De versiering
van Londen.
De catastrophe van het luchtschip „Hindenburg" te Lakehurst. Het oogenblik,
waarop de ontzettende explosie plaats had. Deze toto werd radiografisch naar
Engeland overgeseind en van daar per vliegtuig naar Nederland aebracht
Ook hat .East End" van Londen blijft niet achter In verslering
voor de aanstaande kroningsfeesten. Een aardig kijkje in een
der straten
De heer Plesman. directeur van de K.L M in gesprek met den -gezagvoerder
van het bij Athene gestrande vliegtuig .Kievit", den heer J. J. Moll, die Vrijdag
met de passagiers van dit toestel en andere leden der bemanning met de
.Soerwer* od Schiohol aankwam
De Tsjecho-Slowwaksche minister van Onderwijs, dr. E. Franke, die in
ons land vertoeft, bracht Vrijdag een bezoek aan een der H B.•Scholen
te Den Haag, waarbij ook minister prof. dr. Slotemaker de Bruïne
tegenwoordig was
De Londensehe warenhuizen wedijveren in het aanbrengen van
kostbare decoraties ter gelegenheid van de komende groote
festiviteiten. Een der fraai versierde gevels
Tijdens zijn bezoek aan Polen tot het voeren van handelsbesprekingen werd
aan minister Gelissen door de Industriekamer van Warschau een dejeuner
aangeboden. De minister gedurende de besprekingen
De Prinsesjes Elisabeth en Margaret Rose verlaten Westminster Abbey
te Londen, na er deelgenomen te hebben aan een repetitie voor de
aanstaande kroningsplechtigheid
FEUILLETON
>DE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
„Neen, ouwe jongen, wees maar gerust",
antwoordde de man en schudde stevig de
kJeine vuile hand, die hem werd toege
stoken.
„Mag ik eens bij u komen?" vroeg het
kind verder.
„Zeker, wat mij betreft, mag je."
Gaddy ging er met een vaart van door en
haalde juffrouw Cunninghame in, juist op
't oogenblik, dat Warwick in een bocht van
den weg uit het gezicht verdween.
„Zeg Chris, waaom ben je zoo kortaf te
gen hem?" vroeg de jongen, wat ontevre
den, toen hij naast zijn gezellig voorthup-
pelde. „Ik geloof achteraf, dat het een leu
ke vent is."
„Onzin Gaddy, je begrijpt 't niet", was
het korte antwoord. „En ik wou dat je
niet meer dan heelen dag uitbleef, zon
der thuis te komen eten. Milly en ik zijn
erg ongerust over je geweest."
„Ik ben een eind de rivier afgezakt,
op een boomtsam 'n fijn vlot. Weet je,
ik geloof dat ik. als ik groot ben, zeeman
wordt, voegde hij er bespiegelend aan
toe.
„Ik dacht dat je in de mynen wou wer
ken!" zei ze, met een zonnigen lach op hem
neerziend, want ze was dol op Gaddy en
haar slechte humeur of „Iersche buien",
zooals Gaddy ze noemde, duurden zelden
lang.
„Ik zou half in de mijnen kunnen werken
half zeeman worden", ging hij voort, na
een poosje te hebben nagedacht.
„Neen, neen jongeling. Als je iets gron
dig wilt doen, moet je er al je tijd aan ge
ven, en niet de helft", antwoordde ze. „En
zelfs dan", voegde ze er met een zucht aan
toe, „is 't nog niet eens zeker, dat je 't hoog
ste zou bereiken."
„Natuurlijk kunnen meisjes niet meer
dan één ding tegelijk doen", was 't troos
tende antwoord. „Maar mannen zijn an
ders."
Vijf minuten later bereikten zij een
scherpen bocht in het rotspad en kwamen
in een groote ruimte, die tusschen de den
nen was op^ngekapt aan den voet van een
berghelling. Aan het verste eind vernauw
de die ruimte zich tot een ruw pad, dat
schuin naar boven liep tusschen de hutten
der mijnwerkers door, op 't laatst over
ging in 'n gewoon smal voetpad en verlo
ren ging in de laatste zonnestralen, die al
les baadden in 'n donker geel-goud en
karmozijn waas, tot duizenden mijlen ver.
Het kleine mijnwerkerskamp van Caro-
lay zag er beslist schilderachtig uit in de
zen lichtkrans van den zonsondergang. De
ruwe hutten, de verschillende galarijen in
de rotswanden gegraven, de aardige klei
ne zaagmolen, die in beweging gebracht
werd door een levendig, klein stroompje
dat van ver boven in de bergen kwam; de
zakken ongesmolte nmineralen, die waren
opgestapeld en wachtten op vervoer naar
Tarfakness alles scheen overgoten met
een rood-gouden -gloed. Zelfs de mijnwer
kers, die hier en daar bezig waren met de
bereiding van hun avondmaal, hadden iets
romantieks, niettegenstaande hun vuile en
modderige plunje.
Aan de. deur van een der grootste wo
ningen, stond een forsche, gemoedelijk uit
ziende vrouw, die een poging deed om ern
stig te kijken, toen zij Gaddy zag.
„Schaam je, jongeheer Gaddy," begon
ze. „De juffrouw en ik hebben ons zoo on
gerust gemaakt, we dachten dat je voor
goed weg was, dood of nog erger. Er ge
beurt nog eens wat met je, wat ik je zeg!"
„Poeh", antwoordde de jongeheer min
achtend, toen hij langs de omvangrijke ge
stalte sloop en het huis binnenliep. „Wat
dacht je, dat er met me kon gebeuren? Ik
ben heelemaal niet zoo'.< jochie!"
Toen, met een ernstigen blik naar Chris
tian hernam ze: „Je ziet er ontdaan uit,
mijn kind. Wat is er? Is je iets overko
men?"
„O niets", antwoordde het meisje vrij
kort.
„Nou, juffrouw Chrissie wees nu niet
zoo snauwerig tegen je oude kindermeid,
die je vanaf je kindsheid kent en al haar
plannen om een eigen winkel te beginnen
er aan gaf, om met je mee te gaan hier
heen. Maar ik zie dat er iets is, en als je
me 't niet wilt vertellen, nou dan kan
niemand er iets aan doen."
„Milly", zei het meisje haastig, „ik heb
hem gezien."
„Wie gezien, mijn-iiefje?"
„De Engelschman, die Barnethan gekocht
heeft."
„Is 't waar?" riep de oude vrouw, met
opgeheven handen, „en wat voor iemand
is 't?"
Het meisje wierp haar mutc af en streek
met de vingers door haar donkerblonde
krullen.
„Hij ziet er niet onknap uit", verklaarde
ze met gefronst voorhoofd, „en hij is on
getwijfeld een gentleman. Maar o, Milly,
ik ben er toch zeker van, dat hij uitermate
onsympathiek is en ik hoop
„Dat vind ik gemeen van je, Chris", on
derbrak Gaddy heftig. „Ik houd van hem,
en ik geloof, dat hij een verbazend goeie
vent is en.
„En jij bent maar een dwaze, kleine jon
gen", beet Christian hem op een verplet
terenden toon toe; „en wil je nu maar da
delijk je gezicht en handen gaan wasschen
en aan tafel komen?"
Plotseling werd de deur ruw openge
gooid en twee honden renden naar binnen:
de eene was een bastaard mastiff en de
andere een volbloed Iersche terier, respec
tievelijk luisterend naar de namen „Wag"
en „Tartar".
Tartar was erg trotsch op zijn onge
schonden stamboom en bejegende den bra
ven Wag minachtend, omdat hij wist dat
hij geen volbloed mastiff was.
Toen het avondmaal afgeloopen was, liep
Christian naar een ruw gebouwde veran
da, die vanuit de zitkamer aan den achter
kant van 't huis liep en wierp zich in
een lagen schommelstoel, de honden en
Gaddy om haar heen gegroepeerd.
„Ik heb „mottige Sammy" vandaag ge
zien", deelde de jongen haar na een
oogenblik van stilzwijgen mede. „Hij vroeg
hoe het met je ging en zijn gezicht was
heelemaal rood en gevlekt. Ik geloof, dat
hij jou wilde spreken, Chris."
„Ik wou, dat je niet zoo onnoozel w-*",
was 't onverwacht scherpe antwoord, en
waarom noem mijnheer Owen niet bij
zijn eigenlijken ^m inplaats van die
dwaze ordinaire i_ »^am!"
„Iedereen noemt em zoo...." ant
woordde hij beleedigd. En ik moet zeg
gen, Chris, dat je vanda een echte bul
lebak bent: zeker met je -erkeerde been
uit bed gestapt vanmorgen? Je bent even
onhandelbaar als ouwe Milly, a.,Qen erger,
omdat je er nog zoo'n stijfkop bi„ bent."
En Gaddy ging wrevelig, zonder zich in
't minst te haasten, naar bed.
n f
Intusschen vervolgde Warwick zijn weg
naar de „Barnethan" mijnen. Zelfs op de
zen mooien Aprilavond was de aanblik vrfj
troosteloos.
De ruwe ontginning werd overschaduwd
door een sombere, onregelmatige klip, die
overgroeid was met dooreengestrengelde
grassen, en stug kreupelbosch. Afgesloten
van den gloed der ondergaande zon, ver
wekte deze sombere plaats bij Warwick,
die er anders een levendige verbeeldings
kracht op nahield, een koude rilling.
Twee opvallend nieuw 'Ji*?.iende hutten,
gebouwd van ruw gehakte boomstammen
en half verborgen achter een vooruitste
kende rots, waren de eenige teekener. van
menschelijk leven, in dit wilde «n droef
geestige oord.
Uit den schoorsteen van een dezer hut
ten krulde zich een zwakke rookkolom
langzaam en-bijna loodrecht omhoog, want
de wind was gaan iiggw, ar oewoog zich
nauwelijks »en 'oh.1.
vei;';ïgd).