Het Prinselijk echtpaar in Enqeland. H. k. H. Prinses Juuana en Z. 1^ H. Prins Bemhard bij aankomst te Harwich op doorreis naar Londen ter bijwoning Qe eerste vluchtelingen uit Bilbao zijn met de „Habana in de Fransche haven La Pallice-Roebelle van de kroningsfeesten aangekomen om vandaar naar tijdelijke verblijfplaatsen te worden overgebracht De repetitie van den kroningsstoet, welke Zondag te Londen gehouden werd, trok wederom duizenden belangstellenden, hoogtepunt "«-mde natuurlijk de statiekoets met de acht schimmels De laatste officieel© foto van Z. M. Konlnig George VI van Engeland en zijn echtgenoote, Koningin Elisabeth, wier plechtige kroning Woensdag in Westminster Abbey te Londen plaats heeft Majoor H D. Scherpenhuyzen van het regiment Grenadiers te Den Haag is benoemd tot luitenant-kolonel, com mandant van het eerste regiment infanterie te Assen De aankomst van dr. Eckener te Cherbourg met de overige leden der commissie van onder» zoek naar de ramp van de „Hindenburg" op doorreis naar Amerika FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door i> THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). I) Vanburgh lachte. „O, zij zal wel eens aankomen. Die jongen was zeker Gaddy?" „Ja, zoo heet hij. Hij is al bij me op vi- lite geweest, een vermakelijk en parman tig kereltje!" „Gaddy is 'n type", grinnikte de ander. Daarop kwam Perry binnen en na een langdurig snuffelend onderzoek aan Van- brugh's hooge laarzen, legde hij een poot op zijn knie. „Maar, hoe zit dat nu met juffrouw Cun ninghame?" vroeg Warwick. „Hoe is ze in 't bezit van de mijn gekomen? Ze lijkt me een eenvoudig meisje". Vanburgh ging wat makkelijker in zijn stoel zitten en begon: „Dat kwam zóó. Haar oom, Joe Ellesmere, kwam acht jaar gele den hierheen, kocht de Coroly claim, meen de dat er zilver en lood zou zijn en vond het. Ongeveer vier of vijf jaar later, toen de Carolay een tamelijk rendeerend .concern was, liet hij zijn nichtje, Christian Cunninghame, die als wees alleen in Lon den woonde, komen. Hij leerde haar alle finesses van 't beheer van zilver- en lood- mijnen, waarvan zij nu evenveel weet als ik, als êt niet meer is. Eerverleden jaar, raakte de voornaamste ader uitgeput en verdween op 't laatst geheel, wat den ouden man 't hart brak. oen vatte hij kou en stierf een paar weken later, maar eerst liet hij zijn nicht beloven, dat zij haar leven zou wijden aan 't terugvinden van de ver loren ader, hij liet haar al zijn geld na voor dat doel.... hij was niet bepaald een armlastige!" „Verduiveld wreede dingen, dergelijke gedwonge.n beloften", bromde Warwick. „Ik ben 't met le eens", stemde Van- brugh in. „Zoo waren de feiten nu eenmaal. Maar om verder te gaan: juist zes maan den geleden, ontdekte Christian Cunning hame, dat de verloren ader in de Barne- than claim weer te voorschijn kwam. Ze was op dat oogenblik echter niet in staat te koopen, omdat de claim in 't bezit was van een vrekkigen, ouden man, 'n soort van Shyqlock. Maar ze hoopte, voldoende te kunnen sparen. Toen kwam jij en nam 't voor haar neus weg. ,,'t Is eenbeetje zuur voor 't meisje", er kende Warwick. „Ja, 't was jammer voor haar, ze heeft 't zich nogal aangetrokken, maar er is na tuurlijk niets aan te doen." Warwick's knap gezicht kreeg een neer slachtige uitdrukking. „Natuurlijk is 't voor mij ook niet pret tig", vervolgde hij na een poosje. „Waarom niet?" vroeg Vanbrugh, ter wijl hij de asch van zijn pijp klopte. „Je bent in je recht...." „O, dat weet ik nog zoo net niet. Ek ben het niet met mezelf eens of ik haar niet de Barnethan claim op haar voorwaarden ver- koopen moet". „Lieve deugd", riep Vanbrugh. „Je spreekt toch niet in ernst! Je wilt toch niet je rechten op de Barnethan claim laten varen, om wat sentimenteel gedoe ovei een meisje!" „Beste Davie, je begrijpt me heelemaal verkeerd. Juffrouw Cunninghame maakt op mij den Indruk van een jong meisje, dat uitstekend op zichzelf kan passen, maai ik vind, dat als ik onwetend in "t bezit van land ben gekomen, dat haar ader bevat, mijn eer mij gebiedt, 't haar terug te ge ven". Vanbrugh staarde hem aan. „Beste kerel", barstte hij uit, „je bent toch met verliefd op het meisje?" Warwick kreeg een lichte kleur. „Je weet wel dat je iets dergelijks niet behoeft te veronderstellen". „O, onzin", zei de ander kortaf. „Waar om met, dat zou ik wel eens willen weten. Zeker omdat je eens een domheid begaan hebt". „Kalm aan, ouwe jongen", viel Warwick hem in de rede, terwijl hij plotseling op stond. „Laten we, ais 't je hetzelfde is, geen oude koeien uit de sloot halen". „In orde", was 't goedaardige antwoord. „Wees niet zoo prikkelbaar, ik ben met 'n minuut weg". Maar hij ging niet met een minuut weg, maar bleef veel langer. Toen hij ui den Aprilnacht langzaam te rugreed, dacht hij ernstig na. „Ik geloof toch, dat ik gelijk heb. De ke rel is verliefd op haar". Hij had dwsoluut ongelijk, maar de dap pere sergeant was zelf in 'n min of meei sentimenteele bui, al gold 't niet Christian Cunninghame, en zag daardoor de dingen door een gekleurden bril. Toen hij 't kruispunt naderde, waar 't voetpad naar Barnethan samenkwam met den wat breederen weg naar Carclay, hol den twee honden blaffende den weg op en zijn paard schrok. „Kom hier Wag, hier Tartar", riep 'n ge biedende vrouwelijke stem. Nu ontdekte hij een vrouwenfiguur, zit tend op een steenklomp aan den kant van den weg. Hij hield de teugels in en groette op militaire wijze. ,,'t Kan op dezen tijd van den dag nie mand anders zijn dan Christian Cunning hame", zei hij met een vermanende hoofd beweging. „Dat kan niemand zijn, dan David Van brugh", antwoordde zij, „op een paard, dat tweemaal zoo groot is, dan van ieder ander, en haast nog niet sterk genoeg is, voor zijn gewicht". „Wat doe je in 's hemelsnaam hier?" vroeg hij, terwijl hij zijn zweep plagend voor de snuffelende neuzen van Wag en Tartar zwaaide. „Niets", verklaarde ze lachend. „Ik wa> in een slecht humeur en kon niet slapen, dus ging ik uit. En mijn belooning is, dat ik den vermaarden Vanbrugh van de bere den politie ontmoet heb, die er zoo ge schokt uitziet als een plattelandsche oude vrijster. Je bent erg grappig, als je pro beert zedig te kijken". „Ik ben naar Barnethan geweest", zei hy botweg. „Warwick is een oude kameraad van me". „HeuSch? Hoe interessant", was 't onver schillige antwoord. Vanbrugh leunde voorover in 't zadel en poogde den afgewenden blik van 't meisje op te vangen. „Hij is een door en door goede kerel", vervolgde hij ernstig, „en hij heeft vreese- lijk 't land over die adergeschiedenis. Hij is bereid alles te doen, wat in zijn macht is je tegemoet te komen, op wat voor manier ook. Maar nu maak ik her er niet beter op", eindigde hij berouwvol. „Neen, dat doe je zeker niet", antwoord de het jonge meisje met kalme minachting, en terwijl ze haar honden floot, kwam de bezitster van Carolay overeind en was spoedig uit 't gezicht. HL Een paar dagen later, zag Christian Cun ninghame, terwijl zij haar oogen met de hand tegen de stralen der ondergaande zon schouderde gestalte, de helling links van den zaagmolen beklimmen. „Goeden avond, juffrouw Cunninghame", sprak hij .toen hij dicht genoeg genaderd was, om zich verstaanbaar te kunnen ma ken. „Kan ik u een oogenblik spreken?" „Zeker", antwoordde ze rustig. Ze stond naast de deur van haar blok hut. maar vroeg hem niet binnen te komen. En hij wist en voelde weer duidelijk, dat zijn aanwezigheid niet gewenscht was. Toen hij haar van zoo dichtbij zag, vond hij haar toch onmiskenbaar knap, maar op dit oogenblik was er een harde uitdrukking op haar gelaat. „En, meneer Warwick", zei ze, na eenige minuten stilte, „wat hebt u mij te zeggen?" ,,'t Is ik zou u over de mijnen willen spreken". „Welke mijnen?" ^j| (Wordt vervolgd). j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12