DE LEIDSCHE COURANT De Meimaand door Diederik. De Meimaand is in 't land, Nu klinkt van alle kant: „Hoera, hoera, we leven blij, Wij dansen in een rij En voelen ons zoo vrij, Joechei, joechei, in maand van Mei!" In Meimaandalles leeft, We danken God die geeft, Voor 't schoone Meimaandkleed, dat Hij Ons in landouwen Weer doet aanschouwen; Daarom joechei, in maand van Mei. In Meimaand 't komt steeds voor Dan is het voog'lenkoor In actie, het is op zijn best; Zij leggen dan een ei Want daarvoor is het Mei In het vol zorg gebouwde nest. De Meimaand schenkt ons vreugd' Het is de maand van jeugd Waar men ook ziet, het is al leven: Op 't strand, in bosch en wei, Hoera, 't is maand van Mei Luid klink' het door beemd en dreven. De eerste tandemtocht. door H. Wiebus. II. Mevrouw was nu echter niet zoo'n peul schilletje, ze woog bijna tachtig kilo en toen zich dat gewicht op de fiets neerliet, begon deze nadrukkelijk te kraken en te steunen. Met kleine angstgilletjes schoof mevrouw behoedzaam op het zadel heen en weer, wat van Puffelen de uitroep ontlokte: of nou de heele buurt het groote nieuws moest vernemen, dat ze „op de fiets" zat. „Nou, zit je goed, informeerde meneer nog even, vooraleer hij z'n ledematen, in casu, z'n linkerbeen voorzichtig over het rijwiel liet zweven. „Ja, zalig, ginnegapte Mevrouw, laten we maar gaan!" „Ziezoo, zei meneer, toen hij op het za del zat, met een voet zich nog steunend op de stoep, ziezoo, het spel kan beginnen, je weet het dus nu, je hoeft alleen maar te trappen, daar gaat ie dan, één, twéé., hup!" Slingerend en zwaaiend laveerde me neer over de straat, en achter zich hoorde hij nu niet meer, van die kleine kokette gilletjes, nee, nu leek het meer op een krijgsgehuil, van een overwinnende India- nengroep. Mevrouw vond het „knal" ze reed écht „fiets". „Mensch, beet meneer haar toe, hou je toch stil met je gekrijsch, je maakt iemand zenuwachtig hola!" onderbrak hij zichzelf, „hé, waaratje haast in de goot, zit dan toch stil met je gejammer en pe heen en weer gedraai, maak je iemand tu reluur!" Mevrouw werd zwijgzaam en in zich zelf gekeerd en probeerde nu ook eens of ze trappen kon, want in de groote emotie had ze het trappen natuurlijk vergeten. Enja hoor, het ging, ze trapte dat het een lieve lust was. ,,'t Gaat al aardig goed, prees meneer haar, na een poosje, nu zullen we eens probeeren, om een keertje de stad rond te fietsen!" „Zou je dat nu wel doen, man?" vroeg Mevrouw angstig, in de stad is het zoo druk. „Wat druk, weerlegde meneer, als wij toch a.s. Zondag of zoo, naar Anhem wil len gaan, is het toch ook druk, of dacht je dan, dat ze het verkeer voor ons zouden omleggen?" nee hoor 'ns daar moeten we aan wennen, we gaan nu de stad door, en dan weten we Zondag al niet anders, of het hóórt zoo, en zijn aan de drukte ge wend!" Mevrouw sputterde maar niet meer te gen, want in de redeneering van Van Puf felen school veel waarheid en ze berustte dus maar in haar lot. In een kalm tempootje werd dus stad waarts getogen en al spoedig reden ze door de drukke winkelstraat, meneer parmantig, Ma ietwat angstig. (Slot volgt). Middagdutje. door Anton Roels. De poes lag in de lentezon tt spinnen, Haar snorren glansden in het helle licht, Ze wilde niet aan haar toilet beginnen En kneep verrukt haar kleine oogjes dicht. Tafereelen uit 't plantersleven in Suriname. Naverteld door Irma Schopping. TV. Ondertusschen waren de wonden van Herkules weer heelemaal genezen. Op ze keren dag kwam hij neerknielen voor Heinrich, die hem direct herkende. „Sta op Herkules", zei Heinrich. „Je bent geen slaaf meer, je bent vrij. Mijn oom heeft U en twaalf andéren afgestaan! Herkules sprong en riep vol vreugde en blijdschap: „Herkules vrij man, vrij man. Hij niet meer vreezen, zweep van den op zichter." Plotseling wierp hij zich weer voor Henrich neer en zei: „Herkules vrij man. Doch altijd slaaf van U en Herkules leven en sterven voor massa." „Gij kunt bij mij blijven als vriend doch niet als slaaf. Staat op, dan zal ik U om helzen." Herkules aarzelde. Het kwam niet dik wijls voor dat een blanke een zwarte om helsde, doch Heinrich omhelsde Herkules hartelijk. „O, massa", riep de neger uit, „niemand mag U aanraken, niet zwarten, niet blanken." Toen verdween Herkules tusschen de struiken. Heinrich dacht welk gevaar hem kon dreigen, doch hij wist het niet. Plotseling hoorde hij krijgsmuziek en hij liep direct naar huis terug. Daar zag hij het bataljon soldaten dat aangekomen was. Nicolaas" had direct een gesprek aange knoopt met een der soldaten. „Vrienden", sprak hij. „Er is hier zoo'n melkbaard ge komen, die ons de les wil komen lezen. Spoedig zult ge U ervan kunnen overtui gen!" Heinrich tikte Nicolaas op zijn schou der: „Opzichter Nicolaas, 't was beter als gij u verwijderde." Nicolaas ging brom mende weg en Heinrich maakte de solda ten gauw wijzer. Toen ging Heinrich naar de negerhutten doch hij vond er Herkules niet. Dan ging hij maar terug naar zijn kamer, en 't verwonderde hem niet weinig toen hij Herkules daar bezig vond, die de wapens poetste. „Zoo Herkules", begon Heinrich, „Ik ben blij dat ik U hier aantref. Ik moest U eens spreken. Wat doen jullie toch feite lijk in die vergaderingen. Nicolaas beweert iets van 'n samenzwering. Zoudt gij mij dat niet kunnen uitleggen?" Na eenige oogenblikken aarzelen zeide Herkules: „Herkules niet kan spreken, Nicolaas ons doodslaan, als hij weet wat negers doen, Maar massa alles weten, en terugkomen." Toen verdween Herkules en de Duit- scher bleef waphten. Na verloop van een uur kwam hij terug en zei: „Massa komen om middernacht, massa beloven niets te zeggen." Heinrich beloofde dit. Toen Herkules was wegge gaan bleef Heinrich lang nadenken. Toen ging hij beneden bij z'n oom zitten. Ook Nicolaas en de officier waren daar. Toen de avond verloopen was en 't half twaalf sloeg stond Heinrich op en werd na een paar minuten gevolgd door Nicolaas, die in een der dichtstbijzijnde boomen klom, en daar bleef wachten tot Herkules ver scheen. Deze tikte op 't venster van z'n vriend en eenige oogenblikken daarna waren beiden in de duisternis verdwenen. Toen klom ook Nicolaas uit den boom en volgde hen. Daarna keerde hij terug naar de villa en vertelde aan den heer v. Straten en den officier dat de samenzwering in volle gang was. Ze vertrokken naar de aange duide plaats. De heele hut werd omsingeld door soldaten en toen riep Nicolaas: „Opent de deur of w ij steken de hut in brand." „En waarom?" riep een stem, waarin mijnheer v. Straten Heinrich her kende, dat hij die ons iets te zeggen heeft binnentrede?" Toen gingen Nicolaas, mijn heer v. Straten en den officier naar bin nen, maar er was niemand dan Heinrich en Herkules. „Verraad", schreeuwde Nico laas, „zooeven was de hut vol negers." Doch Heinrich gaf hem een vuistslag zoo dat hij op den grond viel. „Leugenaar", riep Heinrich, „Hoe durft gij mij van zoo'n laagheid beschuldigen." Nicolaas maakte dat hij weg kwam, ter wijl mijnheer v. Straten Heinrich een flin ke berisping gaf. Toen hij echter vroeg wat er gebeurd was, zei Heinrich, dat de sla ven zich bezighielden met hun godsdienst, maar hij noemde niemand. Toen gingen allen de hut uit, terwijl Heinrich z'n oom geruststelde. Doch achter een paar boomen bespiedde Nicolaas hem en hij mompelde: „weer ik zal me wreken!.. Zelfs ten koste van mijn eigen leven!" (Wordt vervolgd). Correspondentie. J. B. te L. De namen van uw drie spruiten zijn genoteerd. U zult ze op den bewusten dag in de verjaringslijst vinden. Het volgend jaar is niet noodig ze weer op te geven. Wederkeerig mijn beste groe ten? Gretha Oostdam, Warmond. Zoo Gretha, ben jij ook al van school af? En wat ga jij en Quirina nu doen? Moe der helpen of op de huishoudschool? Schrijf me dat eens! Tal van meisjes, die de school verlaten, gaan dit onderwijs vol gen en dat is net iets voor het latere leven. Dag Gretha! Groet vader en moeder van me en zusje niet vergeten! Cl. v. d. Z. te V. ik heb alle kinderen genoteerd! Jammer, dat ik den verjaardag van Jan niet op tijd door kreeg. Enfin, het volgend jaar staat ie 1 Mei met groote let ters in de krant. En zoo ook de andere meisjes en Piet op den grooten dag van hun verjaring. Met vriendelijke groeten aan alle huisgenooten! Simon Beugelsdijk, Lisse. Zoo mijn vriendje, wil jij ook met ons gaan medewerken! Dat is ferm en flink en ik heet je bij voorbaat van harte welkom. Ik geloof dat jij een grappenmaker bent en zoo iemand kunnen we nog precies gebrui ken. Ik heb met volle aandacht beide vers jes gelezen en om je te toonen, dat ik je moeite en goeden wil op prijs stel, zal ik al vast een van je rijmpjes laten hooren. Daar komt Simon en gaat jullie wat ver tellen, van wat ie zooal ondervond bij het: VISSCHEN. Daar zit ik nu, Heelemaal alleen Met het eene been Over het andere heen Te kijken naar mijn dobber! Daar gaat ie weg, Wat ik je zeg! Daar zit ik nu Al een aardige tijd Zonder tuk en zonder visch. Want, die eene ben ik .kwijt, Ik zag hem gaan Door een gaatje heen Maar ik dacht, 't is er maar één! Nu vrij in het ruime water Voor mij een reuze flater. Daar gaat ie weg, Wat ik je zeg. Nu is ie vrij, En zwemt waar hij wil, Vrij als een vogel in de lucht, En ik ik zit en ik wacht En ik wacht op de visch, Die niet komt: het is mis Mis voor vandaag, en., ga heen! Hierbij zullen we het laten. Tot de volgende week, Oom Wim. DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS van Frans Bekkers waren: 1. Om de graat; 2. matrozen; 3. de letter e; 4. de pottenbakker; 5. Napels; 6. De hoedenfabrikant; 7. de luiwagen; 8. chocolade 9. bankier; 10 theevisite. NIEUWE RAADSELS VOOR DE GROOTEN. Ingesteuurd door Anton Roels. Raadsel I: o x x x x x naam van een beroemd componist. x o x x x x in averechtschen zin: eerst, x x o x x x onderdeel van een fiets, x x x o x x gedachteloos naar één punt x x x x o x ander woord voor: prettig, leuk. x x x x x o een dub. woord van: leven. Als je in deze figuur de gevraagde woor den goed invult, krijg je op de lijn, die door o's is bezet, den naam van een Engelsche hoofdtad. Raadsel II: Welke namen van wereldberoemde Ne- derlandsche schilders kan je vormen uit de onderstaande woorden. Rmrnd Shfe Jn Sen. Raadsel II Met h ben ik een dier, Met r ben ik een vereischte eigenschap van een bal. Met v ben ik een vervoeging van een werkwoord, dat een gevolg van zoeken kan zijn. Raadsel IV. Welk spreekwoord is dit? Deoplossingen niet opsturen. Deze geeft Antön Roels de volgende week zelf. Oom W i m. WIE ZIJN JARIG Van 21 tot en met 27 Met 21 Mei: Bertie Mulder, Timorstr. 4. 21 Mei: Jacques Verkley, Prins Hendrik straat 91, Alphen. 21 Mei: Theo Kramp, Oosterstraat> 66. 21 Mei: Nellie Fèbre, Oudevest 123a. 21 Mei Abraham Jansen, Groenendijk, Ha- zerswoude A 204. 21 Mei: Marietje Pollmann, Hoogstr. 3. 22 Mei: Dieneke v. d. Reep, Haarl-str. 204. 22 Mei: Betha Mank, Langeraar A 131. 22 Mei: Ploontje Bakker, Celebesstr. 22. 23 Mei: Werner Diensberg, Leimuiden. 23 Mei: Gerard Nieuwesteeg, Marsm.st. 5. 23 Mei: Eduard Guljé van Slingerlandsw. 8 23 Mei: Nolly Haverkorn, Verlengde Bloe mistenlaan 45. 24 Mei: Jacob le Fèbre, Bronkhorststr. 30a 24 Mei: Kees Versteegen, Weipoort B 70, Zoeterwoude. 24 Mei: Marietje Mulder, Timorstr. 4. 24 Mei: Annie van Vonderen, Aloëlaan. 24 Mei: Laurens Menken, Groeneweg 11, Zoeterwoude. 24 Mei: Kees van der Linden, Breestraat 30 24 Mei: Martien -Heuzen, Langebrug 22. 25 Mei: Jacobus v. d. Geer, Lammenschans weg 74. 25 Mei: Ansje Ammerlaan, de Meij van Streefkerkstraat 16. 25 Mei: Frans Biegelaar, Plantsoen 103. 25 Mei: Jopie Turk, R'veen B 177. 25 Mei: Jan van Niekerk, Dorpsstraat 87, Warmond. 25 Mei: Lenie en Marietje Bennard, Ha verzaklaan 1. 26 Mei: Jan Bakker, Groenendijk A 55, Hazerswoude. 26 Mei Apolonia Cozijn, Oude Wetering A2 26 Mei: Lina Droogh, Noordbuuurt, Z'woude 26 Mei: Alida van Leeuwen, v. d. Veld- straat 4, Lisse. 26 Mei: Truusje v. d. Wereld, Oud-Ade E 76. 27 Mei: Tini Slingerland, Zuidbuurt C10, Zoeterwoude. 27 Mei: Wouter Mader, Kernstraat 17. 27 Mei: Jan Konijnenburg, Residastraat 4. 27 Mei: Jacques Driessen, Heerensingel 31 Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien of bij het verlaten der school hiervan wil worden afgevoerd, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Oom Wim. U vraagt? 1. Wat is een „krater"? Ik las dit woord in het aardrijkskundeboek. 2. Kamers en suite. Hoe komt men er aan dit te zeggen? 3. Vader gaat op retraite. Wat beteekent dat? 4. Wanneer beginnen de hondsdagen? 5. Is de Hoek van Holland een gemeen te? 6. Wie was Richard Hol? Wij antwoorden. 1. Een krater is de trechtervormige ope ning van een vuurspuwenden berg. 2. Dit is Fransch. Spreek uit an-swiet, bet. achter elkander; inéénloopend. 3. Retraite is Fransch bet. terugtocht, aftocht. In jouw zin bet. retraite afzonde ring dagen van afzondering, doorge bracht in gebed en meditatie. 4. De hondsdagen beginnen den 19en Juli en duren tot 18 Augustus. 5. Neen; is een gehucht van 's Graven- zande. Ligt aan den mond van de Maas. (Nieuwe Waterweg van Rotterdam naar zee). 6. Richard Hol was een verdienstelijk Nederlandsch componist; werd geboren te Amsterdam in 1825 en is overleden in 1904. Regenmiddag door Sisca Homan. O, foei, wat verschrikkelijk weer! De regen valt in stroomen neer, Geen vogel hoor je fluiten, 't Is triestig nu daarbuiten. 't Spettert overal en spat.... De straten glimmen van 't nat! De regen tikt en striemt de ruiten 't Is ongezellig nu daarbuiten. Plassen overal, als 'n zee zoo groot 't Lijkt lijkt een watersnood. Ha, 't klaart op; ik staar omhoog, En ontwaar daar plots de regenboog. Oh, wat mooi, in zachten glans Strekt ie zich langs hemeltrans; Als omfloerst door tranen komt de zon, Die ten slot den regen overwon! Even een gezellig praatje door Cor van Diest. We zijn juist terug van een gezellige wan deling. 't Is hier mooi in de bosschen. Wat 'n mooie villa's langs den weg. En nu ga ik even vertellen van een villa die we hier tusschen al die andere zagen staan. Dat was een heel bijzondere bouw en wel in den vorm van een vleugelpiano, 't Trok natuurlijk al heel gauw onze bijzondere aandacht; deze villa wordt bewoond door een componist. Is het te verwonderen dat iemand, die zoo geheel opgaat in zijn kunst ook zijn omgeving daarbij wil aanpassen. Me dunkt, het moet hem een zekere rust geven; 'n inspiratie als het ware. O lieve deugd, ik ga eerst een brief schrijven naar huis; ik heb een vergissing gemaakt die me bijna een teleurstelling zou bezorgen; nu adjuus hoor, lezers en lezer innen. Tot mor gen. Zie zoo, nu ga ik weer eens wat vertel len. Wat krijgen we nu? Ik geloof heusch, dat het 'n witte Paschen gaat worden. Sneeuwt het in Leiden en Sassem ook op 't oogenublik? Sneeuw, die uit een verge ten hoekje wordt weggeveegd; dezen win ter per ongeluk blijven liggen, 't Zou boven niet smelten ,dan? Hier smelt het direct; 't wordt allemaal nat! Paschen is voorbij, maar geen witte Pa schen. De sneeuwklokjes en crocussen in het park doen me aan bollenland denken. Ze staan echt lief en teer tusschen de reu zesparren. Tweede Paaschdag was een bijzonder mooie feestdag, 't Was Communie feest; twee kleintjes werden voor de eerste maal ter H. Tafel toegelaten; wij, met ons zessen, mochten de plechtige H. Communie doen. De plechtige H. Mis, die een diepe indruk op ons maakte, werd opgedragen door den zeereerw. Rector. Bruidjes met palmtakken geleidden, ons naar de Com muniebank; 't was waarlijk indrukwek kend. Na de H. Missen feestelijk ontbijt. Jammer dat onze bezoekers niet bij de H. Mis tegenwoordig konden zijn; maar de H. Mis was al om half acht, dus voor dege nen die van ver moesten komen wel wat vroeg. Van twee patiënten was de familie per auto vroeg genoeg kunnen komen; maar die woonden dan ook niet zoo erg ver af. 't Was een heerlijke dag, die steeds een herinnering zal blijven aan mijn ver blijf in de donkere mooie bosschen. Ook het kwikstokje, dat thermometer heet, liet zich niet onbetuigd en rees in de wolken! Zoo'n ding toch! Hoera! Ik spring een gat in de lucht! Ik ga naar huis. Ja, het is werkelijk waar; ik droom niet! Den 4e Mei zeg ik ons sa natorium en al zijn bewoners vaarwel en ga nog wat genieten van de schoonheid van de bollenvelden. Ze staan nu nog juist in hun volle glorie. Toch eigenlijk jammer, 't is hier zoo mooi. En die leuke, vlugge eekhoorntjes moet ik nu ook vaarwel zeg gen. Tot weerziens, mooie donkere bos schen. (Voor de kleinen). Oe eerste jurk. door Dora Kniest. Met een: „Dag Moes", stormde Nel de kamer binnen, waar Moeder zat te naaien. „Dag Nel", zei Moeder, wat een lawaai maak je toch! en wat ben je laat, heb je weer school moeten blijven? Nel knikte verlegen. „Ja Moes", ik had maar heel even met Annie zitten praten, en toen moesten we allebei nablijven, tien knoops gaten maken, zei de Juffrouw, maar Koen we er twee af hadden, mochten we geluk kig al naar huis." „Foei wat ben je toch weer ondeugend geweest, word je dan nooit eens wijzer? berispte Moeder haar, is je jurk al af? Ach weineen! Moe, was het maar waar, 't is ook zoo moeilijk zoo'n eerste jurk te ma ken, voordat hij af is ben ik er lang uitge groeid. Als huiswerk moeten we de zoom morgen heelemaal klaar hebben van de Juffrouw. Eerst platrijgen en dan zoomen". „Lust je een kopje thee?" vroeg Moeder. „Ja graag, Moes, mag ik er een koekje bij?" „Ja, pak er maar een uit het trommeltje op voorwaarde, dat je dan na het eten eerst je zoom afmaakt." Natuurlijk Moes", zei Nel. Ze dronk haar kopje leeg, en knabbelde haar koekje op, onderwijl gezellig bab belende van de naaischool. Na het eten, ging ze zingend de trap op naar haar kamertje Ze draaide het licht aan, en begon met grooten ijver aan haar zoom te werken. In tijd van ai.derhalf uur, had ze hem hee lemaal klaar. Ze ruimde haar boeltje op, en ging naar beneden. „Is hij al klaar?" vroeg Moeder. „Ja, Moes, gelukkig wel", zei NeL „Nu kom dan nog maar een half uurtje bij mij zitten, dat heb je nu wel verdiend. Nel pakte het haakwerkje waar ze mee bezig was voor tante Marie's verjaardag, en ging naast Moeder zitten. Veel te gauw naar Nel's zin, was het gezellige halfuurtje om, en moest ze naar bed. Na haar avondgebed gebeden te hebben, sliep Nel gauw in. En droomde van een jurk, die maar niet af wou komen. Ze hoorde in de vert' een hondje blaffen, Ze wist: het diertje wou geen kwaad, En daarom bleef ze diep-tevreden maffen En ongemerkt voor poesje werd het laat. Maar in haar allerzoetste droomen Kwam plots een vlieg, die zoemde om haar heen. Die smaad liet Mies niet op zich komen.. Een sprong., een hap., de arme vlieg verdween Het raadsel. Jan: „Waarom zingt moeder, als zusje moet slapen?" Vader: „Moeder zingt zusje in slaap". Jan: „En houdt ze op, als zusje slaapt?" Vader: „Ja, dan houdt ze op!" Jan: „Maar waarom doet zusje dan niet alsof ze al sliep!" J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14