Jonge Moeders ZATERDAG 29 MEI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 Het leven van den priester Dat is des priesters heerlijke leven dervende geven stervende leven. (A. Binnen wiertz). Overweegt eens goed wat het herder leeraar priester zijn van den priester wel beteekent! Hij moet zich bewegen, de priester, op het gebied van het sociale leven, ook van het politieke met het hoogste levensdoel voor oogen. Hij moet zich bemoeien met het arbeids-, woning-, kleeding-, voedselvraag- stuk, met sport en ontspanning. In die za ken moet hij niet te veel verstrikt zijn, maar aanpakken, soms zelfs meedoen, tot het meetrekken en meekampeeren met de jeugd toe. Aanpakken moet hij dat alles en verwerken moet hij de moeilijkheden, ver werken in zyn hoofd, in zijn hart, in zijn priesterziel. Daar is meer. Volgt in den geest den priester op huis bezoek. U kunt u voorstellen, dat hij huis aan huis menschen vindt met belaste zie len, zielen belast met leed en strijd, strijd niet het minst om het bestaan. En voor dal alles moet de priester hebben een open oog en oor en hart, voor dat alles moet hij heb ben: belangstelling. Ook voor de meest al- gemeene vragen en feiten van wereldleed, van levenstragiek moet hij ontvankelijk zijn en interesse toonen. Dan kan het niet anders zijn of geweldig is de spanning in de meelevende priesterziel. Dan dient hij er voor te waken hij weet het dat hij slechts het uiterlijke, het tijdelijke, hel physieke leed zou zien, dat hij slechts den honger zou hooren rammelen en de ont bering aan materieele goederen zou hoo ren schreien en meevoelen, en dat hij niel zou zien de diepe afgronden daarachter van godsdienstige en zedelijke armoe. Doch hij dient er ook voor te waken, dat hij niet genoeg zou verstaan vanwege den nood der zielen de pijn van het lichaam, het smartelijk trekken der zenu wen, de moeheid en afmatting en dat hij niet zou ontdekken achter onverschillig heid voor geestelijk voedsel gebrek aan brood voor de maag. Met zijn Meester moet hij preeken het eene noodzakelijke en zeggen: „vreest niet degenen die het lichaam, wel die de ziel kunnen dooden" maar ook (en daarbij doen!) „Ik heb medelijden met de men schen". Belaste zielen. Ziek zijn zoovele zielen, zielen van men schen, die bang zijn voor het leven, bang voor zich zelf, bang voor de medemenschen, bang voor de afgronden van het bestaan. Niemand is geroepen zoo diep af te da len in het dikwijls zoo rijke, dikwijls ook zoo erbarmelijk arme zieleleven der men schen, als de priester. Ach hoevele zielen van menschen van nu hebben alle schoonheid van aanschijn ver loren, alle aanschijn van kracht en jeugd en vrijheid en grootheid. Welke schrikwekkende ontdekkingen doet de priester niet, staande voor zielen door verlamming geraakt, geruïneerd, in hevigen staat van ontbinding! Hoeveel zie len zijn afgestompt, hoeveel gewetens ver blind, zoodat de mensch van nu nauwelijks meer de zonde als zonde erkent. Allerdroevigst is het te moeten ontdek ken, dat vele menschen van deze eeuw niet eens meer lijden, gelijk vroegere krach tige edele geslachten geleden hebben onder bloedroode schuld. Mag die mensch dan al lijden onder het ongeluk, dat de menschheid heeft getrof fen, onder de zoogenaamde zin-loosheid van den loop der wereld, onder het raadselach tige van „God en het kwaad"; dat achter dat al zijn schuld staat en de schuld van het heele menschengeslacht, dat ziet hij niet imeer! Zonde, zonde, ja wat is dat eigenlijk? Te midden van zulke menschen nu staat en moet arbeiden de priester. Bewust zijn van schuld moet hij wekken; echter tegelij kertijd zonder de ziel te breken. Ja, daar moet zooveel anders gebeuren, voordat er van strijd tegen de zonde sprake kan zijn. En toch mag hij de zonde niet dulden. Dat de zonde er is, dat is zonder twijfel! Ze is er in ongehoorde grootte en menigte, in waanzinnige intensiteit en lichtzinnigheid. Maar dan komen de vragen: waar is ze, wie begaat ze, wie is schuldig? Dan ontdekt de priester, niet zoo maar zonder meer te kunnen roepen als een oude profeet, dan voelt hij de zwaarte van het tegelijkertijd moeten zijn: èn herder èn leeraar èn rechter èn geneesheer èn vriend èn vader, in één woord: priester. En dan hoeveel zorgen baart den priester de mo derne overschatting van de kunst; het wel bereid zijn van den mensch van nu, om lei ders te aanvaarden, maar niet de leiding als zoodanig! Wat dat laatste betreft: hoe dikwijls loopt de priester niet gevaar, vast houdend aan eerbied voor gezag, dat hij aangezien wordt als iemand, die strijdt voor eigen persoon en macht? Dat zou nog te verdragen zijn, maar erger wordt het, wan neer hij tegen zijn eigen ambt niet denkt opgewassen te zijn en daarom intellec- tueelen uit den weg gaat, omdat van dien kant de meeste critiek komt! En waar vinden de tallooze zoekende zie len rust? Moet de priester niet in eigen persoon een vaderhuis laten vinden? Moet hij niet van harte kunnen zeggen: „Komt tot mij belaste en afgematte zielen?" Voortdurend roept het in zijn binnenste: „Geef u aan de menschen, maar tegelijkertijd: „Wees ge reserveerd" „Reik nu de hand" „Raak niet aan" „Wees gulhartig en goed" „Wees koel en kalm". Neen de mensch mag hem niet tot een gevaar worden, tot een kluister, tot een vampier, die het bloed van zijn leven uit zuigt tot den laatst en drup; niet een muur, Een fraaie interieur-foto van het Nederlandsche Paviljoen op de Wereldtentoonstelling 1937 Parijs, dat Vrijdag door de ministers Slotemaker de Bruine en Gelissen officieel geopend is Het Nederlandsche Paviljoen te Parijs Ons land slaat een goed figuur Er wordt koortsachtig gewerkt op de Place du Trocadero, in het park en om het aquarium, dat daarachter ligt. De wereld tentoonstelling is weliswaar officieel ge opend, doch dat wil niet zeggen, dat men met alles reeds gereed gekomen is. Er zijn slechts enkele paviljoenen geopend en om deze te bereiken, moet men eerst nog langs wegen, welke in eersten staat van aanleg verkeeren, over trappen en terrassen, waarvan beton en cement aan de schoenen kleeft en ook zelfs in de paviljoens zijn de werklieden nog geenszins verdwenen. Het zal dan ook nog wel eenige weken duren eer alles zóó is, dat men met recht zeggen kan: de tentoonstelling is gereed om haar bezoekers te ontvangen. Het Nederlandsche paviljoen mag er in alle opzichten zijn. Het uitwendige van ons paviljoen heeft ongetwijfeld een groo- te bekoring, zooals het gebouwd is in een eenigszins gebogen vorm op een lomme- rijk gedeelte, vrij dicht achter de terrassen van de hoofdingang der tentoonstelling. Dit is natuurlijk van veel belang, doch oneindig veel belangrijker is, dat de bezoe ker van ons paviljoen een indruk krijgt van datgene, wat in ons land leeft en zich ontwikkeld heeft op het gebied van he- dendaagsche kunst en techiek. De langenoot zal er een samenvatting vinden van alles, wat hij in eigen land om zich heen ziet, doch waarvan hij zich in het dagelijksch leven niet onmiddelijk realiseeren zal of Nederland vooraan in die hem het wijde uitzien belet en den weg verspert naar allen. Temidden van zulke menschen leeft de priester; vragers en zoekers, menschen, die het voortdurend maar hebben over de ver houding van geloof en wetenschap, na tuur en bovennatuur, het hier en het hier namaals, God en de wereld. Telkens op nieuw staat de priester voor kwesties en twijfels. Toch moet hij vasthouden aan de traditie, aan de geschiedkundige Werke lijkheid, aan vaste princiepen, voor alles aan de openbaring Gods. En dan moet hij ze laten praten, moet hij naar hen luiste ren op hun werk- en ontspanningsplaatsen op hun tochten en bij hun spelen, op hun vergaderingen en feesten, bij het uitbre ken van hun hartstochten; als ze zwijgen, maar hun schreeuwende ziel vraagt om antwoord. Toch mag hij zelf geen schade lijden in dien stroom van veranderlijkheid, oppervlakkigheid en twijfel. Temidden van die allen en dat alles leeft de priester, deelnemend in het priester-zijn van Jesus Christus; goed, kuisch, menschlievend, God zoeker naar den aard en het voorbeeld van en in liefde-verbondenheid met Zijn Mees ter. De priester, meegeofferde, zijn aandeel hebbend in het leven en sterven van het offerlam, kent mede de donkerte van Bethlehem, de Godverlatenheid van den ge kruisigde, de eenzaamheid van den Men- schenzoon, den bitteren kelk van den Olij venhof. Zijn leven is niet slechts navol gen, het is: een andere Christus zijn. Daarin ligt nu het onbeschrijflijk geluk van den priester, tegelijk een mysterie van kruis en lijden. De bron van leven mag hij niet ver laten, toch moet hij tegelijkertijd het mo derne leven om zich heen met de vinger toppen betasten: Christus' leven moet in hem zijn en groeien met den dag, maar ook moet hij speuren in het leven van nu, opdat hij deze wereld niet zou misverstaan, haar geen onrecht zou aandoen, haar niet zoo maar zonder meer als goddeloos zou veraf schuwen, vluchten en verdoemen en zich zelf voor haar zou sluiten. Hij weet het: in die gestalte, die der moderne wereld, vraagt nu Christus den priester om hulp. Is het duidelijk, dat de priester smeekt om aller gebed: dat hij werkelijk een andere Christus zij, rondgaand in deze wereld? TH. v. WOESIK, Pr. de rij der naties staat, dan wel of wij nog veel te leeren van anderen hebben. Voor den vreemdeling is Nederland na een bezoek aan ons paviljoen geen onbe kende meer. Hij heeft een overzicht van ons land, van ons kunnen op yelerlei ter rein. Daarom is de Nederlandsche inzending niet slechts instructief voor iederen bezoe ker, zij is in de eerste plaats: een nationa le en cultureele manifestatie. In deze geest heeft minister Slotemaker d^ Bruine in de Staten-Generaal over deze inzending gesproken, in dezen geest heb ben comité, architecten en uitvoerders him taak opgevat en hun plan uitgewerkt. Bij het binnentreden in de hall van ons paviljoen, ziet men dadelijk de groote zaal voor transport en tourisme. Hier is alles verzameld, wat Nederland voor den vreem deling aantrekkelijk kan maken. Men ziet er oude monumenten, nationale kleeder drachten, typische landschappen en aardi ge oude hoekjes uit onze groote steden. Ook krijgt men in deze zaal een beeld van de vaderlandsche activiteit op het gebied van scheep- en luchtvaart. Een apart ge deelte van de zaal is ingericht voor den bouw van de „Nieuw-Amsterdam", Neder- land's grootsen en modernsten oceaan- vaarder. Dat de K.L.M. en de nationale vliegtuigindustrie hier niet ontbreken, spreekt wel vanzelf. Ook een interessante inzending van het staatsbedrijf der P.T.T. vraagt hier de aan dacht der bezoekers. De oude posthoorn en het nieuwste telefoontoestel, de diligence en de dieseltrein en het luchtverkeer zijn de grenzen, waartusschen deze inzending zich beweegt. In de groote ruimte, welke bestemd is voor kunst en industrie ziet men Neder landsche producten van drukkunst, van ceramiek, van de glasindustrie, van de weefkunst en van de zilverwerkindustrie. Er is getracht hiervan een verzameling bijeen te brengen, welke een beeld geeft van het streven om ook aan de eenvou digste voorwerpen uit het dagelijksch le ven een aesthetischen vorm te geven. De derde groote groep is die, betreffen de religieuse kunst. Hier ziet men eenige nieuwe kunstwerken op het terrein van den kerkelijken eere-dienst. Ook het or gel heeft hier tegen een der wanden een plaats gekregen. Doorgaande komt men in de zaal van binnenhuisarchitectuur, decoratiekunst en meubileering. Uit de hal voert een trap naar de bene denverdieping, welke geheel Ingericht is voor de Nederlandsch-Indische inzending. Hier zal ongetwijfeld het meest de aan dacht trekken de Pendoppo, welke niet ge heel oVereenkomstig de werkelijkheid is dit was om practische en veiligheidsre denen niet mogelijk doch niettemin den bezoeker een beeld zal geven van een rijk gedecoreerde galerij van een Javaansch pa leis. Hier zullen Indische schimmenspelen en Indische films vertoond worden. Voorts ziet men er alles betrekking heb bende op de Indische producten, toegepast in het dagelijke leven, alsmede van de wijze, waarop de Europeeaan in Indië leeft. Tenslotte moge niet onvermeld blijven de inzending van de groote openbare wer ken, welke in Nederland uitgevoerd wor den en documentatie bevat over de Zuider zee, over bruggen, havens en tunnels. Wij mogen dit overzicht besluiten met de inzending van de Aalsmeersche en B o s- koopsche kweekers, die vooral in de tuinen van het paviljoen tot haar recht komt en aan het geheel een kleurrijk en vroolijk aanzien geeft. van haar baby gaaf en gezond blijft. Dit im mers wijst op een goede verzorging van do kleine. Het geheim van een gezond huidje is de teere plaatsen te behandelen met Purol en het huidje koel en droog te houden met Purolpoeder, dan wordt het nooit rood of branderig en gaat nimmer stuk. Purol (wil en geel) In doozen 30 en 60 cl. fube 45 ct. Purolpoeder in bussen 40 en 60ct. Bij Apoth. en Drogisten. NED. 00ST-INDIE BELANGRIJKE SCHADE AAN DE TABAKSOOGST Aneta seint uit Medan: De „Deli-Cou- rant" meldt: Nu een overzicht verkregen is omtrent de belangrijke schade, welke gedurende de lataste weken toegebracht is aan den ten velde staande tabaksoogst, ten gevolge van stormen, te groote regenval en overstroomingen, blijkt, dat de optimisti sche verwachtingen, welke aanvankelijk omtrent dezen oogst gekoesterd zijn, in aanmerkelijk mindere mate in vervulling zullen gaan. (Reeds geplaatst in een gedeelte onzer vorige oplage). Nieuwe burgemeester van Hillegom. BIJ K B. van 27 Mei 1937, is met ingang van 15 Juni 1937 benoemd tot burgemeester der gemeente Hillegom: jhr. dr. O. F. A. H. van Nispen tot Pannerden, met toekenning van gelijktijdig ontslag als burgemeester der gemeente Pannerden. Burgemeester Otto Frans Lodewijk Ma rie van Nispen tot Pannerden is geboren te Pannerden 14 November 1907, als zoon van wijlen jhr. Frans Lodewijk Marie van Nispen tot Pannerden en wijle vrouwe Johanna Tegelaar. De nieuwe burgemeester van Hillegom bezocht het Canisiuscollege te Nijmegen en studeerde in Leiden, waar hij promoveerde tot Meester in de Rechten óp 20 Febr. 1933. Daarna promoveerde hij op 31 Maart van dit jaar aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen tot doctor in de Rechtsgeleerd heid op proefschrift „De Wegenwet". Tijdens zijn verblijf te Leiden was Jhr. van Nispen commandnant van „Pro Pa- tria" en van de vereenigde eerewachten van Leiden en Utrecht voor het Huis ten Bosch, bij het regeeringsjubileum van H. M. de Koningin. Voorts was Jhr. van Nis pen van 19321933 president van de So ciëteit „Minerva". Hij was tevens lid van „Sanctus Augustinus". Bij K. B. van 25 Maart 1932 werd Jhr. Van Nispen benoemd tot heemraad van de waterschappen Herwen, Aert en Panner den. Bij. Kon. Besl. van 21 Nov. 1933 volgde zijn benoeming tot burgemeester van Pan nerden; bij Raadsbesluit van 13 December 1933 tevens zijn benoeming tot secretaris dier gemeente. Op 15 Mei j.l. werd Jhr. van Nispen be noemd tot secretaris van bovengenoemd waterschap. In Pannerden was de nieuwe burgemees ter voorzitter van de R. K. Kiesvereeniging en lid van de Ridderschap van Gelderland. Z.Ed, is gehuwd met Vrouwe J. M. J. M. J. H. van Biervliet, geboortig uit BrusseL Het huwelijk werd met een dochtertje gezegend. KOOPT BIJ HEN, DIE IN U W DAGBLAD ADVERTEEREN De voorbereidende werkzaamheden op het landgoed Vogelenzang, de Wereld-iamboree wordt gehouden, zijn thans in waar van 1—10 Augustus a.s. vollen gang

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5