De burgemeester van Lisse en zijn
echtgenoote feestelijk ingehaald.
Het Schotsche Hoogland biedt den toerist veel aantrekkelijks door zijn
ongerept natuurschoon waarin de vele water- en boschpartijen van prachtige
bekoring ziin
Voor het tuinfeest op St. James Palace te Londen ter ge
legenheid van het gouden jubileum der St. John ambulance Het zeilseizoen geopend. Twee groote Jachten In actie nabij de Engel
brigade bestond deze week veel belangstelling. Bezoekers
wachten in file om toegelaten te worden
Litwinotf en Hirschfeld, Russisch attaché te Parijs, bij hun
aankomst op het Quai d'Orsay voor de besprekingen met de
Fransche regeering
Koning Leopold
van België heeft
een bezoek ge
bracht aan het
water zuiverings
station nabij de
Schelde
De burgemeester van Lisse, dr. S. F. A. C. M baron van
Wijnbergen en zijn echtgenoote werden Woensdag na terug
keer van hun huwelijksreis feestelijk in de gemeente ingehaald.
De schoo'ieuad bearoet het ionae oaar
FEUILLETON
PE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
11)
Vroeg in den middag kwam een jongen
lp een dartel, grijs paardje, het erg oprij
ten, achter 't paard en achter den jongen
lolde een zware, boedmoedig uitziende jon-
fe mastiff.
Perry besnuffelde den indringer en toen
deze aanstalte maakte om met hem te gaan
spelen, troonde Perry den mastiff mee om
samen naar een geheiligd hoekje te gaan,
waar hijn keurcollectie van botten, brood
korsten en andere waardevolle schatten
verborgen had.
Het toelaten van een vreemde in dit hei
ligdom was tot nu toe een ongehoorde con
cessie van Perry's kant en 't grootste be
wijs van minzaamheid, dat hij leveren kon.
Beide mannen lachten hartelijk om dit
schouwspel.
„De inhuldiging van een levenslange
vriendschap", zei Warwick. „Perry is een
eigenaardige schooier; hij zal den mastiff
overbluffen, hem af en toe eens mishande
len, maar hij heeft hem als vriend aange
nomen.
„Hoe heet die hond, jongen? 't Is een
mooi dier, maar hij eet voor tien."
Warwick gaf den knaap wat zilvergeld
en zond hem naar Mike om gastvrijheid
voor hem en zijn paard te vragen.
„Gaddy is vandaag niet verschenen",
merkte Warwick op, toen Vanbrugh na het
middagmaal aanstalten maakte, te vertrek
ken. Hij slaat zelden een morgen over."
„O ja, over Gaddy gesproken", zei Van
brugh, terwijl hij de buikriem van het
paard vaster trok. ..Ik zou wel eens even
naar Carolay willen, nu ik toch hier ben.
Ik heb Christian Cunninghame in een hee-
len tijd niet gezien; ze is een buitenge
woon aardig meisje, maar scherp als de
duivel als je haar schaakmat zet. Haar oom
was een prachtkerel. Rijd je misschien met
me mee? Jullie zijn nu toch zeker geen ge
slagen vijanden meer?"
„Gedeeltelijk nog wel", antwoordde War
wick met een korten lach. „We zijn niet
bepaald vrienden, maar we „dorsten niet
langer naar elkaar's bloed. En Gaddy en
ik zijn gezworen kameraden: ik wil wel
met je meerijden ik heb tot morgen toch
geen werk meer te doen."
Christian groette de beide mannen har
telijk, alleen Warwick merkte het verschil
op in de begroeting van hem en die van
Vanbrugh.
„Wat is er vandaag met je gebeurd, Gad
dy?" vroeg Warwick, toen Christian en
Vanburgh in de veranda zaten.
„Och!" vertelde de jonge aarzelend, „ik
ben onhebbelijk tegen Milly geweest, ik ge
loof, dat ik haar een ouwe gek heb ge
noemd en Chris zei, dat ik voor straf niet
verder dan tien meter van huis mocht.
Natuurlijk had ik makkelijk weg kunnen
gaan, als ik gewild had, maar je hebt een
meisje tegenover je. ziet u?" Toen voegde
hij er haastig aan toe: „Zeg, is dat geen
buitengewoon paard van meneer Van
brugh? Ik weet nog niet zeker, of ik niet
bij de bereden politie ga, als ik groot ben.
Meneer Vanbrugh," riep hij, toen ze bij de
veranda kwamen, „denkt u dat u mij over
een paar jaar een plaats bij de bereden
politie zou kunnen bezorgen?"
„Mogelijk, maar misschien zul je de
paar jaar, die nog moeten verloopen voor
je twee-en-twintig bent, van idee veran
deren", was Vanbrugh's ernstige antwoord,
want hij zou voor niets ter wereld den jon
gen hebben willen uitlachen.
„Twee en twintig", herhaalde Gaddy, op
een toon, van diepe teleurstelling. U bent
zeker een beetje ouder?"
„Een beetje", stemde de ander, die kort
geleden zijn zeven-en-dertigste vaarwel
had gezegd, toe.
Christian zag er ernstig en afgetrokken
uit en plotseling zei ze, Warwick aanziend,
die tegen een van de steunbalken van de
veranda leunde: „Vanbrugh vertelt me,
dat u de Mexicanen ontslagen hebt. Denkt
u, dat dit verstandig was?"
„Onder de gegeven omstandigheden heel
verstandig", antwoordde hij koel.
,,'t Was een worsteling tusschen hun wil
en de mijne, en de mijne won."
„Ik wou, dat u ze nooit had aangenomen"
viel ze impulsief uit.
„Dat wou ik ook. De zaak is nu gelukkig
ten einde."
„Daar ben ik niet zoo zeker van", merkte
ze bedaard op.
„Beste juffrouw Cunninghame, u en Van
brugh schijnen te meenen, dat ik niet weet
hoe ik met mijn werkvolk moet omsprin
gen. Ik verzeker u, dat u dat gerust aan mij
kunt overlaten."
Er klonk lichte ergernis in zijn stem en
Christian antwoordde koel: „Neemt u mij
niet kwalijk, als ik den indruk maakte mij
met uw aangelegenheden te hebben willen
bemoeien. Natuurlijk kunt u zelf 't best
over uw eigen zaken oordeelen."
En ze keerde zich af, om iets tegen Van
brugh te zeggen, en sprak niet rneer met
Warwick, tot Vanbrugh opstond en afscheid
nam.
„Hè, blijft u theedrinken, meneer War
wick", smeekte Gaddy toen ze allen den
sergeant hadden nagekeken, tot hij uit het
gezicht was.
„Ik zal 't prettig vinden, als u wilt blij
ven", verklaarde Christian uitermate on
verschillig.
„Dank u", antwoordde hij met bestu
deerde kalmte, ,,'t Spijt me erg, maar ik
moet ook weg."
Hij reed in een geprikkelde stemming
naar Barnethan terug. Hij was boos op
Christian, boos, omdat hij nooit zeker was
welke houding ze tegenover hem zou aan
nemen, en ook, omdat zij zijn gemoedsrust
begon te verstoren, een gemoedsrust, die
hij verkregen had na jaren van stormach-
tigen strijd.
VIL
Sinds eenigen tijd had Christian haar
meesterknecht Raeburn er van verdacht,
haar systematisch te bestelen. Kort gele
den waren haar vermoedens zekerheid ge
worden daarom had zij hem ontslagen en
vervulde zij verschillende van zijn plichten
zelf, tot Fraser, die zij in zijn plaats had
aangesteld, alle bijzonderheden van zijn
nieuwe werk, onder de knie zou heb
ben.
Ze had geen reden tot spijt over haar be
sluit, Fraser te hebben aangenomen. Ze
vond hem bezadigd, nauwgezet en in ieder
opzicht bevredigend.
Zijn collega's konden zich eerst niet aan
zijn zwijgzame, stugge, manieren wennen,
maar gaven toe, dat hij 'n behoorlijke ke
rel was.
Een van de plichten, die Christian op zich
genomen had, was, 't rijden naar de nabij
gelegen stad om aan de bank het geld voor
de maandelijksche uitbetaling te halen,
boodschappen te doen, enz.
Ze was op den terugweg van een van
die tochten op 'n Septemberavond wat
later dan gewoonlijk, omdat Betsy een ijzer
verloor.
Daardoor was 't haast donker, toen ze
aan een kreupelboschje kwam, ongeveer
een halve mijl van Carolay. Hier steigerde
de merrie plotseling, want een hand greep
den teugel en 'n ruwe stem zei: „Vooruit
juffer, we zullen u geen overlast aandoen,
maar we willen dat zakje met geld." In
't schemerlicht zag Christian twee zwaar
gebouwde mannen, beide onbekenden voor
haar. Ze kon hun trekken niet duidelijk
onderscheiden, maar beiden kwamen haar
vreemd voor.
Ze zagen er evenwel erg onbeschoft uit
en Christian's hart sloeg onaangenaam
snel, terwijl ze de linnen zak vastgreep, die
wat heel onvoorzichtig was duidelijk
zichtbaar voor haar lag. Niettemin wilde
ze zich niet zonder meer van haar geld
laten berooven, dus sloeg ze met haar
zweep vinnig over haar aanvaller's hand,
en toen tegen Betsy's flank.
(Wordt vervolgd.)