zoo lang willen zeg gen, dat 't mij spijt, dat ik laatst zoo on hebbelijk tegen u ben geweest" Ze wachtte. „Was u onhebbelijk tegen my?" vroeg hij. „Daarvan herinner ik mij niets. In ieder geval ben ik alles al vergeten". Hun oogen ontmoe-ten elkaar: de zijne ernstig, zelfs streng, de hare verlangend. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12