3)e £cidócli&0oii/fccmf
De Zwitsersche wielren-kampioen
schappen zijn te Zurich verreden. Een
snapshot tijdens het stayers-nummer
over 1*00 K M
De bloembollentijd loopt weer ten einde. De bloemen, die de bewondering van
duizenden trokken, verhuizen naar de vuilnisbelt
Het vorstelijk echtpaar, waarop de belangstelling der geheele wereld
gevestigd is. Koning George Vl en Koningin Elisabeth verlaten West
minster Abbey na de laatste kroningsrepetitie
FEUILLETON
DE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
5)
„Onze mijnen, de Carolay en de Barne-
than", was 't stuursche antwoord. „Zoover
ik begrip, werkt u in de Carolay met een
vrij arme ader".
„En verder?" vroeg ze trotsch, toen hij
zweeg.
„Ook heb ik tot mijn spijt gehoord", ging
hij voort, „dat uw voornaamste ader in mijn
bezitting weer te voorschijn is gekomen".
Weer wachtte hij.
„Ja?" klonk het hooghartig.
„Nu", hernam hij, „och ik weet niet hoe
't te zeggen, maar zouden we niet tot een
schikking kunnen komen?"
Ze viel hem in de rede. „Dank u zeer,
maar op 't oogenblik is 't mij onmogelijk,
een passend bod op uw bezitting te doen".
„U begrijpt mij heelemaal verkeerd", viel
hij uit, net voorhoofd fronsend.
„Dat was mijn bedoeling niet ik dacht
hij hield op en aarzelde.
Een glimp van een lach zweefde een
oogenblik om de lippen van 't meisje
toen onderdrukt zij die stroef.
„Weet u wel zeker, wat u meent?" yroeg
ze langzaam.
Hij antwoordde niet dadelijk, want in
weerwil van den ondrukten lach, was er
iets in haar oogen, wat hem niet aange
naam aandeed.
Plotseling klonk het bruusk: „Mag ik u
vragen, voor welken prijs u 't land had
willen koopen?"
„Neen, meneer Warwick, dat mag u niet.
Uw manieren zijn vrij lomp, maar ik ver
moed dat u mij 't land wilt aanbieden te
gen mijn eigen pry's?"
Hy maakte een instemmend gebaar.
„Dat dacht ik wel", voegde ze hem blo
zend toe. „Het is ongetwijfeld heel vrien
delijk van u, maar ik zou er niet over den
ken, mij tot schuldenaar van een volkomen
vreemde te maken. U hebt de mijn en ver
moedelijk zult u haar exploiteeren. Ik heb
noch 't recht, noch de wensch, daar be
zwaar tegen te maken."
„Maar u zelf', zei hy onwillig. „Uw
mijn
,,'t Is heel vriendelijk van u", viel ze hem
koud in de rede, „maar u hoeft over mij
geen zorg te hebben. Ik heb alle reden te
gelooven, dat de ader waar momenteel aan
gewerkt wordt en die in een geheel andere
richting loopt, even waardevol, zoo niet rij
ker zal blijken te zijn, dan de eerste
ader".
Dit was niet geheel volgens de waarheid,
maar de koppige bezitster van Carolay
was niet in een stemming om nauwkeurig
haar woorden te zoeken.
„Ik vrees, dat ik 't niet met u eens ben",
besloot hij openhartig. „Waarom handhaaft
u deze vreemde houding? Het zou veel be
ter zijn, als we tot een vriendschappelijke
overeenkomst kwamen."
„Hebt u er iets op tegen, dit onderwerp
te laten rusten?" hernam ze met een on
uitsprekelijk gebaar van verveling. „Het
interesseert mij werkelijk niet."
Hij keek haar strak aan.
„U bent boos", zei hij, „en net als alle
vrouwen, die boos zijn, bent u onbillijk en
onverstandig. Ik neem 't u niet kwalyk,
maar ik had geen flauw idee toen ik de
Barnethan claim kocht, dat ik inbreuk
maakte op een andermans rechten, nog er
ger, op de rechten van een jong meisje.
Ik wou, dat u er in toestemde een regeling
te.
„Dank u", viel ze hem in de rede, „er is
voor u geen reden tot vriendelijke overwe
gingen. Ik kan mijn zaken zelf heel goed
behartigen, zooals ik tot nu toe altijd ge
daan heb. Natuurlijk", voegde ze er aan
toe, met een plotselinge flits in haar don
kere oogen, „zijn er verschillende opvat
tingen over de rechtvaardigheid van het
koopen van een claim, die direct grenst
aan de voorposten van iemand anders
eigendom. Maar zooals ik al gezegd heb, ik
wil er niet meer over spreken. Neemt u 't
my niet kwalijk, maar ik heb 't vanmid
dag erg druk."
En met een stijven knik keerde zij zich
om en ging naar binnen, terwijl Warwick
achterbleef, niet heel zeker, of hij erg boos,
dan wel geamuseerd was.
Warwick liep weg ten prooi aan tegen
strijdige aandoeningen. „Kleine heethoofd",
mompelde hij. „Verduiveld, wat een trot-
sche houding; dan moet 't maar oorlog tus-
schen ons zijn!"
Christian hgd 't zelfde besloten, maar
hoe dan ook, t had haar werkelijk een
schok gegeven, dat de veelbesproken en
langverwachte vijand zoo'n uitgesproken
I persoonlijkheid bleek te zijn en zoo'n pret
tig iemand, in ieder opzicht.
Gaddy was ook blijkbaar onder den in
druk van den nieuwgekomene en Gaddy
was iemand, met wien rekening gehouden
moest worden. Christian had een vast ver
trouwen in zijn oordeel over menschen en
dingen.
Zij woelde en draaide in haar bed, ter
wijl de maan in een zilveren lichtstreep
schuin over haar kussen scheen. Ze sloot
de oogen en opende ze weer, totdat ze op
't laatst alle pogingen om te slapen opgaf
en van ganscher harte wenschte, dat die
vreemde man nooit naar Barnethan geko
men was.
Ongeveer een week, of tien dagen later
reed ze van 't kleine plaatsje Kilcorran,
waar ze haar bankrekening had, naar huis
terug, 't Was een betrokken, sombere, haast
zwoele dag geweest, en toen ze vanuit het
bosch de prairie bereikte, deed 't gerom
mel van een snel naderend onweer haar te
rugdeinzen en verbleken, want onver
schrokken jonge vrouw, als ze zich in de
meeste gevallen toonde, was ze werkelijk
bang in 't vooruitzicht van 'n donderbui.
De half-getemde merrie, die ze bereed,
beviel de situatie nog minder dan haar
meesteres, en na de eerste felle bliksem
straal, legde zij den kop met een angstig
gehinnik tussehen de voorbeenen en ging
er in een dollen galop van door.
Christian greep de teugels vaster en trok
uit alle macht, doch zonder resultaat. Bet-
sie's bek scheen van y'zer te zyn. Het was
nu haast zoo donker als midden in den
nacht, de bliksem verscheurde de duister
nis de donder rommelde en Betsie
holde als een stormwind.
Plotseling braken de teugels en Chris
tian wist, dat dit het einde beteekende. Ze
zette haar tanden op elkaar, op 't ergste
voorbereid, nog een felle bliksemstraal, nog
een ratelende donderslag en Betsie sloeg
de beenen in de lucht en maakte, na haar
berijdster te hebben afgeworpen, dat ze
rhuis kwam.
Gedurende eenige minuten was Christian
bewusteloos, doch toen drong het tot haar
door, dat iemand haar hoofd optilde en een
poging deed haar kraag los te maken. Met
moeite ging ze zitten en streek zich 't haar
uit de oogen. „Als 't u blieft niet", hijgde
ze, toen een handvol water in haar gezicht
terecht kwam. „Niet doen ik ik man
keer niets."
Maar een knetterende donderslag deed
haar 't gezicht bevend in de handen ver
bergen.
„Blijf liever rustig", zei een kalme man
nenstem. ,Er is werkelijk geen gevaar."
Christian kwam moeizaam overeind want
de stem was die van Warwick.
„Dank u", hernam ze zenuwachtig, ,,'t Is
heel vriendelijk van u. In een oogenblikje
ben ik weer in orde, maar o, ga. als 't u
blieft niet weg. Als u eens wist wat een
vreeselijke lafaard ik bij een onderbui
ben."
„Ik ga niet weg", antwoordde Warwick
koel. „Ik speur alleen naar uw merrie. We
hebben 't ergste weer achter den rug.
Houdt u flink en laat ik u onderdak bren
gen, voor de regen komt." Terwijl hij sprak,
trok hij haar arm door de zijne an liep naai
't bouwvallige hutje, dat 'n vijftig meter
van den weg afstond.
,,'t Is een vuil hok", verklaarde hij, buk
kend om door de lage deuropening te gaan,
„maar 't is hier beter dan buiten."
(Wordt vervolgd).